Ik zou het huidig mooi weertje wel het "Allerheilgen nazomerke" durven noemen. In sommige streken ook wel het "oude-wijven zomerke" genoemd. Maar...hoe mooi dit nazomerke ook moge wezen, hebben we wel nog alles te vrezen...........
" Het nazomerke van Allerheiligen, kan voor de winter niet beveiligen. "
Inderdaad, kijk af en toe ook eens omlaag inplaats van omhoog. Dieren hoe klein ook weten het soms wel eens beter dan de beste weerman. Want als deze tijd van 't jaar.....leest u maar :
" Graaft de mier een diepe gang, wordt de winter streng en lang. Maar nog erger zal het ons berouwen, als de mieren hoge nesten bouwen ! "
Morgen is het uitkijken naar de HH. Simon en Judas, en wat die ons te vertellen hebben, wel dat leest u morgen dan weer wel.
Over al die oude remedies van vroeger jaren daar geraakt men niet over uitverteld. Ik kom hier straks zeker nog eens op terug, maar met Allerheilige in 't zicht moet dit rubriekje nu wel even wijken. Maar uitgesteld is zeker niet verloren. Het fijt of een ontsteking van het bindweefsel rond de vingernagel : Dat was een zeer pijnlijke aandoening. Men trachtte verlichting van de pijn te krijgen door met de zieke vinger een eierdooier te doorboren en dit een paar dagen vol te houden, telkens een kwartier. Dan hadden ze ook nog wel iets tegen wratten. Die vervelende uitwasjes van de huid werden bestreden door het gele sap van het wrattenkruid, behorende tot de plantenfamilie van de wolfsmelkachtige. Daarnaast bestonden tal van occulte middeltjes. Bijvoorbeeld de uitwasjes met een stro aanraken en dit dan begraven of het aanraklen van een lijk voor de begrafenis enz. De winter of winterhanden; door de koude gezwollen en opengebarsten handen. Daar was maar een remedie goed voor. 's Morgens moest men op zijn handen urineren en die met de ochtendurine goed inwrijven...! Zoals afgesproken, tot begin november met nog wat van die "oude remedies"
Windstil voor de storm wat de weerspreuken betreft, maar....deze pauze duurt maar heel even want a.s. vrijdag al komen de apostelen Simon en Judas er al aan ! Nadien zal het weerspreuken "stormen" zijn. Van deze adempauze maak ik graag gebruik om u nog een erg mooie spreuk mee te geven, heel toepasselijk voor deze tijd van 't jaar :
" Verdwijnt de boer van de akker, worden jager en hond wakker ! "
Vervolg van maandag l.l., Zo komen we dan aan bij de "zweren" en "bloedzweren"(ontstekingen). Alle soorten zweren weet men toen aan vuil bloed. Dit ongezond bloed kon men zuiveren door solferbloem (poeder van gewassen zwavel) in te nemen met wat stroop. Was de zweer nog niet rijp dan moest men die laten aanrijpen of aanwakkeren en dat ging steeds gepaard met zeer warme kompressen, gemaakt van gekookt lijnzaad. Zoniet gekookte prei of preiblad geschroeid tussen de gloeiende stooftang, samen met zoete boter(ongezouten boter). Voor huidaandoeningen waren er uiteraard ook weer middeltjes. Voor "Roos" bijvoorbeeld, dat was een met koorts gepaard gaande huidaandoening rond een wonde of haarziekte met schilfertjes op de hoofdhuid. Als talisman droeg men dan op zak, in een doek gewikkeld, een pinnemol, dat was een groot insect dat eruit zag als een zeer forse krekel met krachtige voorpoten : de veenmol ! Morgen vertellen we nog wat verder.
Deze heiligen werden door de schoenmakers tot patroon gekozen om twee redenen. Uit adele Romeinsche ouders geboren, kwamen zij te Soissons het geloof verkondigen. Om des te gemakkelijker met de volksklas in betrekking te komen, leerden zij den schoenmakersstiel en wisten zich vele klanten te verschaffen, aan welke zij het waar geloof mededeelden. Om hun geloof voor het gerecht gebracht, werden ze met schoenmakerselsen de nagels van handen en voeten afgepeld en het vel van den rug in riemen gesneden, dan in het water geworpen, in een ketel met gesmolten lood gedompeld en eindelijk het hoofd afgehouwen.
Hoe het er vroeger op deze dag aan toe ging : Te Diest placht een schoenmakersjongen in bisschopsgewaad, aan een venster tentoon te staan; hij moest daar gedurende een gansche uur onbeweeglijk staan, als ging hij leersnijden. Te Mechelen gingen de leergasten al zingende een feestdag wenschen bij de bazen. Een hunner was in bisschop gekleed. Te Peer gaat men op den vooravond en ook op den dag zelf al zingende rond :
"Sinte Corspyn wanie zal 't zijn ? 't avond in den maneschijn; als de klein kinders slapen zijn. De hond zal zingen, de kat zal springen en Toonken mijn zoonke zal speelman zijn. "
Voor vandaag geen specifieken weerspreuken, die krijgen we morgen dan weer wel. Zo is het misschien "het" moment om vandaag aan de Aartsengel Raphaël wat te vragen ? Een "neen" heb je al, en een "ja" kunt ge krijgen, wie weet.
" Engelbewaarder sta ons bij, en tover de winter rap voorbij."
Een valling, ge had er in soorten. Een snotvalling, ne zware kou, ne kou op de borst, ne kou in de kop. Men had er honderden huismiddeltjes tegen. Voor ernstige gevallen legde moeder kompressen van lijnzaadpap, (in 't dialect "loiëzemèèlpap). Ook graat papier(bruin papier) bestreken met een vetkaarsje en dat bestrooid met nootmuskaat, moest de borst en rug bedekken. Een middel tegen koorts was de koorts afbinden met een draadje rond de pols ofwel een beeweg gaan doen naar een kapelleke tegen de koorts. Klieren waren dan weer het gevolg van slapte en daar lag de oplossing direct voor de hand, veel straf voedsel gebruiken. Volgende woensdag vertel ik nog iets over "zweren" want morgen komt Crispinus op bezoek en daar valt ook weer 't een en 't ander over te zeggen.
Vandaag vereren men den Aartsengel Raphaël. Om zijne beschermende handeling tegenover den jeugdigen Tobias, wordt hij aanroepen door de reizigers.
"Raphaël, Raphaël, reizigers moeten U als beschermer en bijstand groeten; Visschers en blinden, betrouwen met recht, ook op Uw hulpe, als zij doen wat Gij zegt."
't Vervolg van gisteren : Tegen betaling was het mogelijk om den beeweg door iemand anders te laten doen. Zoniet kon de kwaal ook afgelezen worden, liefst door een pater die gepaste gebedsformules uitsprak, anders door een algemeen erkende aflezer(soort gebedsgenezer), die mysterieuze bezweringsformulens uitsprak. In uiterste nood werd beroep gedaan op een wonderdoktoor(een kwakzalver), maar die was soms duurder dan een gewone dokter. In ieder geval moest er eerst een diagnose van de kwaal vastgesteld worden. Dat deed de omgeving van de zieke zelf. Daarvoor gebruikte men een gamma van soms schilderachtige namen, met toevoeging van aard en oorsprong en zelfs de aan te raden remmeedes(behandelingen) 't Vervolg lees u morgen weer op dit blog.
Nu oktober bijna op zijn einde loopt, wil ik nog eens een eerder gegeven weerspreuk herhalen :
" Is oktober warm en fijn, dan zal het een scherpe winter zijn. Maar is het nat en koel, dat is van een zachte winter 't voorgevoel. "
Iedereen weet hoe oktober was, dan heeft iedereen meteen een idee van wat ons straks te wachten staat. Persoonlijk ga ik voor een eerder zachte winter, en jij ?
Tot het begin van vorige eeuw liep men niet zo vlug naar een arts voor ziekten en aandoeningen. Hoewel de dokters van toen slechts éénmaal per jaar hun rekening opmaakten voor raadplegingen en geneesmiddelen, waren ze nog altijd een aderlating voor de geldbeugel. Er waren immers nog zoveel andere manieren om zich te behelpen. Eerstens de gekende volksremedies. De hulp van hierboven werd dikwijls ingeroepen door een "vadrons" (Onze Vader) te bidden, zoniet een bepaalde litanie of een krachtig gebed van Keizer Karel. Natuurlijk was het altijd goed om beeweegen te gaan(bedevaard). Vroeger offerde men een afbeelding in was van het zieke lichaamsdeel. Er waren ook speciale heiligdommen voor welbepaalde aandoeningen. Een kapel tegen de stuipen, tegen de koorts, tegen de hoofdpijn en ga zo maar verder, je vond ze overal. "vervolgt morgen op dit blog"