de flessenopener.
Bruisende frisdranken bestaan al langer dan vandaag, al meer dan honderd jaar om precies te zijn, en ze werden van oudsher gebotteld in glazen flessen. Het bewaren van de bubbels was lange tijd een moeilijk probleem, want het koolzuurgas ontsnapte en de stopsels gaven vaak een vies smaakje.
Dat veranderde in 1892, toen ene William Painter in de Verenigde Staten de kroonkurk uitvond, een goedkope en geniale oplossing. Typisch aan zo'n kroonkurk is dat hij altijd precies 21 tandjes heeft. Juist door die unieke vorm sluit het zo doeltreffend rond de flessenhals. Omdat het stopsel lijkt op een kroontje en het metaal aan de binnenkant bekleed was met kurk, was de naam snel gekozen.
Juist doordat de kroonkurk zo goed sluit, is het openen van het flesje niet zo gemakkelijk. Geoefenden onder ons kunnen het met de tanden, of met behulp van een bierbak, een deurpost, een tafelblad of tafelbestek. Maar om pijnlijke letsels en onnodig gemors te voorkomen, doe je er best aan een werktuig te gebruiken. Gelukkig zorgde de uitvinder snel voor een flessenopener, waarmee je in een handomdraai het dopje van de fles wipt. Er zijn inmiddels honderden modellen verkocht, maar ze werken allemaal op dezelfde manier, als een hefboom.
De kroonkurk zelf is in meer dan honderd jaar niet van vorm veranderd. Pas in 1970 werd het kurklaagje vervangen door plastic. Painter's kroonkurkbedrijfje bestaat nog steeds en er rollen per jaar zo'n 50 miljard kroonkurken van de band. Dat maakt de kroonkurk tot één van de belangrijkste wegwerpprodukten ooit.
Sinds kort is er een kaper op de kust, want er worden steeds meer drankblikjes en plastic flesjes met schroefdop verkocht. De echte bierdrinkers zullen nog een tijdje verknocht blijven aan de glazen flesjes, en hebben dan ook vaak een flessenopener aan hun sleutelring.
|