OK, ik geef toe: ik hou van eten. Niet alleen het eten zelf, ook van het klaarmaken kan ik écht genieten. Vooral de buitenlandse keuken interesseert me. Er is altijd wel iets te leren.
Enkele keukens echter hebben me niets bijgebracht: Uzbekistan, Letland, Litouwen en Rusland. Behalve misschien de borsjt: een dikke soep van rode bietjes. Voor de rest: vet, flauw, weinig kruiden, niet echt mijn ding.
Alhoewel... ooit, in een afgelegen plaats in Noord West China. We hadden een yurt voor ons alleen. In geen uren westerse reizigers te bespeuren. We hadden onze "yurtchef" op voorhand moeten betalen voor ons verblijf, een avondmaal en een onbtijt.
Na een flinke wandeling kwamen we 's avonds terug. We dachten onze gezonde honger te kunnen stillen met een lekkere Mongoolse schotel. Helaas. Toen onze "yurtman" zingend "thuiskwam" zagen we dat hij té bezopen was om voor ons een deftige maaltijd te bereiden.
Ik ging op zoek bij de andere yurtbewoners en vroeg of we bij iemand mochten blijven eten tegen betaling natuurlijk.
Een vriendelijk koppeltje van middelbare leeftijd kon nog wel wat eten missen vertelden ze ons.
We schoven aan in de warme tent. We kregen elk heerlijk, vers gebakken brood en een dampende kom maaltijdsoep: vette stukken geit met veel beentjes drijvend tussen bescheiden stukjes wintergroenten.
Nee, lekker kon je het niet noemen, maar zoals altijd is honger de beste saus. We wreven de vette ogen van onze druipende kin en spoelden alles weg met een kop dampende thee.
Veel werd er niet gezegd. Glinsterende ogen en veel handenschudden vertelden ons dat we niet hoefden te betalen, iedereen had genoten.
En onze yurtbaas?
Zijn gesnurk hield ons nog een tijdje wakker. Maar we vonden het niet erg: in de verte klonken de weemoedige gezangen van herders die ver van huis hun familie misten.
|