| hij/zij leefde als mens alleen geheel alleen in een woud hij/zij had geen een vriend hij/zij vindt zich ervoor te oud = toen kwam er een kind voorbij die zocht naar lieve mensen hij/zij begon ermee te praten en samen kregen ze wensen = toen ging hij/zij in familie
wonen hij/zij kreeg plots veel vrienden en voelde zich plots gelukkig hij/zij heeft vriendschap kunnen
vinden = big ietie |