Ergens in mijn herinneringen hoor ik mijn vader vragen: “Weet jij nog hoe dat meisje heette dat vroeger aan de overkant op 3 hoog woonde?” En natuurlijk wist ik het nog precies, hoe zou ik mijn kwelgeesten van destijds nu kunnen vergeten? Meisjes uit de zesde klas van de lagere school. Hun vaders werkten bij de brandweer, de politie of reden op de stadsbus. Zomers gingen ze allemaal naar hetzelfde vakantiekamp, waar ze in de laatste grote vakantie het een of andere verbond hadden gesloten. Mijn vader, mijn held, in zijn nette pak,zijn gestreken overhemden, met stropdas werkte bij een bank. In die tijd nog niet iets om je over te schamen, maar vast heel erg saai, vergeleken bij zo’n stoere man in uniform. Nee, ik paste niet in hun clubje. Wanneer er een nieuw kind in de klas kwam, vroeg de aanvoerster van de club steevast “Wat doet je vader?”
“Mijn vader is koningin” * zei de grappigste jongen uit de klas, "draagt hij ook van die rare hoeden?" vroeg een ander en ik herinner mij nog hoe wij, die verstoten waren de rest van de middag in een deuk lagen. De meisjes trokken nuffig hun neuzen op, trokken een zuinig mondje en gingen door met hun gefit. De trutten!
* In die tijd was Juliana koningin van Nederland. Zij droeg vaak heel opvallende hoeden. Hoeel ze die vaak met tegenzin droeg maar ze maakten nu eenmaal deel uit van haar functie.
|