Zware luchten durven niet meer veroeren
Ze zitten muurvast onder hun gewichtgeprangd
bomen zwijgen in teken en taal, de wind lijkt gekortwiekt
het teken aan de wand dat storm geblazen wordt
kladden eksters en kraaien scheren over het veld
als gezanten van heksen in dolle begeleiding
ze tikken tegen gesloten ramen in blinde woede
ze voelen zich gevangen in het nakende onheil
kinderen breken hun hart en woord achter ramen
gillen in panische angst terwijl echo weerkaatst
rampspoed weerspiegelt donder en bliksem
als vuurpijlen van een vertoornde stilte.
Ingrid Lenaerts
|