Het was al ver na middernacht. In normale tijden lag de stad er nu rustig en vredig bij. Maar dit waren geen normale tijden. Het waren de dagen van de Feesten. De massa joelde, dansde, zong, dronk en at maar hij liep er wat verwezen bij.
Voor de zoveelste keer had hij geprobeerd zijn Droommeisje voor zich te winnen en alweer was die poging op niets uitgelopen. Dit stemde hem droef te moede.
Net toen hij de Feesten voor bekeken wou houden, hoorde hij zachtjes maar toch duidelijk zijn naam roepen. Hij keek op en tot zijn verbazing zag hij één van de kleine Klokken van Sint-Baafs die hem riep.
"Kom", zei het klokje "volg mij, onze Moederklok wil je spreken." Dit was een voorrecht dat niet aan iedereen gegund was en dat wist hij ook. Dus ietwat onzeker volgde hij het klokje de trappen van de toren op.
Helemaal boven gekomen stond hij plots oog in oog met de Moederklok. Het klokje verdween geruisloos en het enige dat hij kon bedenken was dat hij hier nu stond tegenover de trots van de stad en dat hij begot geen idee had wat hij hier kwam doen.
De Moederklok verzocht hem plaats te nemen op de voor bezoekers voorziene steen. En toen srak ze met galmende stem : "Ik weet dat jij droevig gestemd bent en ik weet ook waarom jij verdrietig bent. Je Droommeisje wil je niet. Maar ik, wij, Klokken van Sint-Baafs zullen er voor zorgen dat je droom werkelijkheid wordt. Wij zullen over jou en je Droommeisje waken." Na deze woorden deed het klokje dat hem gehaald had, hem ook weer uitgeleide.
Hij begaf zich weer in de feestende massa en plots hoorde hij de Klokken van Sint-Baafs machtig klepelen gevolgd door die van Sint-Niklaas, Sint-Anna, Sint-Jacobs en alle andere klokken van de stad. De massa wist niet wat ze hoorde want dit was wel een heel ongewoon hoorspel. Alleen hij glimlachte en met een goed gevoel trok hij huiswaarts.
Na de Feesten gingen de weken en de maanden voorbij zonder dat er ook maar iets gebeurde. Hij zag zijn Droommeisje wel af en toe en ze lachten zich samen te pletter maar van zijn liefde wou zij niets weten.
Hij werd zelfs een beetje boos op de Moederklok omdat hij er zo stilletjesaan van overtuigd was dat zij een loze belofte gedaan had.
Maar toen kwam die dag eind september. Hij en zijn Droommeisje zouden samen naar een optreden van Lieven Tavernier gaan in de Handelsbeurs. Stiekem hoopte hij dat Lieven het wondermooie De Klokken van Sint-Baafs zou spelen. Maar alles liep wel even anders dan verwacht. Toen zijn Droommeisje kwam, liep zij krom van de lumbago-pijnen. Ze kon niet staan, ze kon niet zitten, ze kermde van de pijn. Hij probeerde zich sterk te houden maar hij wou zo haar pijnen overnemen als dat gekund had.
Hij bracht haar thuis, stopte haar in bed en zette water en wat pijnstillers naast haar. Hij hoopte dat ze zou vragen om te blijven, om naast haar te zitten en te waken maar ze vroeg niets. Het was midden in de nacht en met een hart vol wroeging omdat hij zijn Droommeisje alleen liet, vertrok hij naar andere bestemmingen.
In de dagen erna ging het gelukkig beter met haar. En toen hij bij haar moest zijn om een klusje op te knappen was zij helemaal uit haar gewone doen. Telkens hij iets tegen haar zei kwamen er tranen in haar ogen en hij begreep maar niet wat er aan de hand was.
Toen hij wou vertrekken, kwam zij naar hem toe, nam hem in haar armen, kuste hem en zei : "Ik ben toch wel een beetje verliefd op jou." Zijn hart maakte een dubbele salto. Hij trok haar mee de auto in en samen reden ze naar Gent, naar het Sint-Baafsplein. Onderweg vertelde hij haar het verhaal van de Moederklok.
Zij stonden midden op het plein en hij riep naar boven : "Bedankt, Klokken van Sint-Baafs. Kijk hier sta ik met mijn Droommeisje." Hij nam haar stevig vast en kuste haar innig en teder. Op dat moment brak er boven de stad een nooit gehoord, vrolijk klokkengelui los en alleen hij en zijn Droommeisje begrepen het. Vrolijk wuifden zij naar de Moederklok en hand in hand gingen ze heen op weg naar een gelukkige toekomst.
|