|
ik zocht wat grond, maar al wat ik vond was een handvol korrels zand, een oud, grijs niemandsland.
de korrels liet ik door mijn vingers glijden om hechten te vermijden spreidde ik mijn vingers verder uit en voelde zanderig stromen langs mijn huid.
en ik wist: ik heb mij niet vergist. in iedere korrel zand stroomt verleden, duizenden verlangens en gebeden.
in iedere korrel zand ligt een wens verborgen, miljoenen zorgen in een handvol niemandsland.
dit is mijn vader, moeder, broer en zus. heel het leven stroomde tussen mijn vingers door. een glimlach, pijn, smart, een liefdeskus, een beweging zonder spoor.
toen ik mijn handpalm sloot en alles éven vast wilde houden, voelde ik leven en dood, alle zeeën, bergen en wouden.
in iedere druppel water is vroeger en later, in iedere korrel zand is niemandsland.
niemand kan het betreden, niet vatbaar voor rede is het tijdloos heden in toekomst en verleden.
wil je het zijn? stop jouw en mijn. nú is het daar. ben je klaar?
|