|
“Gaat het beginnen?” Vroeg mijn zoon, op de toon van iemand die zich afvraagt of hij nu al moet ingrijpen of nog even moet wachten tot moeder zelf beseft wat er misloopt, terwijl hij het vlees inspecteerde.
Ik had hem net verteld dat ik 2 biefstukjes had gekocht voor de middagmaaltijd van de volgende dag.
“Ils ont une drôle de gueule, tes steaks” (ze hebben een vreemd uiterlijk, je biefstuk). Alsof de diagnose minder hard aankomt in een andere taal.
Om te vervolgen met:”c’est du veau!” Het is kalf! Mens.
En daar stond ik dan, in mijn eigen keuken.
Oh jeetje, heb ik dan zo verkeerd gekeken? Verraden door het speciale licht in de bakken van de supermarkt, dat alles een beetje mooier maakt. En dat klontje kruidenboter erop hadden me volledig om de tuin geleid. Of was het toch de achtergrondmuziek in de supermarkt?
“Gaat het echt beginnen?” De woorden kwamen terug in mijn gedachten.
Want vorige week had ik al, in plaats van een koffiecapsule te pakken (de dozen staan naast elkaar) een theezakje in mijn kopje gedaan, en het toen onder de Nespressomachine gezet. Ik keek toe hoe het warme water drupte, getuige van mijn eigen aftakeling in slow motion. Ik kon er nog om lachen maar dacht “oh help”.
Ik troost me met de gedachte dat theecups waarschijnlijk ook zo zijn uitgevonden, in een moment van hersenmist. Iemand die, net als ik, dacht dat hij koffiezette en er vervolgens een patent aan heeft overgehouden. Ik alleen een nat theezakje.
Vanmiddag zal ik dus kalfsmedaillons moeten bakken. In plaats van biefstuk met frietjes en een paar blaadjes sla, wordt het aardappelpurée met vers gekookte worteltjes en doperwten. Een maaltijd die klinkt als een compromis tussen iemand die het leven nog aankan en iemand die het opgeeft.
Zal ook wel lekker zijn. Tragisch lekker.
|