Hoe gaat zon onderzoek eigenlijk ?
Elk onderzoek begint met een vraag. Je wilt iets weten. In dit onderzoek is de vraag eenvoudig: waarom overleefde de een de Watersnoodramp van 1953 wel, en de ander niet? Het antwoord op die vraag blijkt niet zo simpel, zoals je hieronder kunt lezen. De kans op overleven bleek vaak niet van toeval af te hangen, maar van leeftijd, van gezinssamenstelling, van de plek waar je stond of zat en misschien van nog andere factoren. Want het onderzoek gaat door.
Bij het verzamelen van gegevens voor dit type onderzoek zijn archieven natuurlijk onvermijdelijk. Dat lijkt saai, maar handgeschreven notulen, krakende krantenknipsels of bruine fotos kunnen heel verslavend zijn. Je komt telkens iets nieuws tegen en soms vind je de gekste dingen.
In een archief zit je ook niet alleen. Veel mensen blijken aan hun stamboom te werken. Anderen helpen bij het digitaliseren van gegevens uit de burgerlijke stand en uit allerlei andere registers. Wat weer erg handig is bij het klimmen in een stamboom. En tijdens het koffiedrinken komen de sterke verhalen als vanzelf.
Hoe verder terug in de geschiedenis, hoe belangrijker natuurlijk het archief wordt. De Watersnoodramp bevindt zich wat dat betreft op de grens. Er zijn al zoveel verslagen van overlevenden dat er een aardige bibliotheek mee te vullen is. Daarnaast zijn er overlevenden die hun ervaringen nog nooit verteld hebben. Hen opzoeken is leuk werk en meestal vertellen ze veel meer dan je vroeg. Geschiedenis wordt dan ineens springlevend.
Wel blijft het oppassen met verhalen van overlevenden. Want niets is zo onbetrouwbaar als het geheugen. Wie midden in de ramp zat, was vooral bezig te overleven. Wat er verder gebeurde blijkt later vaak maar vaag of in brokstukken te zijn onthouden. Heel vaak heeft men geen idee gehad van het tijdsverloop. Een dag is dan een minuut en een minuut een dag. Of men weet alleen nog dat men ineens boven water kwam. Maar verder? Ook komt het voor dat men iemand ergens gezien heeft, die daar echt niet geweest kan zijn. Daarvan zijn sterke staaltjes te vertellen.
Om zulke problemen te ondervangen, zijn enkele uitgangspunten onvermijdelijk.
In de eerste plaats de regel: één getuige is geen getuige. Als het even kan moet elke opmerking gesteund worden door een andere liefst onafhankelijke bron.
In de tweede plaats: wat geschreven of gedrukt staat, is nog niet altijd waar. Elke bron moet op zijn waarde worden beoordeeld aan de hand van allerlei kenmerken. Ook vragen als: wie schreef wat, wanneer en waarom? zijn soms erg verhelderend.
En in de derde plaats: goede verslaglegging is onontbeerlijk. Want ook de onderzoeker kan zich vergissen of last krijgen van geheugenzwakte.
Waarvan akte.
Van mijn ervaringen met dit onderzoek zal ik op deze weblog voortaan regelmatig een verslagje schrijven.