Gedachtespinsels en andere kronkels van een Neder-Waalse.
ik ben Loewiesa ik ben belgo-néerlandaise of neder-waalse Ik woon in "Le Hainaut" In dit blog probeer ik te schrijven over dingen die mij aan het denken zetten dingen die mij aan het lachen maken dingen waarover ik me zorgen maak en dingen die ik gewoon uit mijn duim zuig
Als je je beperkingen kent, kun je daarbinnen, onbeperkt te werk gaan
Jules Deelder
schrijver,dichter
Don't walk behind me I may not lead Don't walk in front of me I may not follow Walk beside me That we may be as one
I'm Out Of Estrogen
AND I HAVE A GUN!
Gedachtespinsels en andere kronkels van een Neder-Waalse.
Loewiesa
02-12-2025
Herinneringen
Rogerke heb ik sinds het covidjaar 2020 niet meer gezien, net als Cindy en Maria. Cindy was nog jong, ze zat ooit bij mijn dochters op school en was een meisje dat altijd een beetje buiten de groep viel. Ze was gezakt voor het eindexamen en durfde dat thuis niet te vertellen. Toen kwam de proclamatie, ze liet haar moeder komen. “Moet je horen mama, stel je voor: haar moeder wist van niets! “Riepen mijn dochters verontwaardigd “gelukkig dat wij thuis alles durven te zeggen”. Ik weet nog hoe ik op dat moment meeleefde met de moeder maar ook met haar dochter.
En ook Maria is in dat vreemde jaar verdwenen. Wij maakten kennis op een speelplein, waar ik mijn zoon die toen nog een zoontje was op het houten klimrek liet klimmen. Zij was daar met haar kleinkinderen. Zij was Italiaanse en sprak met dat warme melodieuze Italiaans accent, dat mij soms het gevoel gaf dat ik zelf Italiaans begreep en het zelfs sprak. We kwamen elkaar ook later regelmatig tegen en soms dronken we samen een kopje koffie en maakten een praatje. Dan bewonderde ik haar nieuwe blouse van 5 € die ze uit de rekken van het plaatselijk O.C.M.W had gehaald. Ze gniffelde, “moet ik niet aan mijn kinderen zeggen, want die zouden het afkeuren”. En ze toonde trots haar nieuwe jas van 10 euro: “die laat je toch niet hangen?”
Vandaag in 2025, merk ik dat zulke ontmoetingen mijn pen blijven voeden. Ze keren terug in mijn herinneringen en dus ook op mijn blog. Kleine kronieken van mensen die mijn pad ooit kruisten en mij leerden dat zelfs een jas van tien euro een verhaal kan zijn.
Laatst met een buurvrouw kwam ons gesprek op Rogertje, Rogertje is al een tijdje niet meer. Toen, op 28/10/2011 schreef ik dit:
Rogertje kwam op bezoek. Rogertje met zijn eeuwige klakske en zijn sigaartje. Rogertje vroeger onafscheidelijk van zijn Marianne die in de laatste lente is overleden. Ik was hem afgelopen zondag tijdens een wandeling tegengekomen en had gezegd: “Roger als je in de buurt bent kom eens langs voor een bakje koffie”. Rogertje liet er duidelijk geen gras over groeien, want hij bleek de afgelopen week al eerder te zijn langs geweest. Rogertje is een stuk in de zeventig. Na het overlijden van hun moeder waren haar kinderen niet akkoord dat Rogertje in het huis bleef wonen, want er waren toestanden, zoals er wel vaker toestanden zijn in dit soort situaties. En Rogertje had drie maanden om zijn biezen te pakken.
Nu woont hij in een appartementje voor oudere mensen achter het gemeentehuis. Op dag één kwam er al een buurvrouw voor een praatje. Hij nodigde haar uit maar zij bleek hardnekkig. “Wanneer ik wil gaan eten” zo klaagt Rogertje "dan blijft ze zitten en dan ik kan toch niet alleen eten? Dat vind ik zielig dus geef ik haar ook een bordje en nu wil ze niet meer weg. 's Middags wil ik tv kijken en dan begint zij te praten en ze verteld honderd keer hetzelfde. Dan vertel ik haar ook 100 keer hetzelfde expres! Waarna ze mij afsnauwt, "dat heb je mij al honderd keer gezegd. En dan zeg ik, ja dat doe jij ook, zo zie je eens hoe vervelend dat eigenlijk is.” En zo gaat Rogertje nog een tijdje door.
“ ‘s Avonds komt haar zoon haar pilletjes brengen. En hij wil de koelkast vullen. Want ma moet niet op Rogertje's kosten eten. Maar…” zo gaat Rogertje verder: “Ik moet die zeurende vrouw niet elke dag, dus ik zet haar buiten door te zeggen dat ik ergens naar toe moet. En dan begint ze te huilen. En wanneer ik weer terugkom, kom ik binnen via achter en kijk tv zonder geluid. Want anders hoort ze dat en staat ze er weer “.
Hij leunt eens achter over in de zetel, kijkt tevreden rond en doopt nog eens een koekje in de koffie. De Moeder Theresa in mij trekt zich diep terug, pakt haar schoenen, kijkt op de klok en zegt: “Roger, ik moet nog een paar boodschappen doen, dus als je het niet erg vindt?” Rogertje is vlug van begrip en stapt op, bedankt voor de koffie en mijn ontvangst en sukkelt de weg af en ik, de heldin van de dag trek mijn schoenen weer uit.
Ik was een jaar of 13 toen ik van een vriendinnetje op mijn verjaardag, mijn eerste dagboek kreeg waar ik mijn geheimen in kwijt kon. Het was zo’n boekje met een slotje erop. Dat het slotje niet veel voorstelde kreeg ik pas later door. Ook ik begon, zoals een zekere Anne Frank, mijn dagboek met:
“Ik hoop aan jou alles te kunnen toe vertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb en dat je een grote steun voor mij zult zijn.”
Ik schreef vooral over puberleed, dingen die ik op school had meegemaakt, over meesters en juffen, over mijn vriendinnen, de lessen, mijn kleren, dat ik boos was op mijn vader of moeder en dat mijn broertje zo’n verschrikkelijke pestkop was en over mijn kalverliefdes. Vooral hierover kon ik nogal uitweiden.
Ik had er geen flauw idee van, dat ik tenminste één trouwe lezer had, namelijk mijn broertje. Het huis was te klein toen ik erachter kwam. Op een avond toen wij aan tafel zaten, kwam hij ermee. Hij begon mij te citeren en iedereen moest vreselijk lachen. Wat voelde ik mij verraden. Sindsdien heb ik nooit meer een papieren dagboek gehad en thuis heb ik nooit meer iets verteld.
Nu zoveel jaren later, schrijf ik niet meer in een boekje met een slotje, maar in een online dagboek. Het slotje is vervangen door een wachtwoord, een wachtwoord dat bestaat uit 14 tekens, een combinatie van hoofdletters, kleine letters, cijfers en symbolen.
Maar ook dat stelt weinig voor. Want wie leest mee? Het blijft een sprong in het onbekende: schrijven in vertrouwen, zonder te weten wie er aan de andere kant zit...
Uit de luidspreker komt de typische “niks-aan-de-hand-muziek” het gastvrije masker van de supermarkt, want de muziek bepaald de toon of is het omgekeerd? Een oude man schuifelt door de winkelrijen met een piepend winkelkarretje. In zijn hand klemt een papiertje met de grote beverige letters van héél oude mensen. Hij lijkt wat verloren. Hij spreekt een schappen vuller aan “Mijn vrouw is overleden en nu moet ik de boodschappen doen, maar ik vind niets”. “Daar heb ik nu geen tijd voor” zegt de jongen, die ik net nog heb zien lachen met een collega vakkenvuller, zonder verder op te kijken.
Ik krijg medelijden met de oude man en denk aan mijn oude vader die zich indertijd ook zo verloren voelde na het overlijden van mijn moeder, zoekende naar het merk dat mijn moeder ook altijd kocht, het even kwijt, dat mijn moeder in meerdere winkels boodschappen deed.
“Kan ik u helpen?” hoor ik mijzelf, die tijd in overvloed heb, zelfs als ik die niet heb, vragen.
Naar aanleiding van een kort berichtje in de krant:
Hoofdrolspeler: Een 56‑jarige Italiaan die dacht: “Waarom afscheid nemen van mama, als haar pensioen zo gezellig blijft binnenkomen?”
Plot twist: Moeder overlijdt, maar zoon besluit haar lichaam in een slaapzak in de diepvriezer te bewaren.
Vermomming: Pruik, make‑up, jurken en sieraden van "la mamma".
Financieel voordeel: Ongeveer €53.000 per jaar. Dat is meer dan sommige acteurs krijgen voor figureren in een soap.
Door de mand: Ambtenaar merkt dat “mevrouw” een lage stem en een nek als een rugbyspeler heeft. Fotovergelijking bevestigt: dit was geen Graziella, maar haar zoon in full cosplay.
Eindscène: Politie vindt het gemummificeerde lichaam, burgemeester noemt het “zeer vreemd” en vooral verdrietig.” Ik vergelijk het voorval vooral met tragikomische misdaadfilms, genre Norma Bates in Psycho.
Heb je dat ook wel eens, dat je niet weet of je nu wel of niet iets hebt gedaan? Dat je de keuken binnenloopt en je afvraagt “wat kwam ik hier ook weer doen?" Of dat je portemonnee spoorloos is en je je afvraagt of je hem misschien met de boodschappen in de koelkast hebt opgeborgen.
Tot nu toe komt alles goed en vind ik mijn spullen altijd terug. Geen reden nog voor mijn kinderen om zich al zorgen te gaan maken voor hun oude moeder, laat staan alvast een plek in een “home” te reserveren. Ik praat er met hen trouwens ook niet over, want stel je voor.
Net nog, water gekookt voor een kopje thee. Want daar had ik vanochtend zin in. Onlangs de dessert koffie van de Lidl eens geprobeerd, want het zijn nu eenmaal moeilijke tijden. Maar die smaakt nergens naar: te slap en als ik er meer van in de filter deed, werd het te bitter. Dus dan maar thee. Terwijl het water kookte zag ik In de gootsteen een pannetje staan waar mijn zoon de vorige avond nog iets in had opgewarmd. Het was wat aangekoekt en ik dacht, ik zal met de rest van het hete water wel even een sopje maken zodat het pannetje wat kan weken.
Met mijn kopje thee liep ik naar de eettafel zette de krant online open en begon te lezen, toen ik me ineens bedacht: heb ik nu wel of niet heet water in dat pannetje gegoten?
Van die dingen dus, het pannetje stond dus al te weken, ik vergeet soms niet alleen wat ik doe, ik vergeet soms ook dat ik het al gedaan heb.
Zondagmorgen. Hoewel het eigenlijk niet noemenswaardig is, noem ik het toch: het heeft vannacht een beetje gesneeuwd. Riep ik als kind nog: “Joepie!" Tegenwoordig ben ik een stuk minder enthousiast na een smak op mijn achterste waardoor ik drie weken niet meer kon zitten. Maar ik geef het toe, zo’n witte wereld blijft een schilderij dat zichzelf maakt.
De wind giert, de kou bijt en waar is de zon? Geen weer om voor je plezier buiten te lopen. Ik heb besloten om mezelf in ieder geval deze morgen huisarrest op te leggen met een extra warme trui, warme sokken en koffie als bewakers, misschien bak ik zelfs een cake, of een appeltaart...
Onze Cesar staat bij de deur en kijkt mij met zijn trieste ogen vragend aan “Wat? Gaan we niet wandelen vandaag?”
Ik pak zijn bal zwaai de keukendeur open en katapulteer het ding de tuin in. Cesar sprint erachteraan, pakt de bal, triomfantelijk, en maakt aanstalten om hem terug te brengen. “Pipi” roep ik. Hij gehoorzaamt, doet zijn plicht en kijkt mij aan alsof ik meer verwacht…
Nog een worp, nog een sprint. Cesar rent terug naar binnen. Dan nestelt hij zich op zijn deken en zucht diep: “Ach, zondag, ach, sneeuw, ach, mens.”
Mijn afspraak met de oogarts werd afgezegd via een brief, er wordt mij geen nieuwe afspraak voorgesteld zoals soms het geval is en of ik even wil bellen voor een nieuw "rendez-vous". Zo-gezegd, zo-gedaan, eerst moet ik drukken op 1 en vervolgens krijg ik het bekende bandje met de: “al onze lijnen zijn in gesprek” stem en dat ik geduld moet hebben en dan volgt er nog een “veuillez-nous excuser”. Een irritant muziekje houdt me in de ban. Ik zie de tijd vooruit tikken.
Een ander bandje verteld mij even later dat de lijnen nog steeds bezet zijn en leidt mij een beetje van het wachten af door te vertellen over de mogelijkheid om mij binnen de 24 uur te laten terugbellen. Maar dat doen we niet. Mijn ervaring is dat dat in de meeste gevallen niet het geval is en als het wel het geval is, dan zul je zien dat je je telefoon niet hebt gehoord, omdat hij ergens op de kast ligt terwijl je elders in huis bezig bent, of dat je op de wc zit en dan moet je toch weer terugbellen. Ik hou liever zelf de touwtjes in handen. Ik wacht dus nog wel even en als gepensioneerde heb ik zeeën van tijd.
Na 29 minuten hoor ik eindelijk een stem “ophtalmologie, bonjour”. Een nieuwe afspraak lukt ten vroegst begin juni. Het is niet anders.
Twee weken geleden heb ik mijn jaarlijkse mammografie laten maken en vergeten ter plekke meteen een nieuwe afspraak vast te leggen voor het volgend jaar. Dus ik weer bellen. De secretaresse vraagt: “22 januari 2027 om 8.45 gaat dat voor u?”
En terwijl die afspraken zich als verre eilanden in mijn agenda nestelen. Denk ik: 22 januari 2027, om 8.45?
Dan is het nog nacht als ik van huis moet vertrekken en ben ik alweer zoveel ouder. Heb ik daar dan nog wel zin in?
Want het wachten mag dan traag zijn, het leven loopt vrolijk verder…
Midden in de nacht om kwart voor zeven opgestaan, wakker geworden van mijn rochelende buurman op zijn terras, ’s morgens vroeg rookt hij daar zijn eerste sigaretje. Het is te vroeg en te donker om te zien wat voor weer het is, maar het is in ieder geval droog, anders had de buurman niet op zijn terras gestaan. Zo simpel is mijn conclusie. Terwijl de koffie passeert maak ik mij twee bruine boterhammen klaar, ééntje met door mij zelfgemaakte pruimenjam en een andere met kaas. Terwijl ik mijn boterham eet en geniet van de eerste slok koffie bedenk ik mij dat het vandaag woensdag is en dus gehaktdag.
Ik kan mij niet herinneren dat wij vroeger thuis op woensdag gehakt aten of dat er over zo’n dag werd gesproken. Misschien was dat wel iets voor “gewone mensen” en mijn ouders waren nu eenmaal geen “gewone mensen”. We aten wel eens een gehaktbal maar of dat nou persé op woensdag was, dat geloof ik niet.
Mijn twijfel bracht mij er toe het eens uit te zoeken en wat bleek, uit die slogan schuilt een heel praktisch ritme van de slagers. Op maandag kwamen de nieuwe dieren binnen, die dezelfde dag nog werden geslacht. Dinsdag stond in het teken van uitbenen, de mooiste, stukken vlees zoals biefstukjes en karbonades, gingen apart. En op woensdag werden de restjes vermalen tot gehakt en die werden samen met de stukken vlees die minder in trek waren, tegen een lage prijs verkocht. Omdat mensen in die tijd nog geen koelkast hadden, kon het gehakt het beste dezelfde dag nog worden opgegeten. Op woensdag dus.
En zoals zo vaak werd het alledaagse pas echt onsterfelijk toen er woorden aan werden gegeven. In 1949 organiseerde de slagersbond een prijsvraag er moest een slogan bedacht worden waar 25 gld. mee te verdienen zou zijn. Het winnende idee was eenvoudig, maar krachtig: ”Woensdag gehaktdag.”
Terwijl ik die woorden herhaal, hoor ik opnieuw het rochelende hoestje van mijn buurman. Zijn sigaret gloeit als een mespunt in de ochtendschemer. Ik bedenk dat dit een ideale dag is om iemand te vermoorden, in stukjes te hakken en de restjes laten verdwijnen in een anonieme massa. Het is de dag waarop vlees zijn identiteit verliest en enkel nog gehakt heet. De ware gruwel van woensdag, het verdwijnen van het individu in de molen. En ik, ik schenk mezelf nog een tweede kop koffie in...
Categorie:keek op de week Tags:Woensdag_gehaktdag,prijsvraag,slagers,beenhouwers,vleesgeschiedenis,tradities,slogans,jaren_40,slagersbond,ochtendritueel,buurman,sigaret,koffie,boterhammen,pruimenconfituur,pruimenjam,gruwel,identiteit,verdwijnen,molen,slagerspoëzie,ironie,herinneringen,
Dindagmorgen. Wanneer ik om 8.00 uur opsta en de gordijnen opentrek zie ik een blauwe lucht met schapenwolken, een koud zonnetje en het gras is wit. “Tiens, het heeft geijzeld” zeg ik tegen mijzelf, De barometer geeft 1° aan. Ik maak mijn ontbijtje. Een banaan, een paar lepels havermout en yoghurt, een vredige mengeling. Tot een overrijpe kiwi zich aandient, hij barst open onder mijn mes, prikkelt op mijn tong, Ah jakkes.
Cesar is vandaag bij zijn baasje, dus staat er geen lange wandeling op de planning om de dag mee te beginnen maar vrijheid om andere dingen te doen. Zoals stofzuigen, boven en beneden, waar ik op "Cesardagen" niet aan toekom. De stofzuiger is zo’n beetje de ergste vijand van onze Cesar. Zodra ik het ding tevoorschijn haal, begint hij te blaffen. Hij weigert stil te zijn en te gaan liggen op mijn commando. Wanneer ik het apparaat aanzet gaat Cesar in de aanval en verdedigt mij tegen de bedreiging van het monster. Het is niet echt lekker werken zo. En zuchtend zet ik de stofzuiger weer uit. Cesar blijft snuffelend rond het apparaat rondlopen, nog steeds op zijn hoede.
Met de grasmaaier was het in het begin hetzelfde, maar daarmee hebben we ondertussen een compromis, bal of tak erbij, en het wordt een spel. In huis met ballen en takken gaan gooien vind ik een beetje te, en ook voor koekjes doet hij het niet. Dus zuig ik het stof wanneer hij er niet is Het huis ademt rust, maar mist zijn blaffend commentaar.
Maandag, wasdag zo klonk het vroeger, toen de was nog een halve krachtmeting was tussen mens en textiel. Eerst een nachtje weken Op maandag werd de was dan in een grote ketel gekookt met water en zeep. Sop schuim en spierballen. Lakens en schorten kregen een bad van stijfsel, vlekken werden met chloor bestreden en dan hup, alles aan de lijn. In de winter hing de was ook buiten en werd ‘s avonds stijf bevroren binnengehaald om daar verder te drogen op een rekje voor de kachel.
Mijn moeder vertelde altijd hoe blij zij vroeger was met haar eerste “Hoovertje.” Voor haar een wonder van vooruitgang, voor mij nog steeds een halve fitness-sessie. Want de machine kon het water nog niet uit zichzelf verwarmen en afvoeren Het water moest nog steeds op het fornuis worden verwarmd, het bleef sjouwen en ook centrifugeren was een luxe die nog niet bestond. Als het wasgoed gewassen was dan moest het eerst nog door de wringer om het meeste water eruit te wringen.
Wat hebben wij het gemakkelijk tegenwoordig. Je kiest een programma , één druk op de knop en de machine doet het werk, terwijl wij koffiedrinken, boodschappen doen, wandelen, of naar de sportzaal gaan. Of zoals sommigen, iets anders leuks in het huishouden gaan doen.
Maandag is hier ook de dag dat de vuilnis wordt opgehaald. Dan paradeert de stoet van zakken en bakken op de stoep: het gewone vuil, de blauwe zak met pmc, de glasbak, papier en karton, allemaal netjes verpakt tegen de wind. Toch zie je soms dat de straat verandert in een klein circus; plastic bakken rollen als ontsnapte acrobaten door het dorp. ’s Avonds lees je dan op Facebook verontwaardigde berichten als: “Mijn plastieken bak is gestolen!” Want tegenwoordig is men niets meer gewoon kwijt, alles is gestolen. Dat de wind ook wel eens voor diefje speelt, lijkt voor velen onvoorstelbaar.
Zondagochtend, slecht geslapen. Om half negen strompel ik het bed uit en word begroet door een hemel die alle tinten grijs tegelijk wil tonen. Regen als decor, perfect voor een trage dag.
Ik maak een ontbijtje klaar, 2 croissants en 2 chocoladekoeken in de oven, voor het geval de zoon hier binnenvalt. Even later herinner ik mij dat de zoon vandaag moet werken. Ach ja, de croissants zullen hun bestemming wel vinden. Terwijl de croissants in de oven bakken zet ik koffie en pers mij een sinaasappel uit voor de extra vitamientjes.
Onze Cesar, de hond van mijn zoon, die tegenwoordig vaker bij mij is dan bij zijn baasje, is ondertussen ook wakker geworden. Dat wil zeggen, hij heeft zich verplaatst. Waarschijnlijk heeft hij het sombere natte weer ook opgemerkt, besluit dat dit geen dag is om heldendaden te verrichten en maft lekker verder. Zijn hondenleven is een warme plaid, een zucht, een dutje…
Straks zal ik zijn hondenleven even onderbreken om hem mee te sleuren voor een blokje om. Een grote wandeling zal er vandaag waarschijnlijk niet in zitten. Gelukkig heeft de wetenschap ons onlangs bevrijd van de tirannie der 10.000 stappen. Zevenduizend zijn ook prima. Duizend extra sluipen er vanzelf vaak bij, mits ik mijn telefoon niet vergeet en zo verdwijnen de croissantcalorieën weer als sneeuw voor de zon.
Ik was net vier geworden en zou voor het eerst naar de kleuterschool gaan. Die dag herinner ik mij nog goed. Hoe ongeduldig ik was, terwijl mijn moeder en mijn twee jaar jongere broertje zich klaar maakten om mij die eerste dag te begeleiden naar school. Al snel ging ik “helemaal alleen” naar de kleuterschool, althans, dat dacht ik, pas vele jaren later, hoorde ik, toen ik mij hierover verbaasde, dat een paar buurvrouwen met mijn moeder hadden afgesproken om een oogje in het zeil te houden.
In die tijd was de buurt trouwens nog rustig, nu loopt de ring tussen de wijk en de school, die volgens mij niet eens meer bestaat. En als ik toevallig aan die kant van Amsterdam rijd, kijk ik met een binnenpretje naar de toren van de kerk vlak bij de school. En dan zie ik haar nog vliegen!
Mijn moeder maakte vroeger mijn kleding zelf, jurkjes en rokjes, soms uit reststoffen, vaak afkomstig van mijn oma, ze maakte ook jassen. Het hoogtepunt van haar creaties was een donkergroene cape, die ik eerst weigerde om aan te trekken. Maar tegen mijn moeders wil was weinig in te brengen. Ik zou en moest de cape dragen die mij zo schattig stond!
Die dag waaide het nogal, en ik ontdekte de mogelijkheden van die afschuwelijke cape. De cape, die best eens een supercape zou kunnen zijn. Als de wind er onder kwam, zou ik wel eens kunnen loskomen van de grond en wie weet zou ik er mee kunnen vliegen, vliegen zoals een vogel, hoog in de lucht! (Een soort van super Loewiesa!)
Het opstijgen lukte niet erg goed, dus maakte ik een paar knopen los. Ik liep sneller. De laatste knopen gingen ook open. En toen gebeurde het onvermijdelijke: de cape vloog weg. Zonder mij helaas. Nog altijd zie ik ze stijgen en rond de kerktoren cirkelen. En natuurlijk kreeg ik op mijn donder toen ik die middag naar huis kwam, zonder cape.
Naar de goelag! Mijn blog is weer een treetje lager gezakt in de ranglijst. Blijkbaar kan ik niet wedijveren met de doden.
De algoritmes van Seniorennet lijken een voorkeur te hebben voor frigiditeit: Verlaten blogs, al jaren niet meer aangeraakt, blijven bezoekers trekken alsof ze een digitaal mausoleum zijn. Het verbaast me telkens weer hoe teksten zonder inhoud, geschreven door iemand die waarschijnlijk al lang niet meer meekijkt, toch bovenaan blijven zweven.
Zou het niet logischer zijn om zulke blogs in een andere categorie te plaatsen? Een plek waar nabestaanden nog eens kunnen terugbladeren, zonder dat actieve schrijvers hoeven te concurreren met digitale geesten.
Tot die tijd blijf ik schrijven, niet om algoritmes te pleasen, maar om de levenden te bereiken. Oehoe is daar iemand?
“Het kan verkeren” zei de Nederlandse dichter en toneelschrijver Gerbrand Adriaenszoon Bredero indertijd al. Het was zijn lijfspreuk, en ondertussen ook de mijne, die betekent dat het leven wisselvallig en onvoorspelbaar is. Omstandigheden kunnen snel veranderen en niets staat vast.
Het huis ademt leegte. De kasten zijn ontruimd, de prullaria verdwenen. De Louis XV kast, de eettafel met de stoelen staan er nog. Op de marmeren schoorsteenmantel tikt de porseleinen pendule in rococostijl, nog steeds in zomertijd alsof ze vasthoudt aan een verleden dat niet meer bestaat, geflankeerd door twee bijbehorende vazen die niemand wilde, de kristallen lamp, herinneren nog aan hoogtijddagen, toen men zich even in Versailles kon wanen.
Ik wacht hier op de mazoutlevering, in het huis dat ooit van mijn schoonouders was. De laatste bewoonster, mijn schoonmoeder, is onlangs overleden. Het huis zit nu gevangen in de erfenis, te verdelen tussen mijn zoon, zijn tante en een kind dat niemand kent. Dit huis, ooit het toneel van feestjes, van scherpe woorden en van stille strijd, is nu leeg, de ziel is eruit getrokken. Maar haar echo zindert nog na en werkt inspirerend. Ik zal u de lange versie met alle details besparen. Ik zou er een boek mee kunnen vullen, dus hou ik het bij de korte.
Ooit ben ik uit deze omgeving gevlucht. Weg van mijn alcoholistische ex, weg van mijn manipulatieve, bemoeizuchtige schoonmoeder met haar scherpe tong. Haar cadeaus waren nooit zomaar cadeaus, altijd was er een bijbedoeling. Haar woorden konden snijden, vooral na het eerste glas.
Maar de tijd keert alles om. “Het kan verkeren,” zoals Bredero zei, en ik begrijp hem nu beter dan ooit. Want in de laatste jaren, na het overlijden van haar man en mijn ex, leerde ik mijn vroegere schoonmoeder kennen als een trieste vrouw. Een vrouw met een minderwaardigheidscomplex, gevangen in een huwelijk zonder liefde, die haar zoon alles wilde geven en tegelijk alles verloor.
Ik herkende in haar iets van mezelf: het gevecht om een gezin overeind te houden met een afwezige vader, de last van beslissingen die je alleen moet nemen. En zo groeide er zachtheid in mijn gedachten. De laatste maanden van haar leven ging ik zelfs vrijwillig naar haar toe, luisterde naar haar verhalen, hoorde haar spijt. En ik besefte dat haat kan veranderen in begrip.
En nu ze er niet meer is, mis ik haar soms. Bredero had gelijk: “Het kan verkeren”.
Frankrijk, een zonnig terras, ik heb een kopje koffie besteld, dat zwijgend wordt geleverd. Ik trek het kopje naar me toe. Nog voor ik een slok kan nemen, zie ik het: een grote rode mondafdruk, pontificaal op de rand alsof iemand anders alvast een voorproefje heeft genomen.
Ik roep “Le garçon” en wijs hem op de rode vlek. Hij neemt het kopje zwijgend mee en komt terug met een nieuw exemplaar dat hij al even zwijgend voor mij neer zet. Ik inspecteer, en jawel, weer een vlek, maar nu van een andere soort. Wanneer ik hem opnieuw naar de vlek wijs, legt hij losjes zijn arm om mijn nek, buigt zich naar mij toe en fluistert: “Faut pas exagérer”.
Ik lach, wat moet ik anders? Maar ergens blijft het wringen: een kopje koffie zonder sporen van vorige drinkers lijkt me geen overdreven luxe. Service met de Franse slag, dat wel.
Ik geef het toe. Ondanks de spellingscontrole in Word blijven spellingsfoutjes mijn handelsmerk. Ik heb mijn vorige blogberichten nog eens doorgenomen en jawel. Daar sluipen stiekeme dt foutjes rond, de interpunctie kraakt in haar voegen, en hier en daar duiken overbodige spaties rond. Komma’s staan op plekken waar ze niets te zoeken hebben. Onlangs wees harmonicaman me zelfs op het verschil tussen “nog” en “noch”, iets waar ik tot dan vrolijk aan voorbij was gegaan. En laat het duidelijk zijn: Harmonicaman is de enige die mij op fouten mag attenderen.
En toch blijf ik schrijven, want als ik zou wachten tot alles perfect is, grammaticaal, stilistisch, interpunctietechnisch, dan kwam er nooit een letter op papier.
Ik schrijf zoals ik denk. En denken is zelden netjes. Het is chaotisch, associatief, soms onsamenhangend. Als ik moet kiezen tussen perfect en echt, dan kies ik voor echt. Met een extra spatie en hier en daar een rebels kommaatje die zich niet aan de regels houdt zoals ik. Dan zou ik blijven hangen in de correctiemodus, met mijn innerlijke taalpolitie op de achterbank, zwaailicht aan, klaar om elke dt-fout genadeloos te beboeten.
Kommaneukers zijn dus niet welkom. Punt ! Want zodra ze opduiken met hun rode pen en hun opgeheven vingertje, komt mijn innerlijke kruidje-roer-me-niet in actie. En geloof me, die is niet te genieten. Die trekt zich terug in een hoekje, slaat haar armen over elkaar en weigert nog één letter te typen. Creativiteit? Foetsie. Flow? Verdwenen. Alleen nog maar frustratie en een knagend gevoel van “doe ik het wel goed genoeg? En “ik kan ook niets…”
“Wanneer je ’s nachts om vier uur wakker wordt en de inspiratie slaat toe, dan sta je best op, want om negen uur ’s morgens is de inspiratie weer verdwenen.”
Die zin bleef hangen, want ik ken die momenten. Ooit heb ik op dit blog al eens geschreven over hoe interessant het zou zijn om een soort recordertje in je hoofd te hebben waar je je lumineuze gedachten kan opslaan en door even aan je oorlelletje te trekken een en ander gewoon kan downloaden. Indertijd legde ik een bloknootje op het kastje naast mijn bed. Helaas kwam het vaak voor, dat ik mijn krabbels de volgende dag niet kon lezen.
Wat zijn die nachtgedachten die overdag verdwaald raakten in drukte en ruis en plotseling ’s nachts hun weg vinden. Ergens tussen slaap en bewustzijn, duikt een idee op, helder, krachtig, onverwacht.
Maar ook, soms overdag wanneer ik met Cesar buiten loop glijd ik ongemerkt weg uit het moment. Mijn voeten volgen het vertrouwde pad, maar mijn hoofd dwaalt af, gedachtespinsels, mistige koeien die ineens uit sloten springen, kassafilosofische toestanden en andere kronkels glijden mijn hoofd binnen en nestelen zich daar als ongenode maar intrigerende gasten. En dan ineens besef ik: ben ik al hier? Hoe ben ik hier gekomen? Alsof mijn lichaam wandelt en mijn geest ergens anders ronddoolt. Een soort zombie, maar dan eentje die stiekem geniale ingevingen verzamelt tussen bomen en bos.
Cesar snuffelt, ik mijmer. Soms op een rechte verharde weg waar weinig te snuffelen valt, zet Cesar gapend de draf in. En dan lopen wij, het oudje op haar sneakers en haar hond, ineens een halve marathon. Ik raak in een soort semi-meditatieve staat. Een soort trance, En voor ik het weet sta ik aan de andere kant van de straat. Overgestoken zonder uit te kijken. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van heel dit schrijfproces…?
De muze mag dan onvoorspelbaar zijn, maar ze zou toch minstens kunnen waarschuwen voor naderend verkeer.
Categorie:voedsel voor de ziel Tags:inspiratie,nachtelijke_gedachten,schrijversleven,proza,creatieve_kronkels,introspectie,dagelijkse_momentenmijmeringen,wandelingen_met_Cesar_poëtisch
IJverige lezertjes herinneren zich misschien nog wel hoe ik een week geleden schreef over de avonturen van Cesar en de kat.
Misschien vragen ze zich zelfs af hoe het beestje is vergaan? Ondertussen hebben wij hetzelfde pad alweer bewandeld. En jawel, daar lag hij, op een stoep in het zonnetje. Geen hoge rug dit keer, geen geblaas. Hij kroop sluipend onder een auto, loerend naar ons vanuit de schaduw.
Cesar liep erlangs met zijn neus in de lucht, alsof hij zich van geen kat bewust was. En zo hoort het ook.
Wanneer je als kind op school wordt gepest omdat je anders bent, niet gekleed zoals de rest, maar in unieke creaties van je moeder, met een brilletje, een beugel, een hoofd boven de rest uit, verlegen en een tikje onhandig, dan leer je al vroeg wat uitsluiting betekent. Je past niet in hun kleine, bekrompen groepje. Je bent “raar”.
Thuis kun je nog uithuilen bij je moeder, die je troost maar ook zegt: ”Je laat je toch niet op je kop zitten door dat stelletje etters?” En hup daar ga je weer.Tranen verbijtend, aarzelend de grote vijandige wereld in.
Later op de werkvloer, blijkt pesten nog steeds springlevend. De pesters zijn er in alle soorten en maten, vaak vermomd als collega’s. De werkplek wordt een nieuw slagveld.
En dan denk je: als ik oud ben, mag ik eindelijk rusten. Maar zelfs in Huize Avondrood, Avondvrede, Veilige Haven, Herfstdroom of hoe het ook heet, duiken ze weer op. Dezelfde krengige types als vroeger, alleen nu met grijze haren en een rollator. Ze verstoppen je rollator expres, blokkeren gangpaden, wijzen met een beschuldigde vinger “Zij!” En dat alles met een glunderend gezicht.
Op het eerste gezicht lijken het lieve oude dametjes, giechelend en samenzwerend als echte vriendinnen. Maar ze hebben één missie, jou wegwerken. Door je stoel te bezetten, je letterlijk weg te zetten: “Ga jij maar ergen anders zitten, dit is onze plek.” En als klap op de vuurpijl: “Jij stinkt!” (Vast niet meer dan de rest van die incontinente troela’s.)
Ook in het bejaardenhuis moet je blijkbaar in de groep passen. En daar ben je dan oud voor geworden.
Deze tekst die ik in 2011 al eens gepost heb, maar nog steeds actueel, is geïnspireerd door een bericht over een oude dame die sinds een paar jaar in een verzorgingshuis woont. Ze zit vaak triest in een hoekje te wenen omdat ze wordt gepest. Haar kinderen hebben aan de bel getrokken. De directie belooft beterschap en zegt de pesters aan te pakken. Maar ik vrees dat het weinig zal uithalen. Want echte pesters zijn hardnekkig. Die zap je niet zomaar weg, zoals die "leuke" asociale oudjes in de Benidorm Bastards.
Verder blijkt uit een onderzoek dat 20% van van de ouderen in wooncentra worden gepest door andere bewoners. Pesterijen gebeuren trouwens vaak in het geniep zodat er geen bewijs is voor het omstreden gedrag...
dit blog ondersteunt oude spelling nieuwe spelling oude nieuwe spelling onnodig Frans onnodig Engels verkeerd geplaatste leestekens stijl en spelfouten
OVER VRIJE MENINGSUITING!
"Het mooie van vrije meningsuiting is dat je altijd weer verrast wordt door de schaamteloosheid van degenen die haar willen beknotten"
THEO VAN GOGH (VERMOORDE COLUMNIST EN CINEAST)
OVER LIEFDE
"LIEFDE IS DAT JIJ HET MES BENT
WAARMEE IK IN MIJZELF WROET"
May the sun. Bring you new energy bij day. May the moon. Softly restore you by night. May the rain. Wash away your worries. May the breeze. Blow new strenght into your being. May you walk. Gently through the world and know. Its beauty all the days of your life.