Er stonden negen bomen in de Hof van Leven. De liefdesboom Droeg steeds de meeste vrucht, de boom van vrede had nogal geleden, de vreugdeboom raakte niet uitgeput.
Die van geduld zou later bloeien Vriendelijkheid boog zachtjes door de top, de boom van goedheid begon uit te lopen, die van geloof bestoof de stille hof.
Zachtmoedigheid wiegde naar rijpe vruchten gereed voor het vieren van het feest, de boom van zelfbeheersing mocht zijn hartje luchten, zo gedroegen ze gezamelijk de vruchten van de Geest.
Ik vraag U in ootmoedigheid doe binnenin mij groeien Zo'n Hof van Leven,U die leidt door nu en dan te snoeien.
|