Welkom in de wereld van Arsène Niemandszoon
Mijn naam is Niemandszoon, Arsène Niemandszoon. In de boeken van de burgerlijke stand van de gemeente waar ik geboren ben staat genoteerd dat ik de zoon zou zijn van Paul Niemandszoon en Amandine Viervoort maar uiteraard klopt dat niet. Voor hun administratie en voor het gemak moesten ze toch iets opschrijven. De voornoemde mensen heb ik nooit gekend. Er staat verder ook nog dat ik een roedel broers en zusters zou gehad hebben, om precies te zijn vier maar ook daar had ik geen weet van.
Meer dan waarschijnlijk was ik de enige mens ter wereld die niemand maar dan ook niemand kende en die bovendien totaal betekenisloos was. De dag dat ik dit tranendal verliet stond er niemand aan mijn graf en dat was maar maar goed ook.
Mijn eerste levensjaren waren een plezier want ik herinner er mij niets van. Over de rest van mijn jeugd kan ik kort zijn: Voor iedereen bleef ik totaal onopgemerkt. Over het algemeen deed ik niets. Ik liep maar wat rond, deed niets en praatte met niemand.
En toen kwam er een dag dat ik toch wel iets moest gaan doen. Dat werd dan een onbetekenend baantje bij 's lands grootste bank. De namen van de collega's, laat staan van de chefs, heb ik nooit gekend. Er was ook geen enkele reden toe want ik heb tot mijn pensioen helemaal op mijn eentje gewerkt. Mijn werkplaats bevond zich in één van de immens grote kelders van het hoofdgebouw van de bank in het centrum van onze hoofdstad. Daar bracht ik mijn dagen door met het verzamelen van stof. Geen bijster interessante bezigheid maar iemand moest het doen en al mijn voorgangers waren op die post met een zware depressie verdwenen. Mij paste dat baantje echter wonderwel. Het enige dat ik moest doen was elke avond mijn stofjas, gevuld met stof, in een koffer leggen en die werd dan 's nachts opgehaald. De volgende morgen lag er netjes een nieuwe klaar. Ik heb nooit geweten wie de job van het ophalen voor zijn rekening nam en ik ben er ook nooit nieuwsgierig naar geweest. Op die manier heeft niemand ooit geweten dat ik bij de bank werkte. Ik ben daar onopgemerkt toegekomen en even onopgewerkt weer weggegaan na 40 jaar trouwe dienst als stofverzamelaar.
Mijn avonden, weekends en vakantiedagen bracht ik door met niets doen. Ik zat maar wat te zitten op een stoel. Televisie, radio, telefoon, computer of wat er nog meer bestaat aan hedendaagse toestellen heb ik nooit gehad. Kranten, tijdschriften of boeken las ik niet, nooit. Aan muziek had ik een absolute hekel. De wereld interesseerde zich niet voor mij en vice versa. De stoel vlakbij het raam van mijn studio en de hemel die ik doorheen dat raam zag waren mijn hele universum.
Het woord 'sex' had ik al wel eens gehoord maar wat het inhield wist ik totaal niet en ook dat ervaarde ik niet als een last. Ik had geen enkel verlangen op geen enkel gebied. Mijn leven is helemaal verlopen zoals ik het mij gewenst heb: in volstrekte eenzaamheid. In de relatief korte tijdsspanne heb ik nooit geweten met wat het mensenras zich zoal bezighield en ik ben er ook nooit nieuwsgierig naar geweest.
Heengegaan ben ik zoals ik gekomen ben. Op een goeie dag ben ik gewoon zachtjes ingeslapen op mijn stoel en nu zit ik op een donkere wolk van waarop ik de mensheid bombardeer met alles wat ze niet wil zodat dat ras zich niet langer kan voortplanten en binnen de kortste keren uitsterft. Dat is de enige taak die mij nog rest en als die volbracht is zal ik de eeuwige rust hebben, door niemand gestoord.