Ieder kind heeft recht op fysieke en morele integriteit of tenminste zo zou het moeten zijn.
Het was één van die weinige zonnige lentedagen en hij had zin om ergens naar toe te trekken. Maar waarheen? Misschien een ritje naar zijn oude dorp want dat was ook alweer jaren geleden? Ach ja, waarom ook niet. Hij parkeerde de auto op het dorpsplein en stelde vast dat café 'De Oude Mol' er nog steeds was. In zijn jeugd was dat ook al de naam van het café maar niemand gebruikte die. We gingen gewoon een pint drinken bij Lamot. Hij stelde vast dat de meeste huizen van vroeger er nog altijd stonden maar dat de bewoners waarschijnlijk al lang niet meer dezelfde waren. Hij wandelde voorbij het oude gemeentehuis dat tegelijkertijd ook dorpsschool geweest was. Het gebouw stond er nu helemaal vervallen bij. Hij wandelde verder en zag in de verte een oude vrouw staan. Toen hij bijna op haar hoogte was herkende hij haar. Het was de moeder van één zijner jeugdvrienden. Ze bekeek hem met een blik van herkenning maar hij zag haar twijfelen. Hij groette haar en toen ze zijn stem hoorde glimlachte ze breed en nodigde hem uit naar binnen voor een kop koffie. De geur die in het huis hing was die van karnemelkpap, zurig dus.
Hij was zes en zijn ouders zetten hem af in het internaat. In de prachtige ontvangstzaal werden zij allerhartelijkst begroet door Moeder Overste, 'Mère Supérieure' zoals wij moesten zeggen. Er werd mijn ouders op het hart gedrukt dat er goed voor hun zoon zou gezorgd worden. Niet dat dat mijn ouders ook maar iets uitmaakte, het enige dat zij wilden was zo snel mogelijk van mij verlost te zijn want kinderen waren meer een last dan een lust in hun leven. Zo snel als maar kon vertrokken ze en daar stond hij dan. Dit zou voor de zes volgende jaren zijn thuis worden. Alles wat hij bij zich had werd hem door een non afgenomen en ergens opgeborgen, hij heeft nooit geweten waar. Daarna was het al snel tijd voor het avondmaal. In stilte en in rijen van twee moesten zij naar de eetzaal. Die was gevuld met lange tafels en ieder kind werd een plaats gegeven. Er hing een eigenaardige, zurige geur in die zaal. Twee nonnen gingen rond met een grote pot en gaven ieder kind twee grote lepels van een soort pap. Het bleek karnemelkpap te zijn maar dan van het soort waarin nog grote brokken verdikker, 'Maïzena', lagen. Hij proefde een lepel en moest bijna braken. Hij weigerde deze smurrie te eten. De non van dienst maakte er weinig woorden aan vuil. Ze nam zijn bord weg en plaatste het in één van de grote, witte ingebouwde kasten tegen de wand. Na het avondmaal en de nodige gebeden was er nog een heilige mis en daarna naar bed. 's Anderendaags, de eerste echte schooldag was het vroeg dag en die begon alweer met een heilige mis en pas dan het ontbijt. Maar dat ontbijt ging aan hem voorbij net als alle andere maaltijden die dag en de dag erna. Telkens kreeg hij dat bord karnemelkpap voor zijn neus gezet en tot de avond van de tweede dag weigerde hij het op te eten. De toestand van het ellendige brouwsel werd almaar bedenkelijker en toen hij de avond van de tweede dag toch besloot om het van de grote honger maar op te eten was de pap al helemaal bedekt met schimmel en stond er zelfs haar op. Sinds die avond heeft hij gedurende zes lange jaren elke avond dat in het internaat was, en dat waren de meeste avonden, die karnemelkpap gevreten.
|