Zondagmiddag. Het dorpje L. ligt er stil en verlaten bij. Ik en de hond lijken wel de enige levende wezens. Zelfs de kermismolens staan er eenzaam en troosteloos bij. L. is het dorp waar ik een groot deel van mijn jeugd doorgebracht heb. Het was ooit een dorp met twee scholen : één voor meisjes en één voor jongens want het gemengd onderwijs was pas voor veel later. Dat bestond alleen maar in het zondige rijksonderwijs. Er stond een frituur op de markt onder de kerktoren waar wij op zondagavond onze zatte honger stilden. Wij dachten dat niets in L. ooit zou veranderen. Meer dan dertig jaar geleden heb ik L. verlaten maar het is nooit uit mijn gedachten geweest. En nu, vandaag, loop ik hier weer rond en het enige dat onveranderd is, is de zondagmidse slaperigheid. Voor de rest is zo goed als niets meer hetzelfde. De kleine huisjes zijn vervangen door protserige villa's, de frituur is verdwenen en de café's zijn vervangen door restaurants en eet- en babbelcafés, het ene al met een gekkere naam dan het andere. De auto heeft alle straten ingepalmd en aan het station blijft enkel nog de Bierstube herinneren aan vroegere tijden. Er is een gekkenhuis in dit dorp maar volgens mij zitten de normale mensen daar en wonen de gekken in al die protserige huizen. De weinige mensen die ik op mijn tocht doorheen het dorp ontmoette waren zelfs te beroerd om goeiedag te zeggen. Ook hier loopt de jeugd rond met een koptelefoon op het hoofd. Het wordt mij allemaal een beetje zwaar te moede en triest om wat vergaan is en nooit meer terug komt ga ik met de hond terug naar huis om dit te schrijven.
|