Uit
de profeet Jesaja
30, 19-21 + 23-26xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Volk van Jeruzalem, dat
op de Sion woont, je hoeft geen tranen meer te storten. Want de Heer zal zich
over je ontfermen als je weeklaagt, Hij zal antwoorden zodra Hij je hoort. De
Heer zal jullie brood geven in de benauwenis en water in de nood. Hij die
jullie onderricht gaf, zal zich niet langer verbergen. Met eigen ogen zul je je
leermeester zien, met eigen oren zul je een stem achter je horen zeggen: Dit
is de weg die je moet volgen. Hier moet je rechts. Ga daar naar links.
Dan zal Hij regen geven voor het zaad waarmee je het land hebt ingezaaid. Alles
wat het land voortbrengt zal mals en voedzaam zijn. Op die dag zullen je kudden
op uitgestrekte weidegronden grazen. De runderen en ezels die het land
bewerken, krijgen voer dat verrijkt is met zuring, nadat het met vork en zeef
is gewand. Op de dag van het bloedbad, wanneer de torens vallen, zullen er
beken en waterstromen neervloeien van iedere hoge berg en van elke heuvel die
zich verheft.
Dan is het licht van de maan als het licht van de zon, en het zonlicht wordt
verzevenvoudigd, als het licht van zeven dagen tegelijk. Op die dag verbindt de
Heer de wond van zijn volk en geneest Hij de striemen die het zijn toegebracht
Het is een troost voor de mens, dat hij nooit
vergeefs aanklopt bij de Heer. Wanneer wij ophouden verkeerde wegen te gaan en
bereid zijn ons leven te beteren, dan vinden wij onmiddellijk gehoor bij Hem.
Heel de gemeenschap zal er wel bij varen. Vestigingen zullen gesloopt worden,
de aarde zelf zal overvloedig vruchtbaar zijn
Psalm 147, 1-6
Refr.: Gelukkig allen die de Heer verwachten.
Hoe goed is het te zingen voor onze God,
hoe heerlijk Hem onze lof te brengen.
De bouwer van Jeruzalem, dat is de Heer,
Hij brengt de ballingen van Israël bijeen.
Hij geneest wie gebroken zijn,
en verzorgt hun diepe wonden.
Hij bepaalt het getal van de sterren,
Hij roept ze alle bij hun naam.
Groot is onze Heer en oppermachtig,
zijn inzicht is niet te meten.
De Heer richt de vernederden op,
en drukt de goddelozen neer.
Uit
het evangelie volgens Matteüs
9, 35 - 10, 1 + 5-8
Jezus trok rond langs
alle steden en dorpen, Hij gaf er onderricht in de synagogen, verkondigde het
goede nieuws over het Koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal.
Toen Hij de mensenmenigte zag, voelde Hij medelijden met hen, omdat ze er
uitgeput en hulpeloos uitzagen, als schapen zonder herder.
Hij zei tegen zijn leerlingen: De oogst is groot, maar er zijn weinig
arbeiders. Vraag dus de eigenaar van de oogst of Hij arbeiders wil sturen om de
oogst binnen te halen.
Daarop riep Hij zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om onreine
geesten uit te drijven en iedere ziekte en elke kwaal te genezen.
Deze twaalf zond Jezus uit, en Hij gaf hun de volgende instructies: 'Sla niet
de weg naar de heidenen in en bezoek geen Samaritaanse stad. Ga liever op zoek
naar de verloren schapen van het volk van Israël. Ga op weg en verkondig: Het
Koninkrijk van de hemel is nabij. Genees zieken, wek doden op, maak mensen die
aan huidvraat lijden rein en drijf demonen uit. Om niet hebben jullie
ontvangen, om niet moeten jullie geven!'
De God van het Oude
Testament is genadig voor allen die tot Hem roepen. Jezus is ook door
medelijden bewogen bij het zien van de menigte, want 'ze zagen er uitgeput en
hulpeloos uit, als schapen zonder herder'. Daarom zal Hij zijn leerlingen
zenden als arbeiders om te oogsten en om het Koninkrijk te verkondigen.
Vandaag lezen we:
'Toen Jezus de mensenmenigte zag, voelde Hij medelijden met hen, omdat ze er
uitgeput en hulpeloos uitzagen, als schapen zonder herder.'
Laten we eens kijken
naar de mensenmenigte van vandaag; wereldwijd, maar ook in onze straat, en
misschien wel in eigen huis.
Velen zijn uitgeput, hulpeloos, als schapen zonder herder. Misschien ook wel
wijzelf.
Als we het
evangelie ernstig willen nemen (en dat willen we toch...) worden wij, net zoals
de leerlingen, uitgezonden om naar deze mensen toe te gaan. Het is geen
makkelijke opdracht. En wanneer je er aan begint... het zal geen einde kennen.
Want jammer genoeg is onze samenleving van vandaag getekend door vele mensen
die innerlijk en/of letterlijk op de dool zijn. Niet alleen jongeren, maar ook
volwassenen en mensen op hoge leeftijd (breng maar eens een bezoekje aan menig
rusthuis).
Velen ontsporen, lopen verloren, kunnen de leegheid niet aan, hebben last van
verveling, zijn depressief,... en ieder trachten dit te overleven op hun
manier.
Gewoonlijk is dat een zeer eenzame weg... want hoe je het ook draait of
keert... voor vele zogenaamde 'sterke' mensen zijn deze mensen storend in hun
leven.
Jezus voelde
mede-lijden met hen... Hij koos er voor om met hen mee te lijden. Hij had hen
zo lief dat Hij hun lijden in hart en ziel meedroeg. Dat is ware empathie,
échte broederschap.
En dan zag Hij, achter al dat lijden, de werkelijke nood van deze mensen: ze
leefden als schapen zonder herder.
Daarna stuurt Hij zijn leerlingen erop uit met de boodschap: 'Ga naar deze
verloren schapen en verkondig: Het Koninkrijk van de hemel is nabij. Genees
zieken, wek doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden rein en drijf
demonen uit. Om niet hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven!'
De zending van de
leerlingen is geen andere dan de onze. Ook wij worden gezonden naar hen die
uitgeput en hulpeloos zijn, naar hen die - zoals Jezus het zegt - leven als
schapen zonder herder.
Wat kunnen we doen
? Wat mogen we doen ?
Wel, op de eerste plaats oog hebben voor hen die uitgeput zijn. Met andere
woorden: ze 'willen' zien, ons niet afkeren van hen. Dit vraagt dikwijls al een
hele ommekeer.
En dan naar hen toegaan... niet makkelijk ! Maar Jezus vraagt het wel...
We kunnen al beginnen met hen onze vriendschap aan te bieden, belangeloos. 'Om
niet heb je ontvangen, om niet moet je geven', zegt Jezus ons vandaag. Niet
vanuit een hogere positie, maar vanuit een diep verlangen écht broederschap met
hen te vormen. Niet als een meerdere, maar als een gelijke.
Onze vriendschap voor hen mogen wij beleven vanuit de Heer die ons bewoont. Dat
maakt onze vriendschap niet enkel christelijk, maar ze zal vervuld zijn met de
liefde van de Heer. En dan (en da's niet onbelangrijk !) zijn we niet meer
alléén bezig. De Heer is door ons heen, met ons, aan het liefhebben. En we
weten hoe genadevol de liefde van de Heer was, en is; ook dus op deze momenten
dat wij onze vriendschap aanbieden.
Al weldoende trok de Heer rond... lezen we elders in het evangelie. Wel, dat
wilt Hij nog steeds vandaag doen, en wel met ons.
Wie vanuit Gods
liefde naar de ander gaat, zal de ander niet meer zien als een soort sukkelaar,
maar als een kind van God, net zoals wij dat zijn. En hoe meer we zullen
vaststellen dat iemand verdwaald is (hoe dan ook) hoe sterker het vuur van
liefde zal aanwakkeren in ons hart. Dat is de Geest die ons in beweging wilt
zetten.
Het mooiste zou
zijn dat allen die verdwaald zijn bij de Heer konden gebracht worden. Dit is
echter gewoonlijk niet mogelijk vanaf de eerste moment. Dit vraagt tijd,
geduld, en vooral heel veel liefde, toewijding, trouw én gebed. Maar voor wie
het evangelie werkelijk wil beleven, leeft in de zekerheid en het geloof dat
voor God niets onmogelijk is.
Laten we in deze
advent aandacht hebben voor ons eigen hart. Hoe is het daarmee gesteld ?
Is het naar ons ego gekeerd, of naar het evangelie ?
Laten we de deuren en de ramen van ons hart wijd open zetten en de wereld
inkijken. Laten we naar hen toegaan die 'uitgeput' en 'hulpeloos' zijn, onze
vriendschap en Gods liefde aanbiedend
|