Ik ben Everaert Albert, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Awbeir (Eeklo's voor Albert).
Ik ben een man en woon in Eeklo (Belgiƫ) en mijn beroep is ...bloggen.
Ik ben geboren op 11/02/1948 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: mijn blog, foto's, computer, fietsen...
Zo rijk en veelzijdig als het Stadsarchief is aan oude documenten, zo arm is het aan historische kaarten van zijn grondgebied.
Natuurlijk staat het dikwijls afgebeeld op landkaarten vanaf de zestiende eeuw, maar veel meer dan de naam en soms een summiere schets van de kerk krijgen we daar niet mee in handen. En dan hebben we het nog niet over de onhandige , meestal foutieve manier waarop de ter plaatse gemaakte schetsen aan elkaar werden gezet, zodat bijv. de Koning Albertstraat in het verlengde van de Boelare werd getekend …
Een gemiste kans was alleszins het opstellen van het landboek, waarin de toenmalige 3100 percelen van ons grondgebied werden opgemeten en beschreven. Het is om te beginnen rijkelijk laat: 1638 pas, Evergem had er al een in 1601. Maar veel vervelender: het boek zelf kostte zoveel geld, dat de geplande bijbehorende percelenkaart er nooit is gekomen. In enkele gevallen zijn er wel wat percelen geschetst op een verkoopakte of in een bezittingenregister van de een of andere religieuze instelling, maar een zicht op de structuur van het oude Eeklo krijg je daar niet mee.
Op die manier bleven de lokale historici heel lang op hun honger zitten. Voor de eerste overzichtelijke weergave van de percelen is het wachten tot omstreeks 1840, wanneer voor de Belgische gemeenten een buurtwegenatlas wordt getekend. Een kleine twintig jaar later zijn er bekende Popp-kaarten, niet alleen zeer precies maar ook voorzien van een register op de eigenaars. Voor Eeklo zijn ze allebei van uitzonderlijk belang. De buurtwegenatlas toont de situatie vóór het graven van het Schipdonkkanaal, Popp tekende Eeklo vlak vóór de komst van de spoorlijnen en de grote fabrieken.
Nadien wordt het helaas weer behelpen. Het kadaster sukkelde decennialang verder met de door de industrialisering snel verouderende Popp, en bijgewerkte versies bleven daar strikt binnenskamers. Ons Stadsarchief beschikt over zo'n versie van omstreeks 1985, maar de 125 jaar sinds het origineel zorgen dikwijls voor vraagtekens.
Zoals reeds vroeger werd besproken, slaagden Freddy Pille en Erik De Smet er na jarenlang passen en meten in, de kaarten bij de landboeken van 1638, 1709 en 1796 te vervaardigen - het Hollands register (1820) wacht nog op afwerking. De digitale percelenlijsten daarvan zijn wel gereed. Nu het archiefteam tot een tiental vrijwilligers is uitgebreid, valt het niet uit te sluiten dat eerlang iemand een jaar van zijn vrije tijd aan dit kapitale werk wil besteden.
De Burgerlijke Stand is zoals bekend een uitvinding van de Franse Revolutie. Tot 1796 hield het bestuur van steden en gemeenten geen gedetailleerde registers van hun inwoners bij. Als er toch lijsten werden opgesteld, bevatten zij alleen de namen van de gezinshoofden en de belasting die deze moesten betalen.
Dat wij toch over 17de- en 18de-eeuwse gegevens beschikken, danken wij aan de zorg van de parochiepriesters, die met wisselende zorgvuldigheid de namen van hun dopelingen, huwenden en overledenen noteerden – deels ook omdat zij voor elk van hun optredens bij deze gelegenheden van het burgerlijk bestuur een vergoeding ontvingen. In het begin bleven deze aantekeningen dikwijls beperkt tot een datum en de naam van de betrokkene, al snel vinden wij gelukkig ook gegevens over de ouders, peter en meter, getuigen e.d. Hét fundament voor de geschiedenis van de kleine man en de genealogie in het bijzonder.
Vanaf 1796 nam de stad of de gemeente het bijhouden van de bevolking op zich. Deze taak was van het begin af aan strikt gereglementeerd, zodat de vorser daarin een overvloed aan details en (meestal) betrouwbare informatie vindt.
Door deze comfortabele registers raakten die van de parochie helemaal op de achtergrond. Ook al werden en worden die sindsdien nog altijd bijgehouden, zij worden zelden of nooit geraadpleegd, niet het minst omdat zij in pastorieën en dekenijen bewaard worden. Ten onrechte. Slechts weinig genealogen weten dat de Franse Revolutie aanvankelijk elke vorm van godsdienst verbood, wat bij heel wat gelovigen een begrijpelijke reactie uitlokte: zij huwden in het geheim en vertikten het principeel dit huwelijk op het stad- of gemeentehuis aan te geven. Een gelijkaardig verschijnsel valt op bij dopen. Een kind niet aangeven leidt nu tot onoverkomelijke moeilijkheden, maar in een tijd zonder ziekenfondsen, werkloosheidsvergoedingen en pensioenen kon dit best …
De vroeg-19de-eeuwse parochieregisters kunnen dus heel wat hiaten opvullen. Het archiefteam besliste daarom al enkele jaren geleden de parochieregisters uit die tijd in computerlijsten om te zetten. Willy Buyck en de betreurde Willy Hamerlynck publiceerden in 2009 al een boekversie van de 'Huwelijken 1808-1830', en Willy Buyck rondde onlangs het deel 'Huwelijken 1831-1850' af. Hij werkt momenteel aan een lijvig boekwerk 'Dopen 1802-1820'. Over het nut van een deel 'Overlijdens' valt te discussiëren: iemand laten begraven buiten medeweten van de overheid is immers zo goed als onmogelijk.
Ook na de voltooiing van dit werk zullen kleine hiaten overblijven. Er is niets overgeleverd tussen 1796 en respectievelijk 1802 (dopen) en 1808 (huwelijken). Die registers zijn er wel ook nooit geweest, omdat de buiten de wet gestelde kerk zich nog niet had gereorganiseerd en er op veel plaatsen ook geen geestelijken meer waren. Veel stambomen zullen dus voor die jaren witte vlekken blijven vertonen …
Als een archief eenmaal aan een bibliotheek is begonnen, ligt het voor de hand dat er ook een tijdschriftenafdeling komt. Zeker als het, zoals ons Stadsarchief, meer wil worden dan een bewaarplaats van het werk van de stadsdiensten.
Op het gebied van historisch relevante tijdschriften is Eeklo – zoals trouwens heel het Meetjesland – zeer lang op zijn honger gebleven. Het eerste jaarboek van 'Appeltjes van het Meetjesland' kwam pas in 1949 van de pers. Het haalde de eerste jaren de honderd bladzijden niet, zodat Eeklo maar in zeer beperkte mate aan bod kwam. Dankzij pioniers als Achiel De Vos en Luc Stockman sloeg dit in de jaren zestig helemaal om en werd Eeklo al snel het meest bestudeerde Meetjesland-lid.
In het spoor van Appeltjes werd in 1968 'Ons Meetjesland' opgericht, later opgevolgd door 'Heemkundige Bijdragen uit het Meetjesland' en 'De Eeklose Dobbelgebakkene'. In 1976 begon Willy Hamerlynck aan dertig jaargangen van het genealogisch tijdschrift 'De Eik'. In deze bladen verschenen er elk jaar wel vijfhonderd bladzijden of meer over onze stad.
Toch besteedde het stadsbestuur er aanvankelijk weinig aandacht aan. Een gelukkige beslissing was de oprichting van een documentatiecentrum binnen het Stadsarchief in 1984, waardoor de hele collectie van het Heemkundig Genootschap van het Meetjesland naar het stadhuis verhuisde. Niet alleen de bibliotheek, maar ook de ruime verzameling historische tijdschriften: grosso modo alle belangrijke bladen tussen Brugge en Beveren, en tussen Ronse en de Westerschelde.
Via de V.V.V. werd de collectie recent aangevuld met niet-historische lokale tijdschriften zoals schoolbladen van O.-L.-V.-ten-Doorn en het College. Op die manier herbergt het Stadsarchief momenteel 75 titels, waarvan er een dertigtal tot op vandaag de dag worden bijgehouden – de meeste andere zijn letterlijk geschiedenis geworden … Het Heemkundig/Historisch Genootschap speelt daar nog altijd een sleutelrol in, via ruil- en gewone abonnementen. De beschikbare titels staan sinds februari 2011 keurig gerangschikt op de vernieuwde website van de stad, onder de afdeling Stadsarchief. Ook de hiaten worden daarbij vermeld, want met de toezending en/of uitwisseling durfde er in het verleden wel eens het een en ander verkeerd lopen.
In tegenstelling tot de lokale weekbladen is er voor de tijdschriften geen afzonderlijke leeszaal buiten het depot voorzien. Raadplegen kan dus alleen via de gebruikelijke aanvraag. In de leeszaal De Smet staat alvast een volledige reeks van de veel gevraagde 'Appeltjes', en achter slot en grendel worden luxueus ingebonden versies van de genoemde Eeklose titels bewaard.
Het Stadsarchief fungeert ook als depot voor de stock van vele oudere jaargangen. En die kosten daar zeker een stuk minder dan in de antiquariaten …
Zowat een jaar geleden haalde het Algemeen Rijksarchief Brussel de landelijke pers met een oproep om de affiches uit de Eerste Wereldoorlog van de ondergang te redden. Die werden inderdaad gedrukt op oorlogspapier van zeer bedenkelijke kwaliteit, dat ook nog eens boordevol zuur zit.
Dat de Brusselse archivaris op de bijgaande foto een Eekloos exemplaar in de hand hield, was meer dan symbolisch. Eeklo beschikt namelijk over liefst twee zeer uitgebreide collecties. In het Stadsarchief zitten al zolang iedereen zich kan herinneren vier grote mappen, met in totaal zo'n zevenhonderd stuks; bij de verhuizing van de V.V.V. kwam daar een even omvangrijke verzameling bij.
Het inkijken ervan was tot nu toe geen eenvoudige zaak. De stedelijke collectie zit namelijk opgevouwen. Het broze papier telkens weer openleggen is zeker niet aangewezen. De V.V.V.-exemplaren liggen gebundeld in enkele tientallen rollen, en ook daarin is zoeken geen sinecure.
De oplossing ligt voor de hand: een klapper. Digitaal natuurlijk,want dan kan je in een paar tellen de affiches chronologisch of thematisch rangschikken. De praktijk is wat minder eenvoudig. Op een (gelukkig beperkt) aantal is geen datum te bespeuren, en enkele tientallen andere bevatten drie of vier, sommige zelfs vijf mededelingen van uiteenlopende aard. Het vroeg dus enige tijd om een methodiek uit te dokteren.
Momenteel is de archiefreeks volledig doorgenomen en ingetikt. Vervelende vaststelling: waarschijnlijk al in de jaren zestig werden de affiches met een anilinepotlood genummerd, en diverse nummers ontbreken. De tol van jarenlang slordig omspringen met dit unieke erfgoed, dat tot de verhuizing in 2006 voor het grijpen lag op de stadhuiszolder …
Wat in de ene verzameling ontbreekt, zit met een beetje geluk wel in de andere. Maar op de V.V.V.-rollen heeft op dit ogenblik niemand al een goede kijk. Nu 2014 in zicht komt, zal het archiefteam zeer binnenkort zijn aandacht verleggen naar deze unieke getuigenissen. De affiches moeten een van de blikvangers worden van de grootschalige tentoonstelling die Stadsarchief en V.V.V. op touw willen zetten.
Afgezien daarvan blijft natuurlijk de vraag hoe wij de stukken voor de komende generaties in stand gaan houden. Inscannen is niet de meest aangewezen methode. Wegens hun grootte kan dit alleen in de toestellen die voor het kopiëren van plans gebruikt worden, maar daarin worden ze op een cilinder getrokken en gaan ze onvermijdelijk scheuren. Fotograferen heeft dit probleem niet, maar met honderden gevouwen en opgerolde vellen wordt dit een hele klus.
Een tussenoplossing zou het inscannen in stukken kunnen zijn, die dan in de computer naadloos samengevoegd kunnen worden. Nog een stuk bewerkelijker, maar met het fors uitgebreide archiefteam misschien wel haalbaar.
Bij zijn verhuizing naar de Industrielaan kreeg het Stadsarchief als “welkomstgeschenk” o.a. zo’n twaalf meter dozen met de bouwaanvragen 1944 - 1962 toegeschoven. Omdat de wetgeving in dat laatste jaar grondig veranderd was, waren deze 1730 dossiers voor de dienst Ruimtelijke Ordening namelijk nog slechts van beperkt belang. Het Stadsarchief zit bovendien slechts een paar meter verderop, zodat overmaking de meest praktische oplossing was.
Meer dan een jaar lang bleven deze dozen praktisch onaangeroerd in de afdeling P(atrimonium) van het depot De Vos staan. De toegang was ook niet gemakkelijk: er bestond wel een lijst van de bouwdossiers, maar die bevatte alleen een chronologische opsomming, volgens de datum van het indienen van de aanvraag. Zoeken naar een aanvrager of een adres was dus een geduldwerkje, als je geen benaderende datum had.
Dat zoekwerk werd erg tijdrovend toen zich de ene na de andere koper van een oud huis aanmeldde met de vraag of het bouwplan van hun aankoop niet bewaard was gebleven. Volgens de nieuwste wetgeving moet namelijk al bij een kleine verbouwing (een raam met andere afmetingen bij voorbeeld) een volledig plattegrond met alle afmetingen worden voorgelegd. Is het origineel niet meer voorhanden, dan moet een architect worden aangesproken, en die werkt uiteraard niet gratis …
Toen het archiefteam er midden 2010 twee vrijwilligers bij kreeg, kon de digitalisering van de lijsten meteen aangepakt worden. Yolande Audenaert tikte de lijsten 1929-1962 in de computer in, een karwei van ruim 130 pagina’s; Chris De Crop verwerkte de bouwvergunningen, die vanaf het jaar 1931 de catastrofale opruiming in de Technische Dienst hebben overleefd. Deze vergunningen zijn van groot belang, omdat ook de aanvragen 1931-1943 bij deze schoonmaak verloren zijn gegaan. In veel gevallen zit daar ook nog een plattegrond bij.
Als het werk voltooid is – wellicht nog in de eerste helft van 2011 -, kunnen de beschikbare dossiers van de gebouwen van de laatste tachtig jaar met een paar toetsaanslagen opgespoord worden: tot 1962 op het Stadsarchief, daarna bij Ruimtelijke Ordening.
Maar eer het zover is, moeten nog heel wat hindernissen uit de weg geruimd worden. Vóór de oorlog was het bijvoorbeeld gebruikelijk dat de aannemer voor de bouwaanvraag zorgde, en zeer dikwijls vinden wij zijn naam in het vakje van de bouwheer. De huisnummers durven in Eeklo nogal eens veranderen, en bij nieuwbouw staat er in de plannen natuurlijk nog geen. En dan is er nog de ellende van de steeds wisselende straatbenamingen: wie daar niet mee vertrouwd is, zoekt zich te pletter naar een Eeklose Heldenlaan, Vlaanderenstraat , Brugsche Straat of Nieuwstraat. Die zijn dan nog terug te vinden, maar wat doe je met een aanduiding als “langs de grote baan, tegenover kilometerpaal 77” … ?
Dat een archief over een aantal naslagwerken en historische uitgaven moet beschikken, ligt voor de hand. In de grote leeszaal De Smet vindt de bezoeker dus verscheidene meters klappers, woordenboeken en veel gebruikte geschiedenisboeken.
Daarnaast schaften de archivarissen Achiel de Vos en Erik De Smet al vanaf de jaren tachtig een beperkt aantal standaardwerken aan voor de geschiedenis van Eeklo en omgeving. Meer was ook niet nodig, omdat het Heemkundig (thans Historisch) Genootschap van het Meetjesland vrijwel systematisch dit soort boeken bijhield. Aanvankelijk stonden die in rekken bij een bestuurslid, maar de snelle aangroei verplichtte de vereniging uit te zien naar een ruimer en voor lange tijd verzekerd onderkomen. En dat werd het Eeklose Stadsarchief.
Op het stadhuis namen de bibliotheek en de tijdschriftencollecties, samen toen zo’n 25 meter, één van de acht rekken boven de raadszaal in; het eigen boekenbezit van het archief , niet meer dan een paar meter, kon in één kast in het leeszaaltje. Bij de verhuizing naar de Industrielaan werden de twee boekenreeksen samengevoegd in één sectie, terwijl de tijdschriften in een andere terechtkwamen. Na de onvermijdelijke installatieproblemen kon daarop gewerkt worden aan een (digitale) inventaris.
Het hele systeem moest grondig herbekeken worden toen in 2007 ook de Eeklose V.V.V. zijn collecties onder het beheer van het Stadsarchief plaatste: die bracht namelijk niet alleen enkele meters tijdschriften mee, maar ook een bijna twintig meter grote boekenverzameling. Begin 2010 viel in overleg de beslissing om ook die te integreren in het systeem.
Deze werken zitten momenteel al in de laatste fase. Er is nu een kleine “bibliotheek van Meetjeslandse auteurs”, waarin publicaties van streekgenoten op de meest uiteenlopende terreinen worden bijgehouden. Wat betrekking heeft op (lokale) geschiedenis, folklore, politiek en maatschappij vond een onderkomen in een stilaan indrukwekkende archiefbibliotheek van bijna veertig meter.
Anders dan in de klassieke bibliotheken hebben de boeken hier geen eigen nummer, er zit alleen een etiket in met een aanduiding van de plank waarop zij thuis horen. De indeling daarvan is concentrisch: Eeklo, Meetjesland, Vlaanderen, België, Geschiedenis algemeen, andere domeinen. Omdat elke plank hooguit één meter boeken kan herbergen, is een gezochte band vrij snel terug te vinden, en nieuwe titels en delen van reeksen kunnen probleemloos worden bijgezet. Is een plank vol, dan wordt achteraan onder dezelfde naam een nieuwe voorzien. De verdere aanvullingen staan dan wel meters verderop, maar vormen één geheel in de inventaris.
Deze digitale inventaris wordt natuurlijk de kern van het systeem. Ook de inbrenger van elk boek staat erin aangeduid. Op die manier kunnen de betrokken verenigingen op elk moment met een paar klikken hun eigen verzameling overzien.