Deel door ons uw liefde uit
aan wie honger heeft en pijn.
Laat ons waar verdeeldheid is
uw vredestichters zijn.
Ons verlangen is alleen,
Heer, maak ons hart bereid,
dat door heel ons leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Deel door mij uw liefde uit,
aan een medemens die lijdt.
Leer mij meer vervuld te zijn
met uw bewogenheid.
Mijn verlangen is alleen,
Heer, maak mijn hart bereid,
dat door heel mijn leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(2x)
Deel ons door uw liefde uit
tot de einden van de aard'.
Dat zich waar de dood nu heerst
nieuw leven openbaart.
Maak ons als uw werkers klaar
en sterk ons in de strijd,
tot wij mogen oogsten waar
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(6x)
Deel door ons uw liefde uit,)
maak ons hart bereid. )4x
Deel door ons uw liefde uit,)
ja wij zijn bereid. )2x
Deel door mij uw liefde uit )
ja ik ben bereid. )2x
Wat ogen zien dringt binnenin het hart. Het kan ons blij maken of ook heel verdrietig. Het kan ons soms zo diep raken, dat we er ziek van zijn. Ogen zijn de vensters van ons hart. Wie ze opent voor het licht, voor de zon overdag, voor de mooie dingen en voor de sterren in de nacht, is een blij en gelukkig mens. Met licht en meer moois in onze ogen komt er kleur in ons anders zo grijze leven. Want onze ogen weerspiegelen de liefde van Jezus. Een liefde, door Hem gegeven!
Uit het hart
Jouw Hemelse Vader die je heeft geschapen, die zoveel van je houdt, weet alles wat er zich in jouw hart afspeelt. Hij begrijpt en kent jou volkomen, Hij vraagt je om de juiste keuzes te maken! Hij verlangt niets liever dat Hij fier zou zijn op jou, dat je het pad der wijsheid zou blijven volgen! Het is niet altijd gemakkelijk, en je hebt vooral lef & doorzettingsvermogen nodig, maar dit alles is niet te vergelijken, met het liefdevolle geschenk dat je zal verkrijgen! Hij weet nu wat je denkt & wat je nog zou willen 'plannen'... Daarom vraag ik je : ook voor mij komt de tijd dat ik het aardse zal verlaten. Maar zou je dan niet blij & verheugd zijn als je weet, dat ik in het Hemelse paradijs zal blijven wachten op... jou !!! Filip V. (26-09-04)
IK BEN DE ALFA EN DE OMEGA GEBED IS DE SLEUTEL VAN DE OCHTEND
EN DE GRENDEL VAN DE AVOND.
06-11-2011
Uit het evangelie volgens Matteüs
Uit het evangelie volgens
Matteüs
25, 1-13
'Het zal met het koninkrijk van de hemel zijn als met tien
meisjes die hun olielampen hadden gepakt en erop uittrokken, de bruidegom
tegemoet. Vijf van hen waren dwaas, de andere vijf waren wijs. De dwaze meisjes
hadden wel hun lampen gepakt, maar geen extra olie. De wijze meisjes hadden
behalve hun lampen ook olie in kruiken bij zich. Omdat de bruidegom op zich
liet wachten, werden ze allemaal slaperig en dommelden ze in. Midden in de
nacht klonk er luid geroep: Daar is de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet. Dat
wekte de meisjes en ze brachten hun olielampen in orde. De dwaze meisjes zeiden
tegen de wijze: Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen gaan al uit.
De wijze meisjes antwoordden: Nee, straks is er nog te weinig voor ons en
jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie. Terwijl zij op olie
uit waren, arriveerde de bruidegom, en zij die klaarstonden gingen met hem naar
binnen voor het bruiloftsfeest, waarna de deur gesloten werd. Enige tijd later
kwamen ook de andere meisjes. Ze riepen: Heer, heer, laat ons binnen! Maar
hij antwoordde: Ik ken jullie werkelijk niet.
Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip Hij
komt.
Er is iets
tragisch in het bestaan van de christenen: dag en uur van Christus' wederkomst
zijn niet gekend. Daarom is voor hen wijs en voorzichtig, zich onvermoeibaar op
die wederkomst voor te bereiden, door de trouw aan het evangelie, de
standvastigheid in het geloof en de beoefening van de naastenliefde Vandaag worden we opgeroepen waakzaam te zijn;
waakzaam voor de komst van de Heer.
Het waakzame bestaat erin, om de parabel te volgen, naast de lampen ook olie
bij ons te hebben om de lampen brandende te houden.
Heel dikwijls,
overigens zeer terecht, wordt deze parabel uitgelegd in het licht van de
'eind-tijd'. Daar zijn heel veel overwegingen rond te vinden. Surf maar want
rond op het net. Op die zogenaamde eind-tijd gaan we nu even niet in.
De komst van de
Heer speelt zich namelijk ook af in ons dagelijks bestaan, in het leven van
elke dag.
Vraag is dan: Wat kan deze gelijkenis ons nu leren over ons dagelijks leven ?
Wel, elke morgen
staan we op - als het goed is - met de intentie de dag door te gaan de Heer
lovend, zijn liefde belevend, goede werken verrichtend, enz... De intentie is
als het ware de lamp die ieder bij heeft waarover sprake is in de gelijkenis.
Die goede intentie geeft een zeker licht aan ons 'zijn', het sterkt ons doen en
laten doorheen de dag. Doch kan het zijn dat deze intentie weinig inhoud heeft,
en daardoor geen stand houdt. Het is een zeker verlangen dat 'leeg' is, niet
'vervuld'. Het is een verlangen dat uit zichzelf vraagt gevoed te worden, en
wel met de genade van de Heer.
Intentie zonder
voeding is als lampen zonder voorraad olie... de dwaze meisjes.
De genade die de intentie gevoed heeft is de olie die de lampen brandend zullen
houden.
Met andere
woorden: we moeten ruimte en tijd scheppen opdat onze goede intenties kunnen
gevuld worden met Gods genade, opdat onze intenties werkelijk vlees en bloed
kunnen worden in heel ons 'zijn', in al ons doen en laten.
Het dagelijks morgengebed is van wezenlijk belang om ons hele 'zijn' te laten
volstromen met Gods genade. Wie zich iedere morgen (bij licht of duisternis)
geeft aan de Heer, maakt het Hem mogelijk zijn intrek te nemen in ons hart.
Zijn inwoning zal ons tot gemeenschap maken in Hem. Hij zal leven door ons
heen.
Laat ons
waakzaam zijn. Ja, laat ons dagelijks bidden; bidden met ons hart
Jezus sprak tot zijn
leerlingen:
'Maak vrienden met behulp van de valse mammon, opdat jullie in de eeuwige
tenten worden opgenomen wanneer de mammon er niet meer is. Wie betrouwbaar is
in het geringste, is ook betrouwbaar als het om veel gaat, en wie oneerlijk is
in het geringste is ook oneerlijk als het om veel gaat. Als jullie
onbetrouwbaar blijken in de omgang met de valse mammon, wie zal jullie dan
werkelijk belangrijke dingen toevertrouwen? En als jullie onbetrouwbaar blijken
met wat een ander toebehoort, wie zal jullie dan geven wat jullie zelf toekomt?
Geen enkele knecht kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede
liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten.
Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.
De Farizeeën, die geldzuchtig waren, hoorden dit alles aan en ze haalden honend
hun neus voor Hem op.
Maar Jezus zei tegen hen: U wilt bij de mensen altijd voor rechtvaardig
doorgaan, maar God kent uw hart. Wat bij de mensen in hoog aanzien staat, is
een gruwel in de ogen van God.'
Door onze
bezittingen te delen met de armen zullen wij niet bezwijken om twee heren te
gaan dienen maar in elke situatie ervoor zorgen God te dienen, die onze harten
kent
: Geen enkele knecht kan twee heren
dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist
toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen
én de mammon.
De uitdrukking de
mammom dienen betekent in de Nederlandse taal: geldzuchtig zijn.
Geld hebben we nodig. Het is een onmisbaar ruilmiddel, het belichaamt onze
koopkracht, het is een noodzakelijk levensmiddel.
Maar de afgoderij begint zodra we de verhoudingen gaan omkeren, als geld niet
meer een middel voor iets anders is maar al het andere tot middel voor geld
wordt gemaakt.
In het geld zit de sterkste en verschrikkelijkste bekoring tot afgoderij.
Wie het geld dient als zijn heer, kan God niet meer dienen. Hij heeft God
verraden.
De Heer is mijn
licht, mijn behoud,
wie zou ik vrezen ?
Bij de Heer is mijn leven veilig,
voor wie zou ik bang zijn?
Ik vraag aan de
Heer één ding,
het enige wat ik verlang:
wonen in het huis van de Heer
alle dagen van mijn leven,
om de liefde van de Heer te aanschouwen,
Hem te ontmoeten in zijn tempel.
Mag ik niet verwachten
de goedheid van de Heer te zien
in het land van de levenden ?
Wacht op de Heer,
wees dapper en vastberaden,
ja, wacht op de Heer.
Uit het evangelie
volgens Lucas
15, 1-10
Vreugde over één
zondaar die zich bekeert.
Alle tollenaars en
zondaars kwamen Jezus opzoeken om naar Hem te luisteren.
Maar zowel de Farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar:
Die man ontvangt zondaars en eet met hen.
Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis: Als iemand van u honderd schapen
heeft waarvan er één verloren is geraakt, laat hij dan niet de negenennegentig
andere in de woestijn achter om naar het verdwaalde dier op zoek te gaan tot
hij het gevonden heeft? En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol vreugde
op zijn schouders en gaat hij naar huis. Daar roept hij zijn vrienden en buren
bijeen en zegt tegen hen: Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap
gevonden dat verdwaald was.
Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot
inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig
hebben.
En als een vrouw tien drachmen heeft en er één verliest, steekt ze toch de lamp
aan, veegt het hele huis schoon en zoekt ze alles af tot ze het muntstuk
gevonden heeft? En als ze het gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en
buren bijeen en zegt: Deel in mijn vreugde, want ik heb de drachme gevonden
die ik kwijt was.
Zo, zeg ik u, heerst er ook vreugde onder de engelen van God over één zondaar
die tot inkeer komt.
Jezus
zei tot de Farizeeër die Hem aan tafel had genodigd:
Wanneer u een maaltijd aanbiedt of een feestmaal geeft, vraag dan niet uw
vrienden, uw broers, uw verwanten of uw rijke buren, in de verwachting dat zij
u op hun beurt zullen uitnodigen om iets terug te doen. Wanneer u mensen
ontvangt, nodig dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit. Dan zult u
gelukkig zijn, zij kunnen voor u dan wel niets terugdoen, maar u zult ervoor
beloond worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.
Wanneer u een maaltijd aanbiedt of een feestmaal geeft, vraag dan niet uw
vrienden, uw broers, uw verwanten of uw rijke buren, in de verwachting dat zij
u op hun beurt zullen uitnodigen om iets terug te doen. Wanneer u mensen
ontvangt, nodig dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit.
Een vermaning van Jezus uit
aan de mensen waar Hij te gast was. Niet dat die mensen op zich genomen geen
goede mensen waren, maar zij bewaarden hun goedheid, hun rijkdom, hun sympthie
voor elkaar, zij sloten zich op in hun eigen kring, zij vormden een gesloten
circuit, waardoor de armen, de kreupelen, de verlamden en de blinden
uitgesloten werden. En dat zijn nu juist de mensen aan wie Jezus voor alles
zijn gezelschap wil geven, zijn sympathie en vriendschap, want Hij is toch de Zoon
van de Vader; de Vader die Vader is van allen en die allen bemint met een
allenomvattende liefde.
We horen hier een opdracht
voor alle mensen die méér hebben, namelijk dat zij hun méér moeten delen met
hen die minder hebben. Maar de rijken sluiten zich maar al te dikwijls op in
hun eigen gesloten circuit, in hun rijke buurt, met hun rijke kennissen. En als
de een n maaltijd geeft dan doet hij dat dikwijls met de bedoeling om door de
ander aan wie hij die maaltijd geeft ook eens te worden uitgenodigd. Zo blijft
het goede maar rondgaan in de eigen kleine kring en worden de minderen
geïsoleerd van de goede gaven van hemelse Vader.
U bent gebouwd
op het fundament van de apostelen en de profeten.
Broeders en
zusters,
u bent geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en
huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met
Christus Jezus zelf als de hoeksteen. Vanuit Hem groeit het hele gebouw, steen
voor steen, uit tot een tempel die gewijd is aan Hem, de Heer, in wie ook u
samen opgebouwd wordt tot een plaats waar God woont door zijn Geest
Het koninkrijk Gods groeit
ongemerkt, stil maar onweerstaanbaar als kiemend zaad. Zo'n groei merk je ook
in de mentaliteit van Simon en Judas. Toen zij zich bij Jezus aansloten waren
hun motieven wellicht niet zo zuiver religieus. Simon was zelfs een gekend lid
van de ondergrondse beweging die de Romeinse overheersing wilde wegwerken. Ook
Judas Thadeüs zag in Jezus een toekomstig staatshoofd. Jezus was een man die
aan hun politieke aspiraties beantwoordde, maar wel op zijn manier. Het wonder
dat aan hen gebeurde, was dat zij Jezus met volle overgave en met een diep
geloof bleven volgen, ook wanneer zij merkten dat zijn rijk niet van deze
wereld was
Op weg naar
Jeruzalem trok Jezus verder langs steden en dorpen, terwijl Hij onderricht gaf.
Iemand vroeg Hem: Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?
Hij antwoordde: Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan,
want velen, zeg Ik jullie, zullen proberen naar binnen te gaan maar er niet in
slagen. Als de heer des huizes eenmaal is opgestaan en de deur heeft gesloten,
en jullie staan buiten op de deur te kloppen en roepen: Heer, doe open voor
ons!, dan zal Hij antwoorden: Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan?
Jullie zullen zeggen: We hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken en U hebt
in onze straten onderricht gegeven.
Maar Hij zal tegen jullie zeggen: Ik ken jullie niet, waar komen jullie
vandaan? Weg met jullie, rechtsverkrachters!
Dan zullen jullie jammeren en knarsetanden wanneer je Abraham, Isaak en Jakob
en al de profeten in het Koninkrijk van God ziet, maar zelf buitengesloten
wordt.
Uit het oosten en het westen en uit het noorden en het zuiden zullen ze komen,
en ze zullen aan tafel genodigd worden in het Koninkrijk van God.
En bedenk wel: er zijn laatsten die de eersten zullen zijn, en er zijn eersten
die de laatsten zullen zijn.
Lucas geeft drie
korte parabels bij de opgang van Jezus naar Jeruzalem. Ee parabel van de nauwe
poort, de parabel van de gesloten deur en de parabel over het toegelaten worden
tot het Koninkrijk. Hij wil beroep doen op onze persoonlijke inzet, want er
komt een tijd dat het te laat
Heer, zijn er maar weinigen die
worden gered? Al
bekennen we het zelf niet vlug, toch zijn we af en toe ook bezig met deze
vraag. We zouden graag willen weten of we op de wachtlijst naar de hemel staan.
Jezus ziet deze vraag een beetje
als een kinderlijke vraag, naief en niet zo verstandig. Want Hij antwoordt erop
als een vader tot zijn kind, geduldig maar toch vermanend: 'Begin alvast maar
je best te doen en dan zullen we verder wel zien'. 'Doe alle moeite... ' Jezus
antwoordt naar de maat van onze vraag. God is een verstandige Vader. Hij kent
zijn kinderen. Hij weet, dat wij, als gelovigen, vaak te laat komen, als de
deur gesloten is.
Toch heeft Hij het ons anders
geleerd. We zouden er als eersten bij moeten zijn om de wil te doen van de
Vader in de hemel en om de nood te lenigen van de mensen op aarde. Vaak zijn we
echter de eersten om onze eigen wil en zin door te drijven, en de laatste om
zijn wil te laten geschieden. Zo uitgebreid zijn we dikwijls met onszelf bezig
dat de nauwe deur waarover sprake is in het evangelie voor ons een flessenhals
wordt waarin we onherroepelijk vastlopen. '...want velen, zeg Ik jullie, zullen proberen
naar binnen te gaan maar er niet in slagen.'
God is een Vader met doorzicht.
Hij is onze excuses voor. Hij kent de argumenten en doorziet de uitvluchten
waarmee we voor de dag komen om onze fouten wit te wassen. Hij verklaart ze bij
voorbaat ongeldig. Weer is zijn antwoord: 'Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan?
Weg met jullie'.
Geloof wordt ongeloof als wij
het met God op een koopje willen gooien. Op zondag aanzitten aan de tafel van
de Heer verschaft ons niet automatisch een visum voor de eeuwigheid. Want het
Lichaam dat wij nuttigen, en het Bloed dat wij drinken, is werkelijke
goddelijke vitamine. Het moet leven en vrucht dragen als wij van de tafel van
de Heer worden weggezonden naar het leven van iedere dag. Zijn onderricht is
nutteloos als het geen vlees en bloed wordt in ons dagelijks doen en laten.
Jezus gaf op sabbat
onderricht in een synagoge.
Er was daar ook een vrouw die al achttien jaar bezeten was door een geest die
haar ziek maakte. Ze was helemaal krom en kon met geen mogelijkheid rechtop
staan. Toen Jezus haar zag, riep Hij haar bij zich en zei tegen haar: U bent
verlost van uw ziekte, en Hij legde haar de handen op. Meteen ging ze rechtop
staan en loofde God.
Maar de leider van de synagoge werd boos omdat Jezus op sabbat genas en zei
tegen de menigte: Er zijn zes dagen om te werken. Kom dus op die dagen om u te
laten genezen en niet als het sabbat is!
Maar de Heer zei: Huichelaars! Maakt niet ieder van jullie op sabbat zijn os
of ezel los van de voederbak om hem te laten drinken? Mocht deze vrouw, die een
dochter is van Abraham en al achttien jaar door Satan geboeid werd gehouden, mocht
zij op sabbat niet uit deze boeien worden losgemaakt?
Toen Hij dat zei, stonden al zijn tegenstanders beschaamd, maar de hele menigte
was verheugd over de machtige daden die door Hem werden verricht.
Voor goedheid zonder maat staat
iedereen perpleks. De genezing van een vrouw die reeds achttien jaar ziek was,
is zo een blijk van Jezus goedheid zonder maat. Jezus doorbreekt alle
hindernissen van de wet op de Sabbat. Alleen goedheid telt
Een vrouw komt bij Jezus. Ze
is bezeten door een boze geest, achttien jaar lang is zij al ziek en krom
gebogen. Er zijn met deze vrouw twee dingen aan de hand: ze is geboeid, onvrij,
zichzelf niet meester, én ze is krom, naar de aarde gebogen.
Dat is nu precies wat de boze
geest met ons allemaal doet: iemand onvrij maken, in de greep van zijn
gevoelens houden, van zijn hartstochten, van zijn neigingen, van zijn iets niet
kunnen, of van zijn iets per se moeten, én hij houdt iemands blik op de aarde
gericht, neergebogen, depressief, moedeloos, dé zielsziekte van deze tijd. Dat
heet troosteloosheid. 'Troosteloosheid', zegt Ignatius, 'is duisternis en
verwarring in de ziel, een beweging naar wat laag en aards is' - gebogen naar
de aarde, - én 'onrust vanwege verschillende beroeringen en bekoringen. Dit
brengt tot wantrouwen, zonder hoop, zonder liefde, waarbij zij zich helemaal in
luiheid, lauwheid en droefheid bevindt, als het ware gescheiden van haar
Schepper en Heer' (GO 317). Naar de aarde toegebogen betekent dus ook van de
hemel, van God, onze Schepper en Heer, afgewend.
Deze vrouw in het evangelie
is als het ware een verpersoonlijking van de troosteloosheid, een lichaam
geworden troosteloosheid. De mens is namelijk geschapen en bestemd om opgericht
te zijn, alleen al zijn lichaamshouding wijst daarop. Hij is het enige viervoetige
wezen dat op twee benen loopt, het hoofd omhoog, opgericht naar de hemel.
Hoe lopen wij erbij? Hoe is
het met onze ziel gesteld?
Kunnen wij de Heer zo welkom heten dat Hij ons weer kan doen rechtstaan, ons
kan optillen, kijkend naar de Vader, de Schepper van het leven, ook van ons
leven. Of zien we de uitgestrekte hand van de Heer niet, en blijven we naar de
aarde gebogen, ons richtend op allerlei dingen die ons van de Vader weerhouden.
En hoe kijken wij naar hen
die krom gebogen door het leven gaan? Als we hen al willen zien, willen we hen
dan ook ontmoeten, of doen we onze oogkleppen aan en zien hen liever niet
bezig
Het evangelie nodigt uit de Heer te volgen, ook in de genezingen die Hij doet.
Zijn wij bereid broederschap aan te gaan met hen die kromgebogen lopen, met hen
die niet de moed hebben naar de hemel te kijken, met hen die twijfelen, die
niet meer kunnen geloven. Zijn we bereid die vriendschap aan te bieden die de
Heer zo genegen was en een rode draad vormt doorheen heel het evangelie.
Er
waren enkele mensen aanwezig die Jezus vertelden over de Galileeërs van wie
Pilatus het bloed vermengd had met hun offers.
Hij zei tegen hen: Denken jullie dat die Galileeërs grotere zondaars waren dan
alle andere Galileeërs, omdat ze dat ondergaan hebben? Zeker niet, zeg Ik
jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal op dezelfde
wijze omkomen. Of die achttien die stierven doordat de Siloamtoren op hen viel.
Denken jullie dat zij schuldiger waren dan alle andere mensen die in Jeruzalem
wonen? Zeker niet, zeg Ik jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je
allemaal net zo sterven als zij.
Hij vertelde hun deze gelijkenis: Iemand had een vijgenboom in zijn wijngaard
geplant en ging kijken of de boom vrucht droeg, maar hij vond geen vijgen. Hij
zei tegen de wijngaardenier: Al drie jaar kom ik kijken of die vijgenboom
vrucht draagt, maar tevergeefs. Hak hem maar om, want hij dient tot niets en
put alleen de grond uit.
Maar de wijngaardenier zei: Heer, laat hem ook dit jaar nog met rust, tot ik
de grond eromheen heb omgespit en hem mest heb gegeven, misschien zal hij dan
het komende jaar vrucht dragen, en zo niet, dan kunt u hem alsnog omhakken.
Zoals een boom krijgt ieder de nodige
verzoeningstermijn om tot vruchten te komen
Het evangelie van vandaag wil ons tonen dat de
barmhartigheid van God heerst boven het kwaad. Daarom eindigt het evangelie dan
ook met de parabel van de vijgenboom zonder vrucht. Eigenlijk moet
hij omgehakt worden, maar Jezus roept op tot geduld en barmhartigheid.
Er zijn twee categorieën mensen waarmee wij in ons
dagelijks leven moeten omgaan: de medemens en onszelf.
Wat de medemens betreft: dragen wij, wanneer wij
een mens zien zondigen, het geduld van Jezus in ons. Gunnen wij die mens de
tijd en de mogelijkhei van bekering. Of plaatsen we hem in een vakje,
veroordeeld geven tot bekering is de dag van vandaag niet populair. De
schandpaalpolitiek is dikwijls meer geliefd dan de weg gaan van mogelijkheid
scheppen tot bekering, verzoening.
Deze tweede weg bewandelen is nogthans de weg waartoe het evangelie oproept:
niet veroordelen, maar mogelijkheden scheppen van verzoening met God en
medemens. Dat vraagt inspanning van ons. We moeten naar de zondaar durven
toegaan, de zonde veroordelend, niet de zondaar. We moeten naar hem toegaan met
en vanuit de barmhartigheid van de Heer: Hij met ons, in ons, door ons. We
zullen de genade ontvangen de zondaar te mogen aanraken met de liefde van de
Heer, net zoals de Heer zovele zieken aanraakte en genas in het evangelie.
Het wordt hoogtijd dat wij christenen uit onze catacomben komen, dat we de
wereld durven ingaan, om broederschap aan te bieden aan allen die daarvoor
openstaan. En als men er niet voor openstaat: laat ons dan bidden, met een diep
en sterk geloof, dat God de harten voor Hem mag openen.
Wat onszelf betreft: zo dikwijls straffen we
onszelf omdat we onszelf veroordelen. Wie zichzelf veroordeelt zet zich vast.
Hij laat geen ruimte meer vrij voor de barmhartigheid van God.
Wie gezondigd heeft moet eenvoudigweg op z'n knieën gaan zitten, berouw tonen,
z'n spijt uitdrukken tegenover God, en om vergeving vragen. Als dit zuiver
gebeurt zal God z'n genade niet weigeren.
Uit de brief van Paulus
aan de christenen van Rome
7, 18-25a
Broeders en zusters,
ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is. Ik wíl
het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. Wat ik verlang te doen, het
goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik.
Maar wanneer mijn daden in strijd zijn met mijn wil, ben ik daar niet zelf de
oorzaak van, maar de zonde die in mij heerst. Ik ontdek in mij de wetmatigheid
dat het kwade zich aan mij opdringt, ook al wil ik het goede doen.
Innerlijk stem ik vol vreugde in met de wet van God, maar in alles wat ik doe
zie ik die andere wet. Hij voert strijd tegen de wet waarmee ik met mijn
verstand instem en maakt van mij een gevangene van de wet van de zonde, die in
mij leeft.
Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de
dood? God zij gedankt, door Jezus Christus, onze Heer.
Paulus drukt in deze lezing een
diep menselijke ervaring uit. Dikwijls lukken wij niet in het goede dat we
willen terwijl het kwade - dat we niet willen - steeds weer opduikt. Paulus
biedt hiervoor een oplossing: Jezus Christus, onze Heer. God zij gedankt !
Jezus sprak:
'Ik ben gekomen om op aarde een vuur te ontsteken, en wat zou Ik graag willen
dat het al brandde! Ik moet een doop ondergaan, en Ik word hevig gekweld zolang
die niet volbracht is.
Denken jullie dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde? Geenszins, zeg
Ik jullie, Ik kom verdeeldheid brengen. Vanaf heden zullen vijf in één huis
verdeeld zijn: drie tegen twee en twee tegen drie. De vader zal tegenover zijn
zoon staan en de zoon tegenover zijn vader, de moeder tegenover haar dochter en
de dochter tegenover haar moeder, de schoonmoeder tegenover haar schoondochter
en de schoondochter tegenover haar schoonmoeder.
Christus' zending is zo veeleisend dat niet iedereen haar
onverdeeld aanvaardt. Zelfs onder vrienden en verwanten kan ze zodoende
verdeeldheid teweegbrengen. Voor Hem zelf bracht ze mee dat Hij als het ware
erin gedompeld werd. Eenmaal door lijden en dood heen, doopt Hij ook de
christenen op deze weg. Maar Hij verzekert hen zijn Geest.
dat vuur dat Jezus op
aarde is komen brengen, is niet een uitwendig vuur, zoals dat vuur dat Jakobus
en Johannes van de hemel wilden afroepen om de Samaritanen te verdelgen, omdat
zij Jezus en de leerlingen niet wilden ontvangen omdat Jeruzalem het doel van
hun reis was. Dat was een uitwendig vuur. 'Heer, wilt Gij dat
wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen?' 'Maar Hij keerde zich om
en wees hen op strenge toon terecht'(Lc
9,54-55). Dat vuur is een verslindend, vernietigend vuur, maar Jezus is
een ander vuur komen brengen, het vuur van de liefde, het inwendige vuur, het
vuur van de heilige Geest. De heilige Geest die zich in tongen van vuur
neerzette op de hoofden van de apostelen, dat wil zeggen: de heilige Geest is
de ziel van de christen, de liefde is de ziel van de christen, de liefde van
God, van binnenuit.
Inwendig is ook de vrede waar Jezus het over heeft. Jezus zegt:
Ik ben niet de vrede komen brengen, de uitwendige vrede, een leven zonder
conflicten. Nee, Hij is een andere vrede komen brengen, de vrede tussen God en
de mensen. Die heeft natuurlijk ook wel een uitwendig aspect, maar die begint
in het hart. Dat de hemel, God, Zich verzoent met de aarde, met de mens. 'Vrede
op aarde onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft', die
Hij liefheeft (Lc 2,14). Het is een inwendige vrede, een vrede van het hart.
Díe vrede is Jezus komen brengen, en dat vraagt Hij ook van zijn leerlingen. 'Laat
in welk huis gij ook binnengaat uw eerste woord zijn: vrede aan dit huis!' (Lc
10,5). En ook het eerste woord van de Verrezene aan zijn leerlingen
was: Vrede zij u"(Joh
20,20).
Maar die vrede is niet onbelemmerd, die vrede wordt aangevochten
in haar loop, en zo verdeelt zich de wereld in twee rijken met elk een eigen
vrede: een hemels Rijk met een hemelse vrede en een duivels rijk met een valse
vrede, een diplomatieke vrede, of een koude vrede, een valse rust.
Ons geloof is een geloof in God, die we niet zien, en het is een
geloof in de gaven en krachten van God die we ook niet zien, maar die in al het
zichtbare doordringt en van binnenuit bezielt, die een nieuwe loop, een
restauratie van binnenuit tot stand kan brengen. Een Nieuw Verbond! Dat horen
we dan ook altijd bij de consecratie: 'Dit is mijn Bloed van het Nieuwe
Verbond, tot vergiffenis van de zonde.' Herstel van binnenuit, van God uit, die
hart en nieren doorgrondt.
(Dit is een waar
gebeurd verhaal en je kunt meer informatie vinden door te Googlen op Herman
Rosenblat. Hij werd Bar Mitzvah op de leeftijd van 75)
Augustus 1942.
Piotrków, Polen.
Die ochtend was de
lucht dreigend toen we angstig stonden te wachten.
Alle mannen, vrouwen
en kinderen van het Joodse getto in Piotrków waren op een plein bij elkaar
gedreven.
We hadden gehoord
dat we verplaatst zouden worden. Mijn vader was pas onlangs overleden aan
tyfus, die zich snel verspreid had in het overvolle getto. Mijn grootste angst
was dat onze
familie zou worden
gescheiden.
'Wat je ook doet,'
fluisterde Isidore, mijn oudste broer, vertel ze niet hoe oud je bent. Zeg dat
je zestien bent.
Ik was lang voor een
jongen van 11, dus ik kon het proberen. Op die manier was ik misschien wel
waardevol om te werken.
Een SS-er kwam naar
me toe, zijn laarzen klikten tegen de kasseien.
Hij bekeek me van
top tot teen en vroeg toen naar mijn leeftijd.
'Zestien,' zei ik.
Hij stuurde mij naar links, waar mijn drie broers al stonden
met andere gezonde
jonge mannen.
Mijn moeder kreeg
een gebaar om naar rechts te gaan bij andere vrouwen, kinderen, zieken en
ouderen.
Ik fluisterde
Isidore, 'Waarom?'
Hij gaf geen
antwoord.
Ik rende naar de
andere kant, naar Mama en zei dat ik bij haar wilde blijven.
'Nee,' zei ze
streng. 'Ga weg. Wees niet vervelend. Ga met je broers mee.
Ze had voor die tijd
nog nooit zo hard gesproken. Maar ik begreep het:
ze wilde mij
beschermen. Ze hield zo veel van mij, dat ze, alleen deze keer,
deed alsof het niet
zo was. Het was het laatste wat ik van haar gezien heb
Mijn broers en ik
werden vervoerd in een veewagen naar Duitsland ...
Een nacht later
kwamen we aan bij het concentratiekamp Buchenwald
en we werden in een
overvolle barak gebracht. De volgende dag werden er uniformen en
identificatienummers uitgegeven.
Noem me geen Herman
meer,' zei ik tegen mijn broers. Ik ben nu 94983.'
Ik werd te werk
gesteld in het crematorium van het kamp. Ik moest de doden opladen
in een met de hand
bediende lift. Ik voelde mijzelf ook dood. Ik werd hard, ik was een nummer.
Spoedig daarna
werden mijn broers en ik overgebracht naar Schlieben, een kamp dat hoorde
onderBuchenwald in de buurt van Berlijn
..
Op een ochtend leek
het of ik de stem van mijn moeder hoorde.
'Zoon,' zei ze zacht
maar duidelijk, ik zal je een engel sturen. '
Toen werd ik wakker.
Het was net een droom. Een mooie droom.
Maar in deze plaats
konden er geen engelen zijn. Er was alleen werk. En honger. En angst.
Een paar dagen later
liep ik rond in het kamp, om de barakken heen, vlakbij het hek van prikkeldraad
waar de bewakers je niet gemakkelijk konden zien. Ik was alleen.
Aan de andere kant
van het hek zag ik iemand: een klein meisje met helblonde,
bijna lichtgevende
krullen. Ze stond half verborgen achter een berk.
Ik keek rond om er
zeker van te zijn dat niemand me zag. Ik riep haar zachtjes in het Duits. 'Heb
je iets te eten?' Ze begreep het niet.
Ik schoof dichter
naar het hek toe en herhaalde de vraag in het Pools.
Ze stapte naar
voren. Ik was dun en mager, met lappen om mijn voeten gewikkeld, maar het
meisje leek er niet bang voor te zijn. In haar ogen zag ik het leven.
Ze trok een appel
uit haar wollen jasje en gooide hem over het hek.
Ik greep de vrucht
en toen ik begon weg te lopen, hoorde ik haar zachtjes zeggen:
'Ik zie je morgen
weer.'
Iedere dag op
hetzelfde tijdstip keerde ik terug naar dezelfde plek bij het hek.
Ze was er altijd met
iets voor mij om te eten - een homp brood of, beter nog, een appel.
We durfden niet te
spreken of te blijven hangen. Gesnapt worden zou voor ons beiden de dood
betekenen.
Ik wist niets over
haar, dat soort boerenmeisje, behalve dat ze Pools verstond. Hoe heette ze?
Waarom riskeerde ze haar leven voor mij?
Hoop was een beetje
steun en dit meisje aan de andere kant van het hek
gaf me die, door mij
brood en appels te eten te geven.
Bijna zeven maanden
later werden mijn broers en ik in een
kolenwagon gepropt
en vervoerd naar Theresienstadt, een kamp in Tsjecho-Slowakije.
Kom niet meer
terug,' zei ik tegen het meisje die dag. We gaan hier weg. '
Ik draaide me om
naar de barakken en keek niet achterom. Ik heb niet eens afscheid genomen van
het kleine meisje, van wie ik de naam niet wist, het meisje met de appels.
Drie maanden lang
waren we in Theresienstadt. De oorlog liep op het eind
en de Geallieerde
troepen waren dichtbij, maar mijn lot leek bezegeld.
Op 10 mei 1945 stond
ik op de lijst om te sterven in de gaskamer om 10.00 uur.
In de rust van de
dageraad probeerde ik me erop voor te bereiden. Zo vaak scheen de dood
klaar om me op te
eisen, maar op de een of andere had ik het steeds overleefd. Nu was alles
voorbij.
Ik dacht aan mijn
ouders. Tenminste, ik dacht, dat we weer verenigd zouden worden.
Maar om 8 uur s
ochtends was er grote opschudding. Ik hoorde geschreeuw en zag mensen naar alle
kanten door het kamp rennen. Ik werd met mijn broers opgevangen door
Russische troepen
die het kamp hadden bevrijd! De poort zwaaide open. Iedereen rende weg, ik ook.
Verbazingwekkend, al mijn broers hadden het overleefd - ik weet niet hoe. Maar
ik wist zeker dat het meisje met de appels de sleutel was voor mijn overleving.
Op een plek waar het
kwaad leek te overwinnen, had de goedheid van die ene persoon mijn leven gered,
had mij hoop gegeven op een plaats waar die niet was.
Mijn moeder had mij
een engel beloofd en de engel was gekomen.
Uiteindelijk kwam ik
terecht in Engeland, waar ik werd geholpen door een
Joods
liefdadigheidsfonds. In een herstellingsoord knapte ik op, samen met andere
jongens die de Holocaust hadden overleefd en ik kreeg een opleiding in de
elektronica.
Daarna ging ik naar
Amerika, waar mijn broer Sam ook al was. Ik nam dienst in het Amerikaanse leger
tijdens de Korea-Oorlog en keerde twee jaar later terug naar New York City.
Omstreeksaugustus 1957 opende ik mijn eigen bedrijf
voor reparatie van elektrische apparaten. Ik begon weer een toekomst op te
bouwen.
Op een dag kreeg ik
een telefoontje van mijn vriend Sid die ik in Engeland had leren kennen.
'Ik heb een
afspraakje met een meisje. Ze heeft een Poolse vriendin. Zullen we samen gaan?
'
Een blind date?
Nee, dat was niets voor mij.
Maar Sid bleef
aandringen en een paar dagen later gingen we naar de
Bronx om zijn
afspraak op te halen en haar vriendin Roma.
Ik moest toegeven,
voor een blind date was dit niet slecht. Roma was verpleegster
in een ziekenhuis in
de Bronx. Ze was aardig en bijdehand. Ook mooi, met zwierige
bruine krullen en
groene, amandelvormige ogen die levenslustig schitterden.
Met ons vieren reden
we naar Coney Island. Roma was prettig om mee te praten
en prettig
gezelschap.
Het bleek dat zij
ook op haar hoede was voor een afspraak met iemand die ze niet kende!
We deden dit beiden
voor het plezier van onze vrienden.
We maakten een
wandeling over de promenade, genoten van de zilte zeebries, en vervolgens
hebben we gegeten aan de kust. Ik kon me geen betere tijd herinneren.
We persten ons weer
in de auto van Sid. Roma en ik zaten samen op de achterbank.
Als Europese joden
die de oorlog overleefd hadden, waren we ons ervan bewust dat veel nog niet
gezegd was tussen ons. Zij sneed het onderwerp aan.
'Waar was jij,
vroeg ze zacht, tijdens de oorlog?'
In de kampen,' zei
ik. De verschrikkelijke herinneringen waren nog steeds levendig, het verlies
onherstelbaar.
Ik had geprobeerd om
het te vergeten. Maar je kunt dit nooit vergeten.
Ze knikte. 'Mijn
familie was ondergedoken op een boerderij in Duitsland,
niet ver van
Berlijn, ' vertelde ze me. "Mijn vader kende een priester,
en hij heeft ons
papieren gegeven dat we niet-joods waren. '
Ik stelde me voor
hoe ze ook moest hebben geleden, met angst, de vaste metgezel.
En toch hier hadden
we het beiden overleefd en waren we hier in een nieuwe wereld.
'Er was een kamp
naast de boerderij,' ging Roma verder. 'Ik zag daar een jongen
en ik gooide elke
dag appels naar hem. '
Wat een
verbazingwekkend toeval,dat zij een
andere jongen had geholpen.
Hoe zag hij eruit?
vroeg ik.
'Hij was lang, mager
en had honger. Ik moet hem zes maand lang elke dag hebben gezien. '
Mijn hart ging
tekeer. Ik kon het niet geloven. Dit kon niet waar zijn.
'Heeft hij je op een
dag verteld dat je niet terug moest komen, omdat hij zou vertrekken Schlieben?'
Roma keek me verbaasd aan. 'Ja!'
'Dat was ik!'
Ik zou haast barsten
van blijdschap en ontzag, overspoeld door emoties.
Ik kon het niet
geloven! Mijn engel!
'Ik laat je niet
meer gaan.' zei ik tegen Roma. En achterin de auto
van die blind date
vroeg ik haar ten huwelijk. Ik wilde niet langer wachten.
'Je bent gek!' zei
ze. Maar ze nodigde me wel uit om haar ouders te ontmoeten voor het
Shabbatsdiner van de
volgende week.
Ik verlangde ernaar
om Roma nog veel beter te leren kennen, maar de belangrijkste dingen wist ik
al: haar standvastigheid, haar goedheid. Gedurende vele maanden was ze in de
slechtste omstandigheden naar de omheining gekomen en had mij hoop gegeven.
Nu had ik haar weer
had gevonden en ik zou haar nooit meer laten gaan.
Die dag zei ze ja.
En ik hield mijn woord. Na een huwelijk van bijna 50 jaar,
met twee kinderen en
drie kleinkinderen, heb ik haar nooit laten gaan.
Herman Rosenblat van Miami Beach, Florida
Naschrift:
Over dit verhaal
wordt een film gemaakt met de titel The Fence.
Kort daarop begon hij rond te trekken van stad tot stad
en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te
verkondigen. De twaalf vergezelden hem, 2 en ook enkele
vrouwen die van boze geesten en ziekten genezen waren: Maria uit Magdala, bij
wie zeven demonen waren uitgedreven, 3 Johanna, de vrouw
van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna en nog tal van anderen,
die uit hun eigen middelen voor hen zorgden.
Vanaf het begin van het christendom hebben ook vrouwen
een taak. Hun aanwezigheid wordt hier door Lucas uitdrukkelijk aangehaald. Zij
maakten Christus en zijn godsdienst menselijker en warmer.
Kort daarop begon Jezus rond te trekken van stad tot
stad en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te
verkondigen.
De twaalf vergezelden Hem, en ook enkele vrouwen die van boze geesten en
ziekten genezen waren: Maria uit Magdala, bij wie zeven demonen waren
uitgedreven, Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en
Susannaen nog tal van anderen, die uit hun eigen middelen voor hen zorgden.
Het evangelie van vandaag is een echte parel. En we
mogen gerust ook zeggen dat het een soort lofzang is op een al te vaak vergeten
groep. Vaak hebben we de indruk dat het evangelie een zaak van mannen is.
Vrouwen komen er nauwelijks of slechts terloops aan te pas. Een zieke vrouw
wordt wel eens genezen. Een vrouw wast de voeten van Jezus. Vrouwen volgen Hem
en zijn vrienden en zorgen voor hen uit eigen middelen. Vrouwen staan onder het
kruis. Ze staan overal achter of onder, maar zelden of nooit op het voorplan.
Grote rollen worden door mannen bezet. Apostelen en
schriftgeleerden, een honderdman, een barmhartige Samaritaan of een goede
herder. Dat Annas en Kàjafas, Herodes, Judas of Pilatus ook mannen waren, is
hier helemaal geen troost. Maar zo ziet Jezus het niet. Op geen enkel moment.
Want het evangelie is geen 'Guiness-book of records', waarin het om de
grootste, de sterkste of de beste gaat, waarbij alleen prestatie of kwantiteit
telt. Het is een levensboek waar geloof en vertrouwen, waar geduld en liefde,
inzet en overgave, de echte kwaliteit en de ware talenten vormen.
En daar spelen vrouwen onvervreemd en onvervangbaar een
glansrol. Een rol, waarbij veel mannen tot debutanten verbleken. Lucas begint
er zijn evangelie al mee. De eerste persoon die we ontmoeten is Zacharias, een
man, een priester. Stomweg valt hij al meteen door zijn rol. "Ge zult zwijgen en niet in staat
zijn te spreken, omdat ge mijn woorden niet geloofd hebt."
Meteen daarop treden twee vrouwen op, Maria en
Elisabet. In een feilloos duet, in een magnificat van puur geloof en zuivere
overgave, brengen ze onze heilsgeschiedenis daadwerkelijk en definitief op
gang. Ook wanneer het doek over het openbaar leven van Jezus opengaat en Hij
nog even in de coulissen wilt blijven, opdat Hij zijn uur nog niet gekomen
acht, is het weer een vrouw, die, onweerstaanbaar zoals alleen moeders dat
kunnen, Jezus tot handelen aanzet. "Doe
maar wat Hij u zeggen zal." Zo maakte Jezus een begin met zijn
tekenen.
Van het penninkje van de weduwe tot de kostelijke
nadusbalsem van Maria te Betanië, van die onbevangen eerlijkheid van de vrouw
aan de put van Jakob in Samaria tot het vindingrijk geloof van de Kananese met
de kruimels die van tafel vallen, kunnen we, heel het leven van Jezus door,
parel na parel opsteken tot een krans van vrouwelijke gebaren en gaven van
geloof, liefde en toewijding.
En toen zijn uur echt gekomen was, een uur waarop
ontrouw en verraad, waarop verloochening en vaandelvlucht ineens puur
mannelijke begrippen werden, stond er ook weer die krans van vrouwelijke trouw,
van meevoelen en meegaan ten einde toe. Een krans van vrouwen die Jezus vanaf
Galilea waren gevolgd en Hem hadden gediend. Echte, levende en zuivere
godsdienst van een al te vaak vergeten groep.
Ik ben LUC, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Lucky.
Ik ben een man en woon in Moorsele (belgie) en mijn beroep is RUST........
Ik ben geboren op 30/12/1952 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: computer,,Muziek Fietsen en proberen niet mijn wil te doen maar deze van de Heer.
ben gehuwd met fabienne
De Geest van God is geen spookbeeld of hersenschim. Hij is onder ons aanwezig, voelbaar en tastbaar. Hij spreekt soms uit de blik in onze ogen. Je ziet hem in de mensen die verdraagzaam zijn en respectvol omgaan met elkaar. Je voelt hem in dat liefdevolle gebaar of die hartelijke handdruk. De Geest van God is de scheppende kracht die bruggen slaat over de diepste kloven, die mensen bij elkaar brengt en conflicten ombuigt in begrip en verzoening. Het is de energie die bergen kan verzetten en mensen boven hun kleinheid uittilt - de levensadem van God die mensen bezielt en in beweging zet.
Afscheid nemen is verdrietig, afscheid nemen is niet fijn afscheid nemen is iemand verlaten bij wie je graag zou willen zijn.
Afscheid nemen is die blik vol liefde en die aai over je bol afscheid nemen zijn die tranen je schiet er helemaal van vol.
Afscheid nemen zijn die woorden "Ik hou van jou, dag lieve schat. Je bent altijd bij me, want jij zit hier, diep in m'n hart."
Soms is het afscheid maar voor even soms voorgoed of voor een lange tijd maar wat je samen hebt mogen beleven dat raak je echt, nee nooit meer kwijt.
Parel
Je bent een parel, die zeer kostbaar is je naam staat onuitwisbaar in Mijn hand geschreven. Ik heb je zelf gemaakt om tot Mijn eer te leven je bent een parel, die zeer kostbaar is.
En eens zal Ik je roepen aan Mijn zij Mijn kind die roeping is zo hoog verheven. Uit liefde gaf ik jou Mijn eigen leven, ja, eenmaal zul je stralen aan Mijn zij.
Je bent nu nog op reis, het einddoel is in zicht, houd Mij maar stevig vast en luister naar Mijn stem. Aan d’einder gloort het nieuw Jeruzalem, daar zul je eeuwig leven in Mijn licht.
Je bent een parel, die zeer kostbaar is.
Dit gedicht is voor jou! Als je je alleen voelt je hart gebroken is of bezeerd als je bang bent voor wat komen gaat als je lief hebben hebt verleerd als je jezelf niet durft te zijn als je verteerd wordt door verdriet dan is dit gedicht voor jou want God vergeet je niet Hij wacht op je hij kent je vragen Hij zegt: “geef mij je last, dan kunnen we het samen dragen”. En langzaam zul je merken daar kun je van op aan, dat jij alleen nog je rugtas vasthoudt de inhoud is naar Hem overgegaan Als je je bedrogen voelt eenzaam en heel klein als je door de bomen het bos niet meer ziet en er misschien zelfs niet meer wilt zijn als je verstrikt zit in de netten van de zonde en niet weet hoe je daar uit moet geraken dan is dit gedicht voor jou Jezus zal het in orde maken Hij weet als geen ander hoe pijn voelt en wat een mens soms moet doorstaan Voor jou en mij is Hij uit liefde door enorm zware beproevingen gegaan Hij kijkt naar jou met een bewogen hart en een liefdevolle blik in Zijn ogen en wacht tot je Hem vragen zult je tranen te gaan drogen Dit gedicht is voor jou. Waarom? Is misschien je vraag. omdat God ontzettend van je houdt, grijp toch Zijn uitgestoken hand vandaag….