|
“Wanneer je ’s nachts om vier uur wakker wordt en de inspiratie slaat toe, dan sta je best op, want om negen uur ’s morgens is de inspiratie weer verdwenen.”
Die zin bleef hangen, want ik ken die momenten. Ooit heb ik op dit blog al eens geschreven over hoe interessant het zou zijn om een soort recordertje in je hoofd te hebben waar je je lumineuze gedachten kan opslaan en door even aan je oorlelletje te trekken een en ander gewoon kan downloaden. Indertijd legde ik een bloknootje op het kastje naast mijn bed. Helaas kwam het vaak voor, dat ik mijn krabbels de volgende dag niet kon lezen.
Wat zijn die nachtgedachten die overdag verdwaald raakten in drukte en ruis en plotseling ’s nachts hun weg vinden. Ergens tussen slaap en bewustzijn, duikt een idee op, helder, krachtig, onverwacht.
Maar ook, soms overdag wanneer ik met Cesar buiten loop glijd ik ongemerkt weg uit het moment. Mijn voeten volgen het vertrouwde pad, maar mijn hoofd dwaalt af, gedachtespinsels, mistige koeien die ineens uit de sloot springen, kassafilosofische toestanden en andere kronkels glijden mijn hoofd binnen en nestelen zich daar als ongenode maar intrigerende gasten. En dan ineens besef ik: ben ik al hier? Hoe ben ik hier gekomen? Alsof mijn lichaam wandelt en mijn geest ergens anders ronddoolt. Een soort zombie, maar dan eentje die stiekem geniale ingevingen verzamelt tussen bomen en bos.
Cesar snuffelt, ik mijmer. Soms op een rechte verharde weg waar weinig te snuffelen valt, zet Cesar gapend de draf in. En dan lopen wij ineens een halve marathon. Ik raak in een soort semi-meditatieve staat. Een soort trance, En voor ik het weet sta ik aan de andere kant van de straat. Overgestoken zonder uit te kijken. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van heel dit schrijfproces…?
De muze mag dan onvoorspelbaar zijn, maar ze zou toch minstens kunnen waarschuwen voor naderend verkeer.
|