De Here Jezus verteld een gelijkenis Over de verloren zoon,
gaat dit verhaal Die vroeg vader, mag ik alvast mijn erfenis Ik bedoel
mijn deel, geef het mij maar allemaal.
Met pijn in het hart, gaf vader
hem zijn deel Mijn zoon, blijf toch hier Niets ontbreek je, er is
zoveel Maar neen, hij vertrok, hield van het plezier.
En op een zekere
dag, reisde hij naar een ver land Dit was pas leven, wat een weelde Hij
strooide met geld, door hoogmoed overmand Er kwam geen einde aan, tenminste
dat was, wat hij zich verbeelde.
In de Bijbel staat, dat hij zijn geld
verkwiste Door overvloediglijk te leven Nu pas bleek, hoe hij zich
vergiste Zijn rijkdom was voorbij, het duurde maar even.
En in dat
land kwam een grote hongersnood Hij had niets meer om te
verteren Varkenshoeder werd hij toen, maar had geen brood O, wat was dit
ontberen.
Hij begeerde het voer van de varkens te eten Vrienden had
hij niet meer, niemand gaf hem iets Hij dacht ik verga van de honger, als
mijn vader dit zou weten Zijn knechten leven in overvloed, en ik heb
niets.
Hij kreeg berouw, en kwam tot inkeer En dacht, ik ga terug naar
mijn vader En zal hem zeggen, vader uw zoon waardig ben ik niet meer Zo
keerde hij huiswaarts, al nader, en nader.
Van verre zag zijn vader hem
al aankomen Was dat zijn zoon, kwam hij daar echt aan? Dit deed zijn
hart,vol met liefde overstromen En snelde hem tegemoet, kon niet meer blijven
staan
En viel hem om zijn hals, en kuste hem Toen sprak de zoon, mag
ik als een van uw dienstknechten zijn vader Maar vader sprak tot zijn
dienstknecht, met vreugdevolle stem Breng het beste kleed, en een ring aan
zijn hand, en schoenen nader.
En laat ons het gemeste kalf slachten En
laten we eten en drinken, en vrolijk wezen Want wat wij niet meer durfden
verwachten Mijn zoon was dood, maar is weer weder levend geworden, zoals we
lezen.
Hij was verloren, maar is gevonden Als dit nu eens een les voor
ons mocht wezen Zo mogen wij ook tot Jezus gaan, vergeving vragen voor onze
zonden Want Hij is zo goed zo groot, zo trouw Zijn naam zij eeuwig
geprezen.
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon
gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige
leven hebbe.
Johannes 3:16
Lukas 2.
1 En het geschiedde in diezelfde dagen, dat er een gebod uitging van den Keizer Augustus, dat de gehele wereld beschreven zou worden.
2 Deze eerste beschrijving geschiedde, als Cyrenius over Syrië stadhouder was.
3 En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad.
4 En Jozef ging ook op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, tot de stad Davids, die Bethlehem genaamd wordt, (omdat hij uit het huis en geslacht van David was);
5 Om beschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was.
6 En het geschiedde, als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zoude.
7 En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en leide Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg.
8 En er waren herders in diezelfde landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde.
9 En ziet, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met grote vreze.
10 En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal;
11 Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids.
12 En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe.
13 En van stonde aan was er met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende:
14 Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.
15 En het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar den hemel, dat de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en laat ons zien het woord, dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd.
16 En zij kwamen met haast, en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende in de kribbe.
17 En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord, dat hun van dit Kindeken gezegd was.
18 En allen, die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders.
19 Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende die in haar hart.
20 En de herders keerde wederom, verheerlijkende en prijzende God over alles, wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was.
21 En als acht dagen vervuld waren, dat men het Kindeken besnijden zou, zo werd Zijn Naam genaamd JEZUS, welke genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was.
22 En als de dagen harer reiniging vervuld waren, naar de wet van Mozes, brachten zij Hem te Jeruzalem, opdat zij Hem den Heere voorstelden;
Stille nacht
Heilige nacht
Davids Zoon
Lang verwacht
Die miljoenen eens zaligen zal
Werd geboren in Bethlehems stal
Hij der schepselen Heer
Hij der schepselen Heer.
Gezegende kerstdagen en een voorspoedig nieuwjaar.
Een plons in het water, golvende kringen, en dan was het water weer stil. Kleine luchtbellen kwamen naar boven. Een zendeling stond aan de oever van de Indische Oceaan en tuurde in de diepte. Eindelijk - daar kwam een donker hoofd boven water en twee lachende ogen keken hem tegemoet.
De oude parelvisser schudde het water van zijn nog lenige lichaam.
"Wat kun jij duiken, Rambau!" riep zendeling David Morse die hier gekomen was om aan de mensen de blijde boodschap te brengen van redding door Christus Jezus. "Kijk deze maar eens, Sahib" (=leraar) zei Rambau en nam een pareloester van tussen zijn tanden. Hij opende hem - daar lag een glanzende parel op zijn hand.
"Wat een mooie!" "Ach", zei Rambau, "hij is goed, maar er zijn betere parels, veel betere. Kijk, hier ziet u een paar foutjes. Weet u, gisteren sprak u met mij over God. Maar ik ben en blijf een Hindoe. Wij moeten erg veel doen om bij God te komen. Zoals deze parel kleine foutjes heeft, zo heb ik veel fouten en zonden. Deze moet ik eerst goed maken en ervoor boeten".
"Beste vriend Rambau, God biedt aan elke zondaar, die aan Hem zijn fouten en zonden belijdt, volle vergeving, ieder die met berouw tot Hem komt en de Here Jezus Christus aanvaardt als zijn Verlosser, wordt aangenomen als een kind van God. Begrijp je dat?"
"Nee, Sahib, zoals ik u al meer zei: Dit gaat me te gemakkelijk. Misschien ben ik te trots, maar ik wil ervoor werken om een plaats in de hemel te krijgen. Ik ben van plan, voor mijn zonden een pelgrimstocht naar Delhi te maken en zo hoop ik, Gods barmhartigheid te zullen verdienen."
"Rambau, misschien kun je die lange reis niet eens volbrengen. Vandaag is het de tijd van Gods genade; morgen kan het al te laat zijn. Bovendien, Gods genade kunnen we niet verdienen, want Hij wil het geven. Gods Zoon, Jezus Christus, heeft geleden op het kruis en alles volbracht wat nodig is voor onze redding. God wenst alleen dat we onze zonden aan Hem vertellen en dan geloven dat Zijn Zoon de schuld betaaid heeft voor zondaars die tot Hem komen. Hij is de enige Redder. Buiten Hem om gaat het niet. Dan ga je onherroepelijk verloren." Maar Rambau schudde het hoofd en ging naar huis.
En alles wat Morse, hoe vaak ook, tot de parelvisser zei, hielp niets. Hij wilde Christus niet aanvaarden. Toch werden ze vrienden, de zendeling en de oude visser.
Op een dag kwam Rambau bij de prediker op bezoek. Hij had een doosje bij zich en zei: "Sahib Morse, hierin zit één voorwerp. Ik wil u hierover vertellen. Ik had een zoon. Hij was ook een duiker. Hij was de snelste parelvisser aan de Indische kust. Hij had het scherpste oog en de langste adem. Hij kon 30 meter diep duiken. Hij was de vreugde van mijn hart. Altijd droomde hij ervan, nog mooiere parels te vinden. En werkelijk, eens op een dag vond hij wat hij zocht. Maar die schelp was bijna onbereikbaar - zo diep en zo vast tussen de rotsspleten. Hij haalde hem boven, maar... hij was te lang onder water gebleven, zijn hart had te veel geleden. Kort daarna stierf hij."
De oude man boog zijn hoofd en een ogenblik ging een korte siddering van diepe smart door zijn lichaam... "... Jarenlang heb ik deze parel bewaard. Maar nu ga ik naar Delhi en kom misschien niet meer levend terug. Nu geef ik hem aan u, mijn beste vriend."
Het was één van de grootste parels die hier ooit gevonden waren, er lag een wonderlijke glans overheen. De zendeling bekeek hem aandachtig en stil. Hij was even sprakeloos. "Rambau, wat een parel!" "Ja, deze wonderschone parel is foutloos", antwoordde de Indiër.
Nu kwam de zendeling op een gedachte en zei: "Laat me deze wondere parel van je kopen. Ik bied er duizend dollar voor." Stram richtte de man zich rechtop. Ernstig en streng antwoordde hij: "Sahib, deze parel is onbetaalbaar. Geen mens ter wereld heeft genoeg geld om te betalen wat deze parel mij waard is. Ik wil hem niet verkopen, ik wil hem u alleen geven als een geschenk."
"Nee, Rambau, hoe graag ik hem ook wil hebben - ik kan hem niet aannemen. Misschien ben ik te trots, maar aannemen vind ik te gemakkelijk. Ik wil ervoor betalen of ervoor werken." "Begrijpt u dan niet, of wilt u het niet begrijpen, Sahib - mijn enige zoon gaf zijn leven om deze parel te verkrijgen. Haar waarde bestaat uit het levensbloed van mijn lieve jongen. Ik kan hem niet verkopen - alleen maar schenken. Neem hem aan als een bewijs van de liefde die ik voor u heb."
"Rambau", zei Morse langzaam, "ik gebruikte de woorden, die jij tegenover God gebruikt hebt."
De duiker keek de prediker lang en onderzoekend aan en langzaam, langzaamaan begon hij het te begrijpen.
"God biedt u het heil aan als een gratis gift, kosteloos. Het is zo groot en onbetaalbaar, dat geen mens op aarde het zou kunnen betalen. Het heeft aan God het levensbloed gekost van Zijn eniggeboren Zoon om de toegang tot de hemel vrij te maken. Door pelgrimsreizen van duizenden kilometers zou je Gods genade niet kunnen verdienen. Maar Hij gaf daarvoor vrijwillig Zijn geliefde Zoon in de vreselijke dood aan het kruis. De liefde van God en Zijn verlossing voor zondaars zoals jij en ik kunnen we alleen maar gelovend en dankend aannemen.'
Het werd licht in het hart van de oude parelvisser. "Nu begrijp ik het", zei hij, keerde zich om en liep peinzend weg. Na een uur kwam hij terug en zei: "Ik wacht niet langer, maar ik wil nu, zoals ik ben, tot God komen. Ik kan niets verdienen, want ik sta bij Hem in de schuld. Als een verloren mens wil ik die onbegrijpelijke liefde van God aannemen en Hem en Zijn Zoon Jezus Christus daarvoor danken."
Dit verhaal is waar gebeurd. Wanneer u dit een duidelijke illustratie vindt van het aanbod van Gods liefde, wilt u dan nu ook tot Hem gaan? Wat zal uw antwoord zijn? Een nee of een heilig ja? Het gebeurde toen, het gebeurd ook vandaag nog steeds weer, en nu kan het bij u gebeuren. Dit kan het moment voor u zijn... Het ligt aan uw keuze !
Ik ben Teunis
Ik ben een man en woon in Kamperveen (Nederland) en mijn beroep is Vleeskalverenhouder.
Ik ben geboren op 25/11/1953 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Gedichten schrijven.
Iets over mezelf vertellen? vind ik niet zo gemakkelijk, maar als ik op een ander (zijn, haar) site kom vind ik het altijd leuk om iets over die persoon te lezen.
Geïnteresseerd? lees dan verder op mijn blog.(Iets over ons)