Uit het leven van een Karmelietes Een jonge vrouw wordt geroepen tot een Godsgewijd leven.
Haar roeping zal ze verwoorden in een dichtbundel: ...DOORHEEN MOERAS EN KLAVER...
15-12-2007
GIJ EN IK
... en ik die door het leven fiets geluk in ' t hart als lentebries
... en Gij die zwijgzaam achterop glimlachend elke twijfel stopt.
Zie tijd vergaat in tijdloosheid mij ziel aanbidt U, Heiligheid.
Hoe eenzaam is dit stil beleven dat roerend raakt ' diepst van mijn wezen. Teder warmend mijn herte met het Uwe ' melt geen angst meer die de ziele kwelt.
Wat hebt Gij met mij gedaan mijn God wat deed Gij in mij leven dat ik niet anders kan en er geen andere weg meer is dan mij aan U te geven.
Mijn Algeliefde zie hoe mijn gedachte U als een juk van zich afschudt en enig smetteloosheid die haar sierde verzwolgen al uw sporen wist.
Hoor hoe zij bezingt en prijst waarvoor Gij bloed geschreid hebt ten dode toe . Zich verradend verzoent met al wat ver van U is.
Mijn Algeliefde zie hoe het kwaad mij minnend streelt schimpend de zwakheid bespeelt lonkend veleidt met brandende ogen grijnzend mijn ongeboren klagen luid laat klinken.
Zie hoe brozig schoon bedreigen mij haar geschenken die ze uitstraalt Hoe bespottelijk lief woekert zij vuur van verlangen teder mijn nietig koesteren groots omhelzend.
Sluit dan Uw ogen mijn Algeliefde Laat mijn gedachte in U niet verscheeuren wanneer zij zich hunkerend nestelt bij haar verboden uitverkorene. Smekend om zijn lippen U besmeurt.
Zie , mijn Algeliefde hoe het kwaad mijn handen jeukend, mijn voeten ongeduldig trappend op het teken wachten laat. Zwaaiende vlaggen over mijn tollend kwijlen waakt.
En Gij mijn Algeliefde U voor mijn roepende ziel niet vinden laat
Dit is de tijd dat ik speels met Je omga en wij stoeien in velden rijk gezegend en Gij mij vervult met geschenken der Liefde en fluistert hoezeer Gij bemint
talrijk, de tekens dat Gij mij nabij zijt en meegaat op ' t pad dat Gij voor mij hebt bewaard en mij weten laat dat Ge nooit zult verlaten
Mijn Heer zo geduldig en lang op mij gewacht en de ster aan het raam zo fel en zo helder mij liet weten ... ik was verwacht
Dit is de tijd dat ik speels met Je omga en wij stoeien in velden rijk gezegend en Gij al mijn ongeboren wensen kent en vervult met een knipoog; vooziet in al mijn verlangens Uw Liefde ... zo groot.
Ik heb mijn liefde in U verstopt heel diep heb ik ze geborgen daar waar niemand ze kon vinden in mij bleef toen een leegte achter en een stil verlangen en dag na dag vul je mij met je glimlach je gebaar je vertrouwen en nu groeit de bloem in mij de bloem van jouw liefde.
Wie is Hij zo hoog gezeteld niemand Zijn bestaan afwetend en toch levend in den dezen verre enzo dichte wezen ik de zonne van de morgen in de sterre van de nacht in de Liefde in de smart altied woele dat zoet gevoele Wie is hij die zich ziene laat in de deugden ende vreugden in de kleuren ende geuren in de Liefde ende pijn... die is Hij, zo hoge zijn.
Kersttijd gij schone, zacht ruisend doorheen de straten Tot in elk portaal, elk huis, elk hart...een echo latend. Soms ver voor uw komen en lang na uw gaan.
Kersttijd Gij schone, eens verloor ik mijn hart aan wat gij onzichtbaar liet, verborgen achter kleur en kralen, knipperlicht rondom de palen van de koude stad ... die u zolang verwachtte.
Kersttijd Gij schone groots gebeuren bij uw ontluiken en ons wederziens korter dan besef dat gij maar even zijt... Al weet ik dat gij ergens in mij blijvend sluimert...
Mijn trouwe speelkameraad, ik vond u terug in mijn verste herinnering. In de tijd van het kindje dat urenlang met de handjes aan de teentjes speelde.
En toen ik verder ging vond ik een verre vriend. De eerste en de trouwste. In de tijd van de tiener met de vragen. En ik zocht naar oude gedachten maar vond ze niet.
Verdergaand zag ik de lieve Meester. In de tijd van het radeloze meisje met de eerste zorgen en het kleine verdriet maar zoeken naar gedachten had geen zin. Ik vond ze niet.
Nu ik de tijd ontgroeid ben en samen met U ouder werd hek ik het mogen weten waarom Gij speelmakker gebleven zijt ondanks al mijn grillen.
Waarom Gij vriend werd en bleef al waren er dagen dat ik het niet wou weten en Jou als vriend verraden heb
Waarom Gij meester werd en geduldig bleef bij al mijn zinloos praten. Waarom Gij mij de liefde leerde al was ik beter in het haten.
Hij sloot de ogen de avond toen zij zongen schoon, als nooit tevoor, broos als zijn bewegen toen hij de armen hief alsof de tijd vertraagde zacht en helder hemels als zijn gelaat dat het gevoel vertaalde toen hij het kruis aankeek en ik de warmte voelde. God, nooit zag ik schoner bidden.
Mijn kinderen, zo rijk valt mij geluk ten deel als ik je voel en kijkend streel en ik bedenk: goed dat ge niet ziet het stil verdriet dat even door vreugde wordt verniet
Mijn kinderen nooit zal ik verdergaan of mijn hart zal met het uwe slaan en ik bedenk: goed dat ge niet weet dat ik nooit vergeet verlangend om u roep in de liefdeskreet
Mijn kinderen zo is het leven het is krijgen, het is geven en ik bedenk: zo kort is vaak de tijd tussen komen in onwetendheid en afscheid nemen met een ziel die schreit.