Uit het leven van een Karmelietes Een jonge vrouw wordt geroepen tot een Godsgewijd leven.
Haar roeping zal ze verwoorden in een dichtbundel: ...DOORHEEN MOERAS EN KLAVER...
30-11-2007
ROEPING
Zozeer mag ik nu minnen in mens geen schoner beeld van U geen groter deugd, geen rijker zingen mij is ontloken zalige vreugd.
Zoveel nu zonder woord verzegeld zoveel geboren uit de dood alles gestopt om te beginnen zo diep mij op Uw komst verheugd.
Nu Gij mij zacht laat dwingen leven naar u te zijn wil ik niet langer meer verdringen u nu erkend in vreugd en pijn.
Toen ik die dag U vond kwam Gij mij nader in gedachte ik wist : hoe rijk is dit moment dat alle leed versmachtte.
Misschien ben ik daar wel gestopt om mij aan U te geven want sinds die dag , sinds dat moment kende mij ziel een ander streven.
' k weet niet hoe ik het noemen moet of hoe 'k er ooit over kan praten maar 'k voel zo diep dat Het mij wenkt voorgoed alles te laten.
Mijn kinderen, zo rijk valt mij geluk ten deel als ik je voel en kijkend streel en ik bedenk: goed dat ge niet ziet het stil verdriet dat even door vreugde wordt verniet
Mijn kinderen nooit zal ik verdergaan of mijn hart zal met het uwe slaan en ik bedenk: goed dat ge niet weet dat ik nooit vergeet verlangend om u roep in de liefdeskreet
Mijn kinderen zo is het leven het is krijgen, het is geven en ik bedenk: zo kort is vaak de tijd tussen komen in onwetendheid en afscheid nemen met een ziel die schreit.
Wanneer zij stil in haar hoekje stiekem naar de foto kijkt waarop hij zo schijnbaar zorgeloos het glas heft O groots overvalt mij de knagende onbegrijpbaarheid des levens om de gevoelens in de mens zo schoon, zo vlekkeloos, nooit te nimmer het daglicht ziend.
En ik glimlach haar begrijpend toe. Ze lacht terug, bijna verradend dat ze weet dat niemand begrijpt. Maar ze weet niet wat ik weet en voel en wat mij met haar vereenzelft.. nooit te nimmer het daglicht ziend.
Hoe wurgt mij het stille verdriet in de gedachte aan dagen mij dierbaarder dan het leven en ik zwijgend naar u vraag bij het hoogtepunt van verlangen zo schoon, zo vurig dat ik nooit begrijpen zal waarom Gij mij dit geluk liet verlaten
En zie mijn God hoe ik mijn aangezicht van u keer ' wijl ik mij aan u vastklamp als een angstig kind om het besef dat weegt, zo zwaar, als afscheid dwingt in de ogen te kijken
Het was toch hier dat ik U vond mijn God zo groots dat ik eens heb gezworen dit leven nooit te laten tot ik de weg ontdekte door U voor mij gegraven doorheen moeras en klaver...
Hou mij dan vasr mijn God dan koester ik de laatste zoete tranen om het besef dat weegt zo zwaar als afsheid dwingt in de ogen te kijken...
"Doorheen moeras en klaver" is de poétische neerslag van een diepe beleving waarin de Godservaring centraal staat. Als een rode draad ligt doorheen inhoud en indeling de evolutie van een religieuze roeping. Alhoewel het geschreven is vanuit een uiterst persoonlijke bewogenheid, poogt " Doorheen moeras en klaver" veel méér te zijn dan louter weergave. Het is geschreven in hoop en met het verlangen iets van een grote vreugde mee te delen.