MORTIER C'EST L'PIED. WANDELING BLEGNY MIJN. BLEGNY 04/10/20.
MORTIER C'EST L'PIED.
WANDELING BLEGNY MIJN.
BLEGNY.
De steenkoolontginning begint vanaf de XVIe eeuw onder impuls van de monniken van de abdij Val-Dieu, die reeds eigenaars waren van een steenkoolgebied. De eerste concessie, die van Trembleur, toegekend in 1779 aan Gaspard Corbesier, kenmerkte het begin van de industriële uitbating. De nakomelingen verkregen ook de concessie van Argenteau, nabij gelegen. De twee vennootschappen, in totaal 879 ha, werden verenigd in 1883 maar de maatschappij werd ontbonden in 1887. De activiteit werden toen voor 30 jaar stilgelegd.Een nieuwe vennootschap werd in 1919 opgericht door enkele industriëlen onder de naam "N.V. Steenkoolmijn van Argenteau". In 1922 nam de familie Ausselet het beheer in handen en steeg de productie snel tot een capaciteit van 84.000 ton per jaar in 1931 (tegen 10.000 ton tot aan de sluiting in 1980). Dan komt wereldoorlog II waarin Schacht 1 en de kolenwasserij opgeblazen werden. De ontginning ging verder via de schacht 2, Schacht "Marie", maar aan een vertraagd tempo. Tijdens de periode 1942-1948 werden Schacht 1 en de kolenwasserij terug opgebouwd, daarna hernam de volledige productie. In 1970 bereikte de jaarlijkse productie een record met 232.000 ton met een bezetting van ± 680 personen. In 1975 besliste het Ministerie van economische en sociale zaken de stopzetting van de staatssubsidies aan de Waalse mijnindustrie. Eén voor één gingen de overblijvende Luikse zetels dicht. De zetel van Argenteau-Trembleur kreeg de twijfelachtige eer om als laatste haar productie te stoppen op 31 maart 1980. De sluiting had tot een definitief einde van de steenkoolmijn van Argenteau-Trembleur kunnen leiden. De site zou verkommerd zijn tot een industriële ruïne, blootgesteld aan vandalisme en wildgroei. Door de onvolprezen en vrijblijvende inzet van de provincie Luik, en in het bijzonder de heer gourverneur Gilbert Mottard, heeft men een blijvende herinnering aan de Luikse mijnwerker kunnen bewaren voor het nageslacht. In 1978 werd besloten tot de omschakeling en de uitbreiding tot een toeristisch centrum. In 1980 heeft de provincie Luik de eigendommen aangekocht, en de eerste bezoekers daalden al begin juni 1980 af in de ondergrondse galerijen, twee maanden na sluiting. De bemaling van het ondergrondse mijnwater naar de bovengrond zorgde voor grote problemen. In 1983 loste de Waalse gemeenschap het probleem op door te investeren in het domein om de rondleidingen te laten doorgaan op de verdiepen -30 en -60 meter. Dankzij de nauwe samenwerking tussen de Waalse Gemeeschap (ondersteund in 1994 door het Waals gewest en heden door het commissariaat generaal van toerisme) en de provincie Luik, ondersteund door de toeristische federatie en de gemeenten Blegny en Dalhem, bijgestaan door de twee regionale verenigingen, steeg het jaarlijks bezoekersaantal snel tot 50.000 bezoekers. Door gebruik te maken van de Europese fondsen heeft de infrastructuur van het museum en het domein, vanaf 1990, een ware facelift ondergaan die het educatieve aspect en de ontspanning ten goede kwamen. De grens van 100.000 bezoekers werd in datzelfde jaar nog overschreden, in de daaropvolgende jaren liggen de bezoekersaantallen tussen de 140.000 en 160.000 per jaar. Zover een stukje geschiedenis van het mijnverleden vandaag een prachtig site waar de wandeling vertrekt. We wandelen over de spoorwegzate van Blegny naar Dalhem, we komen aan de spoorwegtunnel van Dalhem. Een heel stukje geschiedenis heeft deze tunnel, Dalhem, op de flank van het plateau van Herve, ligt een van de weinige buurtspoorwegtunnels van dit land. Dit 144 meter lange bouwwerk uit 1904 met zijn monumentale portalen in metselwerk, op de buurtspoorlijn van Liège(Luik) naar ’s Gravenvoeren, loopt dwars door een rotsheuvel met daar bovenop het historische dorp en zijn middeleeuwse burcht, ooit de zetel van een graafschap. Tijdens de tweede wereldoorlog liet de bezetter het spoor voorbij Dalhem uitbreken en kwam hier het nieuwe eindpunt, juist voorbij de tunnel. Het einde van de reizigersdienst in oktober 1948 betekende echter niet dat het er voorgoed mee gedaan was. Integendeel, vanuit Dalhem werd vanaf dan het meterspoor opnieuw aangelegd, tot aan het spoorwegstation bij Warsage. Op die manier kon de steenkoolmijn 'Argenteau' in Blégny-Trembleur haar productie voortaan op een vlotte manier afvoeren via dit station op de Montzenroute (Tongeren-Aachen). In juni 1952 kwam de tunnel terug in dienst, zij het pas na de nodige aanpassingswerken, want het vervoer gebeurde met spoorwegwagons die op platte wagentjes gehesen werden en over het meterspoor getrokken door een overjaarse locomotief. In 1960 nam de kolenmijn de hele exploitatie over, inclusief spoorlijn en stoomloks. Vanaf 1965 namen diverse dieselloks de plaats in van de overjaarse stomers, tot de sluiting van de mijn in 1980. De toeristische weekenddienst, die al in de jaren 70 tot stand kwam, bleef wel rijden, zij het slechts tot Mortroux, aan de hoofdbaan Verviers-Maastricht. Begin oktober 1991 sloeg het noodlot echter toe. Een toeristische trein met meer dan 100 reizigers aan boord raakte op drift aan het begin van de steile afdaling naar Dalhem en ontspoorde vlak voor de tunnel. Eindbalans: 7 dodelijke slachtoffers en tientallen gewonden. Meteen het definitieve einde van de spoorexploitatie. Enkele jaren later volgde de opbraak, tot even voorbij Dalhem, alwaar het spoor vandaag nog steeds aanwezig is tot Mortroux, zij het als wandelpad, in navolging van de rest van het tracé uit Blégny. Wegens afstortingsgevaar is de tunnel evenwel afgesloten. Jarenlang was hij het voorwerp van een administratief kluwen, omdat niemand precies wist wie de eigenaar was. Begin 2013 slaagde de gemeente Dalhem er dan toch in het bouwwerk voor de symbolische som van 1 Euro te verwerven met het oog op zijn restauratie en openstelling voor ‘zachte recreatie’. Totnogtoe is daar bitter weinig van te merken, en brokkelen de monumentale tunnelportalen verder af, zoals we in april 2017 konden merken. Ook de metalen brug over de Berwinne, vlak aan het noordportaal, is er slecht aan toe, waardoor het geheel hermetisch afgesloten is met dubbele hekken. De tekst hierboven schreven we op 27 mei 2017. Sindsdien is er dan toch wat gaan bewegen. Zo werd de beslissing genomen om eindelijk de langverwachte restauratie uit te voeren, en zijn de eerste werken zelfs al begonnen. Einde 2019 waren de restauratiewerken al ver gevorderd en zouden intussen bijna klaar zijn. einde maart 2020 de plechtige heropening. En vandaag is het een prachtige bouwwerk we kunnen erdoor wandelen mooi project. De wandeling gaat verder even door Dalhem en dan verder door de velden over weilanden en langs prachtige natuur tot we terug in Blegny komen. Een prachtige wandeling.
WANDELING DAUSSOULX, LES SPITANTS DE NAMUR, DAUSSOULX. 03/04/2020
WANDELING DAUSSOULX.
LES SPITANTS DE NAMUR.
DAUSSOULX.
Vandaag onze eerste georganiseerde wandeling sinds begin maart, Covid heeft roet in het eten gegooid en we hebben de vorige maanden veel alleen gewandeld en vele lokale wandelinge gedaan, toch is het fijn om weer eens een wandeling met wandelvrienden te doen, we gaan dan ook naar Daussoulx, we vertrekken met onze wandeling en al vlug zien we welk prachtig landschap dit hier is mooie grote boerderijen, vele koeien in de weilanden, een grote boerderij passeren we. Wat later komen we op de oude spoorweg Ligne 142, vandaag een Ravel, Spoorweg 142 is een voormalige spoorweg van Namen via Eghezee, Ramilles, Geldenaken en Hoegaarden naar Tienen. Vandaag is het een fiets en wandelweg, als we langs het station komen staat daar een mijnwagentje, SA Mines de Pyrites de Vedrin, de mijn is overgenomen door Compagnie Intercommunale Bruxelloise des Eaux die vandaag er drinkwater zuiverd en zon 30.000m³ per dag voorziet. We wandelen door Vedrin een klein maar aangenaam dorpje. In het gehucht Frizet zijn de oude Église Saint-Martin en een calvarie met de omstaande bomen beschermd. Het geheel van velden, weides en agrarische gebouwen van het plateau van Berlacomine tot Vedrin is als site beschermd. De hereboerderij Frizet in Vedrin is een parel . We wandelen een heel eind door een bos dan langs de grote weg en zo terug naar ons vertrek. Een fijne en aangename wandeling,
Ontdekking van een geheime rivier : de rijkdom zit in het landschap, niet in de zogezegde goudmijn.
Het pad loopt verder tussen dennen en beuken en gaat het « Wolfsbuch » in, het bos van de wolf dat zich tot buiten de Oostkantons uitbreidt en dat zijn territorium was tot in de XIX eeuw. Ook al horen we zijn gehuil de laatste 100 jaar niet meer in de Ardennen, de etymologie van het bos herinnert ons aan zijn aanwezigheid. We volgen de Amblève die dwars door het oude Ardens massief loopt. Langs de oevers is het sereen. Een houten brug en houten vlonders brengen ons naar Thirimont, een gehucht dat geïsoleerd lijkt in een doosje van loof. Een brug en we hebben de rivier weer vlak bij ons. Langs de oevers zien we af en toe sporen van een vroege exploitatie van goudzoekers. Mannen droomden van een rijk leven dankzij deze gouden rivier: we beelden ons in dat ze goud zoeken langs de oevers van de rivier, die nu verlaten zijn. Het geruis van de Amblève wiegt ons bijna in slaap. In de verte horen we het gezang van een koekoek. Wat verder zweeft een koppel buizerds boven onze hoofden: de natuur is vriendelijk voor ons in Montenau.
Vertrek van de wandeling tegenover Het Sint-Rafaëlklooster: Begin 20e eeuw werd door de Antwerpse koopman Grisar een grote villa gebouwd, die in 1928 in gebruik werd genomen door de Missionarissen van Steyl, welke hier een rusthuis voor missionarissen inrichtten. Daartoe werd het gebouw in de jaren '30 van de 20e eeuw nog uitgebreid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de gebouwen gebruikt als veldhospitaal voor Duitse militairen. In 1951 werd in de nabijheid van het klooster, en op initiatief van de paters, een kapel gebouwd, gewijd aan Maria Maagd der Armen. Deze kapel werd opgericht uit dank dat Iveldingen en Montenau gespaard waren gebleven van de verwoestingen tijdens het Ardennenoffensief. Er werd vanuit de omliggende dorpen jaarlijks een lichtjesprocessie naar deze kapel georganiseerd, welke ook na de sluiting van het klooster door zal gaan.
Goudkoorts van Montenau: In 1876 deed de Duitser Julius Jung geologisch onderzoek in de streek rond Sankt Vith. Hij werkte aan een tracé voor een spoorlijn die Aken en Sankt Vith moest verbinden: de Vennbahn. Jung had als ploegbaas gewerkt in Amerikaanse goudmijnen en was geïntrigeerd door goudvondsten bij Amel. Er waren bewijzen van primitieve goudwinning in de Romeinse tijd en ook toponiemen verwijzen naar goud: Goldgrübe, Goldgrof en Goldkuhl bij Montenau en Recht; Goldbach am goldenen Bitgeleisen nabij Faymonville of de Heid de la mine d'Or nabij Quarreux, tussen Aywaille en Stoumont of ander plaatsen in het stroomgebied van de Amel. Jung wist dat in dit gebied 'een grote goudader' moest liggen. Hij mikte op Montenau en kreeg een concessie voor 2 miljoen vierkante meter. Jung ging zoeken en vond goud. Zijn zoon Friedrich pakte de zaak groots aan, naar Amerikaans voorbeeld, en gedurende enkele jaren won Jung met zijn maatschappij 5 gram goud per ton gesteente. Via de pers werden zijn activiteiten bekend en de goudzoekers kwamen naar Montenau, doch alleen Jung vond goud. Montenau paste zich aan aan de goudkoorts. Er kwamen cafés en zelfs bordelen. In 1919 trok de Duitse regering de concessie in op grond van ecologische motieven. De uitgravingen mis maakten het natuurlijke landschap. Montenau vergat al snel de goudkoorts.
Bij de opstart van de wandelingen was het vertrek aan het kasteel van Rullingen en ging door het park, sinds de provincie het kasteel en het domein verkochten vertrek de wandeling aan het voetbalplein, De wandeling heeft daardoor wel wat van zijn aantrekkingskracht verloren. We blijven ze toch bewandelen. We wandelen vanuit ons huis en gaan via Puthof de wandeling op. Langs de oude spoorwegzate eens het fruitspoor, Dit gedeelte is nu natuurreservaat en is prachtig om te wandelen we zo komen we in Kuttekoven aan de gerestaureerde pastorij. We klimmen hier d etrappen op om op de spoorwegzate zelf te wandelen. Zo komen we in Kuttekoven zelf waar we verder wandelen langs het spoor, We steken de weg over en wandelen over het fietspad. Een eindje verder verlaten we de fietsroute om weer de het natuurreservaat in te wandelen, Deze is afgesloten en alleen voor wandelaars toegankelijk. Hier op dit stuk spoorwegzate leef onze das. We wandelen een heel eind en komen zo aan het natuurreservaat de Meersbeemden. De Meersbeemden maken deel uit van de vallei van de Herk . De omgeving van de Meersbeemden werd lange tijd beheerst door molenactiviteiten. We wandelen langs de Herk tot we aan de nieuwe molen komen, Het huidige molenhuis en molenaarshuis hebben een kern uit de eerste helft van de 17e eeuw. Het onderslagrad was vervaardigd uit hout, maar werd door een ijzeren hoepel bijeengehouden. Omstreeks 1980 werd het verwijderd, doch de as, met de aanzet van de houten spaken, is nog aanwezig. De onderslagmolen, die fungeerde als korenmolen, bestond reeds in 1300 en was, samen met de Oude Molen te Berlingen, vanaf 1582 een banmolen voor de inwoners van Borgloon, Berlingen en Graethem. Er liep een verbindingsweg tussen beide molens, waarvan het talud nog in het landschap is te herkennen. We wandelen verder en klimmen nu een heel eind om terug naar Kuttekoven te wandelen we nemen nu dezelfde weg terug naar ons vertrek, Een mooi wandeling die wel wat van zijn uitstraling verloren heeft.
NAAR DE HOULPAIX. / CERCLE DES MARCHEURS DE SAIVE. / SAIVE. 10/06/2020
NAAR DE HOULPAIX.
CERCLE DES MARCHEURS DE SAIVE.
SAIVE.
De wandelclub van Saive heeft twee permanente parkoers, we kiezen voor de 9 kilometer. We vertrekken in het centrum van Saive, We halen de startkaart in de café “La Capsule” wat een vriendelijke onthaal en wat een hulpvaardigheid, goed zo een goed begin van onze wandeling, een inschrijfkaart en een mooie stikker en een route beschrijving. Het is fijn dat deze zelfs in Nederlands is, maar eigenlijk heb je deze niet nodig je vind heel gemakkelijk de route. Alleen moet je even kijken voor je vertrek welke pijlen je moet volgen, het begin van de wandeling zijn de pijlen van d eclub en dan volgen we de groene rechthoek, We moeten zeggen wat een prachtig parkoers is dit veel bos en veldwegen en holle wegen gewoon prachtig, Saive ligt in de vallei van de Julienne, bij de samenloop met de Ruisseau d'Évegnée, In het bos staan prachtige eiken en beuken, na bijna 4 kilometer komen we aan de controle, Aan de oriëntatietafel houden we even halt om de vraag op te lossen en om te kijken naar de prachtige omgeving. Dan gaan we verder om deel 2 te doen, weer mooie stukken tussen bos en weilanden tussen de koeien door die rustig liggen. Hoe fijn om te wandelen. We komen langs oude gebouwen met steen uit de streek altijd bijzonder, Oude boerderijen met liefde en met veel zorg bewaard. Zo mooi. De Sint-Pieterskerk (Église Saint-Pierre) de parochie kerk van Blegny Deze kerk werd omstreeks 1700 gebouwd in classicitische stijl. De kerk vormt een architecturale eenheid. We wandelen nog even verder om zo terug te keren naar Saive, de kazerne komt in zicht en zo zijn we terug aan ons vertrek, Een aanrader deze wandeling zeer verzorgt en een vertrekplaats die top is en parking aan de deur,
Vanop de parking langs de Oude Blaarstraat ga je onder de spoorweg door. Je slaat onmiddellijk rechtsaf langs de spoorweg. Na een afstand van 300 meter kom je aan de "steenbreker", een relict uit de Eerste Wereldoorlog. Links zie je beemden, begraasd door Galloways. Voor droge voeten werd een knuppelpad voorzien. Aan de Neremweg, sla je linksaf en je vervolgt je weg langs de akkers en de Netbeemden. Na een 1000m kom je aan het fietspad naar Nerem (een oude spoorwegzate in de richting van Maastricht). Hier nemen we rechts het fietspad. Vanaf dit punt delen we het pad met fietsende medegebruikers. Een rustige wandeling van 1,7km leidt ons naar het kerkdorpje Nerem. Onderweg 900m verder aan onze linkerzijde treffen we het kasteel en park Scherpenberg, het niet-zichtbare kasteel is nog steeds bewoond.Verderop, 500m, bevindt zich aan onze rechterzijde de achterkant van de voormalige tinfabriek. We wandelen over het Neremplein met rechts het kasteel Riskiin. We volgen over 150m de Neremweg, steken de Jeker over en nemen onmiddellijk links de verharde weg. Met de Jeker aan onze linkerzijde vervolgen we onze weg. Na een 500m zien we terug de eerste woningen. We hebben ondertussen iets meer dan 4 km afgelegd. Aan het kruispunt, 400m verder, in het deel De Keer´in de gemeente Mal houden we links aan en volgen de verharde weg tussen de wilgen en lijsterbessen naar het waterzuiveringsstation van Tongeren. Vanaf hier hebben we een prachtig zicht op enkele nieuwe aangelegde meanders . We passeren een hek met een stichel, die de Galloways binnen het seizoensbegrazingsgebied houdt en onze wandelaars doorlaat. Let op! Beversporen. Nogmaals 100m verder draait de weg 90° naar rechts. Aan de linkerkant bevindt zich een kijkwand. We vervolgen onze weg op een onverhard gedeelte over een afstand van 500m. We nemen links de Kevieweg. We zijn nu in het gehucht Blaar.300m verder bewonderen we aan onze linkerzijde de Blaarmolen. 300m verder bewonderen we aan onze linkerzijde de Blaarmolen, We houden links aan, volgen de Oude Blaarstraat en wat verder bereiken we de brug over de Jeker,We gaan over de brug en al wandelend op de onverharde Oude Blaarstraat en tussen een dreef van hoge populieren bereiken we na 1.6km terug ons vertrekpunt, de parking aan de spoorwegbrug.
Greenspot Vrijhern, 'Natuur rond de kluis' / Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren. Hoeselt. 01/06/2020
Greenspot Vrijhern, 'Natuur rond de kluis'
Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren.
Hoeselt.
Je start in de bronrijke omgeving van de Kluis van Vrijhern en wandelt door een gevarieerd landschap van bronnen, bossen en weilanden. Dit is op en top vochtig Haspengouw. Op verschillende plekken word je beloond met prachtige panorama’s.
De Kluis van Vrijhern is een kluizenarij.
Stichter van de kluis was de uit Hasselt afkomstige Jacobus van den Brouck, die in 1685 te Riksingen begon met het geven van onderwijs aan arme kinderen. Omstreeks 1690 vestigde hij zich als kluizenaar aan de rand van de gemeente, zodat ook kinderen uit Werm, Vrijhern en Sint-Huibrechts-Hern onderwezen konden worden. In 1703 werd de kluis echter verwoest toen de Franse troepen, in het kader van de Spaanse Successieoorlog, Tongeren innamen. In 1709 werd door de Heer van Werm, Hubert-Maximiliaan de Brouckmans, grond afgestaan voor een nieuwe kluis, die eigendom was van de Heilige-Geesttafel van Werm. Ook werd een kapel gebouwd, die gewijd was aan Onze-Lieve-Vrouw van Loreto. In 1715 stierf Jacobus. Hij werd opgevolgd door een reeks andere kluizenaars. De laatste kluizenaars waren Lambertus Meesters, welke stierf in 1904, en Martinus Brepoels, welke laatste zich, na de dood van Meesters, vestigde in het Minderbroedersklooster van Rekem. In 1920 werd het meubilair van de kluis en de kapel verkocht, maar het complex bleef bestaan.
Heden
De bakstenen kapel is gebouwd naar het voorbeeld van het Heilige Huisje van Nazareth in het bedevaartsoord Loreto. De kluizenaarswoning is slechts gedeeltelijk in baksteen, maar voornamelijk in vakwerkbouw met lemen vulling. Daarnaast is er een dienstgebouwtje. Voorts is er een 18e-eeuwse Calvarieberg in mergel. De kluis is tegenwoordig een schilderachtig geheel, midden in de natuur, waarlangs enkele gemarkeerde wandelingen lopen. Ook is ze nog steeds een bedevaartsoord.
DE WANDELING
Eenvoudige wandeling van 6 kilometer rond de Kluis van Vrijhern, gelegen in het Belgische dorp Sint-Huibrechts-Hern, een deel van Hoeselt. Je zult geen kluizenaar meer ontmoeten in de Kluis van Vrijhern. De laatste vertrok in 1904. Misschien biddende bezoekers, want dit karakteristieke gebouw is nog steeds een druk bedevaartsoord. In de 17e eeuw vestigde zich hier de eerste kluizenaar. Hij en zijn opvolgers leidden hier niet alleen een hard en nuchter leven, ze zorgden ook voor de zieken in tijden van grote epidemieën. Bovendien waren zij verantwoordelijk voor het onderwijs aan de arme kinderen van de dorpen Riksingen, Hern en Werm. Daarom was er ook een school in het voormalige klooster. Beide gebouwen bestaan deels uit baksteen en deels uit origineel vakwerk. In de 18e eeuw werd de “Loreto-kapel” gebouwd, een exacte kopie van een bedevaartskapel in de Italiaanse Loreto. De prachtige omgeving is zeker de moeite om te bewandelen. We komen langs het kasteel van Herdingen met zijn praachtige park, de 150 jarige zomereik. Samen met dit parkoer kun je de Kluizenaarstocht maken van Hoeselt met info bordjes en d emogelijkheid om met je gsm de toch te volgen en d everhalen et horen een mooie en aangename wandeling.
In de vallei van de Kleine Herk in Borgloon ligt de abdij Mariënlof, die in de volksmond beter gekend is als het klooster van Colen. De panoramische uitzichten en de erfgoedrijkdom zijn de belangrijkste troeven van dit Verborgen Moois. Niet voor niets dat kunstenaars zich laten inspireren door deze magische plaats. In 2012 bouwde de Schotse kunstenaar Aeneas Wilder een opvallend architecturaal bouwwerk: Untitled #158. Het fietspad op het voormalig fruitspoor passeert voor de poorten van de abdij en de stroomstroopfabriek van Borgloon ligt op wandelafstand. Het omringende landschap herbergt akkers, weilanden en hoogstamboomgaarden. Het fruitspoor vormt ook de verbinding met Kuttekoven.
Kuttekoven wordt in de 13de eeuw vermeld als residentie van de ridders van Kuttekoven, vazallen van de graaf van Loon. Kuttekoven was steeds een landbouwgemeente, zonder industrie. Dit heeft het inwonersaantal van de gemeente na de groei in de 19de eeuw doen teruglopen tot zijn peil van eind 18de eeuw. De spoorlijn Sint-Truiden-Tongeren, aangelegd in 1878-1879, doorkruiste het dorp van west naar oost, maar er was geen station; de sporen werden in 1970-71 opgebroken. Het nederzettingspatroon is dat van een hoopdorp gelegen in het zuidelijk deel van het grondgebied, met de lineaire bebouwing, typisch voor de Vochtig-Haspengouwse dorpen. Het noordwestelijke gedeelte wordt vrijwel volledig door akkers ingenomen. De Kuttekovenstraat is de belangrijkste straat van het dorp, waaraan zich de kerk en de pastorie bevinden. De hoogstamboomgaarden in Haspengouw kennen een hoge belevingswaarde en dragen bij aan de streekidentiteit van het landschap. Hoogstamboomgaarden hebben een hoge ecologische en natuurwaarde, ze zijn een bijzonder aantrekkelijke leefomgeving voor vele plant- en diersoorten. Vooral de combinatie met extensief beheerd grasland is interessant voor de natuur.