|
Ik was een jaar of 13 toen ik van een vriendinnetje op mijn verjaardag, mijn eerste dagboek kreeg waar ik mijn geheimen in kwijt kon. Het was zo’n boekje met een slotje erop. Dat het slotje niet veel voorstelde kreeg ik pas later door. Ook ik begon, zoals een zekere Anne Frank, mijn dagboek met:
“Ik hoop aan jou alles te kunnen toe vertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb en dat je een grote steun voor mij zult zijn.”
Ik schreef vooral over puberleed, dingen die ik op school had meegemaakt, over meesters en juffen, over mijn vriendinnen, de lessen, mijn kleren, dat ik boos was op mijn vader of moeder en dat mijn broertje zo’n verschrikkelijke pestkop was en over mijn kalverliefdes. Vooral hierover kon ik nogal uitweiden.
Ik had er geen flauw idee van, dat ik tenminste één trouwe lezer had, namelijk mijn broertje. Het huis was te klein toen ik erachter kwam. Op een avond toen wij aan tafel zaten, kwam hij ermee. Hij begon mij te citeren en iedereen moest vreselijk lachen. Wat voelde ik mij verraden. Sindsdien heb ik nooit meer een papieren dagboek gehad en thuis heb ik nooit meer iets verteld.
Nu zoveel jaren later, schrijf ik niet meer in een boekje met een slotje, maar in een online dagboek. Het slotje is vervangen door een wachtwoord, een wachtwoord dat bestaat uit 14 tekens, een combinatie van hoofdletters, kleine letters, cijfers en symbolen.
Maar ook dat stelt weinig voor. Want wie leest mee? Het blijft een sprong in het onbekende: schrijven in vertrouwen, zonder te weten wie er aan de andere kant zit...
|