Antimoon, een wondermiddel ???
Antimoon is voor de meeste mensen een relatief onbekend metalloïde. Toch heb je het bijna dagelijks in handen, daar het in vele gebruiksvoorwerpen verwerkt is.
Antimoon is een zilvergrijs semi-metaal wat zelden in zijn pure vorm gevonden wordt. Meestal is het gebonden aan een mineraal, waarvan zwavel de belangrijkste is en stibniet of antimoniet wordt genoemd. Stibniet is de belangrijkste bron om antimoon te winnen.
Men is onzeker over de herkomst van de naam antimoon. De meeste bronnen benoemen de afleiding uit het Grieks, anti en monos, wat vrij vertaald niet alleenstaand betekend. Dit zou dan verwijzen naar het feit dat antimoon meestal in gebonden vorm gevonden wordt. Het chemische symbool is SB, van Stibium.
Antimoniet is al sinds de oudheid in gebruik. Met een hardheid van 2 is het makkelijk tot poeder te vermalen en werd het als oogschaduw toegepast. In de middeleeuwen werd antimoniet gebruikt als pigment voor inkt en verf. De alchemisten vonden het mineraal interessant omdat men meende dat het bruikbaar was in het proces om onedele metalen in goud te doen veranderen. De stof smelt bij de hitte van een kaarsvlam en heeft de eigenschap andere metalen te verharden. Tegenwoordig worden antimoon verbindingen ook gewaardeerd om hun brandvertragende eigenschappen.
Antimoon is giftig. Een vergiftiging met antimoon lijkt veel op dat van arsenicum. Een kleine dosis veroorzaakt hoofdpijn, duizeligheid en depressies. Een grotere dosis veroorzaakt heftig en frequent braken. Aan een fatale dosis zal men binnen een paar dagen overlijden.
Het lijkt dan in eerste instantie vreemd dat deze stof van de 15de tot de 19de eeuw een populair geneesmiddel was. Bekijk je dit gegeven echter in de context van het beeld dat men van ziekten had in die tijd dan wordt het geheel duidelijk. Ziekte en geloof waren in die tijd nauw verbonden. Het leven in zonde werd vaak aangemerkt als de oorzaak van een ziekte. Hierdoor zou men openstaan voor kwaadaardige krachten of geesten die de balans van de vier Humores (lichaamssappen) zwarte gal, gele gal, slijm en bloed zouden verstoren.
Men dacht die verstoring te kunnen opheffen door de overmaat van sappen (onreinheden) te elimineren. Hiertoe zette men reinigende therapieën in zoals vasten, zweten, laxeren, braken en aderlaten. Daar Antimoon zulke heftige braakreacties veroorzaakt dacht men dat het een zeer krachtig medicijn betrof dat zelfs de meest ernstige ziekten kon bestrijden. Antimoon werd gezien als een spiritueel reinigingsmiddel dat het beest uit de mens kon verwijderen en men zodoende van zonden verlost zou kunnen worden. De toxiciteit van het middel werd door deze hypothese totaal overschaduwd. Men beschouwde alleen het dynamische effect van geneesmiddelen en niet het chemische effect zoals vandaag de dag gebeurt.
Dat Antimoon zo populair was als medicijn heeft zijn oorsprong in de verschillende (Alchemistische) werken die er in de middeleeuwen werden geschreven over deze stof.
In het laboratorium had men ontdekt dat antimoon, wanneer verhit, andere metalen oplost.
Zo kreeg het de naam Lupus metalorum, de wolf der metalen, het lood der wijzen. Hierin zag men de analogie met Saturnus die in de mythe zijn kinderen verorbert, ofwel de wijsheid die de onvolwassenheid wegneemt.
Het meest beroemde werk dat in die tijd verscheen over Antimoon is dat van de monnik Basilius Valentinus: De zegewagen van Antimoon. In zijn optiek zou een ieder die de transformatie kracht van antimoon zou kunnen begrijpen en toepassen zegevieren. Het werk inspireerde menig intellectueel zoals Nicolas Lemery, Boerhaave en Isaac Newton.
Het duurde niet lang voordat Antimoon als universeel geneesmiddel werd gezien. Het werd o.a ingezet bij maag/darm bezwaren, borstklachten, de pest, melancholie en als verjongingsmiddel. Rond de 18de eeuw bestonden er meer dan honderd verschillende geneesmiddelen die een antimoonverbinding bevatte. Er werden bekers vervaardigd van dit metaal waarin men voor een nacht wijn liet staan en het dan op dronk. Kapitein James Cook had zon beker in zijn bezit, welke bewaard is gebleven. Of men nam antimoonpillen, de z.g. pillulae perpetuae. Omdat zij kostbaar waren werden ze na de uitscheiding gereinigd zodat zij weer opnieuw gebruikt konden worden. Door het overmatige gebruik lieten velen het leven en werd het gebruik aan banden gelegd. Men heeft het vermoeden dat Mozart aan een antimoonvergiftiging is overleden. Hij nam dit controversiële medicijn in een poging zijn syfilis te bestrijden.
Met de ontwikkeling van de chemie aan het eind van de 19de eeuw ging men steeds meer beseffen dat antimoon giftig is en raakte uit de gratie. Maar met de opkomst van de homeopathie en de antroposofie halverwege de vorige eeuw toonde men weer interesse in deze stof. Analogieën werden opnieuw uitgediept en met de nieuwe toedieningwijzen succesvol toegepast.
Binnen deze disciplines ziet men in de vorm van antimoniet, staafjes die vanuit één punt lijken te ontspringen, de levenskracht die het uitstraalt en haar vormende en verstevigende kwaliteiten. Het centrum dat controle heeft over het geheel.
Met deze optiek wordt antimoniet in homeopathische verdunningen ingezet bij spataderen en aambeien. Antimoon injecties worden gegeven bij depressies en psychosen. Twee duidelijke voorbeelden van verslapping die behoefte hebben aan vormkracht en versteviging.
De oplettende lezer valt het direct op dat het gebruik van en de ideeën over antimoon niet veel verschillen van die in de middeleeuwen. Dat alleen de toedieningsvorm is genuanceerd. Zo blijkt dus dat men in die tijd al op het goede spoor was. Want wie zei dat ook alweer dat de hoeveelheid bepaald of iets een gif is? Paracelcus.
Bron : http://www.ezinenieuwemaan.nl
Met Dank aan Willie Nieuwemaan