Gedachtespinsels en andere kronkels, waargebeurd en waargebeurd verzonnen van een Neder-Waalse.
ik ben Loewiesa ik ben belgo-néerlandaise of neder-waalse Ik woon in "Le Hainaut" In dit blog probeer ik te schrijven over dingen die mij aan het denken zetten dingen die mij aan het lachen maken dingen waarover ik me zorgen maak en dingen die ik gewoon uit mijn duim zuig
Als je je beperkingen kent, kun je daarbinnen, onbeperkt te werk gaan
Jules Deelder
schrijver,dichter
Don't walk behind me I may not lead Don't walk in front of me I may not follow Walk beside me That we may be as one
I'm Out Of Estrogen
AND I HAVE A GUN!
Gedachtespinsels en andere kronkels, waargebeurd en waargebeurd verzonnen van een Neder-Waalse.
Loewiesa
20-12-2025
face on face off
In 2010 hield ik de boot af. Af en toe kreeg ik een uitnodiging om “friend” te worden op Facebook, maar ik dacht: mij zullen ze daar nooit zien. Ik blogde al, dat was genoeg. Oude vrienden terugvinden? Als ik geen contact had gehouden, was daar waarschijnlijk een reden voor. Indertijd werden er op Facebook ook veel spelletjes gespeeld waarvoor je constant uitnodigingen voor kreeg, ik haat spelletjes, wat moest ik in hemelsnaam met virtuele plantjes, koetjes en hartjes? Toch won de nieuwsgierigheid, en registreerde ik me. Een weekje uitproberen, dacht ik. Misschien kon iemand me overtuigen.
2025
Vijftien jaar later scroll ik nog steeds. Ik bekijk de familiefoto’s van mijn “vrienden”, vakantiefoto’s in verre oorden, met altijd dezelfde mensen in verschillende poses en altijd met een big smile 😊 “Kijk ons eens stralen, gelukkig hebben we de foto’s anders zou niemand ons geloven” en daar is die ene “friend” met haar gefilterd gezicht, gefotografeerd in haar designerjurk samen met haar nieuwste lief in een chic restaurant en ik vraag mij gemeen af, “Hoelang het deze keer gaat duren?”
Diep vanbinnen weet ik: dit is een wereld vol illusies. Mensen worden waanvoorstellingen, denkend dat anderen echt alles willen weten en geïnteresseerd zijn in hun kinderen, hun kleinkinderen, in hun leven. Soms zelfs in wat ze eten. En ik doe mee, ik kijk, ik lees, ik like en soms geef ik commentaar.
Maar ik weet ook, dat sommige mensen hele dagen thuis zitten, scrollend achter de geraniums, gevangen in een eindeloze stroom van foto’s en likes, alsof het echte leven zich alleen nog daar afspeelt, terwijl buiten de seizoenen voorbijgaan en de echte gesprekken wachten op een bankje in de zon…tijdens een wandeling, in de supermarkt in de rij aan de kassa, met de buurvrouw over de heg…buiten het scherm.
En dan gaat er plots iemand dood. Een verkeerd stukje voedsel op het verkeerde moment, recht in de luchtpijp. Op haar laatste Facebookbericht schrijft ze “En het horloge vertelt mij dat de luttele tijd die ik had voorbij is…” Ze moest ergens naartoe, koffieklets met de senioren, de bingo, iets anders leuks, iets kleins misschien. Pas later besef je hoe dubbelzinnig die woorden waren en hoe ze ongemerkt al naar een afgrond wezen.
Het is bijna alsof iemand uit je familie is overleden. Iemand die je nooit écht hebt ontmoet, die je dagelijks goedemorgen wenste. Iemand die via, via in je leven is binnengeslopen. Met wie je grappige teksten en memes deelde, is niet meer. Ineens is ze weg. Je blijft aan haar denken, aan dat laatste bericht, aan hoe klein wij zijn in deze wereld en hoe snel een tijdlijn veranderd in een herdenkingsmuur
“Ben je nog ergens naar toe geweest?” vroeg mijn vriendin Chantal toen ik haar onlangs weer eens tegenkwam. Wij leerden elkaar ondertussen al meer dan 20 jaar geleden kennen in het zwembad tijdens de aqua gym, het klikte direct en vervolgens waagden wij ons ook aan andere sporten. Tot Chantal op een dag besloot dat haar luie zetel eigenlijk ook een soort sporttoestel was, maar dan eentje met een lage instap. Volgens haar man die ik bijna dagelijks tijdens het hond uitlaten tegenkom, ik met onze Cesar hij met hun Babette, komt ze er zelden nog uit. Zij klaagt dan weer dat hij te traag wandelt en dat het niet tof is om met hem op pad te gaan. En zo blijven ze allebei in hun gelijk staan, elk op hun eigen tempo.
Ik vertel haar dat ik de kerstmarkt in Trier heb bezocht en die van Bernkastel-Kues. En dat ik ook weer eens een dagje Brussel heb gedaan. “Ben je dan niet bang voor een aanslag?” vraagt mijn vriendin met grote ogen. “Nee, waarom zou ik?” antwoord ik. “Als je overal bang voor moet zijn kom je nergens meer” Ik zie haar slikken en bij zichzelf denken...
“En trouwens” ga ik verder:” thuis kan je ook van alles overkomen” en ik vertel haar over een Facebook vriendin die zich onlangs verslikte in haar eten. Een verkeerd stukje voedsel op het verkeerde moment, recht in de luchtpijp. De kuisvrouw die toevallig aanwezig was belde de hulpdiensten. Ze hebben haar nog gereanimeerd, maar de schade was te groot. Einde verhaal.
Ze kijkt me met grote ogen aan, alsof ik net het script van een thriller heb voorgelezen.
“Zie je wel,” zeg ik, “het leven is overal even kwetsbaar, Dus je kan maar beter blijven bewegen.”
Harmonicaman die eigenlijk een eigen categorie op mijn blog verdient heeft mijn blogpost over mijn uitstap naar Brussel van onlangs gelezen en ’s avonds tijdens onze dagelijkse telefoonbabbel komt hij met het morele vingertje, volgens hem moet ik misschien wat oppassen met wat ik schrijf. Hij lijkt “geschokt” over “mijn observaties”. Nu ben ik geschokt want dit was nog maar deel 1. Mijn teksten gaan nog verder en worden misschien nog wel “erger”. Moet ik mij zelf censureren? Wat heeft schrijven dan nog voor zin? Ik schrijf niet om te pleasen, ik schrijf om te observeren, te begrijpen, te verwoorden wat er onder de oppervlakte borrelt.
Vervolg van "een rondje Brussel".
Wij wijken even van onze route af door op het Luxemburgplein een koffie te gaan drinken. De Brugse is een fan van Exki, maar daar staat een rij van hier tot ginder. Ik heb geen zin onze tijd te verdoen door in de rij te staan voor een kartonnen beker koffie. Het uur voor de “gratis” croissant is inmiddels voorbij. We gaan dus elders.” Eigenlijk is het tijd voor het apéro,” constateert de Brugse, Ik vind alles best. Ze loert op de buitenmenukaart van het café naast de Exki en constateert dat haar favoriete aperitiefje Picon au vin blanc niet op de kaart staat…We lopen nog even verder. Het is 11.00 en hoewel het elders in de stad aperitieftijd is, besluiten we even later toch voor koffie te gaan.
Heb je het al eens gemerkt dat als je met iets “zit” dat er altijd nieuwsgierige aagjes zijn die alles willen weten? Het val me keer op keer op…Mensen houden van drama, van sappige verhalen die ze kunnen doorvertellen bij de koffie, tijdens het aperitief of op sociale media. Hoe meer tranen, ziektes, operaties, of allergieën hoe beter. Maar wat gebeurt er als je niets van dat alles hebt, als je gewoon… akelig gezond bent.
Als je vertelt dat alles goed met je gaat, geen noemenswaardige pijntjes, als je op tram 7 zit met al je eigen tanden, behalve die van de wijsheid en het verstand (nog) geen kunstknieën hebt of kunstheupen of het toppunt van ellende; lurvenimplantaten. Geen exotische allergie voor kiwi’s of één van de andere mode allergieën of tenminste één stent, en geen noemenswaardige traumatische jeugdherinneringen hebt die je jaren na datum nog steeds koestert, zorgvuldig opgepoetst en tentoongesteld bij elke koffietafel of gebruikt als excuus, waarom je niet altijd aardig bent.
Vaak slaat de jaloezie dan ook nog eens toe, want stel dat iemand je zou vragen naar jouw mate van geluk en je op een schaal van 10 toch voor een 8 acht zou gaan. Dan mag je je gelukkig prijzen maar heb je toch blijkbaar voor sommige mensen je leven gemist, ongeloofwaardig, niet interessant en een teleurstelling voor de roddelpers.
De drama Queen verhalen van de vroegere gedachtespinnendevijftigster die ik ooit was zijn al lang verwerkt en verleden tijd. Geen excuus dus om onaardig te zijn… Oh ja, mijn microgolfoven heeft het begeven na bijna 15 jaar trouwe dienst … en mijn Chinese centenplant, de Pilea Peperomioides symbool voor rijkdom en geluk verliest zijn blaadjes en dat kan tellen…
Categorie:ziek, zwak en misselijk Tags:chinese_centenplant,Pilea_Peperomioides,microgolfoven,magnetron,roddelpers,geluk,gezond,lurven,lurvenimplantaten,kunstknieën,kunstheupen,protheses,wijsheid,verstand,stent,allergie,kiwi,lactoseallergie,traumatische_jeugdherinneringen,
Laten we eens een boom opzetten over een boom opzetten. Gisteren besloot ik mijn kerstboom van zolder te halen. Ik heb al jaren zo’n kunstboom. Praktisch, betrouwbaar en met de tijd, lichtjes stoffig, De eerste jaren dat ik hier woonde kocht ik nog echte bomen met een kluit, die ik na de feestdagen in de tuin plantte. Eén van die oudgedienden staat nog in de uiterste hoek van de tuin. Hij is inmiddels meters hoog. Soms denk ik eraan hem aan de een of ander gemeente aan te bieden als een soort van adoptieboom. Aan de andere kant, hij staat daar goed, niemand heeft last van hem, en hij hoort tenslotte bij de familie en bij ons verhaal.
Dus gisteren naar de zolder. De boom bestaat uit drie stukken, en elk stuk lijkt elk jaar zwaarder te worden. Het is me een gesleep. Vier trappen op, vier trappen af, achtentwintig treden. En dan weer naar boven voor de dozen met versiering. De eerste kerstballen kocht ik in het jaar van mijn huwelijk, daarna kwamen er nieuwe bij na de geboorte van de tweeling. En af en toe liet ik mij verleiden door iets nieuws. Toen mijn ouders overleden en ik hun huis moest opruimen, vond ik hun oude glazen kerstversiering terug, vintage van bijna honderd jaar oud. Die krijgen nu elk jaar een ereplaatsje helemaal bovenaan. Onderaan hangen de plastieken, stuiterende ballen uit de tijd dat de kinderen klein waren en er hier ook nog een paar katten rondliepen. Onze Cesar volgt alles aandachtig vanuit zijn luie zetel, maar blijft wijselijk op afstand, mij een handje helpen met het aanslepen van de dozen en de takken zit er vandaag duidelijk niet in.
In de boom komen twee snoeren witte lichtjes, maar dan van de warme soort.Ik hou niet van dat scherpe, bijna neonachtige wit en al helemaal niet van die zenuwachtige flikkeringen.Ik hou ook niet zo van gekleurde lichtjes, hoewel één van de dochters haar boom verleden jaar had versierd met alleen blauwe en groene lichtjes, en dat vond ik dan wel weer mooi, apart.
Vroeger zaten de snoeren na een jaar op zolder altijd in elkaar gedraaid, werk van pesterige kabouters en elven die zich verveelden. Ze hadden evengoed mijn zolder kunnen opruimen, of ’s nachts wat klusjes in de tuin kunnen doen, of de strijk. Dat is tenslotte wat kabouters en elven doorgaans doen.Tegenwoordig laten ze de snoeren met rust. Misschien zijn ze verhuisd naar warmere oorden, of met pensioen of...zijn ze ouder en wijzer geworden...
Voor mij is kerst rust. Groen, rood, goud en zilver. Oranje mag ook nog. Al heb ik ook nog een doos met roze, paarse en blauwe ballen, uit mijn roze, paarse en blauwe periode. Want iedereen heeft recht op zulk een fase in zijn leven.
En terwijl de lichtjes aangaan, lijkt het alsof al die oude jaren even met mij mee knipperen.
Weer eens afgesproken met mijn Brugse vriendin voor een rondje Brussel. We leerden elkaar indirect kennen via deze website, waar haar man destijds een blog had. Hij reageerde geregeld op mijn schrijfsels, en zoals dat hier toen de gewoonte was, ik op die van hem. Wij begonnen te mailen en spraken af, voor een “koffietje en een pateeke” die uiteindelijk uitdraaiden op een tintelend glaasje cava. De sfeer was geanimeerd, de gesprekken vlot, en ik kreeg het gevoel dat P. niet alleen mijn schrijfstijl wist te waarderen. Enfin, om een lang liedje kort te houden. Hij vond dat ik wel een leuke vriendin was voor zijn vrouw. En zo is het gekomen …
Sindsdien spreken we om de zoveel maanden af, de Brugse en ik, om de een of andere stad te bezoeken. We wandelen, kijken en praten over alles wat knelt. Het is zo’n vriendin die je niet dagelijks hoeft te zien maar wanneer je elkaar weer ontmoet, ga je gewoon verder waar je ’t laatst bent gebleven.
Deze keer zouden we de Europese wijk en het Jubelpark eens verkennen. Afgesproken in de hal van het Brussels centraal station,waar wij even een bijna Hello-Goodbye moment hadden, met elkaar in de armen vliegen en kussen enzo, maar net nog geen traantjes. Liepen wij even later babbelend langs de Bozar de trappen op richting het park van Brussel waar het opvallend stil was, een paar fotootjes links en een paar fotootjes rechts en dan verder richting de Belliardstraat.
Daar merkte ik weer hoe gewend ik ben aan vals plat waar ik woon. De Brugse liep hijgend achter mij aan. “Gaat het?” vroeg ik nog, “als je wilt kunnen we de metro nemen” “ja, ja het gaat" hijgde ze, zij die in de sportzaal op de loopband naar eigen zeggen rent en moeiteloos hellingen trotseert.
Wordt vervolgd...
Het vervolg van deze blogpost is tijdelijk in quarantaine geplaatst.
“Coucou c’est nous” zes silhouetten in het ochtendlicht.
De ochtendwandeling. We zijn bijna thuis waar de koffie op mij wacht, al zal ik die wel zelf even mogen zetten. Het laatste stukje van de weg strekt zich uit langs huizen in aanbouw, skeletten van toekomstige levens. In de verte bewegen donkere gedaanten. Hoe dichter ik kom, hoe meer de vormen zich aftekenen. Pas wanneer we er bijna zijn, herken ik de vertrouwde houding: Jehova’s getuigen. Ze zijn met zes en staan ruggen naar ons, alsof ze een geheim beraad houden.
Wanneer Cesar en ik langs het groepje lopen, draaien ze zich, als afgesproken allemaal in één ruk om. “Coucou c’est nous” klaar om hun boodschap van Bijbelse waarheden te delen.
Ik lach, beleefd. Cesar bekijkt de dames van Jéhova niet eens en loopt door. “Mag ik hem eens aaien?” vraagt één van de getuigen. Maar ondertussen ken ik alle trucen, terwijl de een aait, smeert een ander je een “Wachttoren” met goed nieuws van Gods Koninkrijk aan. “Hij is niet geïnteresseerd, dus liever niet” zeg ik met dezelfde vriendelijke lach, twee vliegen slaand in één klap wandelen wij verder, de koffie al in gedachte dampend.
Sinds wij Cesar hebben heb ik altijd een trouwe wandelkameraad die nooit slappe excuses verzint waarom hij niet wil wandelen. Soms zegt een kennis “als je weer eens gaat wandelen, sein mij in en ik ga mee” En wanneer ik dan een berichtje stuur of ze misschien… dan komen ze met een smoes dat ze nodig moeten kuisen. Net of het stof op de kast na de wandeling doodleuk is verdwenen en ze het zouden missen.
Wanneer ik op het toilet zit, houdt Cesar de wacht voor de deur en beschermt mij in mijn kwetsbare positie tegen een eventuele vijand.
En ook in de badkamer houdt hij de wacht op de badmat wanneer ik onder de douche sta en geeft mij zelfs het stukje zeep aan wanneer dat is gevallen.
Soms weet ik weer waarom ik in het verleden altijd beweerd heb dat ik een kattenmens ben. Het onafhankelijke, zoals ik zelf ben trekt mij aan.
Maar Cesar brengt mij terug naar het menselijke, het geduldige mens in mij, en dat voelt als compleet.
“Bel straks effe terug mam, ik sta net de cake af te gieten. * ”Die tekst schiet door mijn hoofd, terwijl ik door het ovenvenster naar mijn creatie staar. Het recept kreeg ik van de sorellas** Een gemarmerde cake, maar dan een met een twist: deze keer niet met de klassieke cacao, maar met een crème van chocolade en pistache, rechtstreeks uit een potje. “Wel de hele pot gebruiken,” drong Nadia nog aan, de aanstichtster van de zussen.
Met een mes test ik de cake op gaarheid, Tot mijn verbazing komt het er droog uit, maar toch kringelt er een glanzend sap over en rond de cake. Ik haal hem uit de oven, zet hem op een rooster, en zie hoe de olie er langzaam uit druipt. Af gieten dus, letterlijk.
Morgen zal ik de sorellas uitnodigen om hen een koekje van eigen deeg te laten proeven, en misschien ook meteen een lesje in de wetten van de fysica van gebak.
*Loesje, het fictieve meisje dat kritische en humoristische teksten schrijft.
**sorellas, drie Italiaanse zussen met wie ik bevriend ben en regelmatig avonturen meebeleef.
Tijdens mijn ochtendwandeling kwam ik een joggende kennis tegen; “Ben je aan het lopen?” vroeg ik naar de bekende weg. We bleven staan voor een praatje. Twee senioren die elkaar herkennen aan de kleine barstjes van hun lichaam.
Ze vertelde dat ze botontkalking had en dat ze haar spieren probeerde te verstevigen. We spraken over de medicatie die we daarvoor hebben moeten slikken en wonderen zou doen voor de botten. Bij mij heeft ze dat ook gedaan, want mijn botontkalking is na het laatste onderzoek flink verbeterd. Ook ik ben indertijd gaan sporten. Maar zoals altijd bij wonderen zit er een bijwerking aan vast.
Toen de tand des tijds inzette en mijn lichaam verder wilde slopen met terugtrekkend tandvlees waardoor er een tand gevaarlijk begon te wiebelen en ik de tandarts om raad vroeg over eventuele implantaten bekeek zij mijn dossier, waar bovenaan met grote letters “Fosamax*/ Fosavance”* geschreven stond. Ze keek bedenkelijk en zei, “nee “daar begin ik niet aan. Implantaten mag je vergeten, tanden trekken wordt al een avontuur.” Uiteindelijk heeft ze de wiebelende tand vastgezet met een soort spalkje, alsof ze er een likje superglue op had gezet, zoiets, zodat ik niet tandeloos door het leven moest en de schande nabij.
Ik ben al jaren met deze medicatie gestopt en probeerde het onlangs weer. Deze keer vroeg ik raad bij een stomatoloog. Zelfde verhaal, zelfde geschrokken blik. Zelf als je al jaren gestopt bent, het spul blijft in je lijf.
En zo wandel ik verder, met steviger botten, een vastgespalkte tand en een lichaam dat soms voelt als een gebruiksaanwijzing waarvan je nooit helemaal weet wat er in de kleine lettertjes staat.
*Fosavance en Fosamax , bevatten bisfosnaten en kunnen bijwerkingen geven op het gebit zoals osteonecrose (het afsterven van kaakbot) vooral na tandextracties of implantaten. Daarom zijn tandartsen en stomatologen vaak extra voorzichtig bij mensen die deze medicatie nemen of hebben genomen.
Zondag, het Sinterklaasfeest van de bank waar mijn dochter werkt. Het feest wordt gegeven op meerder locaties met uiteenlopende activiteiten. Mijn jongste kleinzoon, heeft gekozen voor de springkastelen, dus naar Tubize. Zoals elk jaar brengt de sint weer een cadeautje mee.
Tegenwoordig is dat cadeautje, zorgvuldig geselecteerd door het HR-departement van de bank genderneutraal. Er wordt dus niet meer op voorhand gevraagd of het cadeautje voor een jongetje of een meisje is. Geen poppen dus voor meisjes of speelgoed rond verzorging, schoonheid en huishoudelijke taken. En voor de jongens, geen autootjes, geen speelgoed gerelateerd aan actie, competitie en techniek. Geen speelgoed dat hun volledige ontwikkeling wel eens zouden kunnen belemmeren.
Verleden jaar kreeg onze stoere Victor een setje met roze dolfijntjes weliswaar van Playmobil, maar toch… een vriendje kreeg een setje van fluorescerende unicorns. Genderneutraal kan blijkbaar ook iets heel uitgesproken zijn.
Gelukkig is er nog het springkasteel waar niemand zich druk maakt over roze of blauw, alleen over hoe hoog je kan springen.
Dit jaar kreeg Victor een Criss Cross Cube, een slimme breinbreker, een kubus vol schroeven. Genderneutraal, want schroeven, tien minuten thuis en er was er al één weg, draaien iedereen dol.
Ik zocht op het internet naar informatie over een eventueel weekendje ergens naartoe. Ik dacht ik kijk ook nog even op TripAdviser waar de toegang mij geweigerd werd met de volgende reden: “U bent geblokkeerd daar u bovenmenselijk snel surft”. Verbouwereerd keek ik naar mijn scherm en naar mijn armen en naar mijn benen, ik keek zelfs even in de spiegel.
Was dit mijn eigen Verwandlung? Begint het zo...? Niet wakker geworden als kever maar als een robot die droomt van een weekend even weg.
En ineens schoot Mrs. Adams mij te binnen. Ik kwam vandaag tijdens de “honduitlaatwandeling” langs haar vroegere huis. Tijdens dat heel bijzondere covidjaar 2020 viel ze in de prijzen. En is niet meer. Haar heb ik leren kennen aan de schoolpoort waar mijn zoon en haar dochter school gingen. Ze had indertijd een wilde bos ravenzwart haar, een wit gelaat en felrode lippen, vandaar mijn bijnaam voor haar.
Op een dag kwam ze op hoge poten naar mij toe: ”Jouw man heeft mij in een restaurant laten zitten” beet ze me toe. “Wat doe jij met mijn man?” wilde ik vragen, maar hield mij in, want hij was immers mijn man niet meer. En mocht doen wat hij wilde. “Oh ja?” vroeg ik nieuwsgierig wel zin in een “lekkere” roddel. “Ja” zei ze, ik was hem tegengekomen in La Louvière en had hem gevraagd wat hij daar deed. “Ik ga iets eten” had hij geantwoord en of ze zin had om hem te vergezellen.
In het restaurant had ze het duurst op de kaart gekozen en toen het dessert genuttigd was, stond “mijn man” op om een pakje sigaretten te gaan halen en is nooit meer teruggekomen.
“Tja” zei ik “wat kan ik zeggen”. Ik begreep haar verontwaardiging en liet het verder voor wat het was, want zo is het leven, sommige mensen verdwijnen zoals ze binnenkomen en sommige rekeningen worden nu eenmaal nooit betaald.
Rogerke heb ik sinds het covidjaar 2020 niet meer gezien, net als Cindy en Maria. Cindy was nog jong, ze zat ooit bij mijn dochters op school en was een meisje dat altijd een beetje buiten de groep viel. Ze was gezakt voor het eindexamen en durfde dat thuis niet te vertellen. Toen kwam de proclamatie, ze liet haar moeder komen. “Moet je horen mama, stel je voor: haar moeder wist van niets! “Riepen mijn dochters verontwaardigd “gelukkig dat wij thuis alles durven te zeggen”. Ik weet nog hoe ik op dat moment meeleefde met de moeder maar ook met haar dochter.
En ook Maria is in dat vreemde jaar verdwenen. Wij maakten kennis op een speelplein, waar ik mijn zoon die toen nog een zoontje was op het houten klimrek liet klimmen. Zij was daar met haar kleinkinderen. Zij was Italiaanse en sprak met dat warme melodieuze Italiaans accent, dat mij soms het gevoel gaf dat ik zelf Italiaans begreep en het zelfs sprak. We kwamen elkaar ook later regelmatig tegen en soms dronken we samen een kopje koffie en maakten een praatje. Dan bewonderde ik haar nieuwe blouse van 5 € die ze uit de rekken van het plaatselijk O.C.M.W had gehaald. Ze gniffelde, “moet ik niet aan mijn kinderen zeggen, want die zouden het afkeuren”. En ze toonde trots haar nieuwe jas van 10 euro: “die laat je toch niet hangen?”
Vandaag in 2025, merk ik dat zulke ontmoetingen mijn pen blijven voeden. Ze keren terug in mijn herinneringen en dus ook op mijn blog. Kleine kronieken van mensen die mijn pad ooit kruisten en mij leerden dat zelfs een jas van tien euro een verhaal kan zijn.
Laatst met een buurvrouw kwam ons gesprek op Rogertje, Rogertje is al een tijdje niet meer. Toen, op 28/10/2011 schreef ik dit:
Rogertje kwam op bezoek. Rogertje met zijn eeuwige klakske en zijn sigaartje. Rogertje vroeger onafscheidelijk van zijn Marianne die in de laatste lente is overleden. Ik was hem afgelopen zondag tijdens een wandeling tegengekomen en had gezegd: “Roger als je in de buurt bent kom eens langs voor een bakje koffie”. Rogertje liet er duidelijk geen gras over groeien, want hij bleek de afgelopen week al eerder te zijn langs geweest. Rogertje is een stuk in de zeventig. Na het overlijden van hun moeder waren haar kinderen niet akkoord dat Rogertje in het huis bleef wonen, want er waren toestanden, zoals er wel vaker toestanden zijn in dit soort situaties. En Rogertje had drie maanden om zijn biezen te pakken.
Nu woont hij in een appartementje voor oudere mensen achter het gemeentehuis. Op dag één kwam er al een buurvrouw voor een praatje. Hij nodigde haar uit maar zij bleek hardnekkig. “Wanneer ik wil gaan eten” zo klaagt Rogertje "dan blijft ze zitten en dan ik kan toch niet alleen eten? Dat vind ik zielig dus geef ik haar ook een bordje en nu wil ze niet meer weg. 's Middags wil ik tv kijken en dan begint zij te praten en ze verteld honderd keer hetzelfde. Dan vertel ik haar ook 100 keer hetzelfde expres! Waarna ze mij afsnauwt, "dat heb je mij al honderd keer gezegd. En dan zeg ik, ja dat doe jij ook, zo zie je eens hoe vervelend dat eigenlijk is.” En zo gaat Rogertje nog een tijdje door.
“ ‘s Avonds komt haar zoon haar pilletjes brengen. En hij wil de koelkast vullen. Want ma moet niet op Rogertje's kosten eten. Maar…” zo gaat Rogertje verder: “Ik moet die zeurende vrouw niet elke dag, dus ik zet haar buiten door te zeggen dat ik ergens naar toe moet. En dan begint ze te huilen. En wanneer ik weer terugkom, kom ik binnen via achter en kijk tv zonder geluid. Want anders hoort ze dat en staat ze er weer “.
Hij leunt eens achter over in de zetel, kijkt tevreden rond en doopt nog eens een koekje in de koffie. De Moeder Theresa in mij trekt zich diep terug, pakt haar schoenen, kijkt op de klok en zegt: “Roger, ik moet nog een paar boodschappen doen, dus als je het niet erg vindt?” Rogertje is vlug van begrip en stapt op, bedankt voor de koffie en mijn ontvangst en sukkelt de weg af en ik, de heldin van de dag trek mijn schoenen weer uit.
Ik was een jaar of 13 toen ik van een vriendinnetje op mijn verjaardag, mijn eerste dagboek kreeg waar ik mijn geheimen in kwijt kon. Het was zo’n boekje met een slotje erop. Dat het slotje niet veel voorstelde kreeg ik pas later door. Ook ik begon, zoals een zekere Anne Frank, mijn dagboek met:
“Ik hoop aan jou alles te kunnen toe vertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb en dat je een grote steun voor mij zult zijn.”
Ik schreef vooral over puberleed, dingen die ik op school had meegemaakt, over meesters en juffen, over mijn vriendinnen, de lessen, mijn kleren, dat ik boos was op mijn vader of moeder en dat mijn broertje zo’n verschrikkelijke pestkop was en over mijn kalverliefdes. Vooral hierover kon ik nogal uitweiden.
Ik had er geen flauw idee van, dat ik tenminste één trouwe lezer had, namelijk mijn broertje. Het huis was te klein toen ik erachter kwam. Op een avond toen wij aan tafel zaten, kwam hij ermee. Hij begon mij te citeren en iedereen moest vreselijk lachen. Wat voelde ik mij verraden. Sindsdien heb ik nooit meer een papieren dagboek gehad en thuis heb ik nooit meer iets verteld.
Nu zoveel jaren later, schrijf ik niet meer in een boekje met een slotje, maar in een online dagboek. Het slotje is vervangen door een wachtwoord, een wachtwoord dat bestaat uit 14 tekens, een combinatie van hoofdletters, kleine letters, cijfers en symbolen.
Maar ook dat stelt weinig voor. Want wie leest mee? Het blijft een sprong in het onbekende: schrijven in vertrouwen, zonder te weten wie er aan de andere kant zit...
Uit de luidspreker komt de typische “niks-aan-de-hand-muziek” het gastvrije masker van de supermarkt, want de muziek bepaald de toon of is het omgekeerd? Een oude man schuifelt door de winkelrijen met een piepend winkelkarretje. In zijn hand klemt een papiertje met de grote beverige letters van héél oude mensen. Hij lijkt wat verloren. Hij spreekt een schappen vuller aan “Mijn vrouw is overleden en nu moet ik de boodschappen doen, maar ik vind niets”. “Daar heb ik nu geen tijd voor” zegt de jongen, die ik net nog heb zien lachen met een collega vakkenvuller, zonder verder op te kijken.
Ik krijg medelijden met de oude man en denk aan mijn oude vader die zich indertijd ook zo verloren voelde na het overlijden van mijn moeder, zoekende naar het merk dat mijn moeder ook altijd kocht, het even kwijt, dat mijn moeder in meerdere winkels boodschappen deed.
“Kan ik u helpen?” hoor ik mijzelf, die tijd in overvloed heb, zelfs als ik die niet heb, vragen.
Naar aanleiding van een kort berichtje in de krant:
Hoofdrolspeler: Een 56‑jarige Italiaan die dacht: “Waarom afscheid nemen van mama, als haar pensioen zo gezellig blijft binnenkomen?”
Plot twist: Moeder overlijdt, maar zoon besluit haar lichaam in een slaapzak in de diepvriezer te bewaren.
Vermomming: Pruik, make‑up, jurken en sieraden van "la mamma".
Financieel voordeel: Ongeveer €53.000 per jaar. Dat is meer dan sommige acteurs krijgen voor figureren in een soap.
Door de mand: Ambtenaar merkt dat “mevrouw” een lage stem en een nek als een rugbyspeler heeft. Fotovergelijking bevestigt: dit was geen Graziella, maar haar zoon in full cosplay.
Eindscène: Politie vindt het gemummificeerde lichaam, burgemeester noemt het “zeer vreemd” en vooral verdrietig.” Ik vergelijk het voorval vooral met tragikomische misdaadfilms, genre Norma Bates in Psycho.
Heb je dat ook wel eens, dat je niet weet of je nu wel of niet iets hebt gedaan? Dat je de keuken binnenloopt en je afvraagt “wat kwam ik hier ook weer doen?" Of dat je portemonnee spoorloos is en je je afvraagt of je hem misschien met de boodschappen in de koelkast hebt opgeborgen.
Tot nu toe komt alles goed en vind ik mijn spullen altijd terug. Geen reden nog voor mijn kinderen om zich al zorgen te gaan maken voor hun oude moeder, laat staan alvast een plek in een “home” te reserveren. Ik praat er met hen trouwens ook niet over, want stel je voor.
Net nog, water gekookt voor een kopje thee. Want daar had ik vanochtend zin in. Onlangs de dessert koffie van de Lidl eens geprobeerd, want het zijn nu eenmaal moeilijke tijden. Maar die smaakt nergens naar: te slap en als ik er meer van in de filter deed, werd het te bitter. Dus dan maar thee. Terwijl het water kookte zag ik In de gootsteen een pannetje staan waar mijn zoon de vorige avond nog iets in had opgewarmd. Het was wat aangekoekt en ik dacht, ik zal met de rest van het hete water wel even een sopje maken zodat het pannetje wat kan weken.
Met mijn kopje thee liep ik naar de eettafel zette de krant online open en begon te lezen, toen ik me ineens bedacht: heb ik nu wel of niet heet water in dat pannetje gegoten?
Van die dingen dus, het pannetje stond dus al te weken, ik vergeet soms niet alleen wat ik doe, ik vergeet soms ook dat ik het al gedaan heb.
Zondagmorgen. Hoewel het eigenlijk niet noemenswaardig is, noem ik het toch: het heeft vannacht een beetje gesneeuwd. Riep ik als kind nog: “Joepie!" Tegenwoordig ben ik een stuk minder enthousiast na een smak op mijn achterste waardoor ik drie weken niet meer kon zitten. Maar ik geef het toe, zo’n witte wereld blijft een schilderij dat zichzelf maakt.
De wind giert, de kou bijt en waar is de zon? Geen weer om voor je plezier buiten te lopen. Ik heb besloten om mezelf in ieder geval deze morgen huisarrest op te leggen met een extra warme trui, warme sokken en koffie als bewakers, misschien bak ik zelfs een cake, of een appeltaart...
Onze Cesar staat bij de deur en kijkt mij met zijn trieste ogen vragend aan “Wat? Gaan we niet wandelen vandaag?”
Ik pak zijn bal zwaai de keukendeur open en katapulteer het ding de tuin in. Cesar sprint erachteraan, pakt de bal, triomfantelijk, en maakt aanstalten om hem terug te brengen. “Pipi” roep ik. Hij gehoorzaamt, doet zijn plicht en kijkt mij aan alsof ik meer verwacht…
Nog een worp, nog een sprint. Cesar rent terug naar binnen. Dan nestelt hij zich op zijn deken en zucht diep: “Ach, zondag, ach, sneeuw, ach, mens.”
Mijn afspraak met de oogarts werd afgezegd via een brief, er wordt mij geen nieuwe afspraak voorgesteld zoals soms het geval is en of ik even wil bellen voor een nieuw "rendez-vous". Zo-gezegd, zo-gedaan, eerst moet ik drukken op 1 en vervolgens krijg ik het bekende bandje met de: “al onze lijnen zijn in gesprek” stem en dat ik geduld moet hebben en dan volgt er nog een “veuillez-nous excuser”. Een irritant muziekje houdt me in de ban. Ik zie de tijd vooruit tikken.
Een ander bandje verteld mij even later dat de lijnen nog steeds bezet zijn en leidt mij een beetje van het wachten af door te vertellen over de mogelijkheid om mij binnen de 24 uur te laten terugbellen. Maar dat doen we niet. Mijn ervaring is dat dat in de meeste gevallen niet het geval is en als het wel het geval is, dan zul je zien dat je je telefoon niet hebt gehoord, omdat hij ergens op de kast ligt terwijl je elders in huis bezig bent, of dat je op de wc zit en dan moet je toch weer terugbellen. Ik hou liever zelf de touwtjes in handen. Ik wacht dus nog wel even en als gepensioneerde heb ik zeeën van tijd.
Na 29 minuten hoor ik eindelijk een stem “ophtalmologie, bonjour”. Een nieuwe afspraak lukt ten vroegst begin juni. Het is niet anders.
Twee weken geleden heb ik mijn jaarlijkse mammografie laten maken en vergeten ter plekke meteen een nieuwe afspraak vast te leggen voor het volgend jaar. Dus ik weer bellen. De secretaresse vraagt: “22 januari 2027 om 8.45 gaat dat voor u?”
En terwijl die afspraken zich als verre eilanden in mijn agenda nestelen. Denk ik: 22 januari 2027, om 8.45?
Dan is het nog nacht als ik van huis moet vertrekken en ben ik alweer zoveel ouder. Heb ik daar dan nog wel zin in?
Want het wachten mag dan traag zijn, het leven loopt vrolijk verder…
Midden in de nacht om kwart voor zeven opgestaan, wakker geworden van mijn rochelende buurman op zijn terras, ’s morgens vroeg rookt hij daar zijn eerste sigaretje. Het is te vroeg en te donker om te zien wat voor weer het is, maar het is in ieder geval droog, anders had de buurman niet op zijn terras gestaan. Zo simpel is mijn conclusie. Terwijl de koffie passeert maak ik mij twee bruine boterhammen klaar, ééntje met door mij zelfgemaakte pruimenjam en een andere met kaas. Terwijl ik mijn boterham eet en geniet van de eerste slok koffie bedenk ik mij dat het vandaag woensdag is en dus gehaktdag.
Ik kan mij niet herinneren dat wij vroeger thuis op woensdag gehakt aten of dat er over zo’n dag werd gesproken. Misschien was dat wel iets voor “gewone mensen” en mijn ouders waren nu eenmaal geen “gewone mensen”. We aten wel eens een gehaktbal maar of dat nou persé op woensdag was, dat geloof ik niet.
Mijn twijfel bracht mij er toe het eens uit te zoeken en wat bleek, uit die slogan schuilt een heel praktisch ritme van de slagers. Op maandag kwamen de nieuwe dieren binnen, die dezelfde dag nog werden geslacht. Dinsdag stond in het teken van uitbenen, de mooiste, stukken vlees zoals biefstukjes en karbonades, gingen apart. En op woensdag werden de restjes vermalen tot gehakt en die werden samen met de stukken vlees die minder in trek waren, tegen een lage prijs verkocht. Omdat mensen in die tijd nog geen koelkast hadden, kon het gehakt het beste dezelfde dag nog worden opgegeten. Op woensdag dus.
En zoals zo vaak werd het alledaagse pas echt onsterfelijk toen er woorden aan werden gegeven. In 1949 organiseerde de slagersbond een prijsvraag er moest een slogan bedacht worden waar 25 gld. mee te verdienen zou zijn. Het winnende idee was eenvoudig, maar krachtig: ”Woensdag gehaktdag.”
Terwijl ik die woorden herhaal, hoor ik opnieuw het rochelende hoestje van mijn buurman. Zijn sigaret gloeit als een mespunt in de ochtendschemer. Ik bedenk dat dit een ideale dag is om iemand te vermoorden, in stukjes te hakken en de restjes laten verdwijnen in een anonieme massa. Het is de dag waarop vlees zijn identiteit verliest en enkel nog gehakt heet. De ware gruwel van woensdag, het verdwijnen van het individu in de molen. En ik, ik schenk mezelf nog een tweede kop koffie in...
Categorie:keek op de week Tags:Woensdag_gehaktdag,prijsvraag,slagers,beenhouwers,vleesgeschiedenis,tradities,slogans,jaren_40,slagersbond,ochtendritueel,buurman,sigaret,koffie,boterhammen,pruimenconfituur,pruimenjam,gruwel,identiteit,verdwijnen,molen,slagerspoëzie,ironie,herinneringen,
Dindagmorgen. Wanneer ik om 8.00 uur opsta en de gordijnen opentrek zie ik een blauwe lucht met schapenwolken, een koud zonnetje en het gras is wit. “Tiens, het heeft geijzeld” zeg ik tegen mijzelf, De barometer geeft 1° aan. Ik maak mijn ontbijtje. Een banaan, een paar lepels havermout en yoghurt, een vredige mengeling. Tot een overrijpe kiwi zich aandient, hij barst open onder mijn mes, prikkelt op mijn tong, Ah jakkes.
Cesar is vandaag bij zijn baasje, dus staat er geen lange wandeling op de planning om de dag mee te beginnen maar vrijheid om andere dingen te doen. Zoals stofzuigen, boven en beneden, waar ik op "Cesardagen" niet aan toekom. De stofzuiger is zo’n beetje de ergste vijand van onze Cesar. Zodra ik het ding tevoorschijn haal, begint hij te blaffen. Hij weigert stil te zijn en te gaan liggen op mijn commando. Wanneer ik het apparaat aanzet gaat Cesar in de aanval en verdedigt mij tegen de bedreiging van het monster. Het is niet echt lekker werken zo. En zuchtend zet ik de stofzuiger weer uit. Cesar blijft snuffelend rond het apparaat rondlopen, nog steeds op zijn hoede.
Met de grasmaaier was het in het begin hetzelfde, maar daarmee hebben we ondertussen een compromis, bal of tak erbij, en het wordt een spel. In huis met ballen en takken gaan gooien vind ik een beetje te, en ook voor koekjes doet hij het niet. Dus zuig ik het stof wanneer hij er niet is Het huis ademt rust, maar mist zijn blaffend commentaar.
Maandag, wasdag zo klonk het vroeger, toen de was nog een halve krachtmeting was tussen mens en textiel. Eerst een nachtje weken Op maandag werd de was dan in een grote ketel gekookt met water en zeep. Sop schuim en spierballen. Lakens en schorten kregen een bad van stijfsel, vlekken werden met chloor bestreden en dan hup, alles aan de lijn. In de winter hing de was ook buiten en werd ‘s avonds stijf bevroren binnengehaald om daar verder te drogen op een rekje voor de kachel.
Mijn moeder vertelde altijd hoe blij zij vroeger was met haar eerste “Hoovertje.” Voor haar een wonder van vooruitgang, voor mij nog steeds een halve fitness-sessie. Want de machine kon het water nog niet uit zichzelf verwarmen en afvoeren Het water moest nog steeds op het fornuis worden verwarmd, het bleef sjouwen en ook centrifugeren was een luxe die nog niet bestond. Als het wasgoed gewassen was dan moest het eerst nog door de wringer om het meeste water eruit te wringen.
Wat hebben wij het gemakkelijk tegenwoordig. Je kiest een programma , één druk op de knop en de machine doet het werk, terwijl wij koffiedrinken, boodschappen doen, wandelen, of naar de sportzaal gaan. Of zoals sommigen, iets anders leuks in het huishouden gaan doen.
Maandag is hier ook de dag dat de vuilnis wordt opgehaald. Dan paradeert de stoet van zakken en bakken op de stoep: het gewone vuil, de blauwe zak met pmc, de glasbak, papier en karton, allemaal netjes verpakt tegen de wind. Toch zie je soms dat de straat verandert in een klein circus; plastic bakken rollen als ontsnapte acrobaten door het dorp. ’s Avonds lees je dan op Facebook verontwaardigde berichten als: “Mijn plastieken bak is gestolen!” Want tegenwoordig is men niets meer gewoon kwijt, alles is gestolen. Dat de wind ook wel eens voor diefje speelt, lijkt voor velen onvoorstelbaar.
Zondagochtend, slecht geslapen. Om half negen strompel ik het bed uit en word begroet door een hemel die alle tinten grijs tegelijk wil tonen. Regen als decor, perfect voor een trage dag.
Ik maak een ontbijtje klaar, 2 croissants en 2 chocoladekoeken in de oven, voor het geval de zoon hier binnenvalt. Even later herinner ik mij dat de zoon vandaag moet werken. Ach ja, de croissants zullen hun bestemming wel vinden. Terwijl de croissants in de oven bakken zet ik koffie en pers mij een sinaasappel uit voor de extra vitamientjes.
Onze Cesar, de hond van mijn zoon, die tegenwoordig vaker bij mij is dan bij zijn baasje, is ondertussen ook wakker geworden. Dat wil zeggen, hij heeft zich verplaatst. Waarschijnlijk heeft hij het sombere natte weer ook opgemerkt, besluit dat dit geen dag is om heldendaden te verrichten en maft lekker verder. Zijn hondenleven is een warme plaid, een zucht, een dutje…
Straks zal ik zijn hondenleven even onderbreken om hem mee te sleuren voor een blokje om. Een grote wandeling zal er vandaag waarschijnlijk niet in zitten. Gelukkig heeft de wetenschap ons onlangs bevrijd van de tirannie der 10.000 stappen. Zevenduizend zijn ook prima. Duizend extra sluipen er vanzelf vaak bij, mits ik mijn telefoon niet vergeet en zo verdwijnen de croissantcalorieën weer als sneeuw voor de zon.
Ik was net vier geworden en zou voor het eerst naar de kleuterschool gaan. Die dag herinner ik mij nog goed. Hoe ongeduldig ik was, terwijl mijn moeder en mijn twee jaar jongere broertje zich klaar maakten om mij die eerste dag te begeleiden naar school. Al snel ging ik “helemaal alleen” naar de kleuterschool, althans, dat dacht ik, pas vele jaren later, hoorde ik, toen ik mij hierover verbaasde, dat een paar buurvrouwen met mijn moeder hadden afgesproken om een oogje in het zeil te houden.
In die tijd was de buurt trouwens nog rustig, nu loopt de ring tussen de wijk en de school, die volgens mij niet eens meer bestaat. En als ik toevallig aan die kant van Amsterdam rijd, kijk ik met een binnenpretje naar de toren van de kerk vlak bij de school. En dan zie ik haar nog vliegen!
Mijn moeder maakte vroeger mijn kleding zelf, jurkjes en rokjes, soms uit reststoffen, vaak afkomstig van mijn oma, ze maakte ook jassen. Het hoogtepunt van haar creaties was een donkergroene cape, die ik eerst weigerde om aan te trekken. Maar tegen mijn moeders wil was weinig in te brengen. Ik zou en moest de cape dragen die mij zo schattig stond!
Die dag waaide het nogal, en ik ontdekte de mogelijkheden van die afschuwelijke cape. De cape, die best eens een supercape zou kunnen zijn. Als de wind er onder kwam, zou ik wel eens kunnen loskomen van de grond en wie weet zou ik er mee kunnen vliegen, vliegen zoals een vogel, hoog in de lucht! (Een soort van super Loewiesa!)
Het opstijgen lukte niet erg goed, dus maakte ik een paar knopen los. Ik liep sneller. De laatste knopen gingen ook open. En toen gebeurde het onvermijdelijke: de cape vloog weg. Zonder mij helaas. Nog altijd zie ik ze stijgen en rond de kerktoren cirkelen. En natuurlijk kreeg ik op mijn donder toen ik die middag naar huis kwam, zonder cape.
Naar de goelag! Mijn blog is weer een treetje lager gezakt in de ranglijst. Blijkbaar kan ik niet wedijveren met de doden.
De algoritmes van Seniorennet lijken een voorkeur te hebben voor frigiditeit: Verlaten blogs, al jaren niet meer aangeraakt, blijven bezoekers trekken alsof ze een digitaal mausoleum zijn. Het verbaast me telkens weer hoe teksten zonder inhoud, geschreven door iemand die waarschijnlijk al lang niet meer meekijkt, toch bovenaan blijven zweven.
Zou het niet logischer zijn om zulke blogs in een andere categorie te plaatsen? Een plek waar nabestaanden nog eens kunnen terugbladeren, zonder dat actieve schrijvers hoeven te concurreren met digitale geesten.
Tot die tijd blijf ik schrijven, niet om algoritmes te pleasen, maar om de levenden te bereiken. Oehoe is daar iemand?
“Het kan verkeren” zei de Nederlandse dichter en toneelschrijver Gerbrand Adriaenszoon Bredero indertijd al. Het was zijn lijfspreuk, en ondertussen ook de mijne, die betekent dat het leven wisselvallig en onvoorspelbaar is. Omstandigheden kunnen snel veranderen en niets staat vast.
Het huis ademt leegte. De kasten zijn ontruimd, de prullaria verdwenen. De Louis XV kast, de eettafel met de stoelen staan er nog. Op de marmeren schoorsteenmantel tikt de porseleinen pendule in rococostijl, nog steeds in zomertijd alsof ze vasthoudt aan een verleden dat niet meer bestaat, geflankeerd door twee bijbehorende vazen die niemand wilde, de kristallen lamp, herinneren nog aan hoogtijddagen, toen men zich even in Versailles kon wanen.
Ik wacht hier op de mazoutlevering, in het huis dat ooit van mijn schoonouders was. De laatste bewoonster, mijn schoonmoeder, is onlangs overleden. Het huis zit nu gevangen in de erfenis, te verdelen tussen mijn zoon, zijn tante en een kind dat niemand kent. Dit huis, ooit het toneel van feestjes, van scherpe woorden en van stille strijd, is nu leeg, de ziel is eruit getrokken. Maar haar echo zindert nog na en werkt inspirerend. Ik zal u de lange versie met alle details besparen. Ik zou er een boek mee kunnen vullen, dus hou ik het bij de korte.
Ooit ben ik uit deze omgeving gevlucht. Weg van mijn alcoholistische ex, weg van mijn manipulatieve, bemoeizuchtige schoonmoeder met haar scherpe tong. Haar cadeaus waren nooit zomaar cadeaus, altijd was er een bijbedoeling. Haar woorden konden snijden, vooral na het eerste glas.
Maar de tijd keert alles om. “Het kan verkeren,” zoals Bredero zei, en ik begrijp hem nu beter dan ooit. Want in de laatste jaren, na het overlijden van haar man en mijn ex, leerde ik mijn vroegere schoonmoeder kennen als een trieste vrouw. Een vrouw met een minderwaardigheidscomplex, gevangen in een huwelijk zonder liefde, die haar zoon alles wilde geven en tegelijk alles verloor.
Ik herkende in haar iets van mezelf: het gevecht om een gezin overeind te houden met een afwezige vader, de last van beslissingen die je alleen moet nemen. En zo groeide er zachtheid in mijn gedachten. De laatste maanden van haar leven ging ik zelfs vrijwillig naar haar toe, luisterde naar haar verhalen, hoorde haar spijt. En ik besefte dat haat kan veranderen in begrip.
En nu ze er niet meer is, mis ik haar soms. Bredero had gelijk: “Het kan verkeren”.
Frankrijk, een zonnig terras, ik heb een kopje koffie besteld, dat zwijgend wordt geleverd. Ik trek het kopje naar me toe. Nog voor ik een slok kan nemen, zie ik het: een grote rode mondafdruk, pontificaal op de rand alsof iemand anders alvast een voorproefje heeft genomen.
Ik roep “Le garçon” en wijs hem op de rode vlek. Hij neemt het kopje zwijgend mee en komt terug met een nieuw exemplaar dat hij al even zwijgend voor mij neer zet. Ik inspecteer, en jawel, weer een vlek, maar nu van een andere soort. Wanneer ik hem opnieuw naar de vlek wijs, legt hij losjes zijn arm om mijn nek, buigt zich naar mij toe en fluistert: “Faut pas exagérer”.
Ik lach, wat moet ik anders? Maar ergens blijft het wringen: een kopje koffie zonder sporen van vorige drinkers lijkt me geen overdreven luxe. Service met de Franse slag, dat wel.
Ik geef het toe. Ondanks de spellingscontrole in Word blijven spellingsfoutjes mijn handelsmerk. Ik heb mijn vorige blogberichten nog eens doorgenomen en jawel. Daar sluipen stiekeme dt foutjes rond, de interpunctie kraakt in haar voegen, en hier en daar duiken overbodige spaties rond. Komma’s staan op plekken waar ze niets te zoeken hebben. Onlangs wees harmonicaman me zelfs op het verschil tussen “nog” en “noch”, iets waar ik tot dan vrolijk aan voorbij was gegaan. En laat het duidelijk zijn: Harmonicaman is de enige die mij op fouten mag attenderen.
En toch blijf ik schrijven, want als ik zou wachten tot alles perfect is, grammaticaal, stilistisch, interpunctietechnisch, dan kwam er nooit een letter op papier.
Ik schrijf zoals ik denk. En denken is zelden netjes. Het is chaotisch, associatief, soms onsamenhangend. Als ik moet kiezen tussen perfect en echt, dan kies ik voor echt. Met een extra spatie en hier en daar een rebels kommaatje die zich niet aan de regels houdt zoals ik. Dan zou ik blijven hangen in de correctiemodus, met mijn innerlijke taalpolitie op de achterbank, zwaailicht aan, klaar om elke dt-fout genadeloos te beboeten.
Kommaneukers zijn dus niet welkom. Punt ! Want zodra ze opduiken met hun rode pen en hun opgeheven vingertje, komt mijn innerlijke kruidje-roer-me-niet in actie. En geloof me, die is niet te genieten. Die trekt zich terug in een hoekje, slaat haar armen over elkaar en weigert nog één letter te typen. Creativiteit? Foetsie. Flow? Verdwenen. Alleen nog maar frustratie en een knagend gevoel van “doe ik het wel goed genoeg? En “ik kan ook niets…”
“Wanneer je ’s nachts om vier uur wakker wordt en de inspiratie slaat toe, dan sta je best op, want om negen uur ’s morgens is de inspiratie weer verdwenen.”
Die zin bleef hangen, want ik ken die momenten. Ooit heb ik op dit blog al eens geschreven over hoe interessant het zou zijn om een soort recordertje in je hoofd te hebben waar je je lumineuze gedachten kan opslaan en door even aan je oorlelletje te trekken een en ander gewoon kan downloaden. Indertijd legde ik een bloknootje op het kastje naast mijn bed. Helaas kwam het vaak voor, dat ik mijn krabbels de volgende dag niet kon lezen.
Wat zijn die nachtgedachten die overdag verdwaald raakten in drukte en ruis en plotseling ’s nachts hun weg vinden. Ergens tussen slaap en bewustzijn, duikt een idee op, helder, krachtig, onverwacht.
Maar ook, soms overdag wanneer ik met Cesar buiten loop glijd ik ongemerkt weg uit het moment. Mijn voeten volgen het vertrouwde pad, maar mijn hoofd dwaalt af, gedachtespinsels, mistige koeien die ineens uit sloten springen, kassafilosofische toestanden en andere kronkels glijden mijn hoofd binnen en nestelen zich daar als ongenode maar intrigerende gasten. En dan ineens besef ik: ben ik al hier? Hoe ben ik hier gekomen? Alsof mijn lichaam wandelt en mijn geest ergens anders ronddoolt. Een soort zombie, maar dan eentje die stiekem geniale ingevingen verzamelt tussen bomen en bos.
Cesar snuffelt, ik mijmer. Soms op een rechte verharde weg waar weinig te snuffelen valt, zet Cesar gapend de draf in. En dan lopen wij, het oudje op haar sneakers en haar hond, ineens een halve marathon. Ik raak in een soort semi-meditatieve staat. Een soort trance, En voor ik het weet sta ik aan de andere kant van de straat. Overgestoken zonder uit te kijken. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van heel dit schrijfproces…?
De muze mag dan onvoorspelbaar zijn, maar ze zou toch minstens kunnen waarschuwen voor naderend verkeer.
Categorie:voedsel voor de ziel Tags:inspiratie,nachtelijke_gedachten,schrijversleven,proza,creatieve_kronkels,introspectie,dagelijkse_momentenmijmeringen,wandelingen_met_Cesar_poëtisch
IJverige lezertjes herinneren zich misschien nog wel hoe ik een week geleden schreef over de avonturen van Cesar en de kat.
Misschien vragen ze zich zelfs af hoe het beestje is vergaan? Ondertussen hebben wij hetzelfde pad alweer bewandeld. En jawel, daar lag hij, op een stoep in het zonnetje. Geen hoge rug dit keer, geen geblaas. Hij kroop sluipend onder een auto, loerend naar ons vanuit de schaduw.
Cesar liep erlangs met zijn neus in de lucht, alsof hij zich van geen kat bewust was. En zo hoort het ook.
Wanneer je als kind op school wordt gepest omdat je anders bent, niet gekleed zoals de rest, maar in unieke creaties van je moeder, met een brilletje, een beugel, een hoofd boven de rest uit, verlegen en een tikje onhandig, dan leer je al vroeg wat uitsluiting betekent. Je past niet in hun kleine, bekrompen groepje. Je bent “raar”.
Thuis kun je nog uithuilen bij je moeder, die je troost maar ook zegt: ”Je laat je toch niet op je kop zitten door dat stelletje etters?” En hup daar ga je weer.Tranen verbijtend, aarzelend de grote vijandige wereld in.
Later op de werkvloer, blijkt pesten nog steeds springlevend. De pesters zijn er in alle soorten en maten, vaak vermomd als collega’s. De werkplek wordt een nieuw slagveld.
En dan denk je: als ik oud ben, mag ik eindelijk rusten. Maar zelfs in Huize Avondrood, Avondvrede, Veilige Haven, Herfstdroom of hoe het ook heet, duiken ze weer op. Dezelfde krengige types als vroeger, alleen nu met grijze haren en een rollator. Ze verstoppen je rollator expres, blokkeren gangpaden, wijzen met een beschuldigde vinger “Zij!” En dat alles met een glunderend gezicht.
Op het eerste gezicht lijken het lieve oude dametjes, giechelend en samenzwerend als echte vriendinnen. Maar ze hebben één missie, jou wegwerken. Door je stoel te bezetten, je letterlijk weg te zetten: “Ga jij maar ergen anders zitten, dit is onze plek.” En als klap op de vuurpijl: “Jij stinkt!” (Vast niet meer dan de rest van die incontinente troela’s.)
Ook in het bejaardenhuis moet je blijkbaar in de groep passen. En daar ben je dan oud voor geworden.
Deze tekst die ik in 2011 al eens gepost heb, maar nog steeds actueel, is geïnspireerd door een bericht over een oude dame die sinds een paar jaar in een verzorgingshuis woont. Ze zit vaak triest in een hoekje te wenen omdat ze wordt gepest. Haar kinderen hebben aan de bel getrokken. De directie belooft beterschap en zegt de pesters aan te pakken. Maar ik vrees dat het weinig zal uithalen. Want echte pesters zijn hardnekkig. Die zap je niet zomaar weg, zoals die "leuke" asociale oudjes in de Benidorm Bastards.
Verder blijkt uit een onderzoek dat 20% van van de ouderen in wooncentra worden gepest door andere bewoners. Pesterijen gebeuren trouwens vaak in het geniep zodat er geen bewijs is voor het omstreden gedrag...
“Vieillir, c’est se retirer progressivement du monde des apparences”
Letterlijk vertaald: Verouderen is je geleidelijk terugtrekken uit de wereld van de uiterlijke schijn”.
Dit citaat van Goethe zag ik laatst voorbijkomen op Facebook. Of hij het werkelijk zogezegd heeft weet ik niet, want met spreuken en gezegden op Facebook weet je het nooit. In ieder geval, het sprak mij aan en het bleef in mijn hoofd rondspoken, terwijl ik probeerde de volledige betekenis ervan te begrijpen en het ook op te schrijven.
Toen ik nog een jonge gedachte-spinnende-vijftigster was en zelfs tot ver in de zestig wilde ik er nog bij horen, opgemerkt worden, een Swofty "Use it or you lose it" was het motto. Nu ik ondertussen op tram 7 ben gestapt voel ik goed dat dingen veranderen. Niet alleen de lijntjes en de rimpeltjes in mijn gezicht die zich verdiepen of mijn haar dat grijzer wordt, de wet op de zwaartekracht heeft ook haar rechten opgeëist, op mijn huid, op mijn spieren. Er is nog iets dat veranderd, iets veel dieper en subtieler…
Deze morgen in de spiegel keek ik naar mijn gezicht met al die tekenen van de tijd. Maar ik zag meer, ik zag de opgedane wijsheid. De uitdagingen, soms zelfs beproevingen die ik heb ondergaan en de lessen die ik daaruit heb geleerd. De zorgen die ik heb gehad en het verdriet. Maar ook de liefde die ik heb gegeven en ook heb mogen ontvangen. En ook alle keren dat ik vreselijk heb moeten lachen. Heel mijn leven staat geschreven op dit gezicht.
Maar ik zag ook de glans in mijn ogen. De “Shen” zoals de chinezen het noemen, de energie die zich uit in helder denken, scherpe zintuigen, creativiteit en een goed geheugen.
Natuurlijk zijn er dagen dat het moeilijk is, dan haat ik mijn rimpels. En zou ik dolgraag mijn gladde huid van vroeger terugvinden. Ik heb zelfs ooit eens aan botox gedacht of een mini lifting. Een afspraak gemaakt en ook weer afgezegd, want een operatie is te ingrijpend en botox moet iedere zes maanden en voor dat geld ga ik liever met vakantie. Trouwens, in de spiegel van een zonnig vakantieoord zie ik die rimpels niet.
Bovendien realiseerde ik mij op dat moment, dat ouder worden ook betekent: meer vrijheid. De vrijheid om jezelf te zijn. Meer vrijheid door levenswijsheid en zelfkennis. Je maakt je minder snel druk, of boos. Je hebt meer vrije tijd, als de kinderen het huis uit zijn. Je hoeft niet meer op je kleinkinderen te passen, die passen tegenwoordig op zichzelf. Tenzij één van je kinderen besluit dat jij nu de ideale hondenoppas bent. En ook daar doe je je voordeel mee door in ieder geval elke dag naar buiten te gaan. Je bent minder afhankelijk van een vaste baan en kunt je leven meer indelen zoals jij het wilt.
Beetje bij beetje probeer ik mij los te maken van deze wereld geobsedeerd door “het beeld” en de bijna koortsachtige en vruchteloze race naar de eeuwige jeugd. Al die schone schijn, het hoeft niet meer, ik wil gewoon zijn!
Ik merk ook dat mijn relaties veranderen. Ik trek me terug van oppervlakkige mensen voor wie alleen uiterlijk vertoon belangrijk is. Ik voel me veel meer aangetrokken tot mensen met wie ik mooie en eerlijke gesprekken kan aangaan.
Ik vermijd het mij druk te maken over zaken die buiten mijn controle liggen en waar ik dus niets aan kan doen.
Ik probeer niet afhankelijk te zijn van wie dan ook, behalve van mijzelf. Mijn geluk hangt van mij af…
Deze weg en het citaat hierboven brengen me tot de vraag wat ik wil achterlaten. Geen perfect gladgestreken plaatje, maar iets dat dieper is. Een spoor van een leven dat geleefd heeft, met dieptes en dalen. De herinnering aan een persoon die gedurfd heeft zichzelf te zijn, haar eigen weg heeft gekozen, die zich een paar keer heeft vergist, en telkens weer is opgestaan.
Categorie:voedsel voor de ziel Tags:ouder_worden,levenswijsheid,zelfreflectie,verouderen,vrijheid,dagboeknotitie,vrouw_zijn,zeventigplus,gezondheid_engeest,spiegelbeeld,Goethe_citaatinnerlijke_schoonheid,persoonlijke_groei,zelfacceptatie,blogverhaal,persoonlijk_verhaal,inspiratie,filosofie,
Yes! De cursus "Hoe jaag ik de bezoekers weg van mijn blog” werpt zijn vruchten af. Geen enkele reactie op de meeste van mijn laatste schrijfsels sinds mijn herrijzing. Zelfs de spammers blijven weg.
Wilt u ook een reactievrij blog? Volg dan deze gouden tips: Schrijf vooral niet over uw triestig leven. Vermijd elk woord over ziektes, houten benen, glazen ogen of andere protheses. Schrijf niets over ophanden zijnde operaties. Want voor je het weet krijg je reacties als “Oooh dat is niets, een fluitje van een cent of: dat heb ik ook, maar dan vele malen erger.”
Schrijf niet dat u in één jaar tijd tweemaal wees geworden bent en tweemaal weduwe en één keer bijna. Schrijf niet, dat u zich na zoveel ellende hebt laten hypnotiseren.
Schrijf niet dat u een erfenis heeft gehad en u uw geld graag wil wegschenken. Vraag vooral niet om suggesties.
Zwijg als vermaledijde Neder-Waalse of als Waalse-Nederlandse "dans le fin fond de Wallonie" over het feit dat u uw “gansch leven” geleefd heeft van een uitkering, uit pure luiheid, uiteraard, want dat is wat men graag gelooft. Voor u het weet roept half Vlaanderen “Ge zijt ne vuile profiteur!” Zwijg sowieso als ge ne ‘Ollandse zijt!
En schrijf niet dat u een eenzame, rijke, nog best doenbare weduwe bent die hoopt ooit nog de ware te ontmoeten. Want de volgende dag zit uw mailbox vol met meelevende mannetjes op zoek naar een poetsvrouw, een verpleegster en als het even kan: een k* die kan koken.
Nog een allerlaatste tip: Gebruik woorden als “Vermaledijde” ipv vervloekt, verwenst of verdomd. En oh ja… gebruik een lettertype dat niemand kan lezen, bv: Comic Sans MS in fluoroze op een zwarte achtergrond!
Disclaimer voor de letterlijke lezers: deze tekst is geschreven in de geest van ironie en zelfspot. Wie zich aangesproken voelt, mag dat gerust zijn. Mij kan het niets schelen.
Bijkomstige schade, zo noem ik het maar. Tijdens wat ik dacht een rustige ochtendwandeling met mijn bodyguard, sprong ineens vanuit het niets een kat. Niet zomaar een kat. De kat. Die we al vaker hadden gezien, met hoge rug en hevig blazend. Maar altijd net buiten bereik. Deze keer koos de kat voor de aanval. Cesar hapte terug, instinct boven etiquette. Ik riep “los” en “donne” (Cesar is tweetalig) met een stem die zichzelf niet herkende. En hij liet los. De kat verdween als een rookwolk. Cesar bleef achter, bloed op mijn schoenen. Ik trok hem weg van de plaats van delict, bedenkelijk. Niet om wat er gebeurde, maar om hoe snel het gebeurde en hoe dun de grens is tussen routine en chaos.
Thuis ligt hij nu weer te maffen. Zijn naam is haas.
Ooit zei u dat u mijn schrijfsels “zo goed” vond. Dat u ze allemaal had gelezen. Ik glimlachte beleefd, zoals men dat doet bij complimenten die klinken als echo’s in een lege kamer.
Ik zocht naar sporen van uw lezing, Een zin die u raakte. Een passage die u deed lachen, of fronsen. Maar u bleef vaag. Mijn blog was “leuk”. U hield van mijn schrijfstijl. zei u ook nog.
Uw naam staat ergens in één van mijn teksten. Als dank voor een herinnering die we deelden. U heeft haar niet herkend. Of niet genoemd. Of misschien wel gelezen, maar zonder te zien.
Een andere vriend zou mijn blog gaan lezen. Hij sprak er niet meer over. Wel over een column in een krant en toonde voor mijn blog alleen grammaticaal gezag. Sommige mensen zijn wandelende spellingcontrole, geen lezers van zielen.
Eén vroegere blogvriendin vond het te veel moeite om in te loggen. Toen het haar eindelijk gelukt was, schreef ze maar één woord: Tof! In het kleinste letterteken mogelijk. Ik las het drie keer. Tof. Tof? Tof.
Een andere blogvriendin bedankte me vriendelijk voor mijn bezoek aan haar blog, maar kon de link naar de mijne niet vinden. Vreemd, want haar teksten verraden vaak een zekere behendigheid in het knippen en plakken van andermans woorden zonder bronvermelding. Ironie, het blijft een kunst.
Soms komt er toch iemand binnen. Ze lezen mijn teksten niet, maar delen folders uit met linken naar hun eigen blog. Ze spreken over de herfstvakantie, het weer, over de aanstaande verkiezingen in Nederland, over yoga, over hoop, over Halloween. Ik word zelfs gewaarschuwd voor het omgaan met geesten. Ik lees hun woorden zoals men een flyer leest die onder de ruitenwisser is geschoven.
Ze zijn even op mijn blog geweest. Maar ze luisteren niet. Ze noemen mijn naam niet. Mijn tekst niet, Ze waren even hier, de bezoekers die spreken over zichzelf maar niet luisteren.
Toch blijf ik schrijven. Voor u. Of voor iemand die op u lijkt, voor mijzelf.
In mijn eerste jeugd eens twee goudvissen gehouden. Het was een koppel en ze waren heel gelukkig samen, dat dacht ik tenminste. Op een kwade dag dreef het vrouwtje (Wanda) op haar rug. Ik heb nog een tijdje voor Gijs, het visventje gezorgd maar op een nacht is hij uit de kom gesprongen, pats op de grond! Hij had een eind aan zijn eenzame treurig bestaan gemaakt. Nog even flap, flap en toen hartstikke dood. Die nacht heb ik hem ten grave gedragen tot aan het toilet en hem plechtig door gespoeld, zoals ik een week eerder zijn geliefde Wanda al had moeten laten gaan. Maar Gijs weigerde te verdwijnen hij bleef drijven en toen moest het nog eens. Dat was traumatisch. Ik ben er tijden niet goed van geweest en het de rest van mijn leven meegedragen. Waarschijnlijk ligt ook hier, de basis van veel ellende.
Er zal later geen standbeeld voor mij verrijzen, geen straat die mijn naam draagt, Geen Loewiesalaan. Geen rotonde met een bronzen hond aan mijn zijde. Maar misschien, een herinnering in de hoofden van mijn kinderen. Daarom schrijf ik dit. "Mijn Memoires" of iets wat daarop lijkt.
Ik herinner mij het raam van de woonkamer waar ik voor moest blijven wachten terwijl mijn moeder vlug naar de melkboer op de hoek ging. Het sneeuwde en mijn kleine broertje was wat ziekjes en mocht niet naar buiten. “Vlug” had ze gezegd, Maar het leek wel een eeuwigheid. Ik zat voor het raam en keek naar de vallende sneeuwvlokken, ze dwarrelden, traag en stil. Nog steeds als ik sneeuwvlokken zie achter glas, komen deze gedachten bij mij terug, de angst, die ik toen had, dat mijn moeder nooit meer terug zou komen.
Ik denk dat mijn verlatingsangst daar begonnen is. Niet met een drama, maar met een deur die dichtviel en een moeder die zei "ik ben zo terug.” En ik, drie jaar oud, leerde dat "zo" soms een eeuwigheid duurt.
Ergens in mijn herinneringen hoor ik mijn vader vragen: “Weet jij nog hoe dat meisje heette dat vroeger aan de overkant op 3 hoog woonde?” En natuurlijk wist ik het nog precies, hoe zou ik mijn kwelgeesten van destijds nu kunnen vergeten? Meisjes uit de zesde klas van de lagere school. Hun vaders werkten bij de brandweer, de politie of reden op de stadsbus. Zomers gingen ze allemaal naar hetzelfde vakantiekamp, waar ze in de laatste grote vakantie het een of andere verbond hadden gesloten. Mijn vader, mijn held, in zijn nette pak,zijn gestreken overhemden, met stropdas werkte bij een bank. In die tijd nog niet iets om je over te schamen, maar vast heel erg saai, vergeleken bij zo’n stoere man in uniform. Nee, ik paste niet in hun clubje. Wanneer er een nieuw kind in de klas kwam, vroeg de aanvoerster van de club steevast “Wat doet je vader?”
“Mijn vader is koningin” * zei de grappigste jongen uit de klas, "draagt hij ook van die rare hoeden?" vroeg een ander en ik herinner mij nog hoe wij, de verstotenen, de rest van de middag in een deuk lagen. De meisjes trokken nuffig hun neuzen op, trokken een zuinig mondje en gingen door met hun gefit. De trutten!
* In die tijd was Juliana koningin van Nederland. Zij droeg vaak heel opvallende hoeden. Hoeel ze die vaak met tegenzin droeg maar ze maakten nu eenmaal deel uit van haar functie.
Mijn hemel, hebben die overbetaalde zakkenvullers in de EU niets beters te doen? Terwijl de wereld worstelt met klimaat, migratie, armoede en oorlogen, buigt Europa zich over de semantiek van de schnitzel. Vleesnamen zijn voortaan verboden want taal moet duidelijk zijn.
Scoren voor open doel: ze willen wettelijk verbieden om "vleesnamen" te gebruiken voor veggie-spul. Gewoon, omdat taal duidelijk moet zijn...Alsof de gemiddelde consument in verwarring raakt bij het zien van een vega worst en denkt: ”Ah, een varkentje met een gewetenscrisis.”
Ondertussen liggen de blinde vinken nog steeds in het koelvak, zonder vogel en zonder blindheid. Lopen de hotdogs rond zonder hond maar mèt morele vrijbrief. En de hamburger? Die is noch ham, noch burger, eerder een gehaktbal met grootheidswaanzin.
Je hoeft Europa niet belachelijk te maken, dat doen ze zelf wel.
Onlangs had ik een droom. Ik droomde dat ik in een auto zat naast een dikke, voor mij onbekende man in een licht geel pak met rode ruiten, zoals Olie.B.Bommel...Maar ik was geen Tom Poes, althans zo voelde het op dat moment niet, nog niet...Ineens viel Bommel naar rechts, op mij, ik werd bijna platgedrukt en ik dacht, die man wordt niet goed, ik moet ingrijpen. Ik wil nog niet dood. “Nee het gaat je niet lukken” riep de man bijna triomfantelijk” “Tu n’arrivera pas”. Ik droom in het frans. Vervolgens reden we van de weg af en de groene berm in, die rook naar nat gras en ademruimte en waar ik bevrijd werd van zijn gewicht door een paar wandelaars. Mijn stille redders... Ik stapte uit en zonder om te kijken liep ik weg, mijzelf losrukkend uit mijn droom
Met een soort van kater ben ik opgestaan. De droom is mij de hele dag bijgebleven en ik heb ze uiteindelijk opgezocht met hulp van een van de vele droomuitlegwebsites en ”Spychologie” Magazine, de mysterieuze wereld waar Freud,Jung en internetpsychogologen elkaar fluisterend ontmoeten.
De auto als metafoor voor levensrichting in droompsychologie staat vaak voor je levenspad, je autonomie, je keuzes. Jij zit naast iemand anders aan het stuur, een figuur die dominant lijkt, letterlijk en figuurlijk. Hij valt op jou, drukt je bijna plat. Dat kan symbool staan voor externe invloed die je belemmert, een autoriteit of traditie die je probeert te overstemmen.
“Tu n’arriveras pas” Jij zal er niet komen. Een uitspraak die klinkt als een oordeel, maar ook als een waarschuwing. Het feit dat hij dit zegt in Frans, de taal van jouw huidige leefwereld, maakt het extra persoonlijk. Misschien is het een echo van innerlijke twijfel, een stem die je soms hoort als je aan je creatieve ambities werkt. Maar geen paniek, geen drama, eerder een vaststelling. En wat doe jij? Jij stapt uit en laat hem achter. Dat is krachtig.
De berm en de wandelaars. De berm is een plek buiten de gebaande paden. Je wordt daar bevrijd door wandelaars, figuren die niet rijden maar stappen. Misschien staat dat voor mensen die jou helpen terug te keren naar je eigen ritme, je eigen tempo. Wandelaars zijn geen volgers van snelwegen, maar van kronkelpaadjes, zoals jij.
Misschien was het geen droom, maar een metafoor voor hoe ik me soms voel: tegengewerkt, platgedrukt door verwachtingen, stemmen, systemen, Of door die ene figuur in mijn droom die zegt “Tu n’arriveras pas” Je zal er niet komen.
Maar ik kwam er wel, althans in mijn droom, ik rukte me los. Ik stapte uit. Gewoon zonder om te kijken. En misschien is dat de ware overwinning: niet het gevecht, maar het besluit om niet langer mee te rijden in een richting die niet de mijne is.
Een autobiografisch spotlight op een gevoelig begin
Ik ben geboren in de Amsterdamse Schaapherderstraat, een naoorlogse tuinstadswijk ooit gebouwd voor jonge modelgezinnetjes., waar ik mijn arme ouders die12 jaar lang vruchteloos hadden geprobeerd om het meest ideale kind te verwekken dat een ouderpaar zichzelf wensen kan, vanaf het allereerste moment al deed schrikken:
“Anna!” riep mijn moeder ontsteld toen ze direct na mijn geboorte ontdekte dat ik sprekend leek op haar schoonmoeder. Diezelfde Anna, met wie ze al jaren in een soort beleefde onvrede leefde. Anna, zij zou het nog dikwijls herhalen iedere keer als ik weer eens dwars was en iets deed, of niet deed, dat haar niet zinde, zich niet beseffend dat zij mijn kinderzieltje hier al vroeg enigszins mee schond.
“Suusje!” riep mijn vader, maar daar ben ik Godzijdank aan ontsnapt. Want stel je voor dat ik, die later op Franstalig grondgebied zou gaan leven, mijn naam daar zou moeten zeggen, “Comment tu t’appelles?” en ik in mijn onschuld: ”Suus.” Grote hilariteit: “Suce. “Alsof ik een oneerbaar voorstel deed. Om door de grond te zakken.
Het werd dus Loes, kort en krachtig, maar toen nog gewoon Loesje, zoals ... in het liedje.
Lo(ès) zoals ze hier zeggen. “Non” zeg ik dan met een knipoog, “comme “la luce” ou “la luz”. Zoals het licht dat niet dimbaar is, hoe graag sommigen van mijn kennissen met dimdrang ook op zoek gaan naar de schakelaar.
Een paar logjes verder en ik ben tot de conclusie gekomen dat bloggen “uit” is. Te veel woorden, te weinig beweging, te veel moeten nadenken en dan nog niets begrijpen. Te weinig gezichtsuitdrukking. De tijd van zorgvuldig gekozen woorden en zinnen die zich schaamden voor hun eigen gewicht is blijkbaar voorbij. Nu is het klik, opname, lach alsof je het meent en hup. Daar gaan we: welkom in vlogland, waar iedereen zijn eigen applaus monteert.
“Hee lieve mensen!” . Camera aan. Licht aan. Zelfvertrouwen… aan?!? Welkom bij mijn allereerste vlog, nou ja, blogvlog. Een vlog in woorden.
Vandaag neem ik jullie mee in mijn ochtendroutine. Niet omdat die bijzonder is, maar omdat dat blijkbaar moet. Swipe naar de keuken. Die onlangs gemoderniseerd is en hoe! Zoom in op de kastjes, strak, grijs, (want grijs is immers het nieuwe zwart) kastjes zonder handgrepen, Minimalisme met een attitude. César heeft het systeem inmiddels ontdekt. Hij opent ze met zijn neus.
Pan* naar de koffiemachine. Sjiek, zwart, glanzend. En vooral: duur. Hij maakt koffie met meer zelfvertrouwen dan ik, elke ochtend van de week en zelfs na iedere maaltijd. Hij heeft een touchscreen, een stoompijpje, en een ego. Als ik hem aanraak fluistert hij zacht in het Italiaans “Tesero mio”
Hier zie je mijn ontbijt: een kom yoghurt met granola en een existentialistische twijfel banaan. (Ik struikel bijna over mijn woorden) César ligt onder tafel en zucht alsof hij al drie vlogs heeft moeten doorstaan.
Zoom in op mijn gezicht. “Ik ben Loewiesa, en ik ben hier om… ja, waarvoor eigenlijk?” Om te bloggen in een tijd waarin iedereen vlogt alsof ze net gecast zijn voor een realityshow over hun eigen leven. Ik heb geen ringlicht*. Geen jingle, maar wel een César die blaft op cue en ook gewoon, als de deurbel belt.
Cut naar een blooper. Ik probeer een selfie te maken met mijn koffie, maar de koffie besluit te ontsnappen. Mijn trui is nu influencer beige. César likt de vloer alsof hij een sponsorcontract heeft met Arabica.
*Pan naar: filmterm die aangeeft dat de camera horizontaal beweegt om een scène te volgen of een nieuw element in beeld te brengen.
*Ringlicht: Een ronde lamp die vloggers gebruiken om hun gezicht flatterend te verlichten.
Deze kreeg harmonicaman toegestuurd. Harmonicaman, de man uit de Noorderkempen met wie ik al meer dan 10 jaar een inspirerende telefoonrelatie heb. Hij begrijpt het niet en vraagt de afzender van het berichtje of het de wiet was?
"Iets om over na te denken. Ik zat me af te vragen, "waarom mensen met ene betere rechtoppe posture op een step zitten dan op gelijk welke andere plek waar ze zitten, hangen of staan?"
Ik heb de zin vertaald naar meer “gewone” taal: “Waarom lijken mensen rechter en trotser te staan op een elektrische step dan wanneer ze gewoon op een stoel hangen, in de rij staan, of op een bank zitten?”
De verwarring zette mij ook aan het denken en leidde tot dit logje, want inderdaad, zo is mijn gedachte: Met de step zijn ze zichtbaar, onderweg, zelfstandig, vrij. Rug recht, kin omhoog, blik op oneindig. De slungel wordt een sfinx. De step zijn troon. Zoals Jack Dawson, gespeeld door Leonardo DiCaprio in “The Titanic” met zijn armen wijd uitgespreid op de boeg roepend: “ik ben de koning van de wereld” een uitroep van geluk en vrijheid. Een gevoel dat je niet voelt wanneer je alleen in je zetel zit. In de rij bij de kassa of met andere slungels verveeld ergens rondhangt. Tenzij je een gedachte spinnende oma bent. Maar dat is een ander verhaal…
En dan is er Harmonicaman, de scepticus, de hofnar, die de illusie van grandeur doorprikt en het publiek wakker schudt met een snuif ironie: “Wat de step betreft: “ik vind dat iedereen er een belachelijk voorkomen van krijgt. Meer "de nieuwe kleren van de keizer". De sfinx verstijft, de troon wankelt. Harmonicaman heeft gesproken.
“Als we eeuwig zouden leven, zou alles eentonig worden. Het is het idee van de dood dat ons op de hielen zit. Het is de angst en het verlangen van de mens om een onuitwisbaar spoor na te laten van zijn vluchtige passage op deze aarde, die aanleiding geeft tot kunst.” Deze oorspronkelijk Franse tekst, toegeschreven aan de Hongaars-Franse fotograaf, schrijver en kunstenaar. Brassaĩ (1899-1984) kwam ik laatst tegen op Facebook en is bij mij blijven hangen…
*****
Onlangs zag ik een vroegere bevriende buurvrouw terug. Haar dochter en mijn zoon zaten ooit samen in de klas. Terwijl onze kinderen elkaar stom vonden. Gingen wij, de moeders, die elkaar eigenlijk ook wel een beetje stom vonden, net genoeg om het te voelen, maar net niet genoeg om het te zeggen en geen reden om niet samen 2x in de week aan aqua gym of iets anders leuks te doen. Want soms is gedeelde stomheid het begin van een lange vriendschap. Tien jaar geleden (wat gaat de tijd snel) is zij verhuisd en zoals dat meestal gaat, want uit het zicht…verwaterde het contact…
We haalden herinneringen op, de soort die nog steeds een glimlach oproepen. Tot het gesprek een andere bocht nam. “Als jij dood bent, ben je snel vergeten,” zei ze. “Je krijgt geen monument. Geen straat die jouw naam draagt.” Alsof ik dat nog niet wist. “Tja,” verzuchtte ik, “onze kinderen zullen misschien nog af en toe aan ons denken. Maar dat is het wel.” Ik keek haar aan, half serieus, half plagerig, “Misschien is het tijd om onze memoires eens te schrijven?”
Geen plein zal mijn naam dragen, Geen straat zal mij zoeken op de kaart. Maar misschien, heel misschien, zullen mijn kinderen ooit zeggen: “Dat zei mama altijd” En dan zal ik weer bestaan, even, in een zin. In een herinnering die niet roept, maar fluistert.
Ik ga stoppen met mij af te vragen hoe het komt dat…iemand die alleen een plaatje met een zwaaiend poesje of een springend hondje en de spannende tekst: “Het was een mooie dag vandaag,” met daaronder 34 nog spannendere reacties als “Ja, inderdaad”, véél beter scoort dan mijn eigen subtiele schrijfsels, parels voor de zwijnen (ja ik weet het: eigendunk stinkt). Maar als ik mij zelf niet af en toe een schouderklopje geef, wie doet het dan?
Algoritmes belonen snelheid en oppervlakkigheid, snackbare zinnen en hapklare hashtags, niet diepgang. Zoals op Facebook, vluchtig, waar mensen scrollen, liken en blindelings delen, maar zelden de tijd nemen om iets echt te lezen. Bij sommigen reacties vraag ik mij zelfs af of ze überhaupt kunnen lezen en of ze wel willen lezen? En dan twijfel ik aan mijzelf en vraag ik mij af of ík soms te moeilijk ben? Te traag? Wie diepgang zoekt, wordt immers al snel als “moeilijk” bestempeld. Te veel komma’s, en kanttekeningen? Misschien druk ik mij niet goed uit?
Bla, bla, bla, en om een lang verhaal, dat toch niemand leest, kort te maken: Iemand schreef ooit “Ik schrijf niet voor de massa, ik schrijf voor wie blijft hangen tussen de komma’s,” en bovendien Loewiesa is geen algoritme voer.
Er zijn van die films waar ’s nachts de één of andere catastrofe is gebeurd en het personage ’s morgens wakker wordt in een wereld waar iedereen is verdwenen. Dwalend loopt hij wat rond, op zoek naar een of ander nog levend wezen.
Zo voelt het hier momenteel aan in de blogwereld van het seniorennet. “Hallo is daar iemand?” Ik ben wat aan het ronddwalen gegaan.De blogs waar ik vroeger wel eens kwam lezen, bestaan niet meer, of ze bestaan nog wel maar voelen aan als een virtuele begraafplaats.
Bij de blogs die nog wel bestaan heb ik mijn twijfels... Bij een paar plaats ik een reactie. Want reactie creëert reactie. En ik weet nog hoe het hier vroeger ging, de oude blogetiquette: "Kom jij niet bij mij dan kom ik niet bij jou." Nah!
Niet gesteund door de een of andere groep plattelandsvrouwen die na de wekelijkse koffieklets massaal mijn blog komen steunen. En met de handicap een Neder Waalse of een Waalse Nederlandse te zijn. Ooit werd ik uitgemaakt voor stomme Hollandse trut. Een quote die blijft hangen en die ik vandaag reclaim met flair.
Zonder fanclub, zonder koffieklets, zonder algoritmisch applaus. Alleen ik en mijn woorden.
“Ben je nog wakker daarachter je scherm? Laat iets van je horen. Een zucht, een emoji, desnoods een boze reactie. Alles is welkom.”
Ik had weer een paar dagen bij mijn vader doorgebracht. Ik was hem onaangekondigd gaan bezoeken en ik trof mijn vader in tranen aan. Hij had onlangs een reportage op tv gezien over een man van zijn leeftijd die opgehouden was met eten. Er ging een belletje bij mij rinkelen.
“Versterven is een methode van zelfdoding die bij de Romeinen en de oude Grieken al bekend was en waar met respect en bewondering naar werd gekeken. Vooraanstaande oude mannen die gezien hun leeftijd niet meer in staat waren hun functie naar behoren uit te voeren kozen voor deze methode om een eind aan hun leven te maken zonder dat iemand hen daarvoor dodelijke middelen hoefde te verschaffen. Door voedsel te weigeren kozen zij voor een "waardige dood."
Ik heb niks gezegd. Ik heb niet geroepen "Geniet van het leven, geniet van de zon, geniet van het park en blablabla" Maar ik heb mij afgevraagd of ik zijn wens moest respecteren? Ik heb geen alarm geslagen bij zijn huisarts of bij de zorg. Mijn vader heeft ondertussen zijn beslissing herroepen.
Hij huilt nog steeds wanneer ik op maandagochtend weer bij hem wegga en zegt dat hij op mij gaat zitten wachten tot ik weer terugkom.
2025
Het waren mijn gedachten van toen. Mijn vader heeft na dit blogbericht nog drie jaar geleefd. Drie jaren waarin hij bleef wachten tot ik terugkwam, huilde bij afscheid, maar ook bij leven, soms met tegenzin, soms met een glimlach, verstopt achter zijn tranen.
En toen ging ik 10 dagen met vakantie. Ik wist dat hij geen jaren meer had, zelfs maanden waren twijfelachtig. "Zou ik het wel doen?" Aarzelde ik.
"Natuurlijk, ga maar. Je vader wacht wel op jou" zeiden mijn vrienden, "zoals hij altijd op je wacht".
En natuurlijk koos hij dat moment... toen er niemand keek, om er tussenuit te glippen. Zoals alleen hij dat kon. Zonder gedoe, maar met een timing die me 9 jaar later nog steeds achtervolgd.
Met het overlijden van mijn vader, stierf het kind in mij mee, want ouders houden je jong. Ze blijven zich zorgen over je maken, alsof ze niet gemerkt hebben dat je het ouderlijk huis al jaren geleden hebt verlaten en zelf al een paar keer moeder bent. … Onbeschermd en heel wat ouder stond ik alleen op de wereld. Helemaal niemands kind meer.
Ik ben niemands kind meer, maar ik draag zijn liefde als een tweede huid, dun doorschijnend , maar altijd aanwezig. En dus probeer ik die nieuwe plek te vinden, als “mater familias” zoals ze dat zo mooi zeggen. Een rol met gewicht, maar ook met ruimte voor zachtheid en zelfs voor gekkigheid. Niet alle herinneringen doen pijn. Sommige verlichten juist de weg. Misschien is dit wat ik nu probeer. Het licht vastleggen dat hij (en mijn moeder) in mij naliet…
Sinds februari 2019 is ons gezin uitgebreid met een hond, een Amercain Staffordshire. Mijn zoon, die op dat moment al zijn eigen stek had, wilde als kind al een hond van dit ras. Ik heb het altijd tegen weten te houden. Niet omdat ik niet van honden hou maar, vanwege al het ongemak wat erbij komt kijken. Maar de zoon deed waar hij zin in had en zo haalde hij Cesar uit het asiel. Het was liefde op het eerste gezicht.
Hij, Cesar was toen anderhalf jaar jong en ik, ik was na de eerste aanblik ook meteen verkocht. Zucht...
Mijn zoon had,naïef genoeg, gedacht dat Cesar wel vriendjes kon worden met Marley, ook een reu, de hond van zijn grootmoeder die op dat moment nog naast hem woonde... Maar dat was zonder het karakter van de twee honden te kennen.Net als zoveel honden vond Cesar het niet prettig om lang alleen te moeten blijven wanneer de zoon ging werken, Eerst begon hij aan de kussentjes op de bank, daarna sloopte hij de zetel. Tegen de tijd dat zoonlief weer thuiskwam had hij een tunnel gegraven richting het epicentrum van zijn verlatingsangst, ondersteund door veren, schuimrubber en een onwrikbaar gevoel van rechtvaardiging.
"Mààm wil jij op de kleine passen" stuurde mijn zoon mij een berichtje. En zo geschiedde het. Vanaf die dag werd ik uit mijn luie zetel gehaald en zorgde Cesar voor mijn dagelijks portie cardio.
Cesar de nieuwe man in mijn leven. Loyaal en toegewijd, liefdevol en geduldig. Hij helpt in de tuin met alle graafwerkzaamheden. Snoeit dat het een lieve lust is. Soms wat te enthousiast. Wij kijken samen naar onze geliefde tv-programma’s en vaak ook spelen wij in de tuin met de bal. Zo'n bal die geluidjes maakt. Speelgoed dat Cesar bestendig is. Wanneer ik de bal weg smijt rent Cesar erachteraan, brengt terug tot een bepaalde afstand en piept een paar keer met de bal alsof hij wel zeggen: "kom die bal maar halen”.
Dat dit soort spelletjes zin hebben blijkt, toen wij laatst gingen wandelen en Cesar werd aangevallen door een klein wit hondje en Cesar geschrokken, het mormel bij z'n kladden greep en hem als straf begon te schudden. Ik schrok, maar ik bleef "Cool" en commandeerde "Donne!" en "Geef!" Uh ja, Cesar is tweetalig. En Cesar gaf! Het hondje, dat alleen flink geschrokken was rende zonder uitkijken terug de straat over naar z'n bazinnetje.
Even later kwam het mens zich excuseren voor haar Benji met een zakje hondenkoekjes dat Cesar in dank tot zich nam.
Cesar kwam, zag en veroverde. Niet met woorden, maar met blikken, blaffen en balgepiep, hij graaft, hij snoeit. Hij kijkt tv alsof hij de plot begrijpt Sindsdien is mijn leven minder stil en minder netjes, maar des te rijker. En de zetel? Die vertelt nu zijn eigen verhaal.
Onlangs mijn botdichtheid weer eens laten meten, Goed nieuws, die is flink verbeterd, Minder poreus, meer solide. Een soort innerlijke renovatie, zeg maar. Voor zo’n meting word je ook gewogen en gemeten en wat blijkt, ik ben te kort. Te kort! En daardoor ineens te zwaar volgens het BMI.*
Thuis had ik me al een tijdje niet meer gewogen, Nog van vóór mijn cataractoperatie nu twee jaar geleden, op mijn oude mechanische weegschaal waarvan ik de cijfers niet zonder bril kon zien (alle beetjes helpen, nietwaar? En een bril weegt toch al gauw zo'n 25 gram.), waardoor ik moest bukken, turen, gokken ,een soort yogasessie met een vleugje ontkenning.
Ik bedoel, je merkt het wel aan je kleren en soms komt het gewoon door de wasdroger die stiekem krimpt. En dat BMI is dat niet een tikkeltje achterhaald? Het zegt niets over de spieren die ik de afgelopen jaren heb opgebouwd, eerst in de sportzaal en later met de vele wandelingen met onze César, een gekruiste Amstaff met de energie van een jonge god, mijn viervoetige personal trainer die nooit eens een rustdag neemt er zelfs nooit aan denkt, alleen soms als het regent en ik er achteraan, een oudje in galop, een soort bejaarde amazone op sneakers.
Maar toch… getriggerd door mijn gewicht en vooral door het krimpen, (niets menselijks is mij vreemd) ga ik op zoek naar een nieuwe weegschaal. Niet zo’n apparaat dat alles analyseert zoals botmassa, vochthuishouding, metabolische leeftijd en de rest van mijn innerlijke bejaarde. Geen apps. Geen grafieken. En al helemaal geen stemmetje dat dingen zegt die niet waar zijn.
Ik wil gewoon een eerlijke weegschaal. Eentje die zwijgt als ik erop sta. En misschien, een beetje meebuigt met de waarheid.
*BMI een internationale maatstaf die de verhouding tussen iemands gewicht en lengte weergeeft om een inschatting te maken van een gezond lichaamsgewicht, of er sprake is van ondergewicht of overgewicht.
Wat dacht ik eigenlijk? Waarschijnlijk aan iets niet veel verder dan mijn neus. Terug bloggen? Ik zit op Facebook en dat is al verslavend genoeg. Ik schrijf af en toe een intrigerende tekst op een ansichtkaart, genre: “Zonnige groetjes uit “en een “Prettige Kerst” en een “Gelukkig Nieuwjaar” dat lukt nog net. Verder stuur ik wel eens een sms’je en maak ik wel eens een boodschappenlijstje met pen en papier, wat overigens beter zou zijn, zeggen ze, omdat schrijven met pen en papier beter voor je geheugen zou zijn, het helpt informatie beter te onthouden en te verwerken, En dat is het dan wel.
Bovendien, wie zit er nu op mij en mijn schrijfsels te wachten? Ooit een jonge vijftigster met spinsels, nu een jonge zeventigster met nog altijd geen grootse waarheden; geen manifesten, geen perfectie, maar poëzie () in het alledaagse.
Toch werd mijn nieuwsgierigheid gewekt. Zou mijn blog überhaupt nog bestaan? En ja hoor. Hoewel er geen haan meer naar kraait. Uw jonge gedachtespinnende dramaqueen moest bijna gereanimeerd worden bij het lezen van haar vroegere schrijfsels.
Want alles stroomt, alles is in beweging, alles wijkt en niets houdt stand. Alles is relatief.
Misschien verdienen sommige oude blogberichten een opfrisbeurt. Ik zal er eens overdenken.
Futé of over hoe een winkelbezoek plots een blog waard werd en een moeder haar futé herwon.
" Wat wil je voor je verjaardag” had ik mijn tweelingdochters gevraagd. “Oh die vraag weer” verzuchtte de oudste, doe maar iets, verras mij, “We gaan samen uit eten, herinneringen maken. Maar als je toch nog iets wil kopen, een luchtje of een paar oorbellen zijn wel leuk.” Daar was haar 10 minuten jongere zus het helemaal mee eens.
Ik ging dus samen met mijn zoon naar een leuke “bling bling winkel” in het winkelcentrum van La Louvière. De verkoopster legde twee presenteer bakken voor ons neer, er was keuze genoeg. Ik vond een paar in de linker bak wel leuk. Toen attendeerde de verkoopster mij erop dat de linkere bak voor oudere meisjes was en dat jongeren vaak uit de rechter kozen. “Oh”, zei het oudere meisje onthutst “dan moet ik mijn zoon, die in leeftijd dichter bij de dochters staat even om raad vragen”. De keuze viel op een paar kleine glimmende knopjes.
“Bent u al klant bij ons?” vroeg de verkoopster. “U krijgt kortingen en leuke aanbiedingen bla, bla, ik heb dan wel uw gegevens nodig, ik zal de tablet even aan uw zoon geven zodat hij alles kan invullen, voor het geval u geen e-mail adres heeft…” Er begon bij mij iets te borrelen. En ik antwoordde : “Vous savez, je ne suis pas née de la dernière pluie* ". En ook mijn zoon kwam voor zijn moeder op terwijl hij de verkoopster vragend aan keek: “Ma mère est plus futé* que moi”.
Even dacht ik op dat moment aan Vivian in Pretty Woman : “Oh, you work on commission. Right? Uh, yes. Big mistake. Big. Huge. I have to go shopping now.” * Maar ik vond de oorbelletjes leuk en ik dacht… ik moet maar weer eens gaan bloggen.
Futé: slim, bijdehand, verstandig,gewiekst…
" Je ne suis pas née de la dernière pluie »betekent letterlijk "Ik ben niet van de laatste regen geboren", uitdrukking die aangeeft dat iemand niet van gisteren is dom is en ervaring heeft, vergelijkbaar met het Nederlandse "Ik ben niet van gisteren”.
"Oh, you work on commission. Right? Uh, yes. Big mistake. Big. Huge. I have to go shopping now.” "Oh je werkt op commisie ? Jammer, pech voor jou "
dit blog ondersteunt oude spelling nieuwe spelling oude nieuwe spelling onnodig Frans onnodig Engels verkeerd geplaatste leestekens stijl en spelfouten
OVER VRIJE MENINGSUITING!
"Het mooie van vrije meningsuiting is dat je altijd weer verrast wordt door de schaamteloosheid van degenen die haar willen beknotten"
THEO VAN GOGH (VERMOORDE COLUMNIST EN CINEAST)
OVER LIEFDE
"LIEFDE IS DAT JIJ HET MES BENT
WAARMEE IK IN MIJZELF WROET"
May the sun. Bring you new energy bij day. May the moon. Softly restore you by night. May the rain. Wash away your worries. May the breeze. Blow new strenght into your being. May you walk. Gently through the world and know. Its beauty all the days of your life.