Pech
De Dagpauwoog net uit de pop gekropen Keek met verbazing naar de warme zon En vouwde toen voor ’t eerst zijn vleugels open En merkte dat hij ook al vliegen kon
Hij dwarrelde langs bomen en langs bloemen En rustte even op een Ribesstruik En dacht: ~Wat is dat wat ik hierzo ruik~ Al leek het goed, hij kon het niet benoemen
Maar hij had trek, dus ging hij even proeven En hoe dat moest, dat zag ie van een bij En dacht: ~dat is een koude kunst voor mij Ik kan mijn tong heel ver mijn mond uitschroeven~
En toen hij van de nectar zat te likken Kwam er een specht hem voor de lunch oppikken
|