als uit den hemel
oh gij
met uwe blommenden herte
waarom raak ik uwe ziele niet
aanschouw mij toch met oogen lief
en laat mij wenschen uwe zoeten mond
oh kindeke schoone
van alle menschen die ik bemin
zijt gij mijn roozeken en alwaar ik spreeken mag
hoor ik slechts uwe teedersten lach
zoet, zoo zoet
in mijne biddenden herte woont gij reeds lange tijd
zeg mij toch, onbevreesd, dat uwe perelden blomme
zich zal neêrvlijen in den rooden gloed, gelijk nooit eer
ik zal u eeren, mijne deerne
in den schoot van uwe ruischenden vruchten
zeg mij toch; wilt gij de mijne zijn in het schoonsten woord
nog voor den ochtend in t eeuwgen oosten gloort
*als ode aan Guido Gezelle*
kerima ellouise ©