Een gedichtje of verhaal, Het staat hier allemaal Wie hier als vriend naar binnen gaat, komt nooit te vroeg maar steeds te laat
31-05-2006
Hallo
Dear bezoek(st)er to well news ' Evangelie'betekent ' here simple gedichtjes, and recover them persevere, hope I that a lot of people, here what. I wish, a pleasant stay on this blog, and much heil and blessing for the new year you.
God maakte Adam uit het stof maar ik was eerder tot zijn lof. Ik was dus eerder dan die man, beantwoordend aan Gods heilig plan. Zo werd ik dan een levend wezen, Adam heeft mij mn naam gegeven. Toen heb k me van hem afgewend, en nooit meer iets van hem gekend. Mijn Makerwet heb ik voldaan, en ben er nooit van afgegaan. Ik reis in angst soms zeer ver henen, en op aard ben ik zelden verschenen. Ook heeft God door zijn grote kracht, een levende ziel in mij gebracht Toen is de ziel weer opgeëist en zonder ziel benk doorgereisd. En van de ziel nu weer ontlast, ben k zo ik eens geschapen was. Ik reis wel eens naar verre stranden, maar zonder ziel, voeten of handen. Verkeerd of goed gaat mij te boven. de Bijbel kan ik niet geloven. Hoewel mijn naam er plaats in kreeg, zijn alle woorden voor mij leeg. Geen angst des doods zal mij ooit kwellen, maar vreugde zal ik ook nooit kennen. Als dit verhaal u vreemd mag wezen ga dan met spoed uw Bijbel lezen Ik verzeker u zonder schromen u zult me vier keer tegenkomen..
Mocht u het antwoord weten, gelieve hier niet onder te zetten!
Er waren eens 2 schoolvrienden die allebei rechten gingen studeren. De ene vriend had het fijn op school en haalde goede resultaten. De andere vriend had het minder. Hij zakte voor school en viel terug in de drank en criminaliteit.
Op een gegeven moment werd hij gearresteerd en voor de rechter gebracht. De rechter bleek echter zijn oude schoolvriend te zijn. Iedereen wachtte gespannen af wat de rechter zou doen. Zou hij in voordeel van zijn vriend recht spreken of zou hij zijn vriendschap vergeten en zijn vriend keihard laten straffen?
Even later kwam de rechter tot een uitspraak. Hij gaf zijn vriend een paar maanden celstraf, de rechtvaardige straf, maar zat hem zelf uit.
Dat is ook liefde. De rechter offerde zichzelf op uit liefde voor zijn vriend. Zo is het ook met Jezus
Het was in het jaar 1927 dat in de USA de grote crisis begon. Een jonge man, pas getrouwd, vertrok naar de stad om daar werk te gaan zoeken. Door de stad stroomde een rivier waarover een spoorbrug gebouwd was. Aan de ene zijde was een brugwachtershuisje gebouwd, waarin de brugwachter zat. Hij deed de brug open wanneer er schepen door moesten varen. De jonge man solliciteerde naar dit baantje en werd aangenomen.
Met veel liefde deed hij dit werk. Na enige tijd werd in het gezin van deze brugwachter een zoontje geboren die zij Gray noemden. Toen Gray acht jaar was, nam zijn vader hem voor het eerst mee naar de brug en zei tegen hem:Ik wil je laten zien hoe de brug werkt.Het was een grote belevenis voor de jongen om te zien hoe alles werkte. Voor ze in het wachthuisje waren, moesten ze over een smalle plank lopen, waaronder het mechanisme van de brug was. De hele morgen had Gray zitten kijken hoe de zeilschepen onder de brug doorvoeren en de treinen eroverheen reden.
De middagpauze kwam. Vader zei tegen hem:We gaan naar beneden om ons brood op te eten.Terwijl ze zaten te eten, het was twaalf minuten voor twee, hoorde vader plotseling de fluit van de trein. De tijd was zo spoedig voorbij gegaan, samen met zijn zoon, dat hij de trein even vergeten was. Vader sprong op en zei tegen Gray:Blijf jij hier zitten, ik ren naar boven om de knop in te drukken zodat de brug naar beneden zakt en de trein erover heen kan gaan.Hij had net de knop ingedrukt, waardoor de raderen in beweging kwamen en de brug naar beneden kwam, of hij hoorde een luide schreeuw van zijn zoon Gray:Vader, help mij!Het was de brugwachter niet opgevallen dat de kleine Gray hem was nagelopen. Toen de jongen over de smalle plank liep, was hij zijn evenwicht verloren en naar beneden gevallen. Hij was op het grote stalen kamrad gevallen, waarvan de raderen weer in een ander rad grepen. Vader zag hoe zijn kind steeds dichter bij de in elkaar grijpende tanden van de raderen kwam.
In een fractie overlegde hij wat te doen. Zijn zoon redden en de knop weer indrukken zodat de brug open bleef staan, of Plotseling dacht hij aan de vierhonderd passagiers in de trein. Hij moest een beslissing nemen. Zijn zoon redden, of die vierhonderd mensen, die anders allemaal de dood zouden vinden in de rivier. Terwijl hij daarover dacht, hoorde hij weer een schreeuw van zijn zoon, maar de vader zei dat hij nu niet zijn vaderhart mocht laten spreken, omdat hij die mensen redden moest. Hoe vreselijk het ook was, maar hij moest zijn zoon laten sterven. Hij hoorde zijn zoon Gray schreeuwen toen hij gedood werd door de in elkaar grijpende tanden van de kamraderen.
Op dat moment stond de brug in goede positie voor de aansnellende trein. Het hart van de vader was verscheurd en hij schreeuwde het uit. Toen kwam de trein voorbij. Hij zag de conducteur die op zijn horloge keek. Hij zag een man in de trein zitten die zijn pijpje rookte. Een ander las in zijn krant. In een volgende wagon zag hij mensen bij elkaar staan, zij maakten grappen en lachten. Sommigen aten een ijsje. En oh, hij ging bijna door de grond hij zag een jongen die er precies zo uitzag als zijn eigen zoon. De vader had wel voor het raam willen gaan staan en uitroepen:Mensen, kinderen, beseffen jullie dan niet dat dit mijn eigen zoon zijn leven heeft gekost?Maar zij hadden geen enkel vermoeden van wat daar beneden had plaatsgevonden. En daarom bewoog het hen helemaal niet. Daarom was ieder bezig met zijn eigen dingen.
De vader zei:O, hadden deze mensen er maar een voorstelling van hoeveel het mij gekost heeft om deze trein door te laten gaan en hun leven te redden.
Dit verhaal is waar gebeurd en ik hoor het u al zeggen:Dat is toch wel een wonderlijke liefde.Nou, dat mogen we ook wel zeggen. Ieder die dit leest moet begrijpen hoe het hart van deze brugwachter heen en weer is geslingerd. Met wat voor een gevoel hij al deze mensen heeft bekeken die er totaal geen weet van hadden hoe groot het offer was geweest dat die vader en die zoon gebracht hadden om die mensen te kunnen laten leven.
Maar u had het misschien al vermoed, dit verhaal staat niet op zichzelf. Het is niet alleen waar gebeurd, het is ook een prachtige verwijzing. Het doet ons namelijk denken aan hetgeen de apostel Johannes gezegd heeft:Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn enig geboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem (Joh. 4:9).
En de bekende tekst uit Johannes 3:16: Want alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft opdat een ieder die in Hem gelooft niet verderven, maar het eeuwige leven hebben.
Het is net als in het verhaal van de brugwachter. Al weet en beseft een mens helemaal niet dat er zo'n groot offer is gebracht (nl. dat God de Vader Zijn Zoon overgegeven heeft in de dood opdat wij zouden behouden worden), toch is dat offer wèl gebracht. Nu kun je voorbeelden natuurlijk nooit helemaal toepassen op de waarheid, maar een klemmende vraag wordt toch wel duidelijk voor deze geschiedenis: Wat is mijn houding jegens die Goddelijke Vader Die Zijn Eigen Zoon liet verbrijzelen tussen de raderen van het oordeel over de zonde opdat ik van de zonde verlost zou kunnen worden? Hoe zit dat met mij, met jou, met u?
Socrates, de Griekse wijsgeer, liep eens door de straten van Athene. Plotseling kwam een man opgewonden naar hem toe en zei: 'Socrates, ik moet je iets vertellen over je vriend die...'
'Ho eens even', onderbrak Socrates hem, 'heb je datgene wat je mij wil zeggen gezeefd door de drie zeven?' 'Wat drie zeven' vroeg de man verbaasd. 'Laten we het proberen' stelde Socrates voor.
'De EERSTE zeef is de WAARHEID. Heb je onderzocht of alles wat je zeggen wilt waar is?' 'Nee, ik hoorde het vertellen en...'
'Ah juist!Dan is het toch zeker wel door de TWEEDE zeef gegaan? De zeef van het GOEDE? Is het iets goeds wat je over mijn vriend wilt vertellen?' Aarzelend antwoordde de man: 'Nee, dat niet, integendeel...'
'Hm, hm, zei de wijsgeer, 'laat ons dan de DERDE zeef gebruiken. Is het NOODZAKELIJK om mij te vertellen wat je zo opwindt?' 'Nee, niet direct noodzakelijk'.
'Welnu', zei Socrates glimlachend, 'als dat wat je vertellen wilt, niet waar is, niet goed is en niet noodzakelijk is, vergeet het dan en belast mij er niet mee.'
Een paar maanden voor ik werd geboren ontmoette mijn vader in de plaats waar hij woonde een vreemdeling. Mijn vader raakte meteen geboeid door die vreemdeling en nodigde hem na een tijdje uit om bij hen thuis in te trekken. De vreemdeling voelde zich weldra thuis en was al helemaal ingeburgerd toen ik enkele maanden later geboren werd.
Ik groeide op en ik vroeg me nooit af wat hij eigenlijk deed in ons gezin. In mijn kinderlijke gedachtewereld had ieder zijn eigen plaats. Mijn broer, Bill, die vijf jaar ouder was dan ik, was mijn voorbeeld. Fran, mijn jongere zus, gaf mij de gelegenheid om zelf een "grote broer" te zijn en ontwikkelde in mij de kunst om te plagen. Mijn ouders vulden elkaar perfect aan: mama bracht mij de liefde bij voor Gods Woord en mijn vader leerde mij om het te gehoorzamen.
Maar de vreemdeling was onze verhaaltjesverteller. Hij kon de meest fantastische vertellingen opdissen. Avontuur, geheimzinnigheid, humor... het maakte allemaal deel uit van zijn dagelijks repertoire. Hij kon heel ons gezin elke avond uren geboeid houden.
En wanneer ik iets wilde weten over politiek, geschiedenis of wetenschap dan kon ik altijd bij hem terecht; hij wist alles. Hij kende het verleden, begreep het heden en hij leek soms de toekomst te kunnen voorspellen. De beelden die hij ophing waren zo levendig dat ik er de ene keer mee moest lachen en de andere keer bij kon huilen.
Hij was een vriend voor het hele gezin. Hij nam mijn vader, mijn broer Bill en mij mee naar onze eerste grote voetbalmatch. Hij moedigde ons aan om nieuwe films te gaan bekijken en zorgde er zelfs voor dat we verschillende filmsterren konden ontmoeten. Mijn broer en ik kwamen diep onder de indruk van sommigen van die persoonlijkheden.
De vreemdeling was zelfs een beetje opdringerig in onze gesprekken. Vader scheen dat niet zo te storen maar moeder stond soms op terwijl hij aan het vertellen was over allerlei vreemde plaatsen en ze trok zich dan terug op haar kamer om haar Bijbel te lezen en te bidden. Ik vraag me zelfs af of ze nooit in stilte bad dat die vreemdeling uit ons leven zou verdwijnen.
Want mijn vader probeerde ons allemaal wel bepaalde morele waarden bij te brengen maar onze vreemde gast scheen zich daar helemaal niet zo aan te storen. Vloeken werd in ons huis bijvoorbeeld niet getolereerd, niet voor ons, kinderen, niet voor vrienden, ook niet voor andere volwassen bezoekers. Maar onze vreemdeling liet regelmatig krachttermen horen die mijn oren deden tuiten en die mijn vader deden zuchten. Voor zover ik mij herinner werd de vreemdeling daar nooit voor terechtgewezen. Mijn vader was een geheelonthouder en er kwam bij ons geen druppel alcohol in huis, zelfs niet in de keuken. Maar de vreemdeling vond dat we alle dingen in het leven moesten leren smaken en hij prees ons bier en andere alcoholische dranken aan.
Hij zei dat sigaretten erg goed smaakten, dat een sigaar of een pijp mannelijk waren. Hij praatte vrijuit over seks. Zijn commentaren hierop spraken vaak sterk tot de verbeelding en waren soms wel vervelend. Ik weet dat mijn eerste ideeën over de relaties tussen mannen en vrouwen sterk beïnvloed waren door deze vreemdeling.
De vreemdeling begon ook vaker persoonlijke onderwerpen aan te snijden zonder zich te bekommeren om diegenen die eventueel meeluisterden. Hij hield er in zijn conversatie ook geen rekening mee dat we bijvoorbeeld zaten te eten; soms was het zelfs zo erg dat moeder van tafel weg liep.
Als ik er nu aan terugdenk dan geloof ik dat het door Gods genade was dat we niet nog meer door die vreemdeling werden beïnvloed. Keer op keer weerlegde hij de opvattingen en de waarden van mijn ouders. En toch werd hem nooit gevraagd om hiermee op te houden of om te vertrekken.
Het is nu al heel lang geleden dat die vreemdeling introk bij dat jonge gezin waar ik in opgroeide. Mijn vader is al lang niet meer zo geboeid door hem als in die eerste jaren. Maar wanneer ik vandaag bij mijn ouders op bezoek kom dan zit hij daar nog altijd op zijn vaste plaats te wachten op iemand die naar hem wil luisteren, aan wie hij zijn verhalen kwijt kan.
Hij heeft ook nooit verteld hoe hij heette. Wij noemden hem altijd bij zijn initialen: T.V.
De zeepfabrikant zei tegen de rabbi: "Wat stelt godsdienst nu eigenlijk voor? Kijk naar alle ellende en de toestand in de wereld na duizenden jaren godsdienst. Als godsdienst waarheid is, wat heeft het dan te betekenen?"
De rabbi zei niets maar nam de zeepfabrikant mee naar buiten. Daar liep een stel jongens, die van boven tot beneden onder de modder zaten. Hij zei: "Kijk daar nou eens naar. We hebben al generaties lang zeep, maar ze zijn net zo vies als varkens. Wat heeft zeep dan voor zin?"
De zeepfabrikant protesteerde: "Maar rabbi, zeep heeft alleen maar werking als ze wordt gebruikt". "Precies", zei de rabbi, "en met godsdienst is het niet anders!"
In de buurt van Wuppertal-Elberfeld (Duitsland) ligt Wiltzhelden.. .
In 1817 trouwde daar de schoenmaker Arnold Breidenbachzijn verloofde Frederike..
Tot die tijd had hij in de schoenmakerij van het leger in Keulen gewerkt en het prachtige bedrag van 200 zilveren daalders kunnen sparen..
Met dit geld kon het jonge paar een vervallen huisje met .. wat grond kopen. Ze vestigden zich hier en hier ook begon.Arnold zijn bedrijfje. Er heerste in die streek grote armoede. Het land had erg onder het geweld van de Fransen geleden. Nà hen'waren nog eens de-Russen plunderend rondgetrokken en... twee misoogsten volgden. De Breidenbachs hadden het arm..
Amold was godvrezend. Hij maakte van zijn geloof geen geheim. In het café of op de dansvloer zag men hem niet. Grappenmakers had hij ook niet tot zijn gezelschap. Nu, het is niet te verwonderen dat men hem op het dorp al gauw de naam 'de vrome Breidenbach' gaf. Als hij klaar was met zijn werk, zat hij mèestal in zijn Bijbel te lezen.
De mensen in Witzhelden glimlachten wat over het leven . . van hun schoenmaker. Wel lieten ze graag door hem hun schoenen repareren of nieuwe schoenen maken, want hij
was een vakman.
Hij verdiende een 8 gro"'Schen per dag en daar had hij genoeg aan. Ja, hij kon zelfs nog iets opzij leggen voor de spaarkous.
Vrouw Breidenbach was het met haar man eens. Ook zij vreesde God maar zij kende de Heere Jezus nog niet persoonlijk. Zover als haar man was, was zij nog niet. We zijn een paar jaar verder. Er waren kinderen geboren. Het oudste kind sliep bij de ouders in bed. Er was slechts één bed. Het tweede kind lag nog in de wieg, maar het hoofdje en de voetjes raakten de beide uiteinden van het wiegje. Moeder verwachtte haar derde.
Hoor! Wat wordt daar omgeroepen? Wat schreeuwt de. dorpsomroeper? Dat in de herberg een boeldag gehoudenzal worden. Meubelen, huisraad en nog meer zullen bij opbod verkocht worden. Vrouw Breidenbach tot haar man: 'Arnold! Dit.is een mooie gelegenheid. Ga eens een bed kopen. We hebben nu 17 daalders gespaard. Dat zal toch wel genoeg zijn.'
Zwijgend luisterde de schoenmaker naar zijn vrouw. Hij was geen man van veel woorden. Maar op de dag van de, verkoop, legde hij het werk neer, trok zijn blauwe kiel aan, nam het gespaarde geld en. trok naar de herberg Daar stakende mensen de hoofden bij elkaar want wie kwam daar binnen?
Breidenbach? Hij was daar toch nog nooit geweest! Maar nu dan toch maar voor het eerst! Nu, meester wat wilt u hier doen? ik heb een bed nodig O, er zijn bedden genoeg hier! De verkoop begon. Men kletste wat, maakte lawaai en dronk. Het eerste wat te koop aangeboden werd was een Bijbel een hele grote oude.Wel 120 jaar oud en wel 41*25 cm: gewicht 7 kg. Geen gewone Bijbel maar één met verklaringen. De meeste aanwezigen waren al door de alcohol in de greep genomen. Ze begonnen te spotten en grappen te maken, toen de Bijbel te koop geboden werd. Er werden verzen uit de Bijbel aangehaald en er werd om gelachen. Een koopman bood al 15 groschen. Hij had inpakpapier nodig.
Het hart van Breidenbach trok samen, hier werd met dát Boek gespot waar hij zoveel van hield. Hij bood een daalder. De Bijbel mocht niet voor inpakpapier gebruikt worden!wie heeft er een daalder geboden? de vrome Breidenbach! Opdrijven, schreeuwden de mensen, onder gespot en gelach bood nu de èèn, dan weer een ander en ze maakten maar grapjes. Arnold Breidenbach bood ook steeds nog, hij dacht niet meer aan het bed. Hij wilde maar Eén ding: de Bijbel redden uit de handen van die woeste spotters. Maar de prijs was al opgelopen tot 16?... Daalder. Breidenbach bood nog eens 17 daalder. Daar klonk: Eenmaal, andermaal, de derde maal! en een klap volgde.
De Bijbel was toegewezen aan Arnold en nu moest hij zijn 17 daalders betalen. Stil pakte hij de Bijbel op en ging naar huis. Thuisgekomen was natuurlijk de eerste vraag van zijn vrouw: maar wat heb jij daar toch? Een Bijbel. En waar is dan het bed? ik heb geen bed.Waarom niet?Door die Bijbel. Wat kostte die Bijbel? Zeventien daalders. Nu wat barstte toen een stortvloed van scheldwoorden los! Arnold trok zijn blauwe kiel uit, deed zijn schort weer voor en ging aan het werk. Op de verwijten en argumenten van zijn vrouw kon hij slechts antwoorden: ik kon het niet langer verdragen dat er zo over het Boek gespot werd.
Toen Arnold die avond uit de Bijbel wilde voorlezen, liep zijn vrouw de kamer uit. Die dag leek de zegen uit de woning te zijn verdwenen.
De volgende dag kwam al heel vroeg een .molenaar uit de buurt in zijn werkplaats.
Amold vroeg hem: 'Waarmee kan ik u van dienst zijn?"
De molenaar. krabbelde zich verlegen op het hoofd. 'De
zaak zit zo. Ik kom wegens de Bijbel en het bed", Toen ik
mijn vrouw gisteren het verhaal helemaal verteld had, heeft zij mij niet zo zûinig de les gelezen: 'Jullie mannen moeten altijd spotten als je gedronken hebt.' Die hele avond heeft ze me niet met rust gelaten en de hele nacht heeft ze, naar ze zei, niet geslapen. Ik moest opstaan en met de knecht een bed uit het' personeelskamertje' halen, Dat bed werd.
niet meer gebruikt. Ze heeft vers stro fijn gesneden en een nieuwe beddezak, soort matras opgevuld, 'Alsjeblieft', zei ze vriendelijk, 'neem dat bed en ga, anders krijg ik geen rust. '
Arnold heeft intussen zijn vrouw geroepen.
Ze keken beiden en vrouw Breidenbach ging al gauw naar binnen en ze deed als Petrus,
Ze... huilde!
Het bed werd van de wagen genomen en in de kamer gezet. Die avond las Arnold zijn vrouw voor uit Ps, 37: 'En verlustig u (n de Heere, zo zal Hij u geven de begeerten uws harten, Wentel uw weg op de Heere, en vertrouw op Hem. Hij zal het maken...'
Frederike ,Breidenbach overleefde haar man wel 21 jaar.
In het sterfjaar van' haar man leerde zij de Heere persoonlijk kennen.
Ik ben Teunis
Ik ben een man en woon in Kamperveen (Nederland) en mijn beroep is Vleeskalverenhouder.
Ik ben geboren op 25/11/1953 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Gedichten schrijven.
Iets over mezelf vertellen? vind ik niet zo gemakkelijk, maar als ik op een ander (zijn, haar) site kom vind ik het altijd leuk om iets over die persoon te lezen.
Geïnteresseerd? lees dan verder op mijn blog.(Iets over ons)