Deel door ons uw liefde uit
aan wie honger heeft en pijn.
Laat ons waar verdeeldheid is
uw vredestichters zijn.
Ons verlangen is alleen,
Heer, maak ons hart bereid,
dat door heel ons leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Deel door mij uw liefde uit,
aan een medemens die lijdt.
Leer mij meer vervuld te zijn
met uw bewogenheid.
Mijn verlangen is alleen,
Heer, maak mijn hart bereid,
dat door heel mijn leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(2x)
Deel ons door uw liefde uit
tot de einden van de aard'.
Dat zich waar de dood nu heerst
nieuw leven openbaart.
Maak ons als uw werkers klaar
en sterk ons in de strijd,
tot wij mogen oogsten waar
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(6x)
Deel door ons uw liefde uit,)
maak ons hart bereid. )4x
Deel door ons uw liefde uit,)
ja wij zijn bereid. )2x
Deel door mij uw liefde uit )
ja ik ben bereid. )2x
Wat ogen zien dringt binnenin het hart. Het kan ons blij maken of ook heel verdrietig. Het kan ons soms zo diep raken, dat we er ziek van zijn. Ogen zijn de vensters van ons hart. Wie ze opent voor het licht, voor de zon overdag, voor de mooie dingen en voor de sterren in de nacht, is een blij en gelukkig mens. Met licht en meer moois in onze ogen komt er kleur in ons anders zo grijze leven. Want onze ogen weerspiegelen de liefde van Jezus. Een liefde, door Hem gegeven!
Uit het hart
Jouw Hemelse Vader die je heeft geschapen, die zoveel van je houdt, weet alles wat er zich in jouw hart afspeelt. Hij begrijpt en kent jou volkomen, Hij vraagt je om de juiste keuzes te maken! Hij verlangt niets liever dat Hij fier zou zijn op jou, dat je het pad der wijsheid zou blijven volgen! Het is niet altijd gemakkelijk, en je hebt vooral lef & doorzettingsvermogen nodig, maar dit alles is niet te vergelijken, met het liefdevolle geschenk dat je zal verkrijgen! Hij weet nu wat je denkt & wat je nog zou willen 'plannen'... Daarom vraag ik je : ook voor mij komt de tijd dat ik het aardse zal verlaten. Maar zou je dan niet blij & verheugd zijn als je weet, dat ik in het Hemelse paradijs zal blijven wachten op... jou !!! Filip V. (26-09-04)
Toen de mens zich tussen de bomen van de tuin
verborgen had, riep de Heer God de mens en vroeg hem: Waar ben je?
Hij antwoordde: Ik hoorde U in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom
verborg ik me.
Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom
waarvan Ik je verboden had te eten?
De mens antwoordde: De vrouw die U hebt gemaakt om mij ter zijde te staan,
heeft mij vruchten van de boom gegeven en toen heb ik ervan gegeten.
Waarom heb je dat gedaan? vroeg God, de Heer, aan de vrouw.
En zij antwoordde: De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.
God, de Heer, zei tegen de slang: Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan,
het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je
kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. Vijandschap sticht Ik tussen
jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop,
jij bijt hen in de hiel.
De mens noemde zijn vrouw Eva; zij is de moeder van alle levenden geworden.
'Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw
nageslacht en het hare'.
Uit
het evangelie volgens Lucas
1, 26-38
In de zesde
maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, naar een
meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling
van David. Het meisje heette Maria.
Gabriël ging haar huis binnen en zei: Gegroet Maria, je bent begenadigd, de
Heer is met je.
Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die
begroeting te betekenen had.
Maar de engel zei tegen haar: Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst
geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet Hem
Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden
genoemd, en God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven. Tot in
eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap
zal geen einde komen.
Maria vroeg aan de engel: Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit
gemeenschap met een man gehad.
De engel antwoordde: De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de
Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren
wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. Luister, ook je familielid
Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al
hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want
voor God is niets onmogelijk.
Maria zei: De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.
Daarna liet de engel haar weer alleen
'Wees niet
bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken'.
In het evangelie van vandaag hebben we gehoord hoe
er een ontmoeting plaatsvindt tussen hemel en aarde, tussen God en mens. Een
ontmoeting tussen een vertegenwoordiger van God: de engel Gabriël, van Godswege
gezonden en een vertegenwoordiger van de aarde: Maria.
Maar wat gebeurt er nu in zo'n ontmoeting? Wat
wordt er gezegd, en wat wordt er niet gezegd? Wat gebeurt er wanneer wij in
gebed zijn, in een inwendig, persoonlijk gebed? Want wat ons hier in het
evangelie wordt voorgehouden, is eigenlijk zoveel als een gebedservaring, een
Godservaring, een Godsontmoeting. In dit gebeuren van de Blijde Boodschap van
de engel aan Maria is de engel aan het woord, hij spreekt en Maria zwijgt, of
beter gezegd: Maria luistert. Eén keer, aan het begin, vertoont ze iets van een
reactie, maar niet door iets te zeggen. Die reactie was op het woord van de
engel: "Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je." Dat
roept niet een zekere ongerustheid, maar een zekere verbazing, verwondering in
haar op. De engel stelt haar echter gerust en effent zodoende het pad naar haar
hart, waar hij met die boodschap wil terecht komen.
In het hart wil de engel bij Maria binnengaan, en
in het gebed wil God met zijn Woord in ons hart binnengaan, want God wil niet
alleen ons verstand verlichten, ons iets doen begrijpen, een waarheid aan het
licht brengen, Hij wil ook en bovenal met zijn Woord ons hart raken, Hij wil
ons zijn heilige Geest meedelen, zijn liefde. God wil ons niet alleen een leer
of een inzicht geven, maar de waarheid zelf, de waarheid in eigen Persoon, of
de goedheid in eigen Persoon. Daar hoort bij, omdat het God zelf is, dat er
ontzag wordt opgewekt in ons hart, eerbied, heilige vrees. 'Maria schrok hevig
bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen
had.' Als dat ontzag voor God er eenmaal is, dan kan God verder gaan, Hij stelt
gerust, geeft vrede, en maakt zo het hart ontvankelijk voor vertrouwelijkheid
en intimiteit: "Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst
geschonken."
Maar hoe zal dat gebeuren? Langs welke weg komt de
genade van het gebed ons leven binnen? Langs welke weg kan God opnieuw geboren
worden met Kerstmis. Maria vraagt: "Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers
nog nooit gemeenschap met een man gehad." En wij vragen met haar mee: Hoe
zal dat geschieden? Hoe zal er een grotere vertrouwelijkheid ontstaan met God,
hoe krijg ik een hart dat méér aan God is toegewijd, dat helemaal ontvankelijk
en vrij is voor Hem. Ik, die zo vast zit aan mijzelf, zo door eigenliefde word
beheerst, mijzelf van alles heb toegeëigend en dat ook graag zo houden wil. Hoe
zal dit geschieden, dat ik, die méér ben van mezelf dan van Hem, méér van Hem
word?
De engel geeft aan Maria als antwoord: "De heilige Geest zal over je komen
en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken." De
heilige Geest, de kracht van de Allerhoogste, niet de kracht van een man, maar
van God. Het is geen uitwendige macht, maar een inwendige, zachte kracht. Het
is enkel liefde, die alleen op te nemen is in het hart. Het is een zoete,
zachte kracht die bezit neemt van het hart.
In het gebed gaat het nog steeds zo met de woorden
van God. Deze worden opgenomen in het hart, zoals er van Maria ook staat:
"Maria bewaarde al deze woorden - woorden van de engel door de herders
overgebracht - in haar hart en overwoog ze bij zichzelf" (Lc 2,19). Als
God eenmaal met zijn Geest tot die diepte van ons wezen is doorgedrongen, dat
zijn liefde bezit heeft genomen van ons hart, dan geschiedt het woord vanzelf.
Na het antwoord van de engel vernomen te hebben,
zei Maria: "De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt
gezegd." In een oudere vertaling lezen we : "Zie de dienstmaagd des
Heren, mij geschiede naar uw Woord". De dienstmaagd des Heren... daarmee
begon toch heel die ontmoeting? De vreze Gods, die heilige vrees, dat diep
ontzag, die eerbied, dat respect voor de verhoudingen. En dat wordt uitgedrukt
in niet zo maar een gevoel, nee, in dat bén ik, ik bén de dienstmaagd des
Heren.
Met "Mij geschiede naar uw woord" schept God zelf het jawoord in
Maria's hart. God zelf neemt bezit van ons hart en van binnenuit, vanuit ons
hart, zeggen wij 'ja' tot het Woord dat God tot ons gesproken heeft. Wij zijn
het Woord van God, doordat dat Woord op ons 'ja' vanuit ons hart gezegd,
opnieuw vlees aanneemt.
Maar wat is er een stilte nodig om God met zijn
Woord tot in die diepte van ons te laten doordringen; wat is er een
ingetogenheid nodig, een inkeer, een zelfvergetelheid, dat is niet van deze
wereld. Het is wél de genade van de Advent, die stille tijd, als de wereld
rondom ons donker wordt en daardoor onze eigen wereld klein. Een tijd die ons
niet moet doen vluchten naar knusheid of gezelligheid, of onderlinge menselijke
verbondenheid, maar ons moet doen vluchten naar ons hart, naar inkeer. Een tijd
waarin wij afdalen in ons hart, in die stille vertrouwelijkheid met Hem, om het
verlangen groter en groter te laten worden, zodat wij Hem met Kerstmis echt
opnieuw kunnen laten geboren worden.
Jezus nam het
woord en zei:
'Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal Ik
jullie rust geven.
Neem mijn juk op je en leer van mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van
hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn
last is licht.
Onze voorbereidingen voor kerst zijn misschien al in volle gang. Is
het niet vreemd dat die voorbereidingen als een loden last op ons kunnen gaan
drukken? We moeten zoveel doen en hebben, er is zoveel om aan te denken, dat we
het gevoel kunnen hebben dat we een soort marathon lopen. In deze tijd van het
jaar kan het gebeuren dat het geven van cadeaus meer als een plicht ervaren
wordt dan als een daad van liefde. Als we krap bij kas zitten kan het ook een
bron van spanning en zorg zijn. Ook zijn er familieverplichtingen die we na
moeten komen, en de nodige extra taken op het werk. Geen wonder dat we onszelf
kunnen betrappen op de gedachte: Ik zal blij zijn als het voorbij is!
Voorstel: Laten we
ons dit jaar eens, meer dan andere jaren, concentreren op de liefde die Jezus
ons en de hele wereld wil schenken, in plaats van voortdurend na te denken
hoeveel wij moeten (uit)geven en hoeveel we te doen hebben. Misschien is dat
niet onmiddellijk onze gewoonte om zo naar Kerstmis te kijken, maar de Advent
is wel bedoeld als een tijd waarin God ons een voorproefje geeft van de vreugde
en de vrede die met Kerstmis naar ons toekomt.
God zal onze
rekening niet spijzigen, maar Hij wil ons wel de rust van zijn Geest schenken.
Hij wil onze zorgen verlichten zodat we zijn stem kunnen horen en zijn leiding
ontvangen. Hij hoeft niet al onze problemen weg te nemen, maar Hij zal ons wel
de verwondering geven die de herders ondervonden toen ze de engelen Gods lof
hoorden zingen.
Willen we dit jaar
met Kerst grote cadeaus geven ?
Laten we dan beginnen met Jezus te ontvangen. Steeds wanneer we het juk van
zijn vrede en liefde op ons nemen, krijgen we de vrijheid om de grootste van
alle cadeaus te geven: onze tijd, onze aandacht, onze liefde. Jezus ontvangen
en ontmoeten maakt ons vrij om aanwezig te zijn voor andere mensen, naar hun
zorgen te luisteren, deze mee te dragen, vrede te schenken die wij van de Heer
hebben ontvangen.
Laten we nederige ontvangers worden van Gods genade, en we zullen de royaalste
gevers van geschenken worden die de wereld ooit heeft gekend
Jezus sprak tot
zijn leerlingen:
'Wat denken jullie? Als iemand honderd schapen bezit en een daarvan dwaalt af,
zal hij er dan niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om
het afgedwaalde dier te zoeken? Als het hem lukt het te vinden, dan zal hij
zich, dat verzeker ik jullie, over dat ene meer verheugen dan over de
negenennegentig andere die niet afgedwaald waren.
Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: Hij wil niet dat een van deze
geringen verloren gaat.
God is met ons
begaan zoals een herder bezorgd is voor zijn schapen. Eén verdwaald schaap is
het risico waard om de rest van de kudde alleen te laten. God wil niet dat één
van ons verloren gaat
Misschien
denken we al te vlug dat we bij de negenennegentig schapen behoren die altijd
bij hun herder zijn gebleven.
Zijn we niet soms dat ene schaap ?
Zo
ja... dan is het misschien goed dat we eens naar de dokter gaan, om te weten
hoe het komt dat we zijn afgedwaald van de Heer, en van de kudde.
Laten we een oefening doen.
Stel dus, we zijn dat ene schaap, en we gaan naar de dokter, de Grote Architect
van het Heelal. Gewoon, voor een routineonderzoek.
Misschien
geeft de meetdruk van onze bloeddruk wel aan dat onze 'tederheid' te laag
staat.
Of dat na een elektrocardiogram het aangeraden zou zijn verschillende
transfusies van liefde te krijgen. Onze aders waren misschien verstopt door
angst of verbittering. Ze vulden ons hart niet meer zoals het hoorde.
Een orthopedisch onderzoek zou misschien moeten vaststellen dat het ons
moeilijk valt om naast onze broeder/zuster te lopen. Misschien waren we wel
gestruikeld over mogelijke jaloersheid en hadden daardoor een soort breuk
opgelopen.
Na een myopie zou misschien blijken dat we nog moeilijk over de negatieve
kanten van onze broeder/zuster konden kijken.
Na een onderzoek van onze oren zal er misschien een zekere doofheid worden
vastgesteld, omdat we het luisteren naar de stem van de Grote Architect
misschien hadden verwaarloosd.
God
zou het volgende kunnen voorstellen:
's Morgens bij het verlaten van het bed een stevig glas 'gebed' drinken. En belangrijk:
het traag drinken! Laten we hierbij vooral niet zijn boek vergeten vol goede
raden om te kunnen doen wat Hij vraagt.
Vooraleer we onze dagtaak aangaan, zou het goed zijn een paar lepels van zijn
vrede in te nemen.
Ieder uur moeten we onze wonden verzorgen met een verband van 'geduld'.
En ons niet druk maken, om niets; das niet goed voor het hart. Gewoon rustig
de liefde in en uit ademen.
En veel veel drinken van dat glas gebed; veel drinken zuivert immers de
binnenkant.
En voor we gaan slapen: nog even op de knieën; je zult merken dat dat een
zekere vreugde geeft aan de genezing.
En
zo komt de herder, Christus zelf, tot ons, wanneer we mogelijk afgedwaald zijn.
Laat ons zijn hulp niet weigeren. Hij komt enkel uit liefde.
Troost, troost mijn volk, zegt jullie God. Spreek Jeruzalem moed
in, maak haar bekend dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan,
omdat zij een dubbele straf voor haar zonden uit de hand van de Heer heeft
ontvangen.
Hoor, een stem roept: Baan voor de Heer een weg door de woestijn, effen in de
wildernis een pad voor onze God. Laat elke vallei verhoogd worden en elke berg
en heuvel verlaagd, laat ruig land vlak worden en rotsige hellingen rustige
dalen. De luister van de Heer zal zich openbaren voor het oog van al wat leeft.
De Heer heeft gesproken!
Beklim een hoge berg, vreugdebode Sion, verhef je stem met kracht, vreugdebode
Jeruzalem, verhef je stem, vrees niet. Zeg tegen de steden van Juda: Ziehier
jullie God!
Ziehier God, de Heer ! Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen. Zijn loon
heeft Hij bij zich, zijn beloning gaat voor Hem uit.
Als een herder weidt Hij zijn kudde: zijn arm brengt de lammeren bijeen, Hij
koestert ze, en zorgzaam leidt Hij de ooien
Het volk van God verviel honderd maal in zonde.
Honderd maal kreeg het vergiffenis. Het werd honderd maal verbannen naar
vreemde landen en het kwam telkens in zijn land terug langs de weg door de
woestijn. Dit is de geschiedenis zowel van het oude als van het nieuwe Verbond.
Vandaag troost de Blijde Boodschap ons rouwmoedig hart: de Heer zal wederkeren.
Hij trekt mee op aan het hoofd van zijn volk
Uit de tweede brief van Petrus 3, 8-14
Eén ding mag u niet over het hoofd zien, geliefde broeders en
zusters: voor de Heer is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag.
De Heer is niet traag met het nakomen van zijn belofte, zoals sommigen menen;
Hij heeft alleen maar geduld met u, omdat Hij wil dat iedereen tot inkeer komt
en niemand verloren gaat.
De dag van de Heer zal komen als een dief. De hemelsferen zullen die dag met
luid gedreun vergaan, de elementen gaan in vlammen op, de aarde wordt
blootgelegd en alles wat daarop gedaan is komt aan het licht.
Als dit allemaal op die manier te gronde gaat, hoe heilig en vroom moet u dan
niet leven, u die uitziet naar de dag van God en het aanbreken daarvan
bespoedigt! Die dag gaan de hemelsferen in vlammen op, en de elementen vatten
vlam en smelten weg.
Maar wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een
nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.
Omdat u hiernaar uitziet, geliefde broeders en zusters, moet u zich inspannen
om smetteloos, onberispelijk en in vrede door Hem te worden aangetroffen.
De definitieve voltooiing van de nieuwe aarde laat
nog op zich wachten. Zo geeft God de mensen tijd om zich te bekeren. Maar alles
is al begonnen. Daarom moeten wij ook vandaag heilig leven: 'smetteloos,
onberispelijk en in vrede'.
Volk van Jeruzalem, dat
op de Sion woont, je hoeft geen tranen meer te storten. Want de Heer zal zich
over je ontfermen als je weeklaagt, Hij zal antwoorden zodra Hij je hoort. De
Heer zal jullie brood geven in de benauwenis en water in de nood. Hij die
jullie onderricht gaf, zal zich niet langer verbergen. Met eigen ogen zul je je
leermeester zien, met eigen oren zul je een stem achter je horen zeggen: Dit
is de weg die je moet volgen. Hier moet je rechts. Ga daar naar links.
Dan zal Hij regen geven voor het zaad waarmee je het land hebt ingezaaid. Alles
wat het land voortbrengt zal mals en voedzaam zijn. Op die dag zullen je kudden
op uitgestrekte weidegronden grazen. De runderen en ezels die het land
bewerken, krijgen voer dat verrijkt is met zuring, nadat het met vork en zeef
is gewand. Op de dag van het bloedbad, wanneer de torens vallen, zullen er
beken en waterstromen neervloeien van iedere hoge berg en van elke heuvel die
zich verheft.
Dan is het licht van de maan als het licht van de zon, en het zonlicht wordt
verzevenvoudigd, als het licht van zeven dagen tegelijk. Op die dag verbindt de
Heer de wond van zijn volk en geneest Hij de striemen die het zijn toegebracht
Het is een troost voor de mens, dat hij nooit
vergeefs aanklopt bij de Heer. Wanneer wij ophouden verkeerde wegen te gaan en
bereid zijn ons leven te beteren, dan vinden wij onmiddellijk gehoor bij Hem.
Heel de gemeenschap zal er wel bij varen. Vestigingen zullen gesloopt worden,
de aarde zelf zal overvloedig vruchtbaar zijn
Psalm 147, 1-6
Refr.: Gelukkig allen die de Heer verwachten.
Hoe goed is het te zingen voor onze God,
hoe heerlijk Hem onze lof te brengen.
De bouwer van Jeruzalem, dat is de Heer,
Hij brengt de ballingen van Israël bijeen.
Hij geneest wie gebroken zijn,
en verzorgt hun diepe wonden.
Hij bepaalt het getal van de sterren,
Hij roept ze alle bij hun naam.
Groot is onze Heer en oppermachtig,
zijn inzicht is niet te meten.
De Heer richt de vernederden op,
en drukt de goddelozen neer.
Uit
het evangelie volgens Matteüs
9, 35 - 10, 1 + 5-8
Jezus trok rond langs
alle steden en dorpen, Hij gaf er onderricht in de synagogen, verkondigde het
goede nieuws over het Koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal.
Toen Hij de mensenmenigte zag, voelde Hij medelijden met hen, omdat ze er
uitgeput en hulpeloos uitzagen, als schapen zonder herder.
Hij zei tegen zijn leerlingen: De oogst is groot, maar er zijn weinig
arbeiders. Vraag dus de eigenaar van de oogst of Hij arbeiders wil sturen om de
oogst binnen te halen.
Daarop riep Hij zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om onreine
geesten uit te drijven en iedere ziekte en elke kwaal te genezen.
Deze twaalf zond Jezus uit, en Hij gaf hun de volgende instructies: 'Sla niet
de weg naar de heidenen in en bezoek geen Samaritaanse stad. Ga liever op zoek
naar de verloren schapen van het volk van Israël. Ga op weg en verkondig: Het
Koninkrijk van de hemel is nabij. Genees zieken, wek doden op, maak mensen die
aan huidvraat lijden rein en drijf demonen uit. Om niet hebben jullie
ontvangen, om niet moeten jullie geven!'
De God van het Oude
Testament is genadig voor allen die tot Hem roepen. Jezus is ook door
medelijden bewogen bij het zien van de menigte, want 'ze zagen er uitgeput en
hulpeloos uit, als schapen zonder herder'. Daarom zal Hij zijn leerlingen
zenden als arbeiders om te oogsten en om het Koninkrijk te verkondigen.
Vandaag lezen we:
'Toen Jezus de mensenmenigte zag, voelde Hij medelijden met hen, omdat ze er
uitgeput en hulpeloos uitzagen, als schapen zonder herder.'
Laten we eens kijken
naar de mensenmenigte van vandaag; wereldwijd, maar ook in onze straat, en
misschien wel in eigen huis.
Velen zijn uitgeput, hulpeloos, als schapen zonder herder. Misschien ook wel
wijzelf.
Als we het
evangelie ernstig willen nemen (en dat willen we toch...) worden wij, net zoals
de leerlingen, uitgezonden om naar deze mensen toe te gaan. Het is geen
makkelijke opdracht. En wanneer je er aan begint... het zal geen einde kennen.
Want jammer genoeg is onze samenleving van vandaag getekend door vele mensen
die innerlijk en/of letterlijk op de dool zijn. Niet alleen jongeren, maar ook
volwassenen en mensen op hoge leeftijd (breng maar eens een bezoekje aan menig
rusthuis).
Velen ontsporen, lopen verloren, kunnen de leegheid niet aan, hebben last van
verveling, zijn depressief,... en ieder trachten dit te overleven op hun
manier.
Gewoonlijk is dat een zeer eenzame weg... want hoe je het ook draait of
keert... voor vele zogenaamde 'sterke' mensen zijn deze mensen storend in hun
leven.
Jezus voelde
mede-lijden met hen... Hij koos er voor om met hen mee te lijden. Hij had hen
zo lief dat Hij hun lijden in hart en ziel meedroeg. Dat is ware empathie,
échte broederschap.
En dan zag Hij, achter al dat lijden, de werkelijke nood van deze mensen: ze
leefden als schapen zonder herder.
Daarna stuurt Hij zijn leerlingen erop uit met de boodschap: 'Ga naar deze
verloren schapen en verkondig: Het Koninkrijk van de hemel is nabij. Genees
zieken, wek doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden rein en drijf
demonen uit. Om niet hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven!'
De zending van de
leerlingen is geen andere dan de onze. Ook wij worden gezonden naar hen die
uitgeput en hulpeloos zijn, naar hen die - zoals Jezus het zegt - leven als
schapen zonder herder.
Wat kunnen we doen
? Wat mogen we doen ?
Wel, op de eerste plaats oog hebben voor hen die uitgeput zijn. Met andere
woorden: ze 'willen' zien, ons niet afkeren van hen. Dit vraagt dikwijls al een
hele ommekeer.
En dan naar hen toegaan... niet makkelijk ! Maar Jezus vraagt het wel...
We kunnen al beginnen met hen onze vriendschap aan te bieden, belangeloos. 'Om
niet heb je ontvangen, om niet moet je geven', zegt Jezus ons vandaag. Niet
vanuit een hogere positie, maar vanuit een diep verlangen écht broederschap met
hen te vormen. Niet als een meerdere, maar als een gelijke.
Onze vriendschap voor hen mogen wij beleven vanuit de Heer die ons bewoont. Dat
maakt onze vriendschap niet enkel christelijk, maar ze zal vervuld zijn met de
liefde van de Heer. En dan (en da's niet onbelangrijk !) zijn we niet meer
alléén bezig. De Heer is door ons heen, met ons, aan het liefhebben. En we
weten hoe genadevol de liefde van de Heer was, en is; ook dus op deze momenten
dat wij onze vriendschap aanbieden.
Al weldoende trok de Heer rond... lezen we elders in het evangelie. Wel, dat
wilt Hij nog steeds vandaag doen, en wel met ons.
Wie vanuit Gods
liefde naar de ander gaat, zal de ander niet meer zien als een soort sukkelaar,
maar als een kind van God, net zoals wij dat zijn. En hoe meer we zullen
vaststellen dat iemand verdwaald is (hoe dan ook) hoe sterker het vuur van
liefde zal aanwakkeren in ons hart. Dat is de Geest die ons in beweging wilt
zetten.
Het mooiste zou
zijn dat allen die verdwaald zijn bij de Heer konden gebracht worden. Dit is
echter gewoonlijk niet mogelijk vanaf de eerste moment. Dit vraagt tijd,
geduld, en vooral heel veel liefde, toewijding, trouw én gebed. Maar voor wie
het evangelie werkelijk wil beleven, leeft in de zekerheid en het geloof dat
voor God niets onmogelijk is.
Laten we in deze
advent aandacht hebben voor ons eigen hart. Hoe is het daarmee gesteld ?
Is het naar ons ego gekeerd, of naar het evangelie ?
Laten we de deuren en de ramen van ons hart wijd open zetten en de wereld
inkijken. Laten we naar hen toegaan die 'uitgeput' en 'hulpeloos' zijn, onze
vriendschap en Gods liefde aanbiedend
Nog slechts een korte tijd, dan zal de Libanon
weer een boomgaard worden, een boomgaard die is als een woud. Op die dag zullen
doven kunnen horen hoe uit een boek wordt voorgelezen, en blinden zullen met
eigen ogen zien, bevrijd van duisternis en donkerheid. Dan zullen verdrukten de
Heer weer loven, zwakken juichen om de Heilige van Israël.
Want het is gedaan met de geweldenaar, voorbij met de spotter. Ieder die op
onrecht zint, zal vergaan: wie een ander valse beweringen ontlokt, wie de
rechters in de poort wil verstrikken, wie het recht van de rechtvaardige
schendt met loze beweringen.
Daarom dit zegt de Heer, die Abraham bevrijd heeft, over de nakomelingen van
Jakob: Jakob zal niet meer te schande staan, zijn gezicht niet meer van
schaamte verbleken. Want wanneer zijn kinderen zien wat Ik in hun midden heb
verricht, zullen zij eerbied hebben voor mijn naam, de heiligheid erkennen van
de Heilige van Jakob en de God van Israël vrezen. Ieder die verward was, zal
inzicht verwerven, wie altijd klaagde, is vol begrip.
Nederigen en
armen zijn de eerste geroepenen. De profeet spreekt over hen als over doven,
blinden en verdrukten. Zij zullen bevrijd worden van al wat hen verhindert
volop mens te zijn. Hun ogen zullen opengaan, zij zijn de gelukkigen, die, op
de dag van de verlossing, het echte heil zullen zien. Geen enkele aardse macht
zal hen dit beletten
Psalm 27, 1 + 4 + 13 +
14
De Heer is mijn licht, mijn
behoud,
wie zou ik vrezen ?
Bij de Heer is mijn leven veilig,
voor wie zou ik bang zijn ?
Ik vraag aan de Heer één ding,
het enige wat ik verlang:
wonen in het huis van de Heer
alle dagen van mijn leven,
om de liefde van de Heer te aanschouwen,
Hem te ontmoeten in zijn tempel.
Mag ik niet verwachten
de goedheid van de Heer te zien
in het land van de levenden ?
Wacht op de Heer,
wees dapper en vastberaden,
ja, wacht op de Heer
Uit het evangelie volgens Matteüs
9, 27-31
Toen Jezus verderging, volgden Hem twee blinden
die luidkeels riepen: Heb medelijden met ons, Zoon van David!
En nadat Hij een huis was binnengegaan, kwamen de blinden naar Hem toe.
Jezus vroeg hun: Gelooft u dat Ik dit kan doen?
Ze antwoordden: Zeker, Heer!
Daarop raakte Hij hun ogen aan en zei: Zoals u gelooft, zo zal het ook
gebeuren.
En hun ogen gingen open.
Jezus waarschuwde hen uitdrukkelijk: Zorg ervoor dat niemand het te weten
komt!
Maar na hun vertrek verspreidden ze het nieuws over Hem in de hele omgeving
Achter de twee
blinden die door Jezus genezen worden staat de grote groep van gelovigen, aan
wie Jezus zich laat kennen. De ontmoeting met de levende Heer Jezus is de kans
van hun leven. Geloven in Jezus, zijn zending en macht erkennen of vermoeden,
zijn voorwaarden om genezing te bekomen. Jezus vroeg de
blinden: Gelooft u dat Ik dit kan doen? Ze antwoordden: Zeker, Heer! Daarop
raakte Hij hun ogen aan en zei: Zoals u gelooft, zo zal het ook gebeuren. En
hun ogen gingen open.
Geloven is meer dan met de
lippen belijden dat we geloven.
Geloven is een act van overgave; overgave aan de Heer die in ons en bij ons is.
In
wezen is geloven dus een gebedshouding van voortdurende toewijding aan de Heer.
Dikwijls
vraagt men: 'zijt gij gelovig?'
Spontaan zeggen we dan 'ja', en waarschijnlijk terecht.
Maar zijn we ons bewust van de inhoud van dit antwoord. Want eigenlijk zeggen
we: 'Ja, ik geloof, want ik leef in overgave aan de Heer'.
Dat is nogal wat.
Maar ook al mag geloven een act zijn van de mens, het is niet louter
mensenwerk.
In wezen is geloven zelfs op de eerste plaats gave; gave door God zelf gegeven.
Wij kunnen maar geloven omdat God deze gave in ons legt.
Bedoeling is open te staan voor deze gave, naar haar te verlangen, om ons in
haar te wentelen. Niet om in haar verstrikt te geraken, maar juist om diep
bevrijd te worden van ons valse ik dat leeft met z'n eigen ego als centrum van
z'n leven. Geloven zal ons juist in ons ware ik brengen waarvan God heeft
gezegd dat Hij het geschapen heeft naar zijn Beeld en Gelijkenis.
Kortom, geloven is gave van God én act van de mens. Laten we dit beleven
als een soort huwelijk dat ons zal brengen in het meest verhevene dat er
bestaat: leven in Christus.
loof de Heer, want Hij is goed,
eeuwig duurt zijn trouw.
Beter te schuilen bij de Heer,
dan te vertrouwen op mensen.
Beter te schuilen bij de Heer,
dan te vertrouwen op mannen met macht.
Open voor mij de poorten van de gerechtigheid,
.hier gaan de rechtvaardigen binnen.
Ik wil U loven omdat U antwoordde,
en mij de overwinning gaf.
Heer, geef ons de overwinning,
Heer, geef ons voorspoed.
Gezegend wie komt met de Naam van de Heer.
Wij zegenen u vanuit het huis van de Heer.
Uit het evangelie volgens Matteüs
7, 21 + 24-27
Jezus sprak tot zijn leerlingen:
'Niet iedereen die Heer, Heer tegen mij zegt, zal het Koninkrijk van de hemel
binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader.
Wie deze woorden van mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een
verstandig man, die zijn huis bouwde op een rots. Toen het begon te regenen en
de bergstromen zwollen, en er stormen opstaken en het huis van alle kanten
belaagd werd, stortte het niet in, want het was gefundeerd op een rots. En wie
deze woorden van mij hoort en er niet naar handelt, kan vergeleken worden met
een onnadenkend man, die zijn huis bouwde op zand. Toen het begon te regenen en
de bergstromen zwollen, en er stormen opstaken en er van alle kanten op het
huis werd ingebeukt, stortte het in, en er bleef alleen een ruïne over.'
Jezus' woorden beluisteren en ze ook in
praktijk brengen helpt ons vooruit. Dan bouwen wij op stevige rotsgrond. Als
wij ons leven bouwen op zijn woord, dan worden wij gered op de dag van het
oordeel. Voorwaarde is: zijn woorden beluisteren en ernaar handelen.
De
rots waarover het evangelie spreekt, is Christus zelf. Bedoeling en roeping is
ons 'huis' te bouwen op Hem. Dit 'huis' zal niet instorten, opdat Christus het
fundament zal zijn van ons bestaan. De lichten in het huis kunnen misschien
doven, of het kan erg bewolkt zijn, maar niets zal het huis kunnen doen
instorten.
Wat
niet wilt zeggen dat er tegen het huis niet gebeukt zal worden. Dat zal het
zeer zeker wel. Maar het huis, de bewoners, zullen steeds de ondergrond, de
rots, Christus, in herinnering houden. Op Hem mogen ze vertrouwen dat dat wat
tracht in te beuken niet de macht heeft de ziel te schaden.
Oh ja, misschien wel het lichaam, en vele andere dingen. Maar niet de ziel.
Want die is bewoond, en wie zich toevertrouwt aan zijn Bewoner, mag zich veilig
weten.
Veilig...
niet door ons te verbergen voor de wereld, met een boekske in een
hoekske. Nee, door de wil te doen van de Vader, zoals het evangelie van vandaag
ons voorhoudt. Uiteraard uit keuze, maar niet door eigen krachtpatserij.
Christus zelf zal ons de genade velenen gehoor te kunnen geven aan Gods wil.
Dit
vraagt een groei, die we allen doorgaan, met vallen en opstaan. Je verlaten op
de Heer is immers geen vanzelfsprekendheid. En toch mag dit laatste geen reden
zijn om niet te willen groeien. Van belang is dat we deze groei niet al te veel
in eigen handen nemen. Christus weet van ons vallen en opstaan, en in zijn
grote barmhartigheid en vergevingsgezindheid zal Hij ons steeds bij de hand
nemen op onze weg, om ons te leren dat de ware groei in Hem te vinden is, en
niet in onszelf.
Wat
we moeten doen is kiezen, heel persoonlijk kiezen. Kiezen voor Hem. En dan
bidden om genade ons te kunnen schenken aan zijn aanwezigheid. Het zal niet
makkelijk zijn, maar wel mogelijk. En Gods wegen zijn de onze niet !
Broeders en
zusters,
als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God Hem uit de
dood heeft opgewekt, zult u worden gered. Als uw hart gelooft, zult u
rechtvaardig worden verklaard; als uw mond belijdt, zult u worden gered. Want
de Schrift zegt: Wie in Hem gelooft, komt niet bedrogen uit.
En er is geen onderscheid tussen Joden en andere volken, want ze hebben allen
dezelfde Heer. Hij geeft zijn rijke gaven aan allen die Hem aanroepen, want er
staat: Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.
Maar hoe kunnen ze Hem aanroepen als ze niet in Hem geloven? En hoe kunnen ze
in Hem geloven als ze niet over Hem hebben gehoord? En hoe kunnen ze over Hem
horen als Hij niet verkondigd wordt? En hoe kan iemand verkondigen als hij niet
is uitgezonden? Het is zoals geschreven staat: Welkom zijn zij die goed nieuws
verkondigen.
Toch hebben slechts weinigen aan het evangelie gehoor gegeven, want Jesaja
vraagt: Heer, heeft iemand geloofd wat wij hebben gezegd? Dus door te
luisteren komt men tot geloof, en wat men hoort is de verkondiging van
Christus.
Maar dan is mijn vraag: hebben ze de boodschap soms niet gehoord? Natuurlijk
wel, want er staat: Hun roep klinkt over heel de aarde, hun woorden tot de
uiteinden van de wereld.
Het geloof
ontstaat door de verkondiging, en de verkondiging geschiedt in opdracht van
Christus
Psalm 19, 1-4ab
De hemel verhaalt van Gods majesteit,
het uitspansel roemt het werk van zijn handen.
De dag zegt het voort aan de dag die komt,
de nacht vertelt het door aan de volgende nacht.
Toch wordt er niets gezegd, geen woord gehoord,
het is een spraak zonder klank.
Over heel de aarde gaat hun stem,
tot aan het einde van de wereld hun taal.
Uit
het evangelie volgens Matteüs
4, 18-22
Toen Jezus langs
het meer liep, zag Hij twee broers, Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn
broer Andreas. Ze wierpen hun net uit in het meer, het waren vissers.
Hij zei tegen hen: Kom, volg mij, Ik zal van jullie vissers van mensen maken.
Ze lieten meteen hun netten achter en volgden Hem.
Even verderop zag hij twee andere broers, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en
zijn broer Johannes. Ze waren met hun vader in hun boot bezig met het
herstellen van de netten.
Hij riep hen en meteen lieten ze de boot en hun vader Zebedeüs achter en
volgden Hem.
Terstond
lieten zij hun netten in de steek om Hem te volgen
Dikwijls zeggen mensen tegen elkaar: 'Je moet doen wat je
voor jezelf het beste vindt'. Men zegt dit over het algemeen goed bedoeld, maar
eigenlijk is het heidens.
Een christen zou veeleer moeten zeggen: 'Je zou moeten trachten te weten komen
wat God met je leven wil, en dàt trachten te doen'. Dat is evangelie.
Het is de Heer die roept. We roepen niet onszelf, we roepen
ook niet anderen. Het is de Heer die roept en Hij alleen.
Het kan natuurlijk zijn dat Hij mensen gebruikt om anderen te roepen, maar in
wezen blijft het ook dan een roepen van de Heer.
Vraag is: hebben we die 'roep' lief, koesteren we haar als
een hoog goed, zijn we er beschikbaar voor, zeggen we er 'ja' op, zowel tijdens
perioden van diepe vrede alsook wanneer het moeilijk gaat en alles dreigt weg
te vallen. Hebben we de 'roep' van de Heer lief zowel in de schijnbaar meest
vruchtbare perioden van ons leven alsook in de meer dorre tijden,...
Als we zijn 'roep' met een vastberaden 'ja' beminnen, als we haar liefhebben
met de eenvoud van het evangelie, zijn we in goed gezelschap. We leven dan
namelijk in die diepe intimiteit met de Heer zelf. Het is alsof Hij zijn 'ja'
tot de Vader met ons, door ons, in ons altijd weer opnieuw uitspreekt. Wij met
Hem, Hij met ons.
De roep zit 'm in de grote momenten van ons leven:, de roep
om als gehuwde door het leven te gaan, de roep om te kiezen voor
gemeenschapsleven,...
Maar de roep zit 'm ook in ons gewone dagelijkse leven: in het schillen van de
aardappels, in het liefdevol omgaan met de medereizigers op de tram, in het
vergeven, in het gebed dat we voor elkaar doen, in het stichten van vrede en
verzoening, in het bijstaan van de armen, in het opzoeken van eenzamen en
zieken,...
Uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn
wortels komt tot bloei. De geest van de Heer zal op hem rusten: een geest van
wijsheid en inzicht, een geest van kracht en verstandig beleid, een geest van
kennis en eerbied voor de Heer. Hij ademt eerbied voor de Heer; zijn oordeel
stoelt niet op uiterlijke schijn, noch grondt hij zijn vonnis op geruchten.
Over de zwakken velt hij een rechtvaardig oordeel, de armen in het land geeft
hij een eerlijk vonnis. Hij tuchtigt de aarde met de gesel van zijn mond, met
de adem van zijn lippen doodt hij de schuldigen. Hij draagt gerechtigheid als
een gordel om zijn lendenen en trouw als een gordel om zijn heupen.
Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een
bokje neer; kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze
hoeden. Een koe en een beer grazen samen, hun jongen liggen bijeen; een leeuw
en een rund eten beide stro. Bij het hol van een adder speelt een zuigeling,
een kind graait met zijn hand naar het nest van een slang.
Niemand doet kwaad, niemand sticht onheil op heel mijn heilige berg. Want
kennis van de Heer vervult de aarde, zoals het water de bodem van de zee
bedekt.
Op die dag zal de telg van Isaï als een vaandel voor alle volken staan. Dan
zullen de volken hem zoeken en zijn woonplaats zal schitterend zijn
Jesaja belooft een
leider voor alle volkeren. Hij zal erfgenaam zijn van Davids roemrijk geslacht
maar ook gehard in de beproevingen. God geeft hem bezieling en kracht. Hij zal
een tijdperk van rechtvaardigheid en vrede inleiden en een eind maken aan alle
geweld.
Uit
het evangelie volgens Lucas
10, 21-24
Vervuld van de heilige Geest begon jezus te juichen en zei: Ik
loof U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U deze dingen voor wijzen en
verstandigen hebt verborgen, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Ja,
Vader, zo hebt U het gewild. Alles is mij toevertrouwd door mijn Vader, en
niemand dan de Vader weet wie de Zoon is, en wie de Vader is weet alleen de
Zoon en iedereen aan wie de Zoon het wil openbaren.
Jezus richtte zich apart tot de leerlingen en zei tegen hen: Gelukkig de ogen
die zien wat jullie zien! Want Ik zeg jullie dat vele profeten en koningen
hebben willen zien wat jullie zien, maar ze kregen het niet te zien, en hebben
willen horen wat jullie horen, maar ze kregen het niet te horen.
Zoals de profeet Jesaja de
werking van Gods Geest erkende in de wonderen van de toekomst, zo treedt Jezus
op als de gezondene van de Vader, vervuld van de heilige Geest. Niet de wijzen
en de verstandigen zullen in de tekenen van de tijd de komst van de Heer
erkennen, maar wie zich als een kind, fris en onbevangen openstelt
Denk eens even na over dit feit: de profetie die
wij zojuist in Jesaja lazen, is bijna 700 jaar voor Jezus geboorte geschreven;
en toch geeft ze een nauwkeurige beschrijving van Hem. Jesaja wist absoluut
niet dat er een Messias zou komen, althans geen Messias zoals Jezus, die de
wereld zou redden door te sterven aan een kruis. En toch bracht God Jesaja er
op de een of andere manier toe om deze verrassende woorden neer te schrijven,
waarin zo duidelijk werd voorspeld wie de Messias zou zijn en hoe zijn rijk
eruit zou zien.
Als dit de enige profetie van dit soort in de
Bijbel zou zijn, zou het nog altijd een reden tot verbazing zijn. Maar er zijn
er nog veel meer! Micha profeteerde dat er uit Betlehem iemand zou komen die
over Israël gaat heersen (Mich. 5,1). Een leerling van Jesaja zei dat
de dienaar van God zou worden doorstoken vanwege onze opstandigheid en
vanwege onze zonden gebroken ook al heeft hij zijn mond niet geopend (Jes.
53, 5+7). Zelfs David scheen het te hebben over Jezus verrijzenis toen hij
zei: U geeft mijn leven niet aan het dodenrijk prijs, U laat uw vrome het graf
niet zien (Ps. 16,10).
Waar gaat het hier om? Sinds de schepping van de
wereld heeft God voortdurend aan zijn reddingsplan gewerkt. Door de profetieën
van Jesaja, Jeremia en anderen heeft Hij de wereld dit plan meegedeeld, dat
definitief vervuld zal worden wanneer Jezus komt in heerlijkheid. En bovendien:
er is geen enkele historische gebeurtenis, geen enkele seconde van de tijd, en
niet een enkele persoon die niet op de een of andere manier in dit
uiteindelijke doel past. Hij staat erboven, en Hij laat ons dat liefdevol weten
door zijn geïnspireerde Woord.
Als God zijn plan bijna drieduizend jaar geleden
met zoveel zorg kon onthullen, ontvouwt Hij zijn plan ongetwijfeld ook in ons
leven. Hij houdt ons in de palm van zijn hand, net zo veilig als Hij Jesaja en
de oude Israëlieten vasthield. Zoals een andere profeet heeftgezegd: Ik ken de plannen die Ik met u heb Ze hebben uw heil op het
oog, niet uw ongeluk, en een hoopvolle toekomst (Jer. 29,11).
Laten we deze woorden van Jeremia aannemen als een persoonlijke belofte
voor ons eigen leven.
En laten we ons verheugen dat we zo'n gulle, liefdevolle Vader hebben.
Toen Jezus Kafarnaüm
binnenging, kwam er een centurio naar Hem toe die Hem om hulp smeekte.
Heer, zei hij, mijn slaaf ligt thuis verlamd op bed en lijdt hevige pijn.
Jezus antwoordde hem: Ik zal meegaan en hem genezen.
Daarop zei de centurio: Heer, ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt,
U hoeft alleen maar te spreken en mijn slaaf zal genezen. Ook ik ben iemand die
onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft, en als ik
tegen een soldaat zeg: Ga! dan gaat hij, en tegen een andere: Kom! dan komt
hij, en als ik tegen mijn dienaar zeg: Doe dit! dan doet hij het.
Toen Jezus dit hoorde, verbaasde Hij zich en Hij zei tegen degenen die hem
volgden: Ik verzeker jullie: bij niemand in Israël heb Ik zon groot geloof
gevonden. Ik zeg jullie dat velen uit het oosten en uit het westen zullen komen
en met Abraham, Isaak en Jakob zullen aanliggen in het Koninkrijk van de hemel.
Niet
alleen voor Joden is het heil beloofd. 'Velen uit het oosten en het westen
zullen komen en aanliggen in het Koninkrijk van de hemel'. De genezing van de
knecht van een Romeinse legerofficier is een illustratie van Jezus' wereldwijde
zending.
Stel je eens voor dat wij een gelovige Jood zouden zijn, levend in de tijd van
Jezus. Wij zouden dus leven onder de Romeinse bezetting, en misschien
koesterden we een diepe wrok tegen al wat Romeins was. De centurio, de militair
uit het evangelie, zou ons een gevaarlijk man lijken. Hij kon best een van onze
familieleden of buren gearresteerd of misschien zelfs gedood hebben. En dat
niet alleen, hij was een heiden die valse goden vereerde. Zouden we tegen deze
man niet willen zeggen dat hij maar aan zijn eigen 'goden' om hulp moest
vragen?
Jezus was anders. Hij keek de centurio vol
mededogen aan en luisterde toen deze zijn hart luchtte. En dat niet alleen. Hij
verbaasde zich over het geloof van deze man, en deed vervolgens een profetische
uitspraak: nog veel meer heidenen zouden deel krijgen aan het Koninkrijk van
God.
Dit is een van de mooiste illustraties van de belofte dat God zijn Zoon heeft
gezonden opdat iedereen eeuwig leven kan hebben en de genezing en heelheid die
daarmee gepaard gaan.
Als Jezus zo vriendelijk was tegen deze man, die
een heiden was, hoe zal Hij dan onze vragen beantwoorden? Zal Hij ze minachtend
afwijzen en negeren? Zal Hij tegen ons zeggen dat we geen gehoor verdienen?
Zeer zeker niet!
Zijn medelijden en barmhartigheid geldt voor iedereen, ja, ook voor ons. Hij
wil ons niet alleen helpen, Hij wil ons ook zover brengen dat wij diep weten
dat wij voor alles op Hem kunnen vertrouwen.
Jezus strekt zijn armen uit om iedereen te
omhelzen; de verloren en verwarde mensen evengoed als sterke mensen vol
zelfvertrouwen. Wat we momenteel ook meemaken, waar we ook doorheen zijn
gegaan, we mogen altijd àl onze behoeften bij Hem brengen. Niets is voor Hem te
groot om er iets aan te doen. Laten we dus nooit geloven dat er geen hoop meer
is voor ons.
Laten we gewoon, in alle eenvoud, en met een diep geloof, naar Hem toegaan
'Pas op, wees waakzaam, want jullie weten niet wanneer die tijd
zal komen. Het is als met een man die op reis ging: hij verliet zijn huis en
droeg het beheer over aan zijn dienaren, die elk een eigen taak kregen, en de
deurwachter gaf hij opdracht om de wacht te houden.
Wees dus waakzaam, want jullie weten niet wanneer de heer des huizes komt, s
avonds, of midden in de nacht, of bij het eerste hanengekraai, of s morgens
vroeg. Laat hij jullie niet slapend aantreffen wanneer hij plotseling komt.
Wat Ik tegen jullie zeg, zeg Ik tegen iedereen: wees waakzaam!
De
nacht is de wereld waarin we leven. De bewakers van het huis zijn de
christenen. De Heer van het huis is Christus. Hij staat altijd op het punt
terug te keren; het ogenblik kennen we niet. Dit mag echter geen reden zijn tot
vastgeroeste loomheid. Integendeel, het feit dat Hij ieder ogenblik kan
terugkeren, geeft aan ieder moment zijn eeuwigheidswaarde.
Uit
de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs
1, 3-9
Broeders
en zusters,
genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.
Ik dank mijn God altijd voor u, omdat Hij u in Christus Jezus zijn genade heeft
geschonken. Door Hem bent u in elk opzicht rijk geworden. Alles wat u zegt en
al uw kennis bewijst dat het getuigenis over Christus bij u verankerd is, en
hierdoor ontbreekt het u terwijl u op de komst van onze Heer Jezus Christus
wacht, aan geen enkele gave van de Geest.
Hij is het ook die u tot het einde toe de zekerheid geeft dat u geen blaam zal treffen
op de dag van onze Heer Jezus Christus.
God, door wie u geroepen bent om één te zijn met zijn Zoon Jezus Christus, onze
Heer, is trouw
Paulus zegt God dank voor de
gaven die ons in Christus Jezus zijn geschonken: het Woord en de kennis van
God. Niets ontbreekt ons nog om vurig uit te zien naar de wederkomst van de
Heer. God zelf houdt in ons die verwachting levend. Hij is getrouw
Ik ben LUC, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Lucky.
Ik ben een man en woon in Moorsele (belgie) en mijn beroep is RUST........
Ik ben geboren op 30/12/1952 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: computer,,Muziek Fietsen en proberen niet mijn wil te doen maar deze van de Heer.
ben gehuwd met fabienne
De Geest van God is geen spookbeeld of hersenschim. Hij is onder ons aanwezig, voelbaar en tastbaar. Hij spreekt soms uit de blik in onze ogen. Je ziet hem in de mensen die verdraagzaam zijn en respectvol omgaan met elkaar. Je voelt hem in dat liefdevolle gebaar of die hartelijke handdruk. De Geest van God is de scheppende kracht die bruggen slaat over de diepste kloven, die mensen bij elkaar brengt en conflicten ombuigt in begrip en verzoening. Het is de energie die bergen kan verzetten en mensen boven hun kleinheid uittilt - de levensadem van God die mensen bezielt en in beweging zet.
Afscheid nemen is verdrietig, afscheid nemen is niet fijn afscheid nemen is iemand verlaten bij wie je graag zou willen zijn.
Afscheid nemen is die blik vol liefde en die aai over je bol afscheid nemen zijn die tranen je schiet er helemaal van vol.
Afscheid nemen zijn die woorden "Ik hou van jou, dag lieve schat. Je bent altijd bij me, want jij zit hier, diep in m'n hart."
Soms is het afscheid maar voor even soms voorgoed of voor een lange tijd maar wat je samen hebt mogen beleven dat raak je echt, nee nooit meer kwijt.
Parel
Je bent een parel, die zeer kostbaar is je naam staat onuitwisbaar in Mijn hand geschreven. Ik heb je zelf gemaakt om tot Mijn eer te leven je bent een parel, die zeer kostbaar is.
En eens zal Ik je roepen aan Mijn zij Mijn kind die roeping is zo hoog verheven. Uit liefde gaf ik jou Mijn eigen leven, ja, eenmaal zul je stralen aan Mijn zij.
Je bent nu nog op reis, het einddoel is in zicht, houd Mij maar stevig vast en luister naar Mijn stem. Aan d’einder gloort het nieuw Jeruzalem, daar zul je eeuwig leven in Mijn licht.
Je bent een parel, die zeer kostbaar is.
Dit gedicht is voor jou! Als je je alleen voelt je hart gebroken is of bezeerd als je bang bent voor wat komen gaat als je lief hebben hebt verleerd als je jezelf niet durft te zijn als je verteerd wordt door verdriet dan is dit gedicht voor jou want God vergeet je niet Hij wacht op je hij kent je vragen Hij zegt: “geef mij je last, dan kunnen we het samen dragen”. En langzaam zul je merken daar kun je van op aan, dat jij alleen nog je rugtas vasthoudt de inhoud is naar Hem overgegaan Als je je bedrogen voelt eenzaam en heel klein als je door de bomen het bos niet meer ziet en er misschien zelfs niet meer wilt zijn als je verstrikt zit in de netten van de zonde en niet weet hoe je daar uit moet geraken dan is dit gedicht voor jou Jezus zal het in orde maken Hij weet als geen ander hoe pijn voelt en wat een mens soms moet doorstaan Voor jou en mij is Hij uit liefde door enorm zware beproevingen gegaan Hij kijkt naar jou met een bewogen hart en een liefdevolle blik in Zijn ogen en wacht tot je Hem vragen zult je tranen te gaan drogen Dit gedicht is voor jou. Waarom? Is misschien je vraag. omdat God ontzettend van je houdt, grijp toch Zijn uitgestoken hand vandaag….