De bedstee van opa
Interview en respondent
Er wordt heel veel geïnterviewd in allerlei maten en soorten. Ook in sociaal-wetenschappelijk onderzoek is het interview niet weg te denken. Wel moet een goed interview dan aan verschillende eisen voldoen. Allereerst de keuze van de respondent. Dat kan at random, dat wil zeggen op basis van toeval ten minste, als je een representatief beeld van een onderwerp wilt krijgen. Een andere mogelijkheid is om zogenaamde sleutelpersonen te ondervragen, bijvoorbeeld deskundigen of gezaghebbende figuren. Hoe goed hun informatie echter ook is, ze zijn meestal niet representatief voor wat men van iets vindt.
Verder wordt een interview meestal strak georganiseerd. Er wordt een vragenlijst opgesteld die moet worden getest op onduidelijkheden. Ook de interviewer moet getraind worden. Voorkomen moet worden dat bijvoorbeeld lichaamstaal of intonatie de uitkomst van het interview beïnvloedt. Gewapend met een recordertje of een vragenformulier gaat de interviewer vervolgens op stap. Het opgenomen vraaggesprek wordt daarna uitgewerkt en aan de hand van codes in een gegevensbestand opgenomen.
Een interview kan echter ook open en vrij verlopen. Men gaat dan minder gestructureerd te werk en laat het verloop van het interview ook afhangen van wat de respondent te binnen schiet, of wat de interviewer opvalt. Nadeel is wel, dat elk interview dan een unieke gebeurtenis wordt. Het verwerken van de verkregen informatie wordt daarmee lastig. Voordeel is weer, dat de respondent volop mogelijkheid krijgt om te zeggen wat h/zij weet, voelt, denkt etc. Daardoor krijg je vaak informatie die je anders zou hebben gemist. Dat is van belang als je niet precies weet wat mensen te vertellen hebben.
Alles bij elkaar is een interview een heel proces. Interviews zijn dan ook schreeuwend duur.
Daarom zo
In mijn onderzoek gebruik ik een variant op de methode van sleutelfiguren. Ik ben vooral op zoek naar mensen van wie ik denk dat ze iets kunnen vertellen wat ik nog niet eerder gehoord heb. Van de mensen die de watersnoodramp hebben meegemaakt zijn er ondertussen immers al zo veel overleden, dat het nooit meer mogelijk is om een representatief beeld van de gang van zaken te krijgen. Een nauwkeurig beeld ervan is al heel wat, maar representatief, laat staan compleet, wordt het nooit meer.
Omdat ik niet precies weet wat ik te horen krijg, kan ik ook geen vragenlijst opstellen. Ik probeer wel een hoofdlijn aan te houden, maar desondanks vertellen mensen heel vaak ervaringen die daarvan afwijken. Het is me wel overkomen dat iemand zo spontaan of zo geëmotioneerd reageerde, dat het er zelfs niet van kwam me goed voor te stellen. Dan belde ik later op of ging ik weer langs om te vertellen met wie ze hadden gesproken. Zon tweede gesprek gaf dan vaak nog weer meer informatie.
Opas bedstee
Enige tijd geleden was ik bij een man van wie me gezegd was dat hij zich ook met de Watersnoodramp bezig hield. Dat bleek op zich juist, maar toen ik bij hem was begon hij al snel te vertellen over zijn omgekomen familieleden. Dat bleken er meer dan twintig te zijn. Ik was daar absoluut niet op voorbereid, want zijn eigen familienaam was een andere. Maar wat hij vertelde was heel informatief. Het ging onder meer over de erbarmelijke omstandigheden waarin zijn grootvader had geleefd. Er was toen voor bejaarden ook al een vorm van bijstand, maar dat was absoluut geen vetpot. Zij moesten daarom vaak wonen in huizen zonder water, riolering, gas of licht. Ook kon hij uit eigen ervaring nauwkeurig beschrijven hoe arbeiderswoningen in die tijd gebouwd en ingedeeld waren. Onmisbare informatie om te begrijpen dat vooral bejaarden in hun eigen huis zijn omgekomen. Ze sliepen vaak nog in een bedstee. Dat ziet er in een museumwoning of in een rustiek restaurant heel romantisch uit, maar eigenlijk is een bedstee een donkere kast. Verder was de zoldertrap vaak een losse ladder die je in het trapgat moest zetten. Probeer dat eens in het pikkedonker terwijl het ijskoude zeewater rond je enkels spoelt !! Bij de gedachte alleen al lopen de koude rillingen me over de rug. Het maakt wel duidelijk waarom vooral bejaarden in hun eigen huis zijn omgekomen. Bij de opa van deze respondent was het waarschijnlijk zo gegaan.
Door die informatie werd me ook nog iets anders duidelijk. Er zijn mensen geweest van wie het eigen huis instortte. Vervolgens spoelden ze naar de overkant waar ze de dakgoot van hun overburen wisten te grijpen. Dat is eigenlijk een reddeloze positie: in ijskoud water aan een dakgoot hangen. Probeer maar eens met kleren aan uit een zwembad te klimmen. Toch lukte het in een aantal gevallen. De overburen konden de losse ladder dan naar buiten steken, waarna de drenkelingen op het dak konden kruipen. Waren ze met meerderen, dan hielpen ze elkaar en ging het vaak nog wat makkelijker. Vaak, maar niet altijd liep het goed af.
En natuurlijk ben ik nog een keer bij die man geweest. Want wat ik hem wilde vragen, was de eerste keer niet aan de orde gekomen.
07-05-2007, 14:45
Geschreven door Watersnoodgids
|