Er is een zwaan waar altijd de zon uit schijnt. Hoe kan dit? Dat laat het volgende sprookje je zien.
De Glazen Zwaan dreef over het water tussen twee oevers. Voor haar zag ze water, achter haar, onder haar, en boven haar de stralende zon. Als ze naar de ene kant keek zag ze een oever met helemaal niets. Niets te horen, niets te zien, niets te voelen. Aan die kant heerste Koning Stilte. Er was niemand die dat zag, behalve zij. Aan de andere kant, op die andere oever was het een drukte van belang. Drommen mensen hoopten zich op, op bepaalde plaatsen alsof daar iets bijzonders te zien was. 'Welke kant van de twee oevers zal ik eens opgaan: de stille of de drukke,' dacht ze. 'Laat ik de drukke maar eens proberen,' en als vanzelf gleed ze zo de oever van de drukke kant op.
Daar zag ze een grote ouderwetse grammofoon, zo één met een koperen hoorn waar het geluid uit komt. Die bleef maar vertellen wat hij allemaal in zijn leven voor muziek had gedraaid. 'Wat een druk mannetje.' En een fluitketel die maar bleef vertellen voor wie ze allemaal water voor de thee had gekookt. En ook nog een kiezelsteen die maar bleef vertellen over wie er over hem heen had gelopen. 'Wat een drukte,' verzuchtte de Glazen Zwaan.
Toen zag ze nog meer mensen in een kring om iemand heen staan en ze besloot ook te gaan kijken. Naderbij gegleden zag ze een jongetje met vuurrood haar en gekleed in rode en gele kleren. Hij riep: 'Kom eens kijken. Ik heet Vuur, ik kan deze strohalm zo in de brand zetten!' Iedereen wilde dat wel eens zien. Maar hoe hij ook probeerde en probeerde, met hard praten, met kwaad zijn, met gekke gezichten te trekken, met op zijn handen te gaan staan, met hocus-pocus. Het lukte hem niet. Op een andere plek, waar ook veel mensen omheen stonden was nog een jongen bezig. Hij had wit haar en nevelkleurige kleding aan en riep: 'Kom eens kijken wat ik kan. Ik heet Lucht en ik kan alles op de hele wereld wegblazen.' Terwijl hij het zei dwarrelde er een strohalm voor zijn voeten. 'Blaas die strohalm dan maar eens weg,' riepen de mensen lachend. Maar tot zijn eigen verwondering en die van de mensen om hem heen, met hocus-pocus ging het niet.
De Glazen Zwaan keek het allemaal eens aan en dacht: 'Wat een druktemakers allemaal.' Toen kwam er een man naar haar toe met heel grote spierballen. Ze zag zo al dat hij geweldig sterk was en iedereen in de omgeving zag zijn kracht en was vol bewondering en ontzag. 'Dag Zwaan,' zei hij, 'begrijp jij dit allemaal?' 'Ja zeker,' zei de Zwaan. En met galmende stem, zodat iedereen haar hoorde zei ze: 'In de drukte kan niets geschapen worden, omdat het daarin al helemaal vol is met allerlei dingen. Niets kan er dan meer bij. Vanuit de Stilte worden de dingen geschapen, gebeuren de wonderen zoals het waaien van de wind en de geboorte van de vlam, het vuur.'
Toen zei Glazen Zwaan: 'Wie wil kan met me mee gaan naar de andere kant van de oever, dan gaan we thee drinken bij Koning Stilte.' En iedereen ging mee naar de andere kant van de oever, ze liepen achter de glijdende Glazen Zwaan aan. Zij zagen ineens de zon uit haar schijnen; zij straalde. Zo, vol helderheid, hielp ze de mensen de overkant over. Ze mochten op haar rug zitten en voeren zo mee.
Bij Koning Stilte is het stil, zo stil dat hij eigenlijk niet bestaat. Maar toch is hij er wel. Tegen de jongens met het vuurrode en witte haar zegt hij: 'Het wonder kan niet uit drukte komen. Het komt uit Stilte. Denk eens aan niets, aan niet iets.' En de jongens doen wat hen gezegd wordt. En ... de strohalm verbrandt en de andere strohalm word hoog de lucht in geblazen. 'Zie je,' zegt de Koning, 'je bént het vuur al en je bént de wind al. Je hoeft er niet over na te denken.' Dan is iedereen stil. En dat is prachtig. De Glazen Zwaan en de zon met iedereen samen, blijven voortaan wonen bij Koning Stilte en als we nu gaan slapen gaan we vannacht allemaal theedrinken: in stilte bij Koning Stilte. Wel - te - rusten
uit Advaita Sprookjes
|