Met de caravan door Bourgondië en verblijf in de Finistère
22-05-2016
de Aber Benoit
Deze morgen heb ik een foto genomen rond 06 uur bij maanlicht. Wie de moeite doet om ’s morgens vroeg op te staan en ’s avonds laat te gaan slapen, kan de mooiste foto’s maken. Dan is het licht het best voor fotografie. Ik heb dan mijn stapschoenen aangetrokken en bij een helder blauwe hemel en een aangenaam temperatuurtje ben ik naar de Aber Benoit gestapt, zo’n 10 kilometerjes. Aber Benoit is een diepe inham, waar de getijden sterk meespelen. En dan zien we weer de trouwe vrienden die twee keer per dag een wandeling maken met de hondjes. Ofwel doen zij een wandeling langs de zee, waarbij de hondjes hun bad kunnen nemen, ofwel stappen ze langs de duinen. Alles hangt af van het getij.
Met mijn Duitse compagnon Günter ben ik vandaag naar Bourg-Blanc gereden, naar het museum van fotografie. Het museum biedt een overzicht van zowat alle foto- en filmtoestellen, die bestaan hebben in het analoge tijdperk. Ik herontdekte de box camera die ik als kind al mocht gebruiken. De toegang is gratis en is een bezoek meer dan waard.
Vorig jaar heeft Bea een tegel gemaakt samen met de andere trouwe kampeerders van Les Abers. De tegels vormen nu een zuil, die midden op de camping staat. De strandwandelingen gaan onverminderd voort, twee maal per dag. Na de wandeling hebben Bea en Christel een uitvoerige bespreking over breien, in het Duits uiteraard. Das stricken soll weiter gehen!
Je zit in Bretagne aan zee of je zit er niet. Oesters en krabben zijn een must als degustatie of voorgerechtje. Vandaag heb ik mijn eerste oesters en krab gekocht. Ik kies voor een mannetjeskrab. De mannetjes zijn stevig, hebben meer power, zijn wilskrachtig, weten wat ze willen en hebben meer vlees. De vrouwtjes zijn futloos, zijn hol en zitten vol gebakken lucht. Bea heeft een pot heet gezouten water klaar staan en dan gaat het mannetjesbeest in het sop.
Met vijf, soms zes hondjes doen we wandelingen in de duinen of op het strand. De weergoden hadden regen voorspeld, maar we kregen waar voor ons geld. De regen kwam maar even heel kort opzetten. Hond en mens genieten van de gezonde zeelucht. Onze Diarmuid beleeft andermaal de tijd van zijn leven.
Maandag 16 mei zijn we in alle vroegte vertrokken. Na 600 kilometertjes stonden we op de camping “les Chevaliers” in Normandië, Villedieu-les-Poêles, op 20 kilometer van de Mont Saint-Michel. Na een nachtje zijn we dan 300 kilometer verder doorgetrokken naar Bretagne, departement Finistère, naar Landéda. Zoals meerdere jaren staan we op camping Les Abers, waar we meer dan welkom zijn en als trouwe bezoekers behandeld worden. Het werd een weerzien van vele vrienden. We staan met de achterkant van de caravan vlak aan de zee, beschut tegen de gevreesde Bretoense winden. Er volgen nog vele foto’s van de zee. Hier zie je onze installatie en er staan twee molentjes van Scherpenheuvel bij, nog nooit gezien in Bretagne!
Oef, we zijn nu thuis. De caravan wordt onder handen genomen. Het tuin wordt bijgewerkt. Dan is het nu aftellen voor het vertrek naar Bretagne, naar de Finistère, naar Landéda. Landéda ligt op het uiterste westelijk punt van Bretagne, ten noorden van Brest. Het is de pays des Abers. Een aber is een soort meander, een stukje zee die het land in trekt. De getijden zijn overal sterk aanwezig, ook in het Abers, zelfs 15 kilometer landinwaarts.
Ik neem de draad terug op rond 16 mei. Volg mij maar.
Vandaag konden de stapschoenen terug aan de slag. We stapten een 12-tal kilometertjes langs de Aisne en het Canal des Ardennes naar het dorpje Givry-sur-Aisne. Alle foto’s zijn gemaakt met een polarisatiefilter, 45° gedraaid en vaste lens 50 mm Nikkor. Aan het veldkapelletje in Givry stond een Bretoen doedelzak, cornemuse, te spelen. Hij deed echt zijn best en de decibels waren er ook bij. Het doet vreemd aan een eenzame doedelzakspeler tegen te komen midden in het veld, en dan nog een Bretoen! Onze rondtrip door Bourgondië van iets meer dan een maand zit er zo goed als op. Binnen enige tijd staat de neus van de caravan richting Vlaanderen. We zullen dan over Poix-Terron, Charleville-Mézières, Rocroi, Couvin, Charleroi, Brussel en Antwerpen naar huis rijden. Als we wilden, konden we gans Frankrijk of een groot stuk van Europa rond reizen. We hadden dan heel veel asfalt gezien en we waren een maandpensioen armer aan brandstof. Bewust hadden we er voor gekozen om stil te staan bij een streek, die niet al te ver van Vlaanderen ligt. Vlaanderen heeft immers historisch een band met Bourgondië. Door neer te strijken in een minder toeristisch gebied en er enige tijd te blijven, maakten we kennis met het échte Bourgondië, met de streek, de cultuur en het volk. De caravan wordt klaar gemaakt voor een volgende trip, eentje waar we al maanden naar uitzien. We trekken naar ons tweede verblijf, naar het uiterste westelijke punt van Bretagne, de Finistère, 900 km ver. V 200 gaat ook mee. En wie zin heeft om virtueel mee te reizen samen met de V 200, mag naar Duitsland. Einde augustus doen we een rondreis langs de grenzen van Duitsland volgens de wijzers van de klok. Ik ben bezig met de voorbereiding van een trip via de Lüneburger Heide, over het schiereiland Usedom (tegen Polen), Brandenburg, het Bayerische Wald, naar Berchtesgaden tegen Oostenrijk. Na Bayern komt Baden-Württenberg. Ik lees veel boeken over de streken, scherp mijn Duitse taal aan, selecteer campings en maak een organisatieschema. Er blijft toch nog wat beroepsmisvorming bij mij hangen. Uiteraard volgt er later nog veel nieuws te rapen.
De gemeentelijke camping Le Vallage in Attigny is klein en gemoedelijk. Het is ook een beetje een doorgangscamping. ’s Morgens heb je twee soorten vertrekkers. Zij die van plan zijn 600 of 800 kilometer te gaan rijden maken zich vroeg klaar en laten hun motor draaien rond 7 uur. Dan is het een uurtje rustig en rond 9 uur vertrekken de anderen, die een kortere rit voor de boeg hebben. In het supermarktje hier wordt veel gelachen en het gaat er vrolijk aan toe. Ik bestel twee brochettes. De beenhouwer wil zeker zijn dat ik ze niet alleen ga opeten, maar ga delen met mijn vrouw. Hij wil er een naamkaartje aan hangen. Deze namiddag zijn we eventjes naar Rethel gereden, een typische stad “Ardennois” met de grote Sint-Niklaaskerk uit de 13e eeuw.
Na een rit van 260 kilometer zijn we aangekomen in de Franse Ardennes, in Attigny. Attigny is een klein stadje en ligt op de drukke doorgangsroute van Châlons-en-Champagne naar Charleville-Mézières. In 1944-1945 was het ook de aanvoerroute van het Amerikaanse leger voor de verdediging van Bastogne tijdens het Ardennenoffensief. Het stadje zelf stelt weinig voor. De Aisne met het Ardennenkanaal loopt er vredig door en er is een kerk van de 15e eeuw. Het weer belooft mooi te worden en daarom staan onze stapschoenen al klaar. De gemeentelijke camping is alvast een meevaller. We staan op een mooi perceel en alle comfort voor de moderne kampeerder is voorzien.
Onze laatste dag in St. Sauveur-en-Puisaye is er een van rust en opruimen. Ik heb de caravan een beetje verplaatst om te vermijden dat morgen de wielen in de modder blijven steken. Vochtige kleigrond en tractie gaan niet samen. De Nederlanders zijn vertrokken en vatten nu hun tocht over de Alpen aan, zoals Hannibal het ooit gedaan heeft. Het is stil op de camping, héél stil. Hier nog wat foto’s van de camping met zijn meer, met telelens, en het mooie Bourgondische stadje St.Sauveur. Morgen komen we aan in Attigny, 300 kilometer noordwaarts.
Sinds een paar dagen is hier een groep Nederlanders met acht nieuwe en dure motorhomes neergestreken. In hun eigen stijl beleven ze het kampeergebeuren en bereiden ze zich voor om zondag naar Italië te vertrekken. Met een lapje staan ze bijna voortdurend te wrijven over hun dure kampeerauto. Geen vliegje of spatje mag te zien zijn. Ze vatten een begeleide kampeerreis aan met als thema “Hannibal over de Alpen”. Hannibal deed dat in zijn tijd met olifanten. Nu doet het gillende Nederlandse volk dat met motorhomes. Geheel in tegenstelling met de Franse kampeerders betonen zij weinig interesse voor de medekampeerders buiten hun groepje. Dit komt vooral omdat ze de Franse taal niet machtig zijn. Hun stugge manier van doen is geheel anders dan de hartelijke Nederlanders, die wij als vrienden kennen. Wijzelf trekken maandag 300 kilometer noordwaarts, naar de Franse Ardennes. We worden verwacht op de gemeentelijke camping te Attigny. Ze kennen ons daar nog van vroeger. En omdat het momenteel permanent aan het regenen is, komen er geen foto’s aan te pas. Morgen is het zondag, ook weer een rustdag.
Architecten, ingenieurs, bouwvakkers, smeden, zelendraaiers, met ruim 40 mannen en vrouwen zijn ze nu al sedert 1997 een middeleeuwse burcht aan het bouwen. Ze gebruiken hiervoor enkel de technieken uit de middeleeuwen. Op de plaats zelf is alles voorhanden: lagen gesteente, kleigrond, water en bos voor het hout. Ze maken zelf hun beitels en touwen om stenen omhoog te hijsen. Vloertegels worden er gebakken. Stenen worden op maat gekapt. Met een tredmolen maakt men een bouwlift. Er is nergens haast bij en binnen een aantal jaar zal het bouwwerk af zijn. Zie maar naar de foto’ s om een impressie te krijgen van Guédelon.
Uiteindelijk konden we dan onze bergschoenen aantrekken. Mijn dierbare Colette indachtig, zijn we begonnen aan de “sentier de Colette”. Of de bekende schrijfster uit de jaren 1900-1950 zelf ooit de tocht gedaan heeft, betwijfel ik, en toch schreef ze vaak over “haar” Bourgondië, over “haar” Pays de Puisaye in haar muffe Parijse salons. De tocht ging van de stad St.Sauveur naar Moutiers, een vredig en ingeslapen dorpje. Er staat wel een heuse kerk van de heilige Petrus met oude muurschilderingen. De bodem was niet te nat, maar de stijgingen en dalingen waren redelijk nijdig. We zagen hier ook weer de rode aarde, die kleibakkers gebruiken voor hun “poteries”.
Terwijl de mannen zich bezig hielden met ernstige zaken, zoals jeu de boules en het meten van hun gevangen vissen, waren de vrouwen van St.Sauveur aan de wasplaats, de lavoir. De dames mochten hun was met veel kracht schrobben met een houten plank en spoelen in het water van de lavoir. Hier zie je de foto van deze zalige plaats. De wasmachine heeft een einde gemaakt aan dit sociale gebeuren want nu gaan de dames twee keer per week naar de fitnessclub. We zijn opgestaan onder een stralende zon en hopelijk blijft het zo enkele dagen. Ik plaats nog wat beeldjes, die ik deze morgen om 7 uur gemaakt heb.
De weergoden zijn ons niet goed gezind. Regen belet ons de bergschoenen aan te trekken en de lijst af te werken van de vele uitgestippelde voettochten in de Puisaye. Je kan niet rond de één meter diepe plassen lopen. En het heeft geen zin om een ander gebied in Bourgondië op te zoeken, want het weer is overal zowat hetzelfde. Een kraan in de caravan geeft een slecht elektrisch contact aan de waterpomp. Daarom heb ik mij bezig gehouden met het aanbrengen van een 12-volt omleiding, een stroomdraad met een momentschakelaar. Je bent modelbouwer of je bent het niet. De reparatie is perfect verlopen. Er is altijd wat te doen aan een toercaravan. Toucy is een boogscheut van St.Sauveur. Daar is een spoorwegmuseum. De beheerder, oud-stationschef, heeft me verwelkomd en heeft me een hoop informatie gegeven over de Franse spoorwegen van weleer. Het werd een gezellige ontmoeting en ik mocht overal foto’s nemen. Ik zag er de bekende Picasso, een treinstel van weleer voor de regionale verbindingen. In de Picasso zat de machinist bovenaan in een aparte uitbouw. Er stonden ook oude postrijtuigen, goederenwagons, de spoorwegklok en het telegraaftoestel. De Picasso doet hier toeristenritten naar de “Moulin de Vanneau”.
Het weer is niet perfect voor een voettocht. In de wandelpaden liggen plassen van 1 meter diep. Dan zijn we maar naar Vézelay en Avallon gereden. De grote basiliek van Vézelay valt op door haar eenvoud en harmonie. De beenderen van de heilige Maria Magdalena liggen er in de crypte. Ik loof de Tempelier die alle moeite gedaan heeft om de botten van de dierbare heilige bijeen te sprokkelen en ze naar Vézelay te sleuren. De brave man eet nu elke dag rijstpap met een gouden lepeltje. Vézelay is ook een van de startpunten voor de tocht naar Santiago de Compostella. Daarom zien we altijd de schelp verschijnen. Avallon heeft een kikker, een puit als embleem. Het was heel rustig in de stad op maandagnamiddag.
Mistdampen stijgen uit het meer aan de camping. Het is zondag in St.Sauveur-en-Puisaye. Veel volk loopt er niet op straat en de weinige mensen die ik tegen kom, hebben zin in een gesprekje. Het valt op dat de mensen hier bijzonder vriendelijk en communicatief zijn. Het station van St.Sauveur stelt momenteel niet veel voor, maar vanaf 1 mei beginnen de toeristische ritten met de autorail “Picasso”. De kerk is leeg en staat eenzaam aan de rand van het stadje, niet gebruikelijk, want meestal staat deze aan een plein in het midden. Dan vind ik hier nog een ouderwetse boekhandel, waar tweedehandse en zeldzame boeken verhandeld worden.
Deze namiddag zijn we naar Chablis en de grote stad Auxerre gereden. Chablis is gekend om zijn voortreffelijke wijn en het puilt er uit van de wijnhandelaars met hun proeverijen. Van Chablis naar Auxerre is het maar 10 kilometer. De hoofdstad van de Yonne heeft veel te bieden: mooie winkelstraatjes en authentieke Bourgondische gevels. In 2007 heb ik een zalige week op kosten van sociale zekerheid en het ziekenfonds mogen verblijven in Auxerre, in het ziekenhuis. Ik had mijn been gebroken in Tonnerre en werd toen 35 kilometer verder naar Auxerre gebracht door de ambulance van de Pompiers. De operatie was geen succes. Twee jaar ben ik bezig geweest met mijn krom been en er kwamen vijf operaties aan te pas.
De dag is gestart met regen. De Puisaye is er voor gekend. Alles blijft mooi groen hier en het aantal plassen, vijvers en meren is bijna niet te tellen. Wie de regen niet schuwt, vindt hier een paradijs. Mooi zo!