Eén van onze 150 jaar oude frangipanibomen, die voorlopig was ingekuild, werd uitgegraven en met inzet van mankracht op zijn defintieve plek gezet.
De -satu, dua, tiga!!!'s- waren niet van de lucht.
Dat betekent trouwens -van-a-één, van-a-twee, van-a-drie!- maar dat had u natuurlijk al lang begrepen.
De frangipaniboom wordt in Indonesië 'kemboja' genoemd en heeft witte, roze of gele bloemen. Je ziet vaak mensen lopen met een bloem achter het oor. Ook de beelden van de goden worden op die manier versierd.
In Polynesië draag je een bloem achter je rechteroor wanneer je een partner hebt. Ben je op zoek, dan draag je de bloem achter je linkeroor. Volgens Dewa, die vanaf 1 augustus bij ons in dienst komt als chauffeur, dragen de Balinezen bloemen achter het oor alleen maar om er mooier uit te zien. Wanneer de bloem in kwestie vers is heeft het inderdaad wel wat.
Later op de dag, wanneer ze rondlopen met een in elkaar geschrompeld stukje vegetatie achter het oor, lijkt het of ze een kwaadaardig gezwel hebben, verschillend van kleur naar gelang de gebruikte bloem. Creepy, vooral bij taxichauffeurs.
Toen ik nog niets afwist van deze rare gewoonte heb ik een aantal keer, hele taxiritten lang, gebiologeerd zitten kijken naar de oren van taxichauffeurs.
Je zit tenslotte achter die man en dan valt dat ding achter het oor extra op.
Of de mensen er mooier van worden laat ik in het midden.
Ik pas in ieder geval. Maar ja, 'Al draagt een aap een gouden ring, ...'
Ik schreef eerder over de near-collision tussen Komang’s hoofd en een vallende kokosnoot. Na een aantal beklimmingen van de eerste klapperboom hield de jongen, die alle bomen zou leeghalen voor 5000 Rupiah per boom, het voor bekeken. Het had net geregend en de stam was te glad zei hij toen.
Dat is intussen een tiental dagen geleden.
Tijdens de werfvergadering vandaag heb ik gevraagd dat de tuinaannemer een mannetje zou voorzien die dit klusje kan klaren.
Je mag geen risico lopen.
Kokospalmen zijn killers.
Een paar jaar geleden werd er iemand gedood door een vallende kokosnoot in een dorpje op het Balinese platteland. Een familielid, dat een offertje kwam leggen onder die zelfde boom, ter nagedachtenis van de overledene, onderging hetzelfde lot.
Zoiets verzin je niet.
Een kokosnoot weegt tussen 2 en 4 kilo en komt uit een 25 meter hoge palmboom gevallen met een snelheid van ongeveer 80 km per uur . Dat geeft een serieuze deuk in je auto en een dodelijke klap op je schedel. Volgens George Burgess, de directeur van ‘International Shark Attack File’ aan de Universiteit van Florida, waren kokosnoten verantwoordelijk voor de dood van 150 mensen wereldwijd in het jaar 2000, 15 maal meer dan de sterfgevallen toegeschreven aan haaien.
De dood-door-kokosnoot tol ligt vermoedelijk nog veel hoger omdat de meeste ongevallen gebeuren in afgelegen gebieden en nooit worden gerapporteerd.
De westerse kalender is gebaseerd op de omlooptijd van de aarde rond de zon, afgerond 365 dagen. In sommige oosterse landen gebruikt men een maankalender die rekent met de rotatietijd van de maan rond de aarde (29 dagen, 12 uur en 44 minuten). Doe dat maal twaalf en je hebt een jaar volgens de lunaire kalender.
Bali zou Bali niet zijn mochten het hier niet anders toegaan. Men hanteert het Wuku systeem, met een week (7 dagen) als basis. Er zijn 30 weken in een cyclus (oton) en twee otons in een jaar. Een oton is dus 210 dagen en een Balinees jaar 420 dagen. Onwillekeurig moet ik bij het horen van die terminologie aan Star Trek en de Klingons denken vaak waan je je hier ook op een andere planeet.
De Balinese kalender wordt vooral gebruikt voor religieuze doeleinden. De priesters bepalen aan de hand ervan de meest geschikte dag voor een bepaalde ceremonie of handeling.
Omgerekend naar de zonnekalender vind u hierna een overzicht van de meest geschikte dagen in april 2009 voor het uitvoeren van een bepaalde taak. We zijn uit België vertrokken op 20 april, toegekomen op 21 april en aan de slag gegaan op 22 april. Dat zit dus wel goed. Zo toch even checken wat de beste dag is om in juni naar de kapper te gaan.
Mijn kantoor zit tussen twee slaapkamers in en heeft een prachtig uitzicht over het zwembad en de rijstvelden. Ik geniet er elke dag van zolang het nog mijn kantoor is. Zodra alle verbouwingen klaar zijn, wordt deze ruimte namelijk de bibliotheek en muziekkamer. Ik verhuis dan naar een kleinere ruimte, uit het zicht van de gasten. Je wil die mensen tenslotte niet het idee geven dat ze de hele dag door begluurd worden. Lijkt me niet zo goed voor de zaken.
Het kantoor heeft, voor en achter, grote schuifdeuren en daarnaast verticaal geplaatste ramen die bovenaan scharnieren zodat je ze, met behulp van haakjes, onderaan twintig centimeter naar buiten kan duwen en vastzetten in die kiepstand. Deuren en ramen zet ik ’s morgens tussen zeven en half acht open zodat het binnen lekker koel wordt.
Het massief houten bureau staat majestueus in het midden van de ruimte, een moderne, simililederen directiefauteuil, een erfenis van de vorige eigenaar, erachter. Je voelt je wel het heertje als je daar zit. De inrichting doen we later. Voorlopig moet ik het dan ook stellen zonder bureaulamp, kapstok of prullenmand. Een zwart plastic zakje, met tot op de helft teruggerolde randen staat naast mij op de grond, en doet dienst als geïmproviseerd vuilnisbakje. Er komen wel betere tijden.
De 's-fobie' van mijn vrouw is intussen een publiek geheim. Vandaag was het dan zover. Met de handen voor de mond kwam ze mijn kantoortje binnen, een beetje bleekjes, met grote ogen en trillende stem zei ze ‘Ik heb een slang gezien! … op de trapjes naar het eetkamerpaviljoen, bijna boven…’. Ze dacht dat het een takje was maar plots schoot het weg in de planten.
Gewapend met een plastic parasolletje ging ik erop af. Een ander wapen kon ik zo gauw niet vinden. De machoman, de jager, de beschermer. Onverschrokken, adrenaline door de aderen, parasol omgekeerd in de hand. Het handvatje klaar voor de dodelijke klap.
Made, de huishoudster, houten bezem in de hand, kwam mee zoeken. We zagen het diertje al snel tussen het groen wegschieten; een klein beestje van nog geen potlood dik en misschien 25 centimeter lang.
Net na dit incident kwamen Esther en Willy thuis van hun bezoek aan Ambon, dus de aandacht was afgeleid en de rust keerde weer. Ik probeerde Saar ervan te overtuigen dat het allemaal niks voorstelde en dat die diertjes banger waren van haar dan zij van hen. Eerder die dag had ik gesproken met iemand van de firma Rentokil om te bekijken wat we konden doen tegen allerhande ongedierte. De man had me aangeraden aan de kant van het rijstveld een muurtje te (laten ;-) metsen van een halve meter hoog en er bovenop touw te bevestigen, gemaakt van de harige vezels van de palmboom. Dat gebruiken de Balinezen als traditioneel middel om slangen te weren. De grove structuur van de vezels schuurt tegen hun huid en daar houden ze niet van.
’s Avonds probeer ik zo lang mogelijk in mijn kantoortje te werken met ramen en deuren open. Om de muggen buiten te houden brand ik een wierookstokje, doordrenkt met neemolie (spreek uit ‘niemolie’) en citronella. Het vult de kamer met een zwoele oosterse geur. Daardoor komen de flashbacks . Terug naar de jaren zestig en de meisjes met hun lange jurken uit India met ingeweven spiegeltjes en patchouliparfum. Jongens die dunne en soms ook minder dunne sigaretjes rolden in bruine cafés met Jimi Hendrix of Canned Heat op de achtergond.
Maar ik dwaal af. Ik bestudeerde de verlenging van ons lease contract toen ik het hoorde. Een ruisend, schuivend geluid, ergens links voor me op de grond, aan het oog onttrokken door het bureau. Ik ging instinctief rechtop zitten, voeten van de grond. Het was even stil en dan was het schuifelende, slepende geluid er weer. Ik dacht aan wat ik Saar eerder die dag geruststellend had gezegd. Door het briesje dat via de open deuren naar binnen kwam, voelde ik de haartjes op mijn armen rechtop staan. Het geluid leek zich te verplaatsen naar de hoek van de kamer, het verst bij me vandaan. ‘Dit is niet meer leuk’, dacht ik. ‘… en dit is beslist geen uit de kluiten gewassen regenworm zoals vanmorgen! Afgaand op het geluid is dit een kanjer van een paar meter lang.’
Ik stond op het punt op te staan uit mijn stoel en 'kalmpjes' via de achterdeur veiliger oorden op te zoeken, toen het geschuifel in volle snelheid mijn kant op kwam , achter de linkerkant van mijn bureau. De ogen gefixeerd op de grond, naast de hoek van het bureau wachtte ik af, voeten nog wat verder opgetrokken, hart bonzend in de keel. Dan kwam het om de hoek, de zwart glimmende, driehoekige punt … van het plastic zakje dat dienst doet als tijdelijke prullenmand. Bij het schoonmaken van de kamer moet het naast het bureau terecht zijn gekomen, aan het zicht onttrokken. De wind deed het over de grond schuiven, soms een paar centimeter soms wat in het rond tollend, dan weer vooruitgejaagd door de wind. Ik ga toch maar een tijdelijke prullenmand aanschaffen. Een stevige, die op zijn plaats blijft.
Bahasa Indonesia, ook wel Indonesisch Maleis genoemd, is de officiële taal van Indonesie. In deze taal zijn veel Nederlandse leenwoorden binnengeslopen door de jarenlange Nederlandse kolonisatie. Leenwoorden zijn woorden uit een andere taal.
In het Indonesisch Maleis kent men het woord botol, wat fles betekent. Het komt van het Engelse woord 'bottle'.
Veel uit het Nederlands afkomstige woorden worden anders gespeld. Het gebeurt in het Indonesisch ook vaak dat de p- en f-klanken verwisseld worden. Wanneer mijn schoonmoeder me vroeg 'planissak' mee te brengen uit de supermarkt wist ik na enkele jaren dat ze daarmee 'vuilniszak' bedoelde. Dat was wel een moeilijke, dat geef ik toe.
Over het algemeen worden de Indonesische leenwoorden precies uitgesproken zoals ze worden geschreven. De "u" wordt als "oe" uitgesproken, de "c" wordt als "tsj" uitgesproken.
De foto hierbij illustreert het bovenstaande. 'Coklat meises' zijn 'chocolade muisjes'; chocolade hagelslag dus. Bovendien betekent 'coklat' ook 'bruin'. Handig nietwaar?
Hierna een aantal Nederlandse leenwoorden. Weet u wat ze betekenen? Zonder te googelen, dat spreekt vanzelf. Hou rekening met de uitspraaksuggesties en lees het woord eens hardop, dan wordt vaak veel duidelijk.
Bij een volgende gelegenheid geef ik de vertaling. Er zit voor iedereen een onderscheiding in!
In een vorige blogpost ('Is het bijna klaar?') schreef ik over onze dochter Esther's vrijwilligerswerk in een weeshuis in Bedulu, de 'Yayasan Widya Guna'. Esther heeft de kinderen klaargestoomd voor een opvoering van Sneeuwwitje, in het Engels. Hierna een kort filmpje met wat beelden uit de voorstelling.
'Duurzaam' is weer zo'n modewoord. We hadden al beslist met bepaalde principes rekening te houden bij onze exploitatie, voor het woord trendy werd. Je leest inderdaad veel over de milieuproblemen in Indonesië, zelfs en misschien bij uitstek op Bali. Milieuvervuiling, ozonlaag, CO2 uitstoot enz. zijn begrippen van de westerse wereld, ver-van-mijn-bed-problemen voor de modale Balinees. Wanneer je portie nasi campur op is gooi je de verpakking toch gewoon op de grond? Dat was vroeger zo toen die afhaallunch verpakt was in een bananenblad, waarom zou dat nu anders gaan met die plasticverpakking? Misschien kunnen we ons bescheiden steentje bijdragen bij het bewustmakingsproces.
Saar had, al in België, via het internet de 'zeepnoten' ontdekt en was vast van plan hiermee een test te doen eenmaal we op Bali waren. Test intussen uitgevoerd; resultaat zeer positief. Zeepnoten (Sapindus mucorossi) zijn de kleine, ronde vruchten van de zeepnootboom, die, net als de lychee, een lid is van de familie Sapindaceae. Deze bomen groeien in veel Aziatische landen en komen in heel Indonesië voor. De schillen van deze vruchten worden al eeuwenlang gebruikt als traditionele, natuurlijke zeep, en dit zowel voor het wassen van de kleren als voor persoonlijke hygiëne. In de geïndustrialiseerde landen wordt het saponine-extract van de noot al lang als ingrediënt gebruikt in commercieel geproduceerde zepen.
In ‘saponine’ herkent u ‘sapo’ wat Latijn is voor ‘zeep’. Slechts recent echter, is dit natuurlijk product in zijn originele vorm beschikbaar gekomen voor het grote publiek. In een groeiend aantal westerse landen genieten de zeepnoten een stijgende populariteit als natuurlijk, multifunctioneel en milieuvriendelijk schoonmaakmiddel. U stopt 3 tot 6 noten in een linnen zakje en steekt dit, samen met het wasgoed, in de trommel van de wasmachine. De watertemperatuur kan zich situeren tussen 30°C en 90°C. De zeepnoten maken wol, zijde en gekleurde materialen grondig schoon. Zodra de noten in contact komen met water scheiden ze een zeepachtige substantie af. Dit schuim werkt als een detergent en reinigt het wasgoed van niet in water oplosbare substanties, zoals oliën en harsen. Een zeepnoot bevat meer dan 15% saponine. Deze substantie zorgt voor een grondige reiniging en verwijdert vlekken. Dit alles zonder de vezels aan te tasten en met behoud van de kleuren van de weefsels. Dankzij de natuurlijke wassubstantie uit de zeepnoten wordt het wasgoed zacht zonder gebruik van wasverzachters.
Omdat dit product geen chemische, synthetische geuren of andere additieven bevat worden zeepnoten geadviseerd voor mensen met allergieën of problemen veroorzaakt door een gevoelige huid. Vergeleken met conventionele detergenten is het bovendien mogelijk 50% goedkoper te wassen.
Zeepnoten zijn verder volledig biologisch afbreekbaar. Na gebruik, kunnen de onoplosbare delen eenvoudig worden gecomposteerd. In tegenstelling tot klassieke zepen en detergenten, die synthetische chemische producten bevatten, verontreinigen de zeepnoten het water niet en helpen zo mee in het streven naar een schoner milieu. Bovendien worden de lokale mensen zich ervan bewust dat het oogsten van zeepnoten kan zorgen voor een hernieuwbaar inkomen. Zeepnootbomen worden dan ook niet langer meer gekapt voor hun hout. Op die manier wordt de ontbossing tegengegaan en vermindert de erosie en de uitputting van de gronden.
Voer voor botanici: De zeepboom (Sapindus mucorossi) is afkomstig uit het zuiden van India en kan tot 15 meter hoog worden. ‘Sapindus’ verwijst naar de ‘saponine, de stof die aanwezig is in de schil van de vrucht. De zeepnoot is dus eigenlijk geen noot maar een steenvrucht waarvan de schil werkzame bestanddelen bevat. De vruchten produceren saponine om zich te beschermen tegen parasieten, schimmels en bacteriën. Saponine is eveneens erg waardevol als was- en schoonmaakmiddel. De boom draagt voor het eerst vruchten na 9 jaar. Daarna kan ongeveer 90 jaar geoogst worden. In de lente is de boom bedekt met witte bloemen en in de herfst kunnen de vruchten worden geplukt. Die zijn dan goudkleurig en bedekt met een kleverig laagje. Na de oogst, meestal afkomstig van bomen uit het wild, worden de vruchten ontpit en gedroogd. Ze zijn na het drogen niet meer kleverig en roodbruin van kleur.
Ik had Komang gewezen op het onkruid in het gras, en daar deed hij dan ook wat aan.
Gras is het eigenlijk niet. Het is een laagblijvende plant die snel groeit en een tapijt vormt. Het ziet er wel als een gazonnetje uit, vanop een afstand dan. 'Elke dag een vierkante meter', had ik hem gezegd.
De volgende ochtend lag er, precies op de plek waar hij had zitten wieden, een kokosnoot van respectabele afmetingen. Was die naar beneden gekomen toen hij daar zat, dan zochten we nu koortsachtig naar een andere tuinman en waren er volgende week een heleboel ceremonies, gevolgd door een crematie.
Het zette ons wel aan het denken. Een van de jongens van de bouwonderneming kon in kokospalmen klimmen. Hij vroeg 5000 Rupiah per boom. Kokosnoten eruit halen plus de onderste en de dorre bladeren verwijderen. Een verjongingssnoei zeg maar. De kokosnoten mocht hij hebben, met uitzondering van een paar voor ons, voor Komang en voor Made.
5000 Rupiah is 36 eurocent tussen haakjes.
Hierna een videofilmpje ter illustratie.
Nog even de instructies voor een frustratieloze download:druk op de startknop en, zodra de titel in beeld verschijnt, op de pauzeknop. Ga even naar de markt, bel met uw ouders en/of kinderen, doe waartoe de natuur u roept of lees Esther's laatste blogpost (weer lachen!). Het downloaden kan nl. best een tijdje duren. Tijdens uw afwezigheid zal het vorderingsbalkje vollopen en zodra dat gebeurd is drukt u opnieuw op de startknop. Op die manier wordt het filmpje volledig geladen en kunt u zonder onderbreking kijken.
Rond 17:45 komen de eerste formaties aanvliegen vanuit het zuiden. Witte koereigers (Bubulcus ibis) op weg naar hun overnachtingsplek in de bomen rond Petulu, een dorpje van artiesten, dansers, steenkappers en houtbewerkers, op circa 5 km ten noordoosten van Ubud.
Op de rug drijvend in het zwembad zie je groep na groep in stilte overvliegen en je weet dat het snel zal gaan schemeren.
Op 30 september 1965 vond er een poging tot staatsgreep plaats die door de latere president Suharto werd neergeslagen. Dit leidde, begin october 1965, tot een grootscheepse heksenjacht op echte of vermeende communisten. De orchestratie van het drama gebeurde door religieuze extremisten. Het fenomeen is dus van alle tijden. Op Bali, waar al spanningen bestonden tussen verschillende bevolkingsgroepen omwille van het kastesysteem en ten gevolge van hervormingen in de grondeigendom, kostten deze onlusten het leven aan tienduizenden mensen. In heel Indonesië wordt de dodentol geraamd op een half miljoen. Veel van de slachtoffers van de slachtpartijen rondom Ubud zijn begraven bij Petulu.
Een week na de moordpartijen zijn de reigers, bij valavond, met duizenden beginnen toekomen in Petulu om te overnachten in de bomen rond het dorp.
De lokale bevolking ziet dan ook in deze vogels de reïncarnatie van de gestorvenen.
De totale kolonie zou bestaan uit zo'n 15.000 vogels wat aanleiding geeft tot een crescendo aan gekwetter bij het arriveren van steeds weer nieuwe groepjes.
In Ubud is dit het moment, de laatste tien minuten voor zonsondergang, dat zwaluwen en vleermuizen samen jagen en beurtelings, behendig, onfortuinlijke insecten uit het zwembad plukken.
Met de regelmaat van een klok krijg ik van mijn vrouwelijke huisgenoten te horen dat ze met mij niet meer op straat willen gezien worden want :'... kijk nou toch eens zelf hoe je er weer bijloopt!'.
Ik probeer hen er dan, steeds opnieuw, van te overtuigen dat echte schoonheid van binnen zit, maar daar hebben ze geen oren naar
'Toch niet die belachelijke broek!', of 'Hoe lang heb je dat T-shirt eigenlijk al?'.
In België komt daar dan nog eens Stephan bij met zijn copyright zinnetje: 'Is dat nieuw?', gevolgd door een proestende lach.
Ik ga de kleuren van mijn kleding echt niet aanpassen aan de bank waarop ik zit of de cover van het boek dat ik lees.
Weinig mensen haten winkelen meer dan ik. Dat is althans mijn stellige overtuiging.
We moesten naar Denpasar, de grote stad, voor aankopen allerhande.
De straten hebben hier wel namen, maar de nummering laat wel eens te wensen over. Het nummer 4 van ons huis bijvoorbeeld, is door de vorige eigenaar zelf gekozen, net zoals het huisnummer van zijn restaurant in Ubud op Jalan Bisma 9X.
Zijn overbuur in Jalan Bisma heeft nummer 324 of iets dergelijks en zijn directe buur iets in de 50. Knappe postbode die daar wijs uit raakt. Het is hier meer een kwestie van ons-kent-ons.
Die postbode moet weten wie je bent, doordat hij even een praatje heeft gemaakt, of een glaasje water bij je heeft gedronken, en dan rijdt hij de volgende keer linea recta van het postkantoor naar je huis.
Dat was vroeger toch ook zo met namen van personen? Je heette niet Louisa Verschueren maar Wiske van lange Jef van achter de Molen.Of zo iets.
Die X in Jalan Bisma X heeft me trouwens op het idee gebracht om, bij het aanvragen van een postbus in Ubud, te kiezen voor Postbus X. Dat lijkt me leuk staan op ons briefhoofd en het is bovendien makkelijk te onthouden.
Maar we gingen dus winkelen in Denpasar.
Na een tijdje begonnen we toch honger te krijgen. Gelukkig een bordje 'McDonald's 200m -pijltje naar rechts-'. Precies op die plek moesten we zijn voor een Electrolux wasmachine. Terwijl de chauffeur de auto parkeerde vroeg ik, in mijn vloeiend Bahasa Indonesia aan de parkeerwachter waar de Mac was: 'Pak, di mana Mc Donald's?' De man bekeek me of ik van Mars kwam. Hij herhaalde een paar keer mijn, nochtans duidelijk gearticuleerde en traag uitgesproken vraag. Een beetje vertwijfeld sprak hij een jonge vrouw aan die voorbijkwam en loodste haar naar me toe. Ik herhaalde mijn vraag . Na een korte aarzeling riep ze uit: "oh! Makdon'aaald!!!' . Klemtoon op de laatste lettergreep en met een lang uitgehaalde 'aaaaaa'. Het mannetje herhaalde dat ook een aantal keer en bekeek met met een licht verwijtende blik. 'Had dat dan gelijk gezegd! Makdon'aaald, maar natuurlijk dat is daar!!! Die toeristen kunnen niet eens de meest elementaire dingen correct uitspreken! Kasiaaan.'
Ik had ooit een gelijkaardige ervaring in Shanghai waar ik voor zaken logeerde in het Portman Ritz-Carlton Hotel. Door schade en schande heb ik daar geleerd dat je niks opschiet met het correct uitspreken van die naam. Zeg gewoon op z'n Vlaams 'Potteman' en ze brengen je via de kortste weg naar het hotel. Ze horen namelijk aan je accent dat je al jaren in China woont. De chauffeur begint dan ook gelijk een lange uiteenzetting in een ratelend Shanghainees. Gewoon af en toe instemmend 'hmm' mompelen en bij vragende zinnen even kort en hard lachen en neen knikken helpt dan.
Het is uiteindelijk nog Kentucky Fried Chicken geworden in Denpasar.
De Balinezen beschouwen zichzelf als een gezegend volk, een uitverkoren volk. Religie is dan ook alomtegenwoordig. Tot in huis toe.
Elk huis heeft een tempeltje en op alle belangrijke plaatsen van huis en tuin worden dagelijks offertjes gebracht. Bij de toegangspoort, de slaapkamers, de keuken, de waterpomp, de paadjes door de tuin, bij het zwembad,...
Het Balinees geloof in de krachten van de onzichtbare wereld schrijft voor dat de offertjes worden gemaakt in een geest van dankbaarheid en liefdevolle aandacht voor het detail.
Wij, ketters die we zijn, kopen een voorraad van die offertjes, ook wel ‘canang sari’ genoemd, eenmaal per week bij een ambachtelijk producentje.
Made legt die offertjes niet zomaar achteloos ergens neer. O nee! Ze knielt eerst in stilte neer en ademt een tijdje rustig, in voorbereiding op het gebed. Vervolgens wast ze gezicht en handen in de rook van de wierookstokjes (dupa) die ze bij zich draagt. Dan bidt ze met lege handen een mantra, palmen naar boven. Daarna volgen sierlijke bewegingen (mudra) met een bloemblaadje tussen wijs- en middenvinger en daarna met bloemblaadjes in verschillende kleuren, om te bidden tot de drie gedaanten van God: Schepper, Behoeder en Vernietiger. Brahma, Vishnu en Shiva.
De parasolletjes die traditiegetrouw ons huistempeltje flankeren, waren volledig versleten en zaten vol met mieren. Wat ik aan den lijve mocht ondervinden trouwens. Nog nooit zo snel bij een kraan geweest. Tijd voor nieuwe exemplaren dus, door Esther en Made gekocht en op de brommer naar huis gebracht.
Omdat wij buitenlanders zijn, moesten we de kleuren wit en geel (goud) gebruiken. Vraag me niet waarom. Alles heeft hier wel een diepere en vaak moeilijk te doorgronden betekenis. Fel oranje en fluorescent wit werd het. Met veel franjetjes en lintjes en kitscherige frutseltjes. Dat is wat Made mooi vond. Esther iets minder maar Made spreekt, vanzelfsprekend, beter Bahasa Indonesia.
Bij nader inzien zijn het toch wel weer leuke accenten in de zee van groen die ons omringt.
Er wordt naarstig (een ouderwets woord, ik weet het , maar ook een mooi woord dat precies weergeeft wat ik bedoel, dus het moet maar) doorgewerkt, en neen, klaar zijn we nog lang niet met het project. De architect blijft geloven dat we de deadline van 1 oktober 2009 zullen halen. We gooien er elke maand Rp 200.000 aan offertjes tegenaan, dus daar kan het niet aan liggen. Op de bovenste foto: volgend jaar wonen we dus hier. Om bang van te worden. Op de onderste foto: we beginnen aan de verdieping van het gastenverblijf.
Esther is intussen druk bezig met vrijwilligerswerk bij ‘Yayasan Widya Guna’ in Bedulu, zo’n kwartier achterop de brommer (ocek) van bij ons thuis. Ze geeft er drie keer per week een combinatie van Engelse les en ‘drama class’. De kinderen oefenen een toneelvoorstelling in van Sneeuwwitje, in het Engels en inclusief liedjes en dansjes. Het gaat om weeskinderen en mentaal- of geestelijk gehandicapte kinderen die op deze manier een steuntje in de rug krijgen. Balinezen zijn nl. erg hard voor kinderen met een handicap. Ze worden normaal verborgen gehouden voor de buitenwereld en mogen bijvoorbeeld niet naar de tempel. Hun handicap wordt gezien als een negatieve boodschap van de goden. Esther’s blog met de beschrijving van haar avonturen in Indonesië vind je hier: http://estherweemaes.waarbenjij.nu en dit is de website van het project waar ze werkt: http://members.ziggo.nl/grijnenberg/
De twee meisjes op de foto poseren bij de toegangspoort tot ‘Yayasan Widya Guna’.
Naast haar vrijwilligerswerk volgt ze ook lessen in Balinese dans. De lerares is een klein, iel vrouwtje dat de bewegingen gracieus toont, alsof het niks is. Wanneer het dan Esther’s beurt is, verandert het lieftallige, delicate wezentje in een vastberaden guru met handen als bankschroeven die onwillige lichaamsdelen, mysterieuze glimlach op het gezicht, in de juiste hoek plooit. Wanneer je een voorstelling bekijkt ziet het er allemaal o zo makkelijk en vanzelfsprekend uit. We weten nu dat dat niet zo is.
De tuinmuur aan de straatkant is volledig begroeid met een sterk woekerende klimplant.
Aan de voet ervan vonden we de laatste dagen steeds meer gele vruchten met een wat appelachtige schil.
Made, onze pembantu (hulp in de huishouding), vertelde dat de vrucht in het Bahasa Indonesia 'Markisa' heet en dat ze een zoetzure smaak heeft. Na enig 'gegoogle' kwamen we bij de Passiflora edulis forma flavicarpa, de gele passievrucht terecht. Het blijkt een van oorsprong Brazilaanse tropische vrucht, de Maracuya, te zijn. Iets zoeter dan zijn paarse broertje dat in Europa in de supermarkt te krijgen is, en ook een stuk groter. Op de foto: geel en paars broederlijk naast elkaar.
Onze kok zal weer creatief aan de slag kunnen met een ingrediënt uit eigen tuin!
Een fris welkomstdrankje op basis van gele passievruchtjuice? Geroosterde eend met passievrucht- en mangosaus? Een slaatje met een frisse passievrucht- en soyasaus dressing...?
Ik denk maar hardop.
En dan schijnen zowel de bladeren als de vruchten nog eens allerhande geneeskrachtige werkingen te hebben.
Rond 10 uur in de morgen, viel de electriciteit (weer eens) uit. Navraag leerde dat het ditmaal niet enkel bij ons was. De hele buurt zat zonder stroom.
Wat bleek? Het was de dag van de crematie van de koning van Peliatan en dat ging gepaard met een optocht door de straten van Peliatan en Ubud. De kist van de koning lag in een hoge toren die op een staketsel, gemaakt van bamboestokken, stond en door tientallen mannen uit het dorp werd gedragen. Omdat die toren zo hoog was moesten alle electriciteitskabels tijdelijk worden verwijderd om de doorgang mogelijk te maken.
Naast de toren werden ook nog twee enorme zwarte stieren, gemaakt in papier maché, meegesjouwd in de stoet. Behalve de koning zouden ook nog twee van zijn, eerder overleden familieleden, worden gecremeerd. Op regelmatige afstanden: mannen die de menigte en de dragers met tuinslangen besproeiden. Het was tamelijk warm op het middaguur, vandaar. Het hele gebeuren zette Ubud danig op z'n kop en de gamelans, trommels en bellen waren tot bij ons thuis te horen. Rond 15:30u begonnen de ventilatoren weer te draaien. De stroom was terug. We konden weer douchen, koken en skypen.
Religie is belangrijk in Bali. Dat is nog maar eens gebleken.
Na een lange reis ben je blij dat je koffers allemaal op de lopende band liggen in de luchthaven van bestemming.
Je denkt dat je alle hindernissen met verve hebt genomen en dat alleen nog het vinden van een taxi als uitdaging overblijft. Think again!
Je hobbelt met het volgeladen karretje richting 'Exit' en dan denk je 'Verdorie ja! Ik moet nog voorbij de douane!'.
Vaak hangen er dan groen of rood oplichtende bordjes met respectievelijk 'Nothing to declare' en 'Goods to declare' en kies je als brave toerist voor het groene bordje. Heb je niet te veel koffers en zie je er een beetje betrouwbaar uit dan kan je zo richting taxi's.
In Denpasar zijn de rode en groene bordjes nergens te bespeuren. In de plaats daarvan een legertje geüniformeerde en streng kijkende ambtenaren die jou en je karretje bekijken met dollartekens in de hebzuchtige ogen.
Of je niets hebt aan te geven: voedingsprodukten, alcohol, sigaretten, ...?
'Neen hoor, alleen personal stuff' zeg je dan, toch een beetje onzeker want je weet maar nooit wat in dit land allemaal mag en niet mag.
Toch willen ze dan dat je een koffer openmaakt om er dan naar hartelust en met merkbaar genoegen in te kunnen graaien.
Alles wat er schoon uitziet beschouwen ze automatisch als nieuw en dus in aanmerking komend voor gepeperde invoerrechten.
Je mag dan weer palaveren en zoeken naar krasjes of tekenen van gebruik om de douanier ervan te overtuigen dat je die haardroger echt al jaren hebt.
Om in Indonesië, en waarschijnlijk in heel wat van de omliggende landen, dit stresserend intermezzo zo snel mogelijk achter de rug te hebben volstaat een eenvoudige strategie. Ten minste als er een vrouwelijke medereiziger aanwezig is.
Primo: Laat haar het woord voeren bij de inspectie van de koffers.
Secundo: Zorg er bij het inpakken van de koffers voor dat er bovenaan steeds een heleboel lingerie ligt.
Gooi daarom nooit oude slipjes en bh's weg. Bewaar die, speciaal voor dit soort gelegenheden.
Tertio: Zodra de koffer opengaat zorg je er, als woordvoerster voor niet te dicht in de buurt van de koffer te staan en negeer je straal elke hint om de inhoud van de koffer te beroeren. Je kijkt de beambte ook zo direct mogelijk aan. Je zal merken dat zijn enthousiasme om in de koffer te graaien tot dichtbij het nulpunt daalt op het moment dat hij de bh's en slipjes in het oog krijgt. Die werken als zovele stopborden en gevarendriehoeken op 's mans schaamtegevoel dat hij de koffer nog nauwelijks een blik waardig keurt, zeker niet wanneer de vermoedelijke eigenares van die niemendalletjes hem diep in de ogen blijft kijken.
Je zal merken dat het werkt.
p.s. Reis je als man alleen, vervang dan in de boven beschreven strategie enkele details:
- ga juist heel dicht bij de beambte staan.
- vervang de niemendalletjes door een laag, schijnbaar ongewassen, want verkreukte, onderbroeken.
Je hebt dan eindelijk je verblijfsvergunning (KITAS)! Je bent gepokt en gemazeld door de Indonesische bureaucratie en je hebt het gehaald! Dan is de voor de hand liggende volgende stap: het afhalen van een Balinees rijbewijs (SIM).
Je bent zo vooruitziend geweest om in je vaderland een internationaal rijbewijs aan te vragen dus dat wordt een akkefietje van niks. Even binnenspringen bij 'Kepolisian Kota Besar' (Poltabes) in Denpasar wanneer je toch in de stad bent voor boodschappen lijkt dan een goed plan. Daarmee toon je dus aan er nog niets van begrepen te hebben. Ondanks je KITAS en je mondje Bahasa Indonesia.
In Indonesië is iets administratiefs per definitie NOOIT eenvoudig. Dat kan eenvoudigweg niet. Administratie is iets duisters, geheimzinnigs, ondoorgrondelijks.
Ambtenaren zijn moderne alchemisten die in hun kantoortjes, achter hun loketten en met hun pc's allerlei mysterieuze dingen uitspoken waar wij, de buitenstaanders geen enkel besef van hebben. En: er zijn altijd veel mensen bij betrokken. Die alles door elkaar moeten laten nalezen, paraferen, afstempelen, aanvullen, ondertekenen, corrigeren, kopiëren enz.
Zelden is een handeling, hoe triviaal ook, gratis. De molen blijft alleen draaien als je er op tijd en stond een paar tienduizend Rupiah insteekt. Gelukkig lijkt dat meer dan het is, maar toch blijft het frustrerend. Voor een groentje.
Het is niet haalbaar in Indonesië te wonen en je over dit soort praktijken te blijven opwinden. Je moet meebuigen, als bamboe in de wind of je breekt vroeg of laat. Dit systeem zorgt natuurlijk voor een boel jobs. Iets wat je in Europa zelf zou afhandelen, via het internet bijvoorbeeld, wordt in Indonesië 'afgehandeld', en dat mag je bijna letterlijk nemen, door een batterij ambtenaren. Het kost tijd maar dat is geen argument. "Jam karet" zeggen de Indonesiërs. Vrij vertaald: "De tijd is rekbaar, elastisch". Karet betekent rubber. Wie maalt er in godsnaam om een uurtje vertraging?
Terug naar het Balinees rijbewijs. Wat heb je nodig om het aan te vragen?
1. KITAS; je verblijfsvergunning; 2. Je internationaal paspooort; 3. Het rijbewijs uit je vaderland; 4. Een registratiecertificaat uitgereikt door de politiediensten van je woonplaats.
En dan kan de molen beginnen draaien.
Stap 1 Ga naar het politiekantoor in Denpasar, Loket II, boven de garages en toon je documentatie. Je krijgt een stempel op je registratiecertificaat die bewijst dat het certificaat geldig is;
Stap 2 Ga naar de dokter - aan de overkant van de parkeerplaats. Betaal 25.000 Rp om je bloeddruk te laten meten en je ogen te laten checken. Je krijgt een dokterscertificaat;
Stap 3 Ga het kantoortje van Anisa Private Management binnen, naast het dokterskabinet, en betaal 85.000 Rp voor een 'Indonesian Drivers Certificate;
Stap 4 Ga opnieuw naar Loket II en toon je, inmiddels aangegroeide documentatie. Je kijgt een aanvraagformulier waarmee je voorlopig niets doet;
Stap 5 Ga naar Loket I (Loket Bank) in het hoofdgebouw, overhandig je papieren en betaal 75.000 Rp. Je krijgt een ontvangstbewijs en je documenten worden in een blauw mapje geniet;
Stap 6 Ga (vrolijk fluitend) terug naar Loket II waar je een testformulier krijgt, in het Engels opgesteld; Stap 7 Beantwoord de vragen in het kamertje naast Loket II. De leukste vraag is nummer 15:
"If you are involved in a accident where there is a fatal what do you do?" a. Leave the scene and change your number plate and your identity so the police cannot find you b. Take the body to your house and hide it c. Report the accident to the police
Stap 8 Breng je ingevulde test naar één van de politiemannen die vooraan in het lokaaltje zitten;
Stap 9 Ga met je blauwe mapje en je test opnieuw naar Loket II. Men zal je vragen het aanvraagformulier uit Stap 4 in te vullen. Het is in het Indonesisch opgesteld maar je krijgt hulp bij het invullen. Je krijgt een stempel op de test en een betalingsbewijs;
Stap 10 Ga naar buiten, over de parkeerplaats, voorbij het kantoortje van de dokter en Anisa en loop 500 meter door tot bij het testterrein. Geef je folder af, ga zitten en wacht tot je geroepen wordt; Stap 11 Je wordt geroepen voor een practische rijtest op een circuitje, uitgezet op het terrein van het politiekantoor. Je hoeft dus niet op de openbare weg. De test duurt 5 minuten maar pas op dat je de afgeleefde koppeling niet laat knarsen tijdens je testrit. Het resultaat van de test wordt genoteerd in je blauwe mapje;
Stap 12 Ga terug naar het hoofdgebouw en zoek 'Loket Koreksi SIM'. Geef je mapje af en wacht. Vergeet niet dat jam karet is;
Stap 13 Zodra je naam genoemd wordt, ga je naar het loket en je krijgt je mapje terug samen met een nummer. Ga daarmee het aangrenzende kamerje binnen waar 6 politiemannen achter computers zitten. Zodra je geroepen wordt ga je naar de poltieman toe en bevestig je alle gegevens die hij in zijn database invult. Deze gegevens komen op je rijbewijs dus controleer alles nauwkeurig om later misverstanden te vermijden;
Stap 14 Je krijgt je mapje terug en gaat ermee naar een klein, aangrenzend kamertje. Daar staan 3 computers, uitgerust voor het nemen van vingerafdrukken en foto's. Doe gewoon zoals je hebt gezien in Amerikaanse films en ga daarna naar buiten, neem plaats en wacht;
Stap 15 De politieman achter Loket 'Produksi SIM' zal je naam omroepen. Je loopt naar het loket, geeft je blauwe mapje af en hij overhandigt je Balinees rijbewijs. Zo eenvoudig is dat.
Het verkeer in Bali verloopt ongetwijfeld chaotisch. Zo chaotisch dat ik me afvraag of het wel verstandig is er, als niet Balinees, zelf te gaan rijden. Je hoort daarenboven allerhande cowboyverhalen over westerlingen die in een, al dan niet, uitgelokte aanrijding terechtkomen en door de politie, gesteund door talrijke getuigenverklaringen, als de veroorzaker van de aanrijding worden aangewezen.
Je houdt je hart vast als de bromfietsen je links en rechts inhalen, temeer omdat op zo'n bromfiets complete gezinnen zich verplaatsen. De pater familias aan het stuur, dat spreekt vanzelf. Zijn echtgenote is passagier.
Voor de bestuurder staat kind1 dat zich aan het stuur vasthoudt. Tussen vader en moeder in zit kind3, meestal een baby. Achter mama zit kind2. Vaak zijn zowel kind2 als kind3 aan de moeder vastgebonden met een sarong of een reep stof. De filosofie hierachter was me eerst niet erg duidelijk. Nu ik mensen heb zien slapen op de meest onmogelijke plaatsen en in de meest onmogelijke houdingen, begrijp ik dat het vastbinden een anti-inslaap beveiliging is, eerder dan een veiligheidsgordel. Welk traject moeder, verbonden met kind2+3 , aflegt ingeval van een aanrijding is me ook niet duidelijk. Is de gecombineerde schade groter bij één projectiel met een grotere massa of bij 3 aparte projectielen? De praktijk heeft ongetwijfeld uitgewezen dat het vastbinden een toegevoegde waarde biedt. Er zijn natuurlijk allerhande variaties mogelijk op het thema zoals mag blijken uit de foto hiernaast. Wat wel opvalt is het verschil in benadering van een verkeerssituatie door een Balinees en een Westerling. Een Balinese bromfietser, die net wat gegeten heeft bij een bakso-car (mobiel restaurantje), komt zonder uit te kijken de weg op, in de overtuiging dat de andere weggebruikers hem wel hebben gezien en hun snelheid aan hem zullen aanpassen. Niemand wordt agressief door dit soort weggedrag. Je hoort geen claxons, je ziet geen opgestoken middelvingers. Iedereen vindt dit normaal. Vaak dragen enkel de volwassenen een helm, de kinderen niet. Krijgen enkel de volwassenen een boete bij het niet-dragen van een helm? Vermoedelijk wel. Het heeft voor de Balinezen weinig te maken met veiligheid denk ik. Eerder met de angst voor het boekje van pak polisi. Een ander fenomeen in het straatbeeld zijn de krantenverkopers aan het stoplicht. Ze gaan de stilstaande auto's langs en proberen, vooral aan buitenlanders hun krantje te slijten. Een taxichauffeur, die wist dat we uit België kwamen, gaf ons ooit te raad op de vraag "Where are you from?" altijd in alle eerlijklheid te antwoorden: "from Belgium". Ofwel wist die krantenverkoper dan niet waar België lag en liet hij je met rust, ofwel wist hij het wel en had hij geen Belgische krant. Liet hij je ook met rust. Groot was dan ook onze verbazing toen na ons routine antwoord: "...from Belgium" , de krantenverkoper niet tereurgesteld afdroop, maar na enig zoeken een exemplaar van 'Le Soir' en één van 'Het Nieuwsblad' tevoorschijn toverde. Alleen al daarvoor hadden we die twee kranten moeten kopen. We waren echter zo van onze à propos dat het licht op groen sprong en de taxi vertrok voor we konden reageren. Ik zweer bij deze dat, wanneer dit zich nog eens mocht voordoen, ik de twee kranten koop. En zonder tawarren (afdingen).
Zou U in een taxi stappen wanneer de chauffeur trots een visitekaartje had gegeven waarop stond:
'I Made Swastika" - English speaking driver"?
In Bali, gewoon doen. Waarom? Dat is een enigszins ingewikkeld verhaal. Hier komt het. 'I' schrijf je in Bali voor de naam van een man, 'Ni' voor de naam van een vrouw. Waarom deze aanduiding? Omdat mannen en vrouwen dezelfde voornamen hebben en de 'I' en 'Ni' aangeven of het om een vrouw dan wel een man gaat. Tot hiertoe is het simpel nietwaar? 'I Made' is dus een man of jongen die 'Made' (spreek uit ma-dé) heet. Zoals in India heb je ook hier een kastensysteem. Er zijn 4 kasten, waarvan je de leden kunt herkennen aan hun naam:
de Brahmana, priesters
Ida Bagus of Bagus (de goede) voor een man
Ida Ayu of Dayu (de mooie) voor een vrouw
de Ksatria, vorsten en krijgers
Anak Agung, Agung, Dewa voor een man
Anak Agung, Agung, Dewi, Dewayu voor een vrouw
Cokorda, Dewa Agung voor leden van het koningshuis
deze kaste heeft vaak de volgende tweede namen:
- Raka - oudere zus of broer - Oka - kind - Rai - jongere zuster of broer - Anom - jonge vrouw - Ngurah - een aanduiding van gezag
de Wesia, kooplieden en ambtenaren
Gusti - heer, voor mannen en vrouwen
Dewa voor een man
Desak voor een vrouw
de Sudra, de laagste kaste, 90-95% van de bevolking 1. Wayan, Putu, Gede voor het eerst geboren, mannelijk kind Wayan, Putu, Iluh voor het eerstgeboren, vrouwelijk kind2. Made, Kadek voor het als tweede geboren, mannelijk kind Made, Kadek, Nengah voor het als tweede geboren, vrouwelijk kind3. Nyoman, Komang voor het als derde geboren kind 4. Ketut voor het als vierde geboren kind Het als vijfde geboren kind krijgt opnieuw de naam Wayan, Putu, Gede of Iluh.
Er zijn dus heel veel Wayans en Mades in Bali. Onze chauffeur is dus een man uit de Sudra kaste, het tweede kind in het gezin. Swastika kan in dit geval de familienaam zijn of een gekozen naam. De swastika is een symbool dat al lang gebruikt werd in het Hindoeïsme. Het heeft niets te maken met het de Nazisymbool.
I Made Swastika ben ik niet nog tegengekomen. Zijn oudere broer wel.