Deel door ons uw liefde uit
aan wie honger heeft en pijn.
Laat ons waar verdeeldheid is
uw vredestichters zijn.
Ons verlangen is alleen,
Heer, maak ons hart bereid,
dat door heel ons leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Deel door mij uw liefde uit,
aan een medemens die lijdt.
Leer mij meer vervuld te zijn
met uw bewogenheid.
Mijn verlangen is alleen,
Heer, maak mijn hart bereid,
dat door heel mijn leven heen
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(2x)
Deel ons door uw liefde uit
tot de einden van de aard'.
Dat zich waar de dood nu heerst
nieuw leven openbaart.
Maak ons als uw werkers klaar
en sterk ons in de strijd,
tot wij mogen oogsten waar
uw liefde wordt verspreid.
Openbaar uw koninkrijk
aan wie zoekt, aan arm en rijk.
Giet een stroom van liefde uit,
dat in ons en door ons, o Jezus,
uw liefde wordt verspreid.(6x)
Deel door ons uw liefde uit,)
maak ons hart bereid. )4x
Deel door ons uw liefde uit,)
ja wij zijn bereid. )2x
Deel door mij uw liefde uit )
ja ik ben bereid. )2x
Wat ogen zien dringt binnenin het hart. Het kan ons blij maken of ook heel verdrietig. Het kan ons soms zo diep raken, dat we er ziek van zijn. Ogen zijn de vensters van ons hart. Wie ze opent voor het licht, voor de zon overdag, voor de mooie dingen en voor de sterren in de nacht, is een blij en gelukkig mens. Met licht en meer moois in onze ogen komt er kleur in ons anders zo grijze leven. Want onze ogen weerspiegelen de liefde van Jezus. Een liefde, door Hem gegeven!
Uit het hart
Jouw Hemelse Vader die je heeft geschapen, die zoveel van je houdt, weet alles wat er zich in jouw hart afspeelt. Hij begrijpt en kent jou volkomen, Hij vraagt je om de juiste keuzes te maken! Hij verlangt niets liever dat Hij fier zou zijn op jou, dat je het pad der wijsheid zou blijven volgen! Het is niet altijd gemakkelijk, en je hebt vooral lef & doorzettingsvermogen nodig, maar dit alles is niet te vergelijken, met het liefdevolle geschenk dat je zal verkrijgen! Hij weet nu wat je denkt & wat je nog zou willen 'plannen'... Daarom vraag ik je : ook voor mij komt de tijd dat ik het aardse zal verlaten. Maar zou je dan niet blij & verheugd zijn als je weet, dat ik in het Hemelse paradijs zal blijven wachten op... jou !!! Filip V. (26-09-04)
Laten we niet doen als de aartsbisschop die erop betrapt werd dat hij vloekte. Een eenvoudig boertje die dit toevallig hoorde, was heel verbaasd over zijn gedrag. De `geestelijke' verdedigde zich met de woorden: `Ik vloekte niet als aartsbisschop, maar als burger.' `Maar mijnheer', zei de boer `als de burger vanwege zijn zonden naar het verderf gaat, wat zaj er clan gebeuren met de aartsbisschop?'
Voor ons geldt net zo dat God niet alleen weet heeft van wat we in de kerk gezegd hebben tegen onze medegelovigen, maar ook van wat we in ons dagelijkse leven gezegd hebben tegen onze medemensen en hoe ons gedrag in de wereld geweest is, `Dus zal clan ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God.'
Op het eiland Wight staat op een klein kerkhof een grafsteen met de naam van de overledene en daaronder staat: 'Een brandhout uit het vuur gerukt.' Een bezoeker die dit merkwaardige grafschrift las, werd nieuwsgierig naar de achtergrond van deze woorden. Hij ging naar het dorp en vroeg aan een winkelier wat dit grafschrift betekende. De winkelier vertelde hem dat er in het dorp een man gewoond had die het grootste deel van zijn leven doorbracht in de zonde, ver van God. Pas op latere leeftijd leerde hij de Heer Jezus kennen en heeft hij het heil aangenomen dat hem aangeboden werd door het offer van de Heer Jezus op het kruis van Golgotha. Vanaf die dag wist hij dat hij verlost was van de zonde en van de eeuwige dood. Dit grafschrift is een getuigenis van de genade die aan hem bewezen is toen hij al een oude man was geworden. De uitdrukking 'een brandhout uit het vuur gerukt' is een uitdrukking uit de Bijbel. Het staat in Zacharia 3 vers 2.
Bij ons in de buurt staan een paar drugspanden. Gebruikers en dealers lopen al jaren in en uit. Van tijd tot tijd zijn er ruzies, knokpartijen of invallen van de politie. De eigenaar maakt zich er niet druk over, als hij zijn geld maar krijgt. Krijgt hij dat niet op tijd, dan schaamt hij zich er niet voor de betrokken persoon zonder pardon op straat te zetten.
Omdat de panden kennelijk niet aan de wettelijke eisen voldoen, kreeg de eigenaar enkele jaren geleden de opdracht daar snel iets aan te doen. De panden werden in de steigers gezet, de voorste rij stenen werd weggekapt, er verrees een nieuwe pui met kunststof ramen en dito voordeuren. Het lijkt allemaal prachtig, maar wij merkten al gauw dat achter die facade niets veranderd is. Deze week werd een van de bezoekers vermoord gevonden tegenover de panden, enkele bewoners werden geboeid weggevoerd. Een trieste zaak!
Helaas lijken christenen soms ook op zulke panden. Aan de buitenkant mankeert niets, maar daarachter? God wil waarheid in het verborgene( Ps. 51:8 )en als wij van onszelf weten dat dingen achter ons vrome uiterlijk niet in orde zijn, moeten we die vandaag nog in orde maken, voordat het van kwaad tot erger gaat.
Als je luistert naar de stemmen om je heen, hoor je ontzettend veel kritische stemmen. Geen opbouwende kritiek, maar kille kritiek. Soms verpakt in mooie woorden, maar als je de tijd neemt om beter te luisteren, merk je dat de kritiek bedoeld is om de ander te kleineren. Als je je echter laat leiden door de Geest van God, zul je veel liever willen zegenen. Goede woorden spreken tegen de ander. Goede woorden bidden over de ander. Je krijgt oog voor de positieve zaken om je heen, zodat je mensen kunt zegenen. Jezus zegende de kinderen om ze te bevestigen in wie ze voor Hem waren. Als je net als jezus zegent, zullen kleine kwetsbare planten uitgroeien tot grote sterke bomen waarin veel vogels een veilig onderkomen kunnen vinden.
'Laat de kinderen toch bij Mij komen,' zei Hij.
'Houd ze niet tegen, want juist voor kinderen is liet
Koninkrijk van God. Het is zelfs zo dat wie niet als
een kind in het Koninkrijk van God gelooft, er nooit
Een vriend van me heeft een levensopvatting die samengevat kan worden in één van zijn geliefde gezegden: 'Waar je ook bent, wees er helemaal' - dat wil zeggen, hoe je situatie ook is, doe je uiterste best.
Tijdens zijn collegejaren kreeg mijn vriend in de zomervakantie een baantje bij een vakantiecentrum. Hij dacht dat het heel leuk zou zijn, maar toen hij aankwam, kreeg hij te horen dat het zijn taak was af te wassen. Hij zag maar twee mogelijkheden: 'Weggaan en je happy voelen, of blijven en miserabel zijn.' Maar een vriend moedigde hem aan tot een derde mogelijkheid: 'Blijf en neem een positieve houding aan, dan zul je ook positieve resultaten zien.' Hij besloot te blijven en zijn werk zo goed mogelijk te doen, omdat hij wist dat hij het kon doen 'als voor de Here' (Kol. 3:22,23).
Het resultaat was dat hij, zelfs bij het afwassen, er 'helemaal' was.
We hebben de omstandigheden in ons leven niet altijd voor het kiezen, maar we kunnen er wel 'helemaal' zijn.
Een zendeling had de koningin van een stam in Afrika een spiegel gegeven. Zij had nog nooit een spiegel gezien en de zendeling vertelde haar dat zij daarin zichzelf kon zien. Toen zij in de spiegel keek, was zij eerst heel verbaasd, daarna werd zij woedend. Zij was namelijk heel lelijk, maar haar dienaren hadden haar altijd verteld dat ze heel knap was. Ze zei tegen de blanke man: 'U bent onbeschoft en u liegt. Deze afschuwelijke vrouw kan ik niet zijn.' In haar woede gooide ze de spiegel in stukken en de zendeling moest onmiddellijk haar land verlaten. Dit voorbeeld kunnen we op onszelf toepassen. We kunnen de Bijbel vergelijken met een spiegel. De Bijbel laat ons zien wie we in werkelijkheid zijn. Misschien hebben we nog een vrij goede indruk van onszelf en zijn we best wel met onszelf ingenomen. De Bijbel liegt niet en vleit ons niet. De Bijbel laat ons zien wie we zijn in het oog van God. Namelijk zondaars, die het oordeel verdiend hebben. Willen we Hem aannemen, die ons zijn vrede en heil wil geven? Of willen we liever verder leven met de illusie dat we niet slechter zijn dan andere mensen?
Een aalmoezenier in de Burgeroorlog in Amerika vroeg aan een gewonde soldaat op het slagveld: "Wil je dat ik je iets voorlees uit de Bijbel?" De soldaat antwoordde: "Ik heb zo'n dorst, ik heb liever iets te drinken." Nadat hij gedronken had, zei hij: "Kunt u misschien iets onder mijn hoofd leggen?" De voorganger trok zijn overjas uit, rolde hem op en legde hem onder het hoofd van de man. "Nu wil ik graag iets over me heen hebben", zei de gewonde soldaat, "want ik ben zo koud." De voorganger trok zijn jas uit en legde die over de man. Toen zei de soldaat: "Als er iets in dat Boek staat dat maakt dat een man doet voor een ander wat u voor mij gedaan hebt, dan wil ik graag horen wat erin staat." Dit is wat de mensen nodig hebben in deze tijd. Christenen die op Christus lijken en die zijn voorbeeld navolgen.
Als christenen zijn wij getuigen van Christus. Wij kunnen getuigen door onze woorden, maar ook door onze daden. Een ongelovige luistert meestal niet naar onze woorden, maar des te meer kijkt hij naar onze daden. Als onze omstandigheden moeilijk zijn, als wij reden hebben om te treuren, bijvoorbeeld bij het verlies van een geliefde, of bij ziekte, hoe reageren we dan? Wat zien de mensen dan aan ons? Als wij onze omstandigheden kunnen aanvaarden uit de hand van de Heer, als wij onze blijdschap en ons vertrouwen in de Heer niet kwijtraken, dan maakt dit diepe indruk op ongelovigen. Onze houding in zulke omstandigheden maakt meer indruk op hen dan onze woorden in tijden van voorspoed. Een christen kan altijd gelukkig zijn in de Heer, ook in moeilijke omstandigheden. Dat zien we bijvoorbeeld bij de apostel Paulus. Als hij gevangengenomen is, verliest hij zijn blijdschap in de Heer niet. Zijn brief aan de Filippiërs heeft hij geschreven in de gevangenis. Juist in deze brief spreekt hij vaak over 'blijdschap in de Heer'.
Door de grote armoede die er was in Ierland zijn veel mensen uit dit land geëmigreerd naar Amerika. Tienduizenden zijn, aangetrokken door de geweldige verhalen die zij over het nieuwe land hoorden, vol hoop en verwachting de oceaan overgestoken. Eén van deze leren werd op zekere dag door vrienden meegenomen naar de Niagara-watervallen. Men zou deze man van het kleine Europese eiland wel eens de grote wonderen van het grote land Amerika laten zien. Tot stomme verbazing van de gastheer was zijn Ierse gast helemaal niet onder de indruk. Hij vroeg: 'Man, ben je niet onder de indruk? Is dit niet geweldig'? Waarop de Ier, heel nuchter, antwoordde: 'Waarom zou ik onder de indruk zijn? In mijn vaderland loopt het water naar beneden. Als het hier nu eens naar boven liep, dan zou ik een reden hebben me te verbazen.' We maken verschil tussen grote dingen en kleine dingen. We maken verschil tussen grote zondaars en kleine zondaars. Maar grote zondaars en kleine zondaars, allemaal lopen ze 'naar beneden', namelijk op 'de brede weg die naar het verderf leidt'.
Een koning bezocht een stad en legde daarbij ook de eerste steen voor een nieuw ziekenhuis. Duizenden schoolkinderen stonden klaar om hem welkom te heten en om voor hem te zingen. Toen de plechtigheid voorbij was, zag een onderwijzeres een klein meisje dat stond te huilen. Ze vroeg haar: 'Waarom huil je zo? Heb je de koning niet gezien?' Het meisje snikte: 'Jawel, ik heb de koning gezien, maar de koning heeft mij niet gezien!'
Hoe anders is de Here Jezus dan de beste koning en koningin van deze aarde. We mogen weten dat Hij ons allen heel persoonlijk kent en ons heel persoonlijk ziet. Hij ziet mij en Hij ziet jou. Hij heeft belangstelling voor jou en Hij wil een persoonlijke relatie met jou hebben. Hij heeft zijn leven voor jou, heel persoonlijk, gegeven. Geweldig als je mag zeggen: 'De Zoon van God heeft mij liefgehad en Hij heeft Zichzelf voor mij overgegeven' (Gal.2:20). Het is mooi als je mag weten: 'Er is een Verlosser', maar nog geweldiger als je kunt zeggen: 'Jezus, mijn Verlosser.'
De Romeinse filosoof Seneca schreef aan zijn vriend Luculles: 'Wij hebben een zwakzinnig kind, Harpasti, dat plotseling blind is geworden. Wat ik je nu vertel, zul je bijna niet kunnen geloven, maar het is waar. We kunnen ons kind niet uitleggen dat zij blind is geworden en dat we haar niet kunnen helpen door haar in een andere omgeving te brengen. Het dringt namelijk niet tot haar door dat ze blind is. En daarom vraagt zij aldoor aan haar verzorgster om haar naar een huis te brengen waar het niet zo donker is.' 'Het schijnt mij toe,' zo vervolgde de filosoof, 'dat wat er met haar gebeurd is, met ons allemaal gebeurd is. Niemand van ons beseft wat zijn werkelijke toestand is.' Wat deze filosoof uit de Oudheid zei, is waar. De Bijbel leert ons dat we voor onze bekering geestelijk blind waren, maar dat we het niet beseften.
Jesaja spreekt over Israël als een volk dat blind is, al heeft het ook ogen en dat doof is, al heeft het ook oren (Jes. 43:8). Tegen de gemeente van Laodicea moet de Heer zeggen: 'U weet niet dat u (...) blind bent' (Openb. 3:17). Hij raadt hun aan ogenzalf te kopen opdat zij kunnen kijken.
Een zendingsgenootschap was diep onder de indruk gekomen van het werk dat David Livingstone deed in Afrika. Zij schreven hem een brief en vroegen of er een goede weg was naar de plaats waar hij zich bevond. Dan zouden zij enkele zendelingen sturen om hem te komen helpen. Livingstone schreef terug: 'Als uw zendelingen alleen willen komen als er een goede weg is, dan kunnen ze beter helemaal niet komen. Ik heb zendelingen nodig die ook willen komen als er helemaal geen weg is.' Als we in de Bijbel lezen wat de apostel Paulus ervoor over heeft gehad om het evangelie te brengen, dan komen we diep onder de indruk. 'Van de Joden heb ik vijf maal veertig slagen min één ontvangen, driemaal ben ik met roeden geslagen, éénmaal ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een nacht en dag heb ik in volle zee doorgebracht. Dikwijls op reis, in gevaren van rivieren, in gevaren van rovers, in gevaren door volksgenoten, in gevaren door de volken, in gevaren in de stad, in gevaren in de woestijn, in gevaren op zee, in gevaren onder valse broeders, in arbeid en moeite, in waken dikwijls, in honger en dorst, in vasten dikwijls, in koude en naaktheid, behalve wat van buiten komt, overvalt mij dagelijks de bezorgdheid over al de gemeenten'.
Moody vertelde eens van twee zakenmensen die niet met elkaar konden opschieten en die elkaar zoveel mogelijk tegenwerkten. Eén van hen kwam tot bekering en na een tijdje kwam hij bij zijn voorganger met zijn probleem. 'Ik ben bekeerd, maar ik kan nog steeds niet met mijn collega opschieten. Wat moet ik eraan doen?' Hij kreeg van zijn voorganger dit advies: 'Je moet in het vervolg als er een klant in je winkel komt die ergens om vraagt wat je niet hebt, hem doorsturen naar je collega.' 'Dat is toch onmogelijk,' was het antwoord van de zakenman. De voorganger raadde hem aan dit bij de Here te brengen en Hem te vragen wat hij moest doen.
Dit deed de zakenman: hij bracht zijn probleem in het gebed bij de Here en na een tijdje werd hem duidelijk dat hij het advies van zijn voorganger moest opvolgen, hoe moeilijk het hem in het begin ook zou vallen. Hij besloot het te doen. En wat gebeurde er na verloop van tijd? Ook zijn collega stuurde klanten die hij niet kon helpen naar hem toe en na een tijdje werden ze vrienden en werkten ze samen.
'Laat u door het kwade niet overwinnen, maar overwin het kwade door het goede' (Rom. 12:21).
Toen Dwight L. Moody nog als een arme, haveloze jongen door de straten van Chicago zwierf, kwam hij op de een of andere manier terecht in een zondagsschool. Hij was heel verlegen, zenuwachtig en bang dat de andere jongens hem zouden uitlachen als zij zouden merken dat hij de teksten in de Bijbel niet kon vinden. De onderwijzer was een eenvoudige man, maar wel een man vol liefde en begrip voor kinderen. Hij merkte de verlegenheid van deze haveloze jongen en hij hielp hem zonder dat het de andere kinderen opviel. Zo voelde de jongen zich hier thuis, hij bleef komen. Mede door de liefde en sympathie van deze eenvoudige zondagsschoolonderwijzer leerde Moody de Here Jezus kennen. Hij mocht later veel voor de Here Jezus betekenen en is tot zegen geweest voor heel veel mensen.
Kent u de acacia? Pas in mei verschijnen de bladeren aan de acacia. De koepelvormige kroon is dan een prachtig herkenningsmiddel. De acacia in Nederland draagt eigenlijk ten onrechte zijn naam. Het is de zogenaamde 'valse acacia'. De echte acacia komt in de Arabische woestijn voor. In de Bijbel heet zij de sittimboom. Het hout van de echte en van de 'valse' acacia is bijzonder hard en houdbaar. Geen wonder dat de acacia 'de eeuwige boom' wordt genoemd.
Bij de heffing die aan Israël opgelegd werd voor de bouw van de tabernakel was niet alleen goud en zilver, purper, linnen en scharlaken, maar ook acaciahout. De ark, de draagstokken, de tafel van de toonbroden, ze werden allemaal gemaakt van acaciahout. Alles in de tabernakel wees heen naar de eeuwige Zoon, die door zijn dood allen die geloven eeuwig leven zou bereiden. Was er beter hout denkbaar dan dat van 'de eeuwige boom' om dit uit te beelden?
De Vlaamse Timotheüsdagen komen eraan! Bent u kinderwerker in de gemeente, op kamp ofvia uw organisatie? Bent u bekommerd om het kind in uw midden? Kom gerust een kijkje nemen en geniet van de vele stands, workshops en ontmoetingen met andere kinderwerkers.
18november 2006,in de ETF, Heverlee.
25 november 2006, in de School met de Bijbel 'De Ark', Kortrijk
Het thema is gebasseerd op Spreuken 15;23 - 'de juiste woorden op de juiste tijd hoe voortreffelijk is dat.'
Klik op de volgendelinkenom je aan te meldenvoor 'Pak me dan als je kan' 2006of voor meer info.
Wettelijke documenten zijn alles in onze maatschappij. Als je trouwt, krijg je een trouwboekje. Als je een huis koopt, krijg je een bewijs van eigendomsrecht. Als je een auto koopt, krijg je registratiepapieren. God geeft ons ook een bewijs van ons zoonschap, en het is belangrijker en bindender dan welk vel papier dan ook: iedere dag en ieder uur zegt de Heilige Geest met onze geest dat wij aan God toebehoren.
God wil niet dat wij ons afvragen hoe we er bij Hem voorstaan (Rom. 8:16); de Bijbel stelt heel duidelijk dat de Heer werkelijkheid voor je wordt wanneer je je hart aan Hem geeft, en dat je het weet als je aan Hem toebehoort
In de 12e eeuw leefde er een opmerkelijk figuur: Franciscus van Assisi.
Hoewel opgegroeid als een rijkeluiszoontje, heeft hij bewust en radicaal gekozen om zonder bezittingen te leven. Het staat op een schilderij uit die tijd, Franciscus in z'n twaalfde eeuwse blote achterwerk voor de ogen van zijn vader en de bisschop. Weg met die rijke merkkleding! Niets bezitten, niets hoeven te verdedigen....geen zorgen hebben over je bezit.
Hij koos radicaal om in de voetsporen van Jezus te gaan. Hij zette zich in voor de armen, zieken, dieren, eigenlijk heel Gods schepping.
En voor vrede!
Hij vond dat er verzoend - in plaats van uitgevochten moest worden. Met de kruistochten was hij meegereisd en in het kamp van de zgn. 'christelijke' ridders zaaide hij danig paniek.
Wie was die vreemde vogel uit Assisi, die armoedzaaier?
Hij wilde namelijk in zijn eentje door de vijandige linies, de legers van de moslims, om naar het hoofd van de vijand te gaan. Want hij wilde naar die sultan om het evangelie te vertellen. De mensen verklaarden hem voor gek! Generaals zullen wel de haren uit hun hoofd hebben getrokken: Die zot had nooit in een legerplaats mogen komen. Toch bleef Franciscus koppig volhouden. Die sultan was toch ook een door
God gemaakt mens en had dus het recht het goede nieuws van Jezus te horen. En niemand kon hemvan dat idee afhouden. Hij ging!
Bij de sultan aangekomen, vertelde hij het evangelie. De sultan hoorde hem verbaasd en verrast aan. Misschien dacht hij wel: waren al die volgelingen
van Jezus maar zo...!
Franciscus zorgde voor paniek binnen de gevestigde christelijke orde. Hij gooide heilige huisjes en vijandsbeelden omver vanuit de liefde. De liefde van Jezus en de liefde voor zijn medeschepselen.
Zulke paniekzaaiers kunnen we nog steeds hard gebruiken.........
We zien tegenwoordig een vreemde paradox in de wereld. Terwijl we aan de ene kant een geestelijke opwekking zien, lijkt er aan de andere kant ook een toename te zijn in goddeloosheid. Er wordt vaak spottend gezegd: "Het evangelie heeft zijn kracht verloren". Terwijl duizenden Christus belijden, gebeurt er niet veel.Maar dat is niet de schuld van het evangelie. Veel mensen noemen zich christen maar zijn in feite niet wedergeboren.
Een evangelist ontmoette op straat de eigenaar van een grote zeepfabriek. In het gesprek dat ontstond, zei de fabriekseigenaar: "Dat evangelie dat jij brengt stelt niet veel voor, want er zijn nog een massa slechte mensen." De evangelist zag dichtbij een kind dat zandtaartjes maakte van modder. De kleuter zat van top tot teen onder de modder. Hij zei tegen zijn vriend: "Die zeep van jou stelt niet veel voor, want er is nog een heleboel vuil in de wereld. Kijk maar." De man antwoordde: "Nou, het helpt natuurlijk alleen maar als je het gebruikt." "Precies!" zei de evangelist veelbetekenend.
"Kijk eens wat God wil doen, als een man bereid is zichzelf volledig aan Hem over te geven
Dwight L. Moody
"Op een dag zul je in de krant lezen dat D.L. Moody uit East Northfield dood is. Geloof er geen woord van! Op dat moment zal ik meer levend zijn dan ik nu ben. Ik zal dan naar boven zijn gegaan, dat is alles, uit deze oude aardse tent naar een huis dat onsterfelijk is - een lichaam dat niet kan sterven, door de zonde niet geraakt kan worden, een lichaam gelijk aan Zijn glorieuze lichaam" [..] Ik ben naar het vlees geboren in 1837, geestelijk ben ik in 1856 geboren. Dat vleselijke zal op een dag mogelijk sterven. Maar wat uit de Geest geboren is, zal voor eeuwig leven"
Jeugd
Dwight L. Moody is -zo zijn veel mensen van mening- de grootste evangelist die ooit geleefd heeft. In veertig jaar tijd won hij miljoenen (!!) zielen, stichtte drie Christelijke scholen, startte een Christelijke uitgeverij, een conferentie-centrum en inspireerde letterlijk duizenden predikers en evangelisten om zielen te winnen (mensen tot geloof te brengen) en opwekkingen te starten.
Moody werd geboren op 5 februari 1837 en stierf op 22 december 1899. Hij was de zesde van negen kinderen. Zijn vader, Edwin Moody, stierf al op 41 jarige leeftijd en het gezin leed bittere armoede. Na het afmaken van de lagere school moest hij in zijn eigen levensonderhoud voorzien. In 1854 vertrok hij dan ook naar Boston, achttien jaar oud, om bij zijn oom te gaan werken in de schoenenwinkel. Eén van de voorwaarden die zijn oom stelde was dat de jonge Dwight wél regelmatig naar de kerk ging. En zo bezocht hij de diensten van de kerk waar zijn oom lid was, de Mount Vernon Congregational Church, een orthodoxe kerk. Hij was zo onder de indruk van de prediking dat hij in 1855 het lidmaatschap van de kerk aanvroeg. Men vond echter dat hij nog te weinig kennis van zaken had en zijn toelating als lid zou een jaar uitgesteld worden. Dwight besloot echter zijn geluk elders te beproeven. Hij had zich ten doel gesteld minimaal 100.000 dollar per jaar te gaan verdienen, en dat zou niet lukken zolang hij in dienst bleef bij zijn oom. Hij ging daarom als verkoper werken voor een ander bedrijf, in Chicago, waar hij al snel een (voor die tijd) hoog jaarsalaris van $ 7.000 bereikte.
Daarnaast was hij actief als onderwijzer in het zondagsschool werk. Zijn interesse voor de Bijbel bleef, ondanks zijn "wereldse" doelstelling om een echte "grootverdiener" te worden. Hij kreeg op de zondagsschool de "drop-outs", de moeilijkste jongeren, toegewezen. Tot ieders verbazing gingen ze er onder zijn leiding zienderogen op vooruit! Het was ook in die tijd dat Moody zelf tot levend geloof kwam.
Evangelist
Al snel werd Moody hoofd van de zondagsschool (North Market Hall Sunday-school) welke onder zijn leiding sterk groeide, tot meer dan 1500 bezoekende kinderen en jongeren. Hiervoor, in 1861, gaf hij zijn eigen bedrijf op en ging als onafhankelijk zendeling aan het werk. Dit resulteerde in 1863 in het stichten van Moody's eerste gemeente: Illinois Street Church. Hij vergaarde met zijn zondagsschoolwerk grote bekendheid.
Vanwege gezondheidsproblemen van zijn vrouw moest Moody in 1867 naar Engeland reizen. Hij maakte daar kennis met enkele evangelischen en "deed er wat evangelisatiewerk". Eén van de mensen die daardoor tot geloof kwam was John K. Mackenzie. In 1872 reisde Moody weer naar Engeland, en hield er een groot aantal evangelisatiebijeenkomsten welke er toe leidden dat hij met diverse prominente evangelicals bevriend raakte. Door hen werd hij uitgenodigd nogmaals naar Engeland te komen voor het houden van "revival-samenkomsten". Hij nam Ira David Sankey met hem mee. Hij had Sankey ontmoet in Indianapolis, waar deze als zangleider actief was. Hij benaderde hem rechtstreeks en zei: "Jij bent de man naar wie ik al acht jaar op zoek ben, geef je baan op en kom met mij mee". Sankey deed dit, zonder tegenspraak! Daarna was het gezegde: "Moody preekt - Sankey zingt!"
Deze combinatie bleek, om het zo maar eens te zeggen, zeer succesvol. Moody reisde samen met Sankey door heel Engeland en Amerika en het waren de best bezochte evangelisatie-samenkomsten die ooit geweest waren. Daarna reisden ze over de gehele wereld en deze evangelisatie-reis wordt tot op heden als "de meest succesvolle evangelische opwekkingstournee van de eeuw" beschouwd.
Succesformule?
Maar wat was nu zijn "succesformule"? Waarom waren kinderen, jongeren én volwassenen nu zó onder de indruk van zijn preken dat zij hun leven, met duizenden tegelijk, aan Jezus gaven?
Boven alles was het het feit dat Moody leefde naar zijn prediking! Hij was een eerlijk mens, predikte wat hij zelf volledig geloofde, predikte eenvoudig en "recht toe - recht aan". Hij wás een eenvoudig mens met maar weinig opleiding! Hij geloofde daarnaast de Bijbel letterlijk. Hij preekte levendig en .. ondanks dat iedereen hem graag op een voetstuk plaatste bleef hij altijd de eenvoudige "schoenen-verkoper". Hij weigerde zich het hoofd op hol te laten brengen.
Moody en Sankey zijn ook verantwoordelijk geweest voor de liederenbundel die onder de naam "Sankey-liederen" (ook in Nederland) bekendheid kregen. In Nederland zijn een groot deel van deze geestelijke liederen ook opgenomen in de bekende bundel van Johannes de Heer. Tot aan het jaar 1900 waren er van de bundel van Moody en Sankey miljoenen exemplaren verkocht, wat meer dan één miljoen dollar aan royalties opleverde. In zijn jongere jaren zou Moody wel raad geweten hebben met dit geld,... immers: het was zijn doel om rijk te worden. Nu ging hij er anders mee om: hij stichtte er diverse scholen van waaronder een school speciaal voor meisjes (die toen vaak uitgesloten waren van hoger onderwijs), een school voor Jongens en zijn befaamde Bijbelschool (gemengd).
Vandaag de dag herinneren zeer veel boeken, geschriften en boven alles het Moody Bible Institute en de Moody Church in Chicago aan Dwight L. Moody. Ook zijn er nog steeds veel Bijbelleraren en predikanten die gebruik maken van zijn geschriften als studie-materiaal.
U kent ze vast wel, die folders waarin mensen hun klachten beschrijven en vervolgens vertellen hoe goed dit of dat middel hen heeft geholpen tegen de kwaal waaraan ze leden. Dit kunnen de meest uiteenlopende dingen zijn, maar in de winter komt dat toch wel vaak neer op dingen zoals hoest, griep en stramme spieren en gewrichten. Vooral de categorie mensen boven de veertig schijnt voor dat laatste in aanmerking te komen. Het beperkt je in je beweeglijkheid en zorgt er voor dat je ach en wee roepend je weg moet gaan of - in het ergste geval - niet meer 'vooruit' kunt. Ook een kennis van ons kan daardoor regelmatig niet meer op een normale manier zijn gang gaan en hij geeft aan dat er voor hem een prima remedie is. Hij laat het bad vol lopen met warm water, doet er een lekker geurtje in, neemt de krant mee en vertoeft op deze manier een half uurtje lezend in de badkamer. En daarna kan hij echt weer vooruit; er zit weer beweging in. Wat een voorbeeld voor ons als je het hebt over onze omgang met elkaar. Elk mens lijdt aan diverse kwalen: verdriet, eenzaamheid, minderwaardigheidsgevoelens, negatief denken - en het daardoor geïsoleerd raken omdat niemand je aardig vindt. Andere mensen lijden aan super - perfectionisme: ze moeten alles toch vooral goed doen en putten zichzelf volledig uit. Wat kan het heerlijk zijn als er dan iemand is die je verdriet met je wilt delen en je vergezellen, al is het maar een half uurtje. Je hebt het gevoel in een warm bad te zitten. En als je daar uit stapt, zit er weer beweging in. En lijdt u vandaag aan een kwaal die ontstaan is door de zonde en gebrokenheid van de schepping of door uw onmacht, dan mag u zonder meer genieten van het warme bad van vergeving, liefde en troost dat de Here voor u vol heeft laten lopen. U mag zich er helemaal in onderdompelen. Maar wat is het ook heerlijk als je merkt dat een vriend, een kennis, een familielid...of misschien wel een onbekende een warm bad voor je heeft klaargezet. "Elke dag een goede daad" was vroeger een slogan in de padvinderij. De Here gaat veel verder. Hij vraagt van ons elkaar lief te hebben. Voor wie maakt u vandaag een warm bad, misschien alleen maar dat ene telefoontje of bezoekje dat u al zolang hebt uitgesteld? Het kan vandaag voor een ander het verschil maken tussen stilstaan of bewegen!
Een piloot vloog boven de woestijn van Arabië en maakte een landing in een oase om benzine bij te vullen. Toen hij weer verder vloog, bevond hij zich later boven een bergachtig gebied. Hij hoorde plotseling een krabbelend geluid achter zich. Het klonk net of er een dier in de romp van het vliegtuig zat. Hij schrok, want hij wist dat als een dier de elektrische bedrading doorknaagde, er ernstige storingen konden ontstaan. Maar er was geen plek om te landen in dit ruige gebied. Toen kreeg de piloot een idee: hij liet het vliegtuig hoger vliegen. Hoger en hoger ging het de lucht in totdat het geknaag en gekrabbel ophield. Toen hij later op de luchthaven landde, vond hij een grote woestijnrat die ongemerkt binnengekropen was, toen hij in de oase getankt had. Maar de ongewenste verstekeling was dood! Gewend als hij was aan de woestijn, kon hij niet in leven blijven toen het vliegtuig klom naar die grote hoogte. Zo is het ook in ons geestelijk leven. Als we 'opstijgen naar God', brengen we onze zondige dingen ter dood. 'Bedenk de dingen die Boven zijn' (Kol. 3:1).
Een man die eens aan het strand wandelde, vond een kistje dat met de vloed was aangespoeld. Toen hij het kistje openmaakte, zag hij een aantal edelstenen. Maar hij had geen verstand van de waarde van de stenen, en dus doodde hij de tijd door de stenen te gooien naar de meeuwen die vlak over de golven scheerden. Uiteindelijk bleef er nog maar één steen over, die hij mee naar huis nam. Zijn buurman, een juwelier met verstand van zaken, zag de ogenschijnlijk waardeloze steen en bood hem een flink bedrag. De wandelaar schrok zich wezenloos toen hij inzag, dat hij achteloos de kans om rijk te worden in het water had gegooid. Hoe hij ook bleef kniezen over het onmetelijke verlies, het was helaas te laat.
Veel mensen, ook christenen, weten goud, zilver en edelstenen op hun waarde te schatten en proberen er zo veel mogelijk van te krijgen. Maar elke dag van het jaar heeft een enorme waarde. Elke dag is uniek en komt niet weer terug. Hoe brengen wij de dag door? Óf we leven de tijd samen met de Heer en in zijn dienst, óf we verkwisten onze tijd met onbelangrijke zaken. Tijd is genade en is het beste besteed voor onze Heer.
Er bestaat vast niemand die kan beweren,dat hij nog nooit gezondigd heeft door iets verkeerds te zeggen.Als we met onze vrienden praten,is het heerlijk om pikante verhalen over kennissen te vertellen,al weten we niet eens zeker of ze waar zijn.
Ook in ons huwelijk doen we elkaar soms zeer,door iets te zeggen,wat niet gezegd hoefde te worden.
Kinderen van de Here moeten altijd proberen om een wacht voor hun lippen te zetten.Maar dit gemakkelijker gezegd dan gedaan Iemand heeft eens gezegd,dat we alles wat we overn een ander zeggen,moeten toetsen aan drie criteria:
Is het waar,is het nodig,en is het vriendelijk?
Als je dit toepast,zal de raad van Paulus ook voor jou waarheid worden:
Uw spreken zij ten allen tijde aangenaam,niet zouteloos;Gij moet weten,hoe gij aan een ieder het juiste antwoord moet geven (Kol 4:6)
Een groepje kinderen was bezig met het spellen van woorden met losse letters. Woorden als 'kat', 'varken' en 'hond' kwamen aan de orde. De kinderen hadden veel plezier door ook de geluiden die deze dieren maken, na te bootsen. Een klein meisje moest het woord 'liefde' spellen. In plaats van de letters op de goede volgorde te leggen, ging ze naar de juffrouw, legde haar armen om haar heen en gaf haar een kus. 'Zo spellen wij thuis het woordje liefde,' zei ze daarbij. De andere kinderen moesten erom lachen. De juffrouw vroeg het meisje of ze nog een andere manier wist om dit woord te spellen. 'Ja hoor,' antwoordde het meisje en ze begon alle boeken op het bureau van de juffrouw netjes te leggen. 'Wij spellen ook liefde door anderen te helpen als ze ons nodig hebben.'
De apostel Johannes schrijft veel over de liefde. Bijvoorbeeld: 'Kinderen, laten wij elkaar niet liefhebben met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid' (1 Joh. 3:18).
Op een reclameplaat van een wasmiddelfabrikant stond een jongen met een stuk zeep in de hand, die keek naar zijn eigen schaduwbeeld. Onder dat aanplakbiljet stond met grote letters: 'Dit is het enige wat ik niet weg kan wassen!' Dit is een goed gevonden reclame idee. En het is nog waar ook. Ons schaduwbeeld dat ontstaat als we in de zon staan, raken we niet kwijt. Dit schaduwbeeld, dat we maar niet kunnen kwijtraken, kunnen we vergelijken met een andere soort van schaduw die ons ook vergezelt en die we niet kunnen kwijtraken, wat we ook doen en waar we ook gaan. Dit schaduwbeeld zijn onze zonden. In Jer. 2:22 lezen we van onze zonden en ongerechtigheden die we met wassen met loog en met veel zeep niet kunnen kwijtraken. We kunnen van alles proberen, we kunnen goed ons best doen, maar het helpt niet, ons schaduwbeeld blijft, onze zonden blijven. Als we in het licht van God komen, als het Woord van God ons laat zien wie we zijn, dan tekent ons schaduwbeeld zich des te duidelijker af. Gelukkig heeft God in onze nood voorzien. Hij heeft gezorgd voor een reinigingsmiddel, namelijk het bloed van Jezus, Zijn Zoon, dat ons reinigt van alle zonde.
Het grijpt onvoorstelbaar diep in als een kind overlijdt. Daar zijn geen woorden voor.
Maria had in haar jonge leven al gehoord dat er een zwaard door haar ziel zou gaan. Hier beseft ze pas ten volle wat dat betekent, als ze haar heel bijzondere Zoon ziet lijden en sterven. Haar wereld stort op Golgota in elkaar. Maar Jezus ziet haar aan. Hij verbindt Maria en Johannes aan elkaar. Zijn bewogenheid met deze gebroken wereld komt tot uiting in de zorg voor zijn moeder. Tegelijkertijd verbindt Hij Johannes ook aan zijn moeder, zodat ze in haar ouderdom niet onverzorgd achter zal blijven. Jezus zorgt voor de vrouwen bij de stadspoort, voor een moordenaar naast Hem en nu voor zijn geliefden. Het zijn kleine blijken van zijn grote liefde voor deze wereld, waar Hij zelfs zijn leven voor over had. Beseffen we iets van die liefde?
' een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven (vs. 26)'
Leven met Jezus is pas echt leven!
Bloemen in een vaas kunnen er prachtig uit zien. En toch weet je: ze gaan dood. Los van de wortel is er voor een bloem geen leven.
Zo is het ook met ons mensen. Voor het oog staan we een tijdlang in bloei. Maar los van onze wortel, los van God, zijn we in feite ten dode opgeschreven.
Als je in Jezus gelooft, ben je op Hem geënt. Je gaat leven vanuit Hem. Op die manier komen zijn liefde, zijn goedheid en zijn vriendelijkheid jouw leven binnen. Je krijgt een vruchtbaar leven, een leven dat niet ophoudt bij het sterven. Jezus heeft de dood immers overwonnen.
De verordeningen des Heren] zijn kostelijker dan goud, ja, dan veel fijn goud;
"De verordeningen des Heren] zijn kostelijker dan goud, ja, dan veel fijn goud;
en zoeter dan honing, ja dan honingzeem uit de raat"
(Psalm 19 : 11).
* * * *
U moet de Schrift meer waarderen dan alle aardse schatten.
Ik heb een vriend die een prachtige verzameling zeldzame bijbels heeft. De mooiste vind ik één van de eerst gedrukte exemplaren, die in de zestiende eeuw gedrukt werd in Engeland. De eerste keer dat ik hem in handen had, bemerkte ik dat het bovenste deel van iedere bladzijde met donkere vlekken bedekt was. De tranen sprongen in mijn ogen toen ik besefte dat die door het bloed van de eerste eigenaar veroorzaakt waren.
Mijn vriend legde uit dat, toen Bloody Mary over Engeland regeerde, zij er genoegen in schepte protestanten te terroriseren en dat ze er zoveel mogelijk ter dood liet brengen. Haar soldaten brachten hun slachtoffers op een bloedige manier om het leven en namen dan hun bijbel die ze in hun bloed doopte. Een aantal van die bijbels zijn bewaard gebleven en zijn bekend geworden als' Martelaren bijbels'. Door onderzoek is aangetoond dat de vlekken op de pagina's van de bijbel van mijn vriend inderdaad door menselijk bloed veroorzaakt zijn.
Diezelfde bijbel ziet er door het vele lezen erin, versleten uit. Veel bladzijden vertonen eveneens de vlekken van waterdruppels - misschien wel tranen. Het is duidelijk dat het voor iemand het meest kostbare bezit moet zijn geweest, en zijn of haar bloed is daarvan het bewijs.
Psalm 19: 11 toont aan wat er in het hart van zulke mensen leeft door de kostbaarheid van Gods Woord te verheerlijken. Voor David was de Schrift waardevoller dan het beste goud en de zuiverste honing. Daarover nadenken betekende meer voor hem dan de rijkste en heerlijkste dingen van het leven. Hij wist dat zij in alle geestelijke noden kon voorZien.
Hoewel Gods Woord zo kostbaar is, zijn er veel christenen die de bijbel als vanzelfsprekend beschouwen en ze studeren er nauwelijks meer in. Sommigen laten haar voor lange tijd gesloten en verkrijgen geen nieuwe inzichten uit haar inhoud.
Misschien kent u iemand die in zo'n situatie verkeert. Als dat zo is, vraag dan de Here om wijsheid om hem of haar aan te moedigen met meer trouw in het Woord te studeren. Wees tegelijkertijd op uw hoede om zelf het bijbellezen niet te verwaarlozen.
Veel mensen die groot geweest zijn in het rijk van God hebben klein van zichzelf gedacht. Zij leefden in dit besef: 'Het is de Heer die alles in ons werkt. Van Hem is de kracht en Hem komt alle eer toe!' De bekende Engelsman Gordon heeft eens gezegd: 'Zelf kan ik niets. Ik ben alleen maar een instrument in de hand van mijn Meester. Ik ben een mes dat het hout snijdt. Als ik stomp word, moet Hij het opnieuw scherpen. En als Hij het beter vindt, mij terzijde te leggen en met een ander werktuig verder te werken, dan leg ik mij daar bij neer.' August Francke, die een groot weeshuis in Halle liet bouwen, werd hoog geprezen. Maar hij zei: 'Ik heb eigenlijk niets gedaan. Ik heb alleen maar toegekeken wat God gedaan heeft.' Newton, een sterrenkundige die wereldberoemd is geworden, zei eens in verband met al zijn ontdekkingen: 'Ik ben een kind onder andere kinderen, die aan het strand stenen zoeken. Het is daarbij mijn voorrecht geweest dat ik gladdere en mooiere steentjes dan de anderen heb gevonden en verzameld.'
"Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden" (Matt. 5:7).
Barmhartigheid is een kenmerk van de ware gelovige.
Net als de andere zaligsprekingen bevat Mattheüs 5:7 een tweevoudige boodschap: Om het Koninkrijk te kunnen binnengaan moet u barmhartigheid zoeken; en als u eenmaal bent binnengegaan moet u ten aanzien van anderen barmhartig zijn.
De gedachte barmhartigheid te betonen verbaasde Christus' gehoor waarschijnlijk want zowel de Joden als de Romeinen hadden de neiging meedogenloos te zijn. De Romeinen verheerlijkten rechtvaardigheid, moed, discipline en macht. Voor hen was barmhartigheid een vorm van zwakheid. Als een Romeinse vader bijvoorbeeld wilde dat zijn pasgeboren kind zou blijven leven, stak hij simpelweg zijn duim omhoog; als hij wilde dat het zou sterven wees hij met zijn duim naar beneden.
Jezus bestrafte de Joodse religieuze leiders herhaaldelijk voor hun egoïstische, eigengerechtigde en veroordelende houding. Ten aanzien van iedereen die zich niet aan hun tradities hield waren ze onverdraagzaam. Ze gaven zelfs hun behoeftige ouders geen financiële steun (Matt. 15:3-9).
Net als de mensen in Jezus' dagen ontbreekt het bij velen ook nu aan barmhartigheid. Sommigen zijn ronduit wreed en onvriendelijk, maar de meesten worden door hun zucht eigen verlangens te vervullen zo in beslag genomen dat ze eenvoudigweg geen aandacht voor de ander meer hebben.
Christenen daarentegen moeten gekenmerkt worden door hun barmhartigheid. In feite gebruikt Jacobus barmhartigheid als een bewijs van oprecht geloof: "Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden? Stel, dat een broeder of zuster gebrek heeft aan kleding en aan dagelijks voedsel, en iemand uwer zegt tot hen: Gaat heen in vrede, houdt u warm en eet goed, zonder hen echter van het nodige voor het lichaam te voorzien, wat baat dit? Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood" (Jac. 2:14-17). Ook zei hij dat barmhartigheid een kenmerk van goddelijke wijsheid was: "Maar de wijsheid van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd" (Jac. 3:17).
Laat als iemand die Gods barmhartigheid ervaren heeft, barmhartigheid het kenmerk van uw leven zijn.
"Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden" (Matt. 5:9).
* * * * *
Gods vrede geeft de ziel kalmte in moeilijke tijden.
Ik herinner mij ooit gelezen te hebben over "de kalmte van de zee." De oppervlakte van de oceaan is vaak heftig in beroering, maar als we in het water afdalen wordt het water steeds kalmer. Op grote diepte is de oceaan helemaal in rust. Oceanologen die de zeebodem onderzochten hebben planten- en dierenresten gevonden die daar honderden jaren volkomen stil zijn blijven liggen.
Zo kunnen christenen ook de kalmte van de vrede in hun ziel ervaren ondanks alle moeilijkheden waarmee zij te maken krijgen. Dat komt omdat ze God toebehoren die de bron van de vrede is; zij dienen Christus die de Vredevorst is en de Heilige Geest woont in hen, die de vrede tot stand brengt. Galaten 5:22 zegt: "Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede." Als u christen wordt, geeft God u de gave van de vrede.
God is niet alleen de bron van de volmaakte vrede, maar ook het zuiverste voorbeeld daarvan. Alles wat Hij doet, wordt gekenmerkt door vrede. 1 Corinthiërs 14:33 zegt dat Hij geen God van verwarring is, maar van vrede. In Richteren 6:24 wordt Hij genoemd Jehova-shalom, wat "De Here is vrede" betekent. De Drieëenheid wordt gekenmerkt door de afwezigheid van alle conflicten - er is sprake van volmaakte eenheid, volmaakte gerechtigheid en absolute harmonie. Het is onmogelijk dat God in conflict met zichzelf zou kunnen zijn!
God wil dat iedereen die vrede leert kennen. Hij schiep een vredige wereld en Hij zond zijn Zoon om vrede aan te bieden. Op zekere dag zal Christus weerkeren om zijn Koninkrijk te vestigen en voor eeuwig in vrede te regeren.
Intussen zal er voor iedereen die Christus niet kent de grootste verwarring bestaan.
Zij hebben geen vrede in hun ziel. U hebt echter door de dood van Christus Jezus vrede met God en als u Hem gehoorzaamt, zal de vrede Gods in uw hart blijven. Laat u door de zonde nooit van die vrede beroven. Alleen als u die vrede binnenin u ervaart kunt u die met anderen delen.
"Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen" (Matt. 5:10).
* * * * *
Er moet een prijs betaald worden voor burgerschap.
Velen proberen tegenwoordig het evangelie aanvaardbaar te maken voor onwillige zondaren. In tegenstelling daarmee maakte Jezus heel duidelijk dat het volgen van Hem een prijs had. U behoeft niet op aanvaarding, roem, prestige en voorspoed te rekenen, maar veel eerder op verwerping en vervolging. Dat is wel niet zo'n populaire benadering van evangelisatie, maar wel een eerlijke. Op die manier wordt er ook voorkomen dat iemand het Koninkrijk zou willen binnengaan uit verkeerde motieven. Jezus wilde dat zijn hoorders de kosten van het discipelschap zouden berekenen. Hij wist dat velen van hen door hun gezinnen zouden worden uitgestoten en uit de synagoge gegooid zouden worden. Velen zouden door de Romeinse overheid vervolgd worden of het martelaarschap ondergaan. Ze moesten de kosten berekenen! Die vervolging kwam dan ook inderdaad voor die eerste christenen. Keizer Nero smeerde velen van hen in met pek, kruisigde hen en stak ze dan in brand om zijn tuinfeesten te verlichten. Hij veroordeelde christenen omdat ze weigerden hem als god te aanbidden en beschuldigde hen in het jaar 64 van het in brand steken van Rome. De christenen werden ook beschuldigd van kannibalisme omdat Jezus zei: "Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem" (Joh. 6:56). Er werd ook van hen gezegd dat ze opstandelingen waren omdat ze zeiden dat God op zekere dag de aarde zou vernietigen. De vijandigheid van de wereld ten aanzien van christenen is niet veranderd. Misschien ondervindt u wel niet de zware vervolgingen waarmee de eerste christenen te maken kregen, maar ook u zult vervolgd worden (Filip. 1:29). Zelfs mensen die net christen geworden zijn krijgen dikwijls met moeilijkheden te maken. Als ze weigeren aan de zondige activiteiten van hun vroegere vrienden mee te doen, dan kunnen ze verstoten worden. Als ze voor een oneerlijke baas werken die van hen verwacht dat ze aan zijn oneerlijkheid meewerken of die goedkeuren, dan kunnen ze ontslagen worden of moeten ze hun baan opzeggen. Dat kan grote financiële problemen voor hun gezinnen met zich meebrengen. God zal u niet altijd bewaren voor vervolging, maar Hij zal uw betrouwbaarheid eren en Hij zal u de kracht geven om iedere beproeving waarmee u te maken krijgt te doorstaan. Prijs Hem voor zijn algenoegzame genade!
Jezus zei ons: "Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen" (Matt. 6:9-15).
* * * * *
Jezus wijst op zes aspecten die wezenlijk zijn voor het echte bidden.
Veel mensen kennen het Gebed des Heren uit hun hoofd en ze kunnen het dus zovaak opzeggen als ze willen, maar hoe prachtig dit gebed ook is, daar is het niet voor bedoeld. Het is zelfs zo dat nadat Jezus het gegeven had, niemand in het Nieuwe Testament het daarna herhaalt - zelfs Jezus zelf niet (zie Joh. 17)!
De discipelen vroegen Jezus niet hun een gebed te leren, maar om hen te leren bidden (Luc. 11:1). En dat is een groot verschil. Jezus liet zijn gebed voorafgaan door:
"Bidt gij dan aldus" (Matt 6:9), wat letterlijk betekent: "Bidt op de volgende manier." Zijn gebed was een model voor alle gebeden en hoewel het nergens letterlijk wordt herhaald, komen de aspecten daarvan in alle nieuwtestamentische gebeden tot uiting.
Het modelgebed dat Christus geeft, leert ons zes dingen aan God te vragen: 1. dat zijn naam geëerd zal worden; 2. dat zijn Koninkrijk op aarde zal komen; 3. dat zijn wil zal geschieden; 4. dat Hij zal voorzien in onze dagelijkse behoeften; 5. dat Hij onze zonden zal vergeven, en 6. dat Hij ons voor verleidingen zal beschermen. Iedere bede draagt bij aan het uiteindelijke doel van alle gebeden: de verheerlijking van God. De eerste drie komen tot stand door middel van de laatste drie. Als God ons ons dagelijks brood geeft, onze zonden vergeeft en ons voor verleidingen bewaart, worden zijn naam, zijn Koninkrijk en zijn wil geëerd.
Als u het gebedsmodel dat Christus gaf begrijpt en volgt, kunt u ervan verzekerd zijn dat u bidt zoals Hij ons geleerd heeft en dat Hij alles zal doen wat u in zijn naam vraagt, "opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde" (Joh.14:13).
Er is een verhaal van een kleine jongen met een groot hart. Zijn buurman was een oudere man, wiens vrouw pas overleden was. Toen het jongetje zag dat de oude man op de tuinbank zat te huilen, klom hij op zijn schoot en bleef daar gewoon zitten. Toen zijn moeder later vroeg wat hij gezegd had tegen hun bedroefde buurman, zei het kind: 'Niets, ik hielp hem alleen maar huilen.'
Soms is dat het beste wat we kunnen doen voor mensen die een diep verdriet hebben. Onze pogingen om iets vertroostends te zeggen zijn vaak minder waardevol dan alleen maar naast de bedroefde te zitten en samen met hem te huilen.
Eén van de manieren waarop we onze medegelovigen kunnen helpen, is 'te wenen met de wenenden' (Rom. 12:15). De Here Jezus deed dat toen Hij Maria en Martha bezocht nadat Lazarus gestorven was. Toen Hij zag hoe diepbedroefd Maria was over het heengaan van Lazarus, deelde Hij in haar verdriet, en huilde (Joh. 11:35).
De Here Jezus liet ons zien hoe belangrijk het is elkaars tranen te delen. Heeft iemand vandaag uw tranen nodig?
David Livingstone was een van de grootste zendelingen uit zijn tijd.Hij werd in 1813 geboren te Blantyre, een klein dorpje in Schotland.Op latere leeftijd beschreef Livingstone zijn levensgeschiedenis.Hij zei:Op mijn tiende jaar ging ik naar de fabriek als textielarbeider. Van mijn eerste weekloon kocht ik het boek:Hoe leer je Latijn.Jarenlang studeerde ik ijverig deze taal op een avondschool, die duurde van acht tot tien uur. Thuis studeerde ik verder, tot middernacht of nog later.Tenminste als mijn moeder de boeken niet uit mijn hand trok Ik moest om zes uur 's morgens weer in de fabriek zijn en werkte daar tot acht uur 's avonds.Alleen 's morgens en 's middags was er een korte pauze om te eten. Dit was een hard leven voor een kind maar de jonge David was vast besloten zo veel te leren als hij kon. Deze drang naar kennis behield hij zijn hele leven lang. Het gevolg was dat hij meer over Afrika wist dan wie ook. En deze kennis gaf hij door aan de wereld. De ouders van Livingstone waren christenen. David was twintig jaar en besloot om zendeling te worden. Hij wilde in verre landen de boodschap van Christus vertellen en wilde naar China gaan. Livingstone bedacht toen dat hij de Chinezen op twee manieren zou kunnen helpen: als dokter en als missionaris.Hij werkte nog in de fabriek en tegelijk ging hij studeren voor dokter.Hij verdiende 's zomers zoveel dat hij 's winters lessen kon volgen in Glasgow. In 1840 toen hij 27 was slaagde hij voor dokter. David Livingstone was klaar om aan zijn levenswerk te beginnen. In 1840 brak er een oorlog uit tussen Engeland en China. Livingstone kon niet naar China als zendeling.In plaats daarvan sloot hij zich aan bij het Londens Zendgenootschap.In Londen kreeg de jonge Schot veel vrienden. Een van hen was dokter Moffat, een ervaren zendeling uit Afrika.Hij gaf lessen in het werk in wat hij het donkere werelddeel noemde.Dokter Moffat was een aardige man en Livingstone voelde dat het prachtig zou zijn om zijn voorbeeld na te volgen en het volk van Afrika te bekeren. Op een vergadering in Londen vroeg hij aan dokter Moffat of er voor hem werk was in Afrika. Ja, zei dokter Moffat als je naar het grote onbekende gebied in het noorden wil gaan. De raad van dokter Moffat bepaalde het leven van Livingstone.Toen Livingstone in Afrika aankwam, ging hij eerst naar de zendingspost Kuruman.Deze plaats lag ongeveer duizend kilometer ten noorden van Kaapstad.Daar woonde zijn vriend Dr. Moffat.Ten noorden van Kuruman was het land onbekend bij de blanken. Het was een erg woest gebied, dat werd bewoond door wilde stammen, zoals de Matabelen. Van tijd tot tijd overvielen deze de blanke nederzettingen in het zuiden. Daarbij doodden ze mannen, vrouwen en kinderen.Voor hij een jaar in Afrika was, reisde Livingstone al naar dit gevaarlijk en moeilijk land.Hij maakt een tocht van duizend kilometer rond de grens van dit wilde gebied, gedeeltelijk in een ossenwagen en gedeeltelijk te voet. Twee jaar later, in 1842, stichte hij een zendingspost te Mabotsa.Deze plaats lag ongeveer duizend kilometer. Ten noorden van Kaapstad. Daar woonde zijn vriend Dokter Moffat. Ten noorden van Kuruman was het land onbekend bij de blanken. Het was een erg woest gebied dat werd bewoond door wilde stammen zoals de Matabellen. Van tijd tot tijd overvielen deze de blanke nederzettingen in het zuiden. Daarbij doodden ze mannen, vrouwen en kinderen. Voor hij een jaar in Afrika was reisde Livingstone al naar dit gevaarlijke en moeilijk gebied. Hij maakte een tocht van duizend kilometer rond de grens van dit wilde gebied, gedee;ltelijk in een ossewagen en gedeeltelijk te voet. Twee jaar later, in 1942, stichtte hij een zendingspost in Mabotsa. Deze plaats lag driehonderd kilometer ten noorden van Kuruman, ver weg van alle blanken en omringd door wilde stammen. Livingstone vergat nooit dat hij naar Afrika was gekomen om de inlanders te bekeren. Maar de inboorlingen vonden het erg moeilijk om het Christendom te begrijpen.Ze leefden heel anders. Een van de hoofden van de Bechuana stam die Sechele heette was door Livingstone bekeerd. Hij vond dat de stam Christen moest worden maar wilde dit op een andere manier bereiken dan Livingstone. Hij zei:"Mijn volk zal niet geloven als u met ze praat,ik kan ze alleen overhalen als ik ze sla, als u wilt zal ik de dorpshoofden roepen met hun zwepen. We zullen er voor zorgen dat het gehele volk christen wordt." Maar dit wilde Livingstone niet. Hij vroeg het stamhoofd hem tot het volk te laten spreken.Sechele was al gauw verbaasd toen hij zag, dat Livingstone de mensen kon overhalen christen te worden zonder de hulp van zwepen. Het Evangelie van vrede was niet te leren met geweld. Livingstone was ook erg druk met het helpen van de zieken. Zodra bekend werd dat een blanke man hun lijden kon verlichten, kwamen de inlanders van honderden km ver naar hem toe. Livingstone zat dan aan een tafel. . Livingstone zorgde voor hen en geneest hen. Daarom gingen de meeste inboorlingen al gauw van hem houden. Ze vertrouwden hem.
Leo Tolstoi, de beroemde Russische schrijver, had een diep inzicht in de menselijke natuur. In een van zijn boeken schrijft hij over een arme Russische boer. Op een dag zei iemand tegen hem dat al het land waar hij op één dag omheen kon lopen vanaf dat de zon opkwam totdat zij onderging, van hem zou zijn. Volgens de overeenkomst moest hij voor zonsondergang terug zijn op de plek waar hij begonnen was. Vroeg in de morgen ging hij op weg. Al gauw ging hij hard lopen om een zo groot mogelijke afstand te kunnen afleggen. Zijn hebzucht was zo groot dat hij te ver ging en pas terugging op weg naar huis toen de dag al meer dan de helft voorbij was. Toen moest hij nog harder lopen, want als hij niet op tijd op de afgesproken plek zou zijn, was al zijn moeite voor niets geweest en zou hij niets krijgen. En ja, hoor, met inspanning van al zijn krachten lukte het hem precies op tijd terug te zijn bij het beginpunt. Maar de inspanning was voor zijn hart te groot geweest. Hij viel dood neer van uitputting en het stuk land dat hij kreeg was precies groot genoeg voor de kist waarin hij werd begraven.
u bent op: eo / Eye-opener/ Eye-opener 2006 / 2007 op deze pagina: sitenavigatie deze uitzending nieuws andere uitzendingen poll 30 september 2006 01:02 uur, Radio 5
nabestellen Een aantal van onze programma's kunt u nabestellen via de EO-Shop eye opener Luc Rijckoort kreeg een droom waarin gezegd werd dat hij kanker had. Met dat gegeven ging hij naar den arts en vervolgens door naar het ziekenhuis. Toevalligheden of verwittigingen?
Een dame kon maar niet geloven, dat mensen die eerlijk geprobeerd hebben een goed leven te leiden, even weinig kans hebben om in de hemel te komen als mensen die een slecht leven geleid hebben. Ze sprak hierover met haar voorganger. Die zei tegen haar: 'Neem eens aan dat wij ergens naartoe willen gaan en de entree is tien euro. Ik heb maar vijf euro en jij hebt helemaal niets. Wie van ons beiden heeft de beste kansen om binnen te komen?' De dame antwoordde: 'Geen van beiden.' 'Precies, en zo is het ook met de toegang naar de hemel. Een goed mens heeft daar niet meer kans dan een slecht mens. Want beiden hebben gezondigd en kunnen niet voldoen aan de eisen van God. Maar als iemand ons beiden een toegangskaartje gaf?' 'Dan zouden we beiden naar binnen kunnen gaan', zei de mevrouw en ze begreep het. De Heer Jezus wist dat niemand rechtvaardig was en dat daarom niemand in de hemel kon komen. Daarom is Hij op aarde gekomen om voor al die schuldige mensen de schuld op Zich te nemen. Allen die in Hem geloven, ontvangen gratis 'het toegangsbewijs'. Zij zijn gerechtvaardigd.
Als huisvrouw ben je vaak bezig met klusjes die weinig inspirerend zijn. Elke dag dezelfde routine van opruimen en schoonmaken, van bedden opmaken en afwassen. Niet iets waaraan je een status kunt ontlenen, maar wel iets waaruit je af en toe een waardevolle les kunt leren. Zoals laatst, toen ik een schaaltje probeerde schoon te maken met een harde borstel. Het lukte niet, in randjes en kiertjes bleven restjes zitten. Toen probeerde ik het met een zachte borstel. Tot mijn verrassing kon ik overal bij en werd het schaaltje blinkend schoon.
Is dat niet zoals de Heer met ons omgaat? Niet met harde taal, maar met zachtmoedigheid heeft Hij ons getrokken uit het vuil, en ons smetteloos schoon gemaakt.
Is het ook niet zoals wij met elkaar zouden moeten omgaan? Geen harde, kwetsende woorden om elkaar te vermanen en aan te sporen, maar zachtmoedigheid, zodat er geen vieze restjes blijven zitten.
Maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. Mark. 13:31 De Heer Jezus Zelf wees vooruit naar zijn komst in _ wolken, met grote kracht en heerlijkheid. Zeker, de opname van de Gemeente zal daaraan voorafgaan, en daarover hebben we het vaak; we zien daar vanzelfsprekend naar uit! Maar beseffen we ook wat het voor de Heer Jezus betekend heeft toen Hij vlak voor zijn dood kon spreken over zijn komst op de wolken? Hij zal gezien en geëerd worden op aarde, op de planeet waar Hij onteerd en verworpen werd. Zien we met Hem uit naar die indrukwekkende dag, waarop elke knie zich voor Hem zal buigen? De wereld kan slechts in de verleden tijd spreken over Jezus van Nazareth. Christenen spreken daarnaast in de tegenwoordi- ge én in de toekomende tijd over Hem, die zeker komen zal. Hij heeft hét Zelf gezegd! Mark. 13:24-37
De jonge Sadhoe Soendar Singh hoorde tot een adelijke familie in India. Toen hij in aanraking kwam met de Bijbel was hij heel vijandig. Op de zendingsschool weigerde hij de boeken van de christenen te lezen. Hij verliet de school en werd het hoofd van een bende die er op uit was met modder en stenen naar de evangelisten te gooien. In zijn woedde verbrandde hij zijn bijbel.
Maar hoe meer hij zo bezig was, hoe onrustiger hij werd. Allerlei kwellende vragen kon hij niet meer van zich af zetten. Hij kwam tot de conclusie: 'Ik moet die vragen oplossen - of ik maak een eind aan mijn leven.'
Toen zei de Heer Jezus tegen hem, net zoals tegen Paulus die op weg was naar Damaskus: 'Ik ben Jezus!' Hij luisterde naar die stem en geloofde in de Heer Jezus. Dat was genade van God.
En die genade hebben wij allemaal nodig. Genade, ontvangen in Christus Jezus, die Zichzelf voor ons heeft overgegeven op het kruis van Golgotha, zodat we kunnen zingen: 'Genade zo oneindig groot, dat ik, die het niet verdien, het leven vond, want ik was dood...'
Enkele jaren geleden stond er een artikel in een Engelse krant over een dokter die het vreselijke bombardement op Hirosjima overleefde. Toen de eerste explosie plaatsvond, stond dr. Fumio Shigeto op enige afstand op een taxi te wachten, maar hij werd beschermd door de hoek van een betonnen gebouw. Binnen enkele seconden hoorde hij overal om zich heen het gegil van slachtoffers. Een ogenblik stond dr. Shigeto verbijsterd en vroeg zich wanhopig af hoe hij ooit al die mensen zou kunnen helpen. Toen, nog enigszins verdoofd, deed dr. Shigeto zijn zwarte tas open en begon de persoon die het dichtst bij hem was te helpen.
Als ik kijk naar de ontstellende nood van een stervende wereld, kan ik me overweldigd voelen. Maar God verwacht niet van me dat ik iedereen help die in nood is. Dat zou een te zware last zijn. In Gal. 6:10 staat dat we goed moeten doen aan allen, maar dat betekent niet dat we iedereen moeten bereiken. We moeten doen waartoe we de gelegenheid hebben: diegenen helpen die dicht bij ons staan, die op onze weg komen. God vraagt van u dat u doet wat u kunt.
Een christen moest opgenomen worden in een ziekenhuis vanwege een ontsteking in zijn neus. Een bekende neus-, keel- en oorarts opereerde hem. De operatie verliep naar wens, zodat zijn klachten helemaal over waren. De man was hier zo dankbaar voor, dat hij een brief schreef om de specialist te bedanken.
Na een paar dagen kreeg hij een brief terug. De specialist bedankte hem voor zijn mooie brief en schreef dat hij zijn brief zou bewaren bij allerlei andere waardevolle documenten, want dit was de eerste bedankbrief die hij ooit in zijn leven ontvangen had.
In de Bijbel lezen we van tien melaatsen die door de Here Jezus gereinigd waren. Van die tien kwam er één terug om zijn dankbaarheid uit te spreken. Hij viel aan de voeten van de Here Jezus neer en dankte Hem. Dit heeft de Here Jezus heel erg gewaardeerd (Luk. 17:11-19).
En nog stelt de Here Jezus het op prijs als wij Hem bedanken voor alles wat Hij voor ons heeft gedaan. Vergeet niet te danken!
In Engeland preekte eens een dominee over de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard. Onder zijn gehoor bevond zich een aandachtige luisteraarster. Vooral de woorden van de Here Jezus: 'Waarom staat u hier de hele dag werkloos?', troffen haar in haar ziel. De volgende dag bezocht ze de dominee. Ze vroeg: 'Dominee, geef mij een spade.' Zijn er onder onze lezers nog mensen zonder spade; die werkloos zijn in het koninkrijk van God? Er staan in het magazijn van dit koninkrijk talrijke spaden die gebruikt kunnen worden. U vraagt: Welke? Er is een jeugdwerk-spade; een christelijke lectuur-spade; een zendings-spade; een ziekenbezoek-spade; een hulp-spade. Meld u aan bij de Koning. Hij heeft ongetwijfeld ook een spade voor u. Blijf actief voor de Here; u weet toch dat het werk dat u onder Zijn leiding doet, niet voor niets is. U staat er niet alleen voor. Werk samen met de anderen die al langer bezig zijn.
Nog één had hij, een geliefde zoon; hij zond hem als laatste.
Mark. 12:6 De wijngaard (beeld van het volk Israël als geheel) had geen vrucht voortgebracht, omdat de landlieden (de geestelijke leiders) niet de belangen van de eigenaar van de wijngaard (God Zelf) voor ogen hadden gehad. God had zijn profeten gezonden om hen tot de orde te roepen, maar dezen werden slecht behandeld of gedood. Tenslotte zond God zijn geliefde Zoon, maar zelfs Hem ontzagen zij niet. Het valt niet mee in de dagtekst geen hoofdletters te gebrui- ken, want door de woorden van de gelijkenis heen klinkt door hoeveel de Zoon voor de Vader betekende. Dat interesseerde de landlieden niet. Dat gaat ons wel aan het hart! Als wij oog heb- ben voor de geliefde Zoon van de Vader brengen wij vrucht voor God voort!
Een man kwam bij zijn voorganger en zei: 'Dominee, ik zit met een probleem. Ik begrijp Romeinen 9 vers 13 niet. Daar staat: "Jakob heb Ik liefgehad, maar Ezau heb Ik gehaat."' De voorganger antwoordde: 'Ja, dat is een moeilijk vers. Met welk deel van het vers heb je moeite?' 'Met het tweede deel, natuurlijk. Ik kan niet begrijpen dat God Ezau heeft gehaat.'
De voorganger antwoordde: 'En weet je, ik heb juist zo'n moeite met het eerste deel van dit vers. Ik kan maar niet begrijpen dat God Jakob heeft liefgehad. Juist deze Jakob die zijn eigen gang ging en zo slim was en mensen bedroog. Hoe kon God deze Jakob liefhebben? En nog minder kan ik begrijpen dat God mij heeft liefgehad.'
Op een beroemd schilderij, getiteld 'Een helpende hand', zie je een oude visser die in een boot zit met een klein meisje naast hem. Zowel de oudere man als het kind hebben hun hand op een grote roeispaan. De visser kijkt liefdevol neer op het kleine meisje.
De man heeft kennelijk tegen het kind gezegd dat zij hem mee mag helpen met het roeien van de boot, en in haar ijver om te helpen voelt ze zich alsof zij een groot deel van het werk doet. Maar het is duidelijk dat zijn sterke, gespierde armen de zware roeispaan door het water bewegen.
Ik zie een gelijkenis in dit schilderij. Christus heeft ons het voorrecht gegeven hier op aarde in zijn werk te delen. Maar we moeten nooit vergeten dat we onze taak niet door onze bekwaamheden alleen kunnen vervullen, maar alleen als God in en door ons werkt. Terwijl Hij onze hand naar de roeispaan brengt, moeten wij ons toch altijd bewust zijn van de eigenlijke bron van onze kracht. Hij is de kracht van ons leven! Er kan nooit geestelijke vooruitgang zijn zonder dat de kracht van de Heilige Geest ons leven en alles wat we doen, ondersteunt. 'De Here: is mijn kracht en mijn schild' (Ps. 28:7).
Een christen-zakenman had zware verliezen geleden en daardoor was hij gaan twijfelen aan de goedheid van God. Als God liefde is, waarom liet Hij dan toe dat dit gebeurde? zo vroeg hij zich af. Op een avond zat hij bedroefd en ontmoedigd voor het haardvuur. Zijn zoontje van zes jaar kwam binnen en ging op zijn schoot zitten. Boven de schoorsteenmantel hing een tekst: 'Gods weg is volmaakt.' Het zoontje keek er een tijdje naar en vroeg toen: 'Vader, wat betekent volmaakt?' Nog voordat de vader kon antwoorden, zei hij: 'Betekent het dat God Zich nooit vergist?' Deze gedachte was precies wat de vader op dat ogenblik nodig had. Hij drukte zijn zoontje tegen zich aan en zei: 'Ja, jongen, dat is precies wat deze woorden betekenen: God vergist Zich nooit!'
In Ps. 77 lezen we dat 'de weg van God in de zee is' (vers 20). Dat wil zeggen dat Zijn weg met ons niet altijd te begrijpen is. Wij zien de voetstappen van God niet, omdat het water ze wegspoelt. Toch mogen we weten dat Hij de weg kent en dat Hij ons leidt. In vers 14 lezen we dat 'Zijn weg in heiligheid is'. Dat wil zeggen dat de weg van God met ons volkomen, volmaakt is. Hij vergist Zich niet.
Mijn vader had een heel schrandere hond die hij allerlei kunstjes geleerd had. Eén daarvan heb ik nog altijd onthouden. Hij legde wel eens een klontje suiker op de grond vlak voor de hond neer en zei alleen maar: 'Nee!' De hond begreep dat hij er niet aan mocht komen. Wat deed de hond? Hij keek niet naar het verleidelijke stukje suiker, maar hij hield zijn ogen vast op mijn vader gericht. Hij begreep dat als hij naar de lekkernij zou kijken, hij voor de verzoeking zou bezwijken. Een vriend van mijn vader die bij ons op bezoek was, keek er met verbazing naar en zei toen: 'Dat is een goede les die deze hond ons geeft.' Wij moeten ook niet naar de verzoeking kijken als die tot ons komt, maar ons oog richten op de Heer Jezus. Dat is de enige mogelijkheid om niet ten val te komen. Als er een gedachte in ons opkomt om iets verkeerds te doen, dan kunnen we er zeker van zijn dat die gedachte van de duivel komt. Daarom moet ons oog steeds op de Heer Jezus gericht zijn. Hij kan ons bewaren. Hij zal ons de overwinning geven.
School Met De Bijbel. <IMG src="http://img175.imageshack.us/img175/8355/bus1mediumhj1.jpg" border="0> <IMG src="http://img217.imageshack.us/img217/3323/bus2mediumdx6.jpg" border="0>
Mijn Woord is geen religie Mijn Woord is niet enkel wet Mijn Woord legt jou geen juk op Mijn Woord bevrijdt je slechts. Mijn Woord helpt jou juist dragen bevrijdt van wet en plicht Mijn Woord schenkt jou nieuw leven maakt zware lasten licht. Mijn Woord ontmaskert vroomheid en maakt je levensecht Mijn Woord schenkt overvloedig leven als jij jouw leven in Mijn handen legt. Mijn Woord vanuit Liefde geschreven als Wegwijzer op jouw levensweg lees Het door die bril van Liefde dan begrijp je wat Ik zeg!
Status : gepensioneerd. (Wegens lichamelijke ongeschiktheid)
Eerder beroep: leraar lichamelijke opvoeding biologie. Don Boscocollege Kortrijk.
Hobbys: schilderen (olie/acryl), handbike.
Aanleiding voor de fietstocht:
Naar aanleiding van een arbeidsongeval op 05/11/1991 kreeg ik algo neuro dystrofie (Südeck) aan het linker been. Plus een aantal andere letsels. Dit leidde tot zware invaliditeit, zowel motorisch als pijn.
Doorheen de jaren en vele behandelingen bleek de ziekte gestabiliseerd en een dik jaar geleden begon mijn mobiliteit te verbeteren. Ik kan nu weer (langzaam) wandelen, doch niet fietsen. Gezien de grote hoeveelheid medicatie, deed beweging me zeer veel deugd: ik zweet veel en er kan van alles op die manier afgevoerd worden. Bleek dat door die beweging mijn mobiliteit ook drastisch verbeterde.
Na gestopt te zijn met rolstoelbasket, legde ik me toe op het handbiken (ik kan niet normaal fietsen). Eerst trainde ik op snelheid, de laatste jaren is dit meer uithouding. Langere afstanden en meer genieten van wat je onderweg zoal tegenkomt. Maar de plaatselijke lusvormigetoerkes begonnen mij meer en meer te vervelen. Ik had iets anders nodig: een doel!
Zo besliste ik in 2004 dat ik in 2007 zou naar Kopenhagen rijden. En ik begon mij voor te bereiden. Ieder jaar doe ik nu een meerdaagse fietstocht als piekpunt van mijn jaar handbiken.
Zo reed ik vorig jaar de Vlaanderen Fietsroute (800 km op papier) en ben ik dit jaar van plan om de Ronde van Nederland (1500 km, aanlooproutes inbegrepen). Zo kan ik na dit jaar zeggen of ik het volgend jaar aankan om Denemarken te bestormen.
Mijn training bestaat dus nu uit het langzaam opbouwen van voldoende conditie en kracht (niets forceren, we hebben geen normale constitutie). Zo denk ik op 27 augustus 2006 te vertrekken voor de tocht rond Nederland. En kan je hier op deze site mijn dagboek, met hier en daar een sfeerfoto, meepikken.
Dit jaar wordt de tocht ook gebruikt als sponsortocht voor YUMP jeugdcentrum vzw. Een nieuw in de stijgbeugels staand jongerencentrum te en vanuit Kortrijk. Op de site www.yump.be kan je alles over dit initiatief lezen én ook hoe je me eventueel kan sponsoren. Je kan ook onmiddellijk op het onderdeel van de handbike sponsortocht via www.handbike.yump.be .
Fietstocht 27 augustus 2006 - 20 september 2006
Luc Decantere, Burg. J. Nuyttensstraat 9, 8501 Bissegem
Thuistelefoon: 056/324.023--tijdens de fietstocht enkel bereikbaar via Marij (thuistelefoon) die je boodschap doorgeeft. Ook eventueel één iemand van het thuisfront van YUMP jeugdcentrum vzw.
Doel: ronde van Nederland + aansluiting vanuit/naar Kuurne of Bissegem
Start: 27 augustus 2006 te Kuurne, achterkant evangelische kerk Kuurne (straat: )
Aankomst (vermoedelijk): 20 september 2006 te Bissegem, thuisadres.
Route
1. LF 52: Kortrijk Brugge (aansluiting LF 1)
2. LF 1 tot Middelburg
3. Hier start de officiële route van de Ronde van Nederland: LF 1 tot De Stolpen
Hieronder geef ik een kleine overzichtskaart en een grotere kaart waarbij de route in geel aangeduid staat, gesitueerd binnen alle LF routes van Nederland. Daarna, ter illustratie, nog een kaart van de route, zoals die normaal in 45 (!) etappes wordt ingedeeld.
4. LF 10 tot Lauwersoog
5. LF 14 tot Lonneker
6. LF 4 tot Arnhem
7. LF 3 tot Venlo
8. LF 13 tot Middelburg
9. LF 1 tot Brugge
10. LF 52 tot Kortrijk
11. Home sweet home tot Bissegem
Etappes(voorzien, kunnen eventueel nog gewijzigd worden in de loop van de gedetailleerde voorbereiding)
Dag 1: zondag 27 augustus 2006
Bissegem Kuurne (Dienst Evangelische Kerk): 10 km (±)
12.00 u: Officiële start
Kuurne Tielt Wingene Brugge (Dampoort aansluiting met LF 1): 58 km (±)
Een gemeenschap is een plaats waar mensen zich bewust zijn van hun kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Vanuit dit besef kunnen ze elkaar zonder reserves ontmoeten en liefhebben en aanvullen. Dit is ook de plek waar God aanbeden wordt en de Heilige Geest de ruimte krijgt. Zo'n plek mis jij op dit moment. Een plek waar je op adem kunt komen en waar je de rust vindt waarnaar je verlangt. Je kunt vol zelfmedelijden wachten totdat er een gemeenschap naar jou op zoek gaat. Waarschijnlijk kun je dan lang wachten en zul je nog meer teleurgesteld raken. Je kunt ook zelf op zoek gaan naar een gemeenschap waarbij jij je kunt aansluiten, zodat je langzamerhand die plek krijgt waar je tot je recht komt.
Vroeger of later wordt ieder mens wel eens geconfronteerd met de grote vragen van het leven, zoals: wie ben ik, waar kom ik vandaan en waar ga ik naar toe? Wie er niet in slaagt die antwoorden te vinden, mist de essentie van het leven op aarde. Niet dat alle vragen van het leven opgelost worden, maar het antwoord op de belangrijkste vragen is er wel. In het TV programma van 20 augustus volgen we een vader en een dochter, die niet alleen zochten naar de zin van het leven, maar nu ook proberen vanuit de antwoorden anderen weer zin in het leven te geven
Johan Dedeurwaerder beleefde zijn jeugd aan het einde van de jaren '60, en het begin van de jaren '70. Het was de tijd van de grote vragen en de grote antwoorden. Zelf trok Johan er op uit naar grote steden als Londen en Amsterdam om daar bij andere jongeren zijn licht op te steken. Op die manier kwam hij in contact met heel wat godsdiensten en groeperingen, die allemaal beweerden de zin van het leven te kennen. Hij ontdekte een rode draad bij de vele religies: er was wel degelijk een hogere macht, en via allerlei rituelen was die te bereiken ... Toen daagde iemand hem uit om de Bijbel te lezen, en daarin ontdekte hij dat het niet nodig was naar God op te klimmen: in Zijn Zoon Jezus was Hij al naar de mens gekomen. Na zijn zoektocht sloot Johan zich aan bij een evangelische gemeenschap. Maar hij wilde absoluut dat zijn christen zijn meer zou inhouden dan het bezoeken van een kerk. Veel van zijn idealisme kon hij kwijt in zijn job in het kader van de bijzondere jeugdzorg, waar hij al 23 jaar werkt. Bezig zijn met jongeren die doorgaans als problematische gevallen worden beschreven, vindt hij een uitdaging. 'De drang om iets te doen voor mijn medemens is een gevolg van de keuze die ik voor Jezus gemaakt heb. Jezus bracht niet alleen theorie, maar ook daden. Hij kwam op voor de zwakkeren'
De jongeren waar Johan mee werkt, worden vaak omschreven als bodemloos. Normaal bouwt ieder mens in zijn leven een fundament op, waarop hij of zij het 'levenshuis' kan bouwen. Vanuit de psychologie is het bekend dat de eerste levensjaren heel belangrijk zijn. Als jongeren in die jaren veel missen, heeft dat onmiskenbare gevolgen voor het latere leven: ze missen een bodem om op te bouwen. Voor Johan is het fundament: geloven dat er een God bestaat. 'Wat mij persoonlijk heeft aangetrokken is dat Jezus de hand reikt aan alle mensen'.
Sielke werkt voor Metro Ministries, een organisatie die 25 jaar geleden werd opgestart, en iedere week tot 20.000 jongeren met het evangelie bereikt. Metro Ministries verzorgt o.a. bijbelklassen voor kinderen, en omdat die lang niet altijd naar de kerk komen, worden ze op straat opgezocht. De Sidewalk Sunday Schoot reist van wijk tot wijk, en trekt op iedere locatie een groepje kinderen. Het is een enorm werk en het is dus niet voor niets dat er 160 werknemers en 400 vrijwilligers zijn.
'Geloof is natuurlijk de pijler waarop we de programma's baseren.Je kunt niet zomaar waarden en normen proberen aan te leren, zonder het kader te schetsen', aldus Sielke. 'Het kader van waaruit we werken is het christelijk geloof. We willen de Bijbelse principes doorgeven omdat we geloven dat God die ons heeft gegeven om ons leven waarde te geven, om zin te geven aan het leven'. Het werk in de getto's lijkt vaak een druppel op een gloeiende plaat - ook al worden er heel wat mensen bereikt. Je kunt niet de hele wereld veranderen, maar je kunt wel de wereld van één persoon veranderen ...
Ieder jaar rond Kerst is het gezin Dedeurwaerder weer compleet als dochter Sielke twee weken in het West Vlaamse Marke doorbrengt. 'Het eerste wat mij hier opvalt is de stilte. Hier kan ik zonder oordopjes slapen. En alles is veel veiliger. In New York kijkt niemand op als een misdadiger op straat wordt gearresteerd. Hier in het dorp zou dat nogal indruk maken, mocht dat gebeuren .... '. Of het in 'huize Dedeurwaerder' echt stil is in die periode valt te betwijfelen, want Sielke heeft heel wat bij te praten met vader, moeder en beide broers ....
Zoeken naar de zin van het leven Johan ging er voor op stap, Sielke kreeg het geloof met de paplepel ingegoten. Maar allebei maakten ze een bewuste keuze, en wilden ze ook hun overtuiging in daden om te zetten. Allebei zetten ze zich in voor kansarme jongeren: vader in Marke, dochter in New York. Vanuit de diepe overtuiging dat het leven wel degelijk zin heeft ...
Jan Molenaar.
ZIN GEVEN (Van Marke tot New York), uitzending op 20/08/2006, opéén om 09:05 u., op CANVAS om 23:30
De Baylor-universiteit is een christelijke instelling in Beaumont, Texas, die voor veel jonge mensen tot grote zegen is geweest. De christen die het geld gaf om de school op te richten, verloor later al zijn geld. Men vroeg hem of hij er geen spijt van had dat hij al dat geld voor die school gegeven had en of hij dat geld niet graag terug wilde hebben. Hij antwoordde: 'Nee, helemaal niet. Ik gaf al het geld dat ik gespaard had. Als ik het geld gehouden had, was ik dat nu ook kwijt geweest. Daarom ben ik dankbaar dat ik mijn geld voor die school gegeven heb.' Wat doen we met de bezittingen die God aan ons heeft toevertrouwd? Beseffen we wel, dat we eigenlijk rentmeesters zijn over ons geld? Het is van God en wij mogen het voor Hem beheren. Het geven aan anderen moeten we leren. De Heer Jezus heeft Zelf gezegd, dat het gelukkiger is te geven dan te ontvangen (Hand. 20:35). Hij heeft Zelf het volmaakte voorbeeld gegeven van geven: 'Want u kent de genade van onze Heer Jezus Christus, dat Hij, terwijl Hij arm was, ter wille van u arm is geworden, opdat u door zijn armoede rijk zou worden' (2 Kor. 8:9).
Een arme weduwe in een dorpje had maar één koe. Het was een ramp voor haar, toen op een kwade dag haar koe stierf. Een buurman had medelijden met haar. Hij was zelf niet in staat haar een andere koe te geven. Daarom ging hij langs de hele buurt en vertelde was er gebeurd was en vroeg om hulp. Maar wat een teleurstelling voor hem. Iedereen had medelijden met deze arme weduwe. Iedereen vond het erg voor haar, maar haast niemand was bereid iets te geven om haar te helpen. Toen hij bij een welgestelde boer kwam en om hulp vroeg, kreeg hij hetzelfde verhaal te horen. Alleen maar gevoelens van medelijden, maar geen daadwerkelijke hulp. Wat geërgerd zei hij: 'Ik twijfel niet aan de oprechtheid van uw gevoelens, maar u voelt niet op de goede plaats.' De boer antwoordde: 'Maar ik voel met heel mijn hart en ziel met deze arme vrouw mee.' 'Daar twijfel ik niet aan, maar het is nodig dat u het ook voelt in uw portemonnee.' Wat zegt Jakobus hiervan? 'Als uw vriend niet genoeg te eten krijgt en bijna geen kleren heeft en u zegt hem: "'Het beste ermee hoor, vat geen kou en zorg dat je niet verhongert" is dat toch zinloos, als u hem niet geeft wat hij nodig heeft' (Jak. 2:15,16)
Vandaag is een belangrijke dag! Want 'dit is de dag die de Heer gemaakt heeft' (Ps. 118:24). Deze dag is een dag van de Heer en de Heer geeft ons deze dag. Als we nog onbekeerd zijn, kunnen we vandaag vierentwintig uur verder reizen op weg naar onze eindbestemming. Als we bekeerd zijn, zijn we vanavond vierentwintig uur dichter bij ons einddoel, de hemel. We zijn er zelf verantwoordelijk voor hoe we deze dag doorbrengen. Het is belangrijk dat we vandaag het werk voor vandaag doen. Gelukkig is de mens die aan het eind van de dag met dankbaarheid terug kan zien op het werk dat hij die dag heeft gedaan. Alle plichten, alle voorrechten, alle beproevingen, alle blijde dingen, alle zorgen, alles wat we hebben, hebben we vandaag. Gisteren is voorbij, morgen komt nog. En vandaag wil de Heer voor ons zorgen en wil Hij ons helpen. 'Maak u geen zorgen voor de dag van morgen. Ook morgen zal God u weer geven wat u nodig hebt. Leef dus gewoon bij de dag' (Matth. 6:34).
Zondag heeft mijn trouwe viervoeter mij verlaten. Hij die al de uren dat ik op de computer werkte trouw aan mijn voeten lag of naast mij zat op een stoel. Nu is werken op de pc voor mij zeer moeilijk, maar toch probeer ik het woord van de Heer dagelijks verder te verspreiden
Een klein jongetje zei eens: 'Zout is wat aardappels bederft als het eruit gelaten wordt.' Zo zouden we als we dezelfde negatieve definitie gebruiken, kunnen zeggen: 'Dankbaarheid is wat het leven bederft, als het eruit gelaten wordt.' Dankbaarheid komt voort uit vertrouwen op Gods wijsheid en goedheid, hoe de omstandigheden ook zijn. Dankbare mensen zijn misschien arm aan aardse goederen, maar ze zijn geestelijk rijk. Een figuur uit een van Charles Dickens' boeken merkt op: 'Omdat ik de ene maaltijd niet weet waar ik de volgende zal krijgen, is dat een grote hulp tot dankbaarheid.' Rijkdom is vaak een handicap. Een rijke dame zei tegen haar dokter dat ze gefrustreerd was door een rusteloos gevoel om steeds meer dingen te bezitten. Hij zei: 'Dit zijn de gewone symptomen van te veel luxe in huis en te weinig dankbaarheid in het hart.' Het zout van de dankbaarheid doet ons alles in ons leven beter smaken. 'Loof de Here, mijn ziel, en vergeet niet één van zijn weldaden!'
In een dorp woonde een man die niet goed bij zijn hoofd was. Hij werd beschouwd als een soort 'dorpsgek'. Hij droeg een heel opvallende jas. Zijn jas was namelijk aan de voorkant bedekt met lappen stof van allerlei vorm, kleur en grootte. Als iemand hem aansprak en vroeg waarom hij zulke lappen stof op zijn jas genaaid had, zei hij dat die lappen de zonden van zijn buren voorstelden. Daarop wees hij naar een bepaalde lap en vertelde uitvoerig over een zonde van iemand uit het dorp. Hij was schijnbaar op de hoogte met veel zonden van zijn dorpsgenoten. Maar als iemand hem vroeg wat die kleine lap achter op zijn rug betekende, dan zei hij: 'O, dat zijn mijn eigen zonden, maar die kan ik niet zien.'
Een koopman die op het platteland woonde, bezocht eens New York. Wat de meeste indruk op hem maakte, waren de prachtige etalages van de grote winkels en warenhuizen. Toen hij weer thuiskwam, begon hij meteen de verwaarloosde etalage van zijn eigen winkel op te ruimen en zo aantrekkelijk mogelijk in te richten. Het gevolg daarvan was dat er steeds meer mensen in zijn winkel kwamen om hun inkopen te doen. Na verloop van tijd werd hij een van de belangrijkste zakenmensen van het stadje waar hij woonde.
Zo is de etalage van een christen ook heel belangrijk. Zij moet aantrekkelijk zijn voor de mensen van de wereld die ernaar kijken. En wat zij laat zien, moet overeenkomen met wat er in het magazijn ligt opgeslagen. Door zijn woorden en gedrag moet een christen namelijk laten zien wat er in zijn hart is. Een christen die beweert dat hij de wijsheid van boven bezit door geloof in de Heer Jezus en door de inwoning van de Heilige Geest, moet dit laten zien door een goede wandel, in wijze zachtmoedigheid.
Toen ik een jongetje van zeven jaar was, was ik eens bij mijn grootvader gelogeerd. Hij was boswachter op een groot landgoed. Op een najaarsavond pakte ik mijn speelgoedgeweertje en trok een bospad in. Dapper liep ik al verder en verder het bos in. Maar langzamerhand begon het donker te worden en ik raakte in paniek. 'Opa!' schreeuwde ik. 'Hier ben ik al,' zei hij kalm, maar een paar meter bij me vandaan. Hij had me het bos zien ingaan en was me gevolgd om er zeker van te zijn dat ik veilig was. Of ik ook opgelucht was! Als volgelingen van Christus komen we soms op onbekend gebied. We beginnen nieuwe dingen. We nemen verantwoordelijkheden op ons in het werk van de Heer die groter zijn dan we ooit gehad hebben. We zijn bang voor afwijzing als we tegenover vrienden getuigen van de Heer. Het kan soms wat beangstigend zijn. Maar waar we ook heen gaan, God is er. Hij heeft beloofd ons nabij te zijn en te helpen. 'De Here is nabij allen die Hem aanroepen (...) Hij hoort hun hulpgeroep en verlost hen' (Ps. 145:18,19). God is dichter bij u dan mijn opa in het donkere bos. Hij zal altijd uw hulpgeroep horen.
Caesar, de grote Romeinse keizer, had eens een groot feest georganiseerd voor zijn soldaten en vrienden. Helaas was het weer op de feestdag zo slecht, dat een groot deel van de feestelijkheden moest vervallen. De keizer werd hierover zo boos, dat hij zijn boogschutters opdracht gaf hun pijlen omhoog te schieten naar hun oppergod Jupiter. Zo wilde hij zijn ongenoegen uiten over de gestage regen. Maar de pijlen bereikten de hemel niet. Ze vielen terug op de hoofden van de soldaten. Velen raakten zwaargewond. Zo gaat het ook in onze tijd. Veel mensen zijn ontevreden met wat ze meemaken. Ze geven dan God de schuld van alle ellende die hun overkomt. Maar hun pijlen van ongenoegen bereiken Hem niet. Hij staat er ver boven. Veeleer zullen ze zichzelf verwonden. Het is heel gevaarlijk om tegen God het woord op te nemen en Hem te beschuldigen van alles wat ons tegen is in het leven. Lang geleden zat de profeet Jeremia bij de puinhopen van de verwoeste stad Jeruzalem. Hij zong: 'Komt niet uit de mond van de Allerhoogste het kwade en het goede? Wat klaagt dan een mens in het leven? Ieder klage over zijn zonde. Laten wij onze wegen doorzoeken en doorvorsen en ons bekeren tot de Heer.'
Toen de Heer Jezus op die bijzondere morgen bij de zee van Tiberias tegen de teleurgestelde discipelen zei dat ze hun net moesten uitwerpen aan de rechterkant van het schip, moesten ze blijven op dezelfde plek waar ze de hele nacht gevist hadden en niets gevangen hadden (Joh. 21:6). Als wij teleurgesteld zijn in ons leven, dan verlangen we soms naar iets anders. Misschien naar een andere plaats gaan en daar opnieuw beginnen, of iets heel anders gaan doen. We verwachten dat we dan weer nieuwe hoop en moed zullen krijgen. Dat dan alles beter zal gaan. Maar gaan naar een andere plaats lost onze eigen problemen meestal niet op. Misschien moeten we, net als de discipelen, verder met ons oude net, op hetzelfde oude meer, met dezelfde oude boot. Misschien wil de Heer dat we overwinnen op de plaats waar we zijn. Dezelfde beproevingen, teleurstellingen en verleidingen van vandaag zijn er morgen ook weer. En die moeten we overwinnen. Met onze eigen oude fouten en gebreken moeten we klaarkomen, met de kracht van de Heer. Misschien zegt de Heer tegen jou: 'Probeer het nog eens. Misschien op een andere manier: Werp je net uit aan de rechterkant. Maar blijf op de plaats waar je bent en probeer daar te overwinnen in mijn kracht.'
Je kunt misschien niet boeiend spreken, je mist er gewoon de vrijmoedigheid voor. En als er iets te organiseren valt, moeten ze ook niet bij jou zijn. Je bent te moe om zieken en ouderen te bezoeken, of te geremd om een jongerenclub te leiden. Misschien heb je geen talent om een boek te schrijven, en is gastvrijheid iets waarvan je wakker ligt. We zijn niet allemaal geboren voor de grote, zichtbare dingen. En dat is ook helemaal niet nodig. De Bijbel geeft een duidelijk voorbeeld van een forse inspanning die in eerste instantie niemand opvalt. God getuigt echter van broeder Epafras dat hij erg veel moeite doet voor de gelovigen. Niet door de dingen die hierboven genoemd zijn, maar door vurig voor de gelovigen te bidden (Kol. 4:12,13).
Ze klussen graag zelf. Niet alleen omdat het goedkoper is, maar ook omdat het zoveel voldoening geeft als je zelf wat maakt. Het kost wel de nodige tijd en zweetdruppels, maar hoe moeilijker het is, des te meer geniet je ervan als het klaar is. Er zijn trouwens ook klussen die ze niet aandurven, of waar ze geen gereedschap voor hebben. Zoals die keer dat ze een nieuw raam in hun dak wilden hebben. Dan bellen ze een vakman en hopen dat hij z'n werk goed doet. Meestal lukt dat ook heel prima, maar ze hebben zich ook wel eens afgevraagd of ze het toch niet beter zelf hadden kunnen doen, als ze zagen hoe iemand aan het werk was.
Naast deze huis-tuin-en-keukenklusjes willen ze ook werken voor de Here. Hij heeft genoeg te doen en voor iedereen is er wel iets bij wat hij of zij kan. En Hij kan ook voor iedereen de passende klussen vinden. Het grootste werk deed Hij Zelf, omdat wij het nooit zouden kunnen doen: Hij stierf om ons bij God terug te kunnen brengen. Laten we dan maar flink aan de slag gaan om een goede klusser te worden in afhankelijkheid van Hem.
Een moeder liep met haar vierjarig dochtertje over de markt. Toen het kind staarde naar een grote berg sinaasappels, pakte de aardige koopman er één af en gaf die aan haar.
'Wat zeg je nou?' vroeg de moeder aan haar dochter. Het kleine meisje keek naar de sinaasappel en gooide hem toen naar de koopman en riep: 'Schil 'm maar!'
Dankbaarheid is iets waarin we vaak tekortschieten. Wat we vergoelijken bij een kind van vier, zou ondankbaar zijn bij een ouder kind.
Ja, hoe gauw kunnen we zelfs lauw reageren op Gods zegeningen door te denken: Dit is wel aardig, maar ik zou eigenlijk graag wat meer willen hebben.
Een houding van dankbaarheid tegenover God is een kenmerk van geestelijke rijpheid. Paulus schrijft aan de gelovigen in Efeze: 'Dankt te allen tijde in de Naam van onze Here Jezus Christus God, de Vader, voor alles' (Ef. 5:20).
Laten we vandaag dankbaar zijn, in plaats van te klagen over wat we niet hebben en meer te willen hebben.
Een meisje in Afrika gaf haar onderwijzeres een kerstcadeau. Het was een prachtige schelp. 'Waar heb je die vandaan?' vroeg de onderwijzeres verrast. Het kind vertelde haar dat je zulke schelpen alleen kon vinden op een strand ergens ver weg. De onderwijzeres was diep ontroerd omdat ze wist dat het meisje heel veel kilometers had moeten lopen om de schelp te vinden. 'Je had niet zo'n eind moeten lopen om een cadeau voor mij te zoeken,' zei ze. Het meisje glimlachte en antwoordde: 'Die lange wandeling is een deel van het geschenk.'
De Here Jezus geeft de geweldige gave van het eeuwige leven aan allen die in Hem geloven (Rom. 6:23). Het is een schat die ook inhoudt de vergeving van al onze zonden en Gods nooit falende liefde (Rom. 8:28-39).
Christus' gift begon ook met een reis. Hij verliet de heerlijkheid van de hemel om te komen naar onze door zonde bedorven aarde. Hij werd mens en legde de lange weg naar het kruis af. Daar droeg Hij onze zonden en onderging de straf ervoor. En als ik met diepe dankbaarheid tegen Hem zeg: 'Dat is te veel, Here Jezus! Hoe hebt U dat voor mij kunnen doen?', kan ik me voorstellen dat Hij mij aanziet met Zijn liefdevolle ogen en teder zegt: 'Die reis is een deel van de gift!'
Al kunnen we maar weinig doen, laten we toch doen voor de Here wat we kunnen. Al hebben we maar weinig, laten we toch geven aan de Here wat we kunnen missen. God kan het weinige wat wij kunnen doen en kunnen geven, gebruiken en Hij kan het vermenigvuldigen en zegenen.
Een oude vrouw kon maar weinig geven voor een inzameling voor een bepaalde nood. Een jonge vrouw die zag hoe weinig zij gaf, zei spottend: 'Er is zoveel nood in de wereld. Wat maken nou die paar gulden uit die u geeft? Het is maar een druppel in een emmer.' Maar de oude vrouw zei met een blij gezicht: 'Alles wat God van mij vraagt, is een druppel in een emmer te doen. Hij zal er Zelf wel voor zorgen dat de emmer vol wordt.'
In Luk. 21 kunnen we lezen hoe de Here Jezus hierover denkt: 'Hij keek op en zag hoe de rijken hun gaven in de collectekist gooiden. Er kwam ook een arme weduwe. Zij deed er twee koperen muntjes in. 'Kijk,' zei Hij, 'die arme weduwe heeft meer gegeven dan al die anderen bij elkaar. Want de rijken hebben vanuit hun rijkdom gegeven, maar deze vrouw heeft alles gegeven wat zij had' (vers 1-3, Het Boek).
De kasten puilen zo langzamerhand uit. Een plank vol met niet-ingeplakte foto's, een plank met lapjes, papier, verf, gedroogde bloemen, kastanjes van de vorige herfst, schelpen en stenen, en noem maar op. Van alles heeft ze zo langzamerhand verzameld om leuke dingen mee te gaan maken. Ideeën zijn er in overvloed. En elke keer komen er weer nieuwe dingen bij. Haar man verzucht wel eens of er niet wat weg kan, er vallen al bijna nieuwe kastanjes van de bomen. Maar een blik op haar verschrikte gezicht doet hem al z'n mond houden.
In tegenstelling tot wat je zou verwachten, zie je er in haar huis niet zoveel van terug, - wanneer je de kastdeuren tenminste dicht laat. Ze is voortdurend van plan om aan de slag te gaan, alleen de tijd ontbreekt nog. Maar over een paar weken misschien!
Sommige mensen hebben al aardig wat uit de Bijbel verzameld en in hun hart een plaatsje gegeven. Het is de kunst er wat mee te doen. Het liefst zoveel mogelijk, zodat er evenwicht is tussen verzamelen en gebruiken. Want hoe mooi de materialen op zich ook zijn, ze komen beter tot hun recht als je ze gebruikt
Dit verhaal van een geloofsheld raakt mijn hart toen ik het las. Hoeveel vertrouwen en passie moet deze man wel niet hebben gehad voor God??
Vertaald uit "The mission of an evangelist", blz. 267/268, door Marten Visser
Het was 15 april 1912 toen de Titanic, met 1517 mensen aan boord, zonk in de ijskoude wateren van de noordelijke Atlantische Oceaan. Het grootste en meest luxueuze schip van haar tijd verging, en herinnerde de wereld weer aan de kwetsbaarheid van ons mensen. Maar het verhaal van de Titanic is niet slechts het verhaal van een historische tragedie. Er is ook een verhaal van heldenmoed en onwankelbaar geloof.
John Harper was aan boord van de Titanic toen ze uitvoer op haar eerste reis vanuit Southampton, Engeland. Hij was een evangelist afkomstig uit Glasgow, Schotland, en was in heel Groot-Brittannië bekend als een begaafde en gepassioneerde prediker die door zijn preken velen tot Christus leidde. In 1912 ontving dominee Harper een uitnodiging om te spreken in Moody Church, Chicago. 11 april 1912 ging John Harper aan boord van de Titanic.
Aan boord waren een paar van de rijkste mensen ter wereld. Terwijl vele passagiers spraken over zakendeals, aankopen en materiële verlangens, sprak John Harper met anderen over de liefde van Christus. In de dagen voor de tragedie, vertelden overlevenden later, zag men Harper het leven leiden van een man van God: vriendelijk en, waar hij kon, sprekend over de liefde van Christus.
Op de avond van 14 april, terwijl passagiers aan het dansen waren in de balzaal en hun geluk probeerden aan de kaarttafels, stopte John Harper zijn dochter in bed en las hij zijn bijbel, zoals elke avond. Om tien over half twaalf raakte de Titanic een ijsberg. Het "onzinkbare" schip was ten dode opgeschreven. Omdat ze het niet geloofden, of omdat ze zich er niet van bewust waren, gingen de passagiers verder met hun pleziertjes. Pas toen de bemanning een serie alarmseinen de lucht inschoot, realiseerden de passagiers de ernst van hun situatie. Chaos volgde. Het gebeurde allemaal zo snel.
Maar John Harpers reactie geeft ons een historisch voorbeeld van moed en geloof. Harper maakte zijn dochter wakker, tilde haar op en wikkelde haar in een deken voordat hij haar het dek opdroeg. Toen kuste hij haar gedag en gaf haar over aan een bemanningslid die haar in reddingsboot 11 zette. Harper wist dat hij zijn dochter nooit meer terug zou zien. Op zesjarige leeftijd zou zij wees worden.
Toen gaf Harper zijn zwemvest aan een medepassagier, daarmee elke hoop op eigen overleven opgevend. Van een overlevende weten we dat hij riep: "Vrouwen en kinderen en onbekeerden in de reddingsboten!" Hij begreep dat er iets belangrijkers was dan deze verschrikkelijke ramp te overleven. Hij begreep dat er mensen waren die niet voorbereid waren op de eeuwigheid. Terwijl om hem heen de wanorde en de geluiden van doodsangst doorgingen, richtte Harper zich op zijn door God gegeven levensdoel. Overlevenden vertelden dat ze hem op het opperdek op zijn knieën zagen liggen, omringd door doodsbange passagiers, biddend voor hun zaligheid. Om tien over half drie 's nachts zonk de Titanic weg in de Atlantische Oceaan. Boven haar graf liet ze een paddestoel van rook en stoom achter en, tragisch genoeg, meer dan 1.000 mensen, waaronder Harper, die voor hun leven vechtten in het ijskoude water. Het lukte Harper om een stuk wrakhout te vinden waar hij zich aan vast kon klampen. Snel zwom hij van de ene naar de andere drenkeling en drong er bij hen op aan hun vertrouwen op Jezus Christus te stellen. Terwijl in het aangezicht van de dood anderen de dwaasheid van alles waar ze in hun leven druk mee geweest waren onder ogen moesten zien, werd John Harpers doel om anderen voor Christus te winnen alleen maar belangrijker.
In het water bewoog John Harper zich zo goed als mogelijk voort en sprak met zoveel mogelijk mensen. Zijn vraag was: "Is uw ziel gered?" Als mensen niet gered waren, of als ze de vraag niet begrepen, dan legde hij zo snel mogelijk het Evangelie uit. Al snel bezweek John Harper voor de ijzige zee. Maar tot zijn laatste moment ging deze onvermoeibare man met zijn onwankelbare geloof door met waar hij voor leefde: het winnen van verloren zielen.
Een persoon herinnerde zich: "Ik ben een overlevende van de Titanic. Ik was één van slechts zes mensen die uit de ijskoude wateren van die verschrikkelijke nacht getrokken werden. Net als de honderden om me heen, was ik aan het worstelen met de koude, donkere wateren van de Atlantische Oceaan. Het gejammer van degenen die omkwamen klonk om me heen, toen er een man voorbijdreef die me toeriep: "Is uw ziel gered?" Toen hoorde ik hem naar anderen roepen, tot hij en iedereen om me heen wegzonk onder de golven. Daar, alleen in de nacht, met twee mijl water onder me, riep ik het uit tot Christus. Ben ik John Harpers laatste bekeerling?
Moody zei eens: "In wie stel je je vertrouwen? Vertrouw op jezelf en je zult teleurgesteld worden. Vertrouw op je vrienden, zij zullen eens sterven en je alleen laten. Vertrouw op je eigen goede reputatie; de een of andere lasteraar komt en hij bederft je reputatie. Vertrouw op God en je zult nooit teleurgesteld worden, hier op aarde niet en ook niet straks in de eeuwigheid."
Maarten Luther kon ook getuigen dat het veilig is alleen op God te vertrouwen. Hij zei eens: "Ik heb veel dingen in mijn handen gehouden, maar ik ben ze allemaal kwijtgeraakt. Maar alles wat ik in de handen van God gelegd heb, heb ik nog."
Het is beter bij de Heer te schuilen dan op mensen te vertrouwen; het is beter bij de Heer te schuilen dan op edelen te vertrouwen.
Een niet-christelijke rechtsgeleerde woonde een kerkdienst bij en luisterde met verbazing naar de getuigenissen van sommige christenen die hij vanwege zijn beroep als rechtsgeleerde had leren kennen als bedriegers en oplichters. Na de dienst vroeg iemand hem wat hij vond van deze prachtige getuigenissen. Hij antwoordde: 'Voor een rechter is er een groot verschil tussen een getuigenis en een bewijs.'
Woorden zijn inderdaad goedkoop. Het is gemakkelijk een mooi getuigenis van je geloof in Christus te geven, maar het is veel moeilijker in je dagelijks leven een bewijs te geven van de reinigende kracht van God in je leven. 'Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij vandaan' (Mark. 7:6).
De Spreukendichter zegt van de mieren dat ze in de zomer hun spijs bereiden (Spr. 30:25). Een prachtig voorbeeld hiervan zijn de zogenaamde graanverzamelende mieren die vooral in de landen om de Middellandse Zee voorkomen. In lange rijen trekken deze mieren er op uit. Nadat ze een heel eind gelopen hebben, verspreiden ze zich over een vlakte en gaan ze op zoek naar zaden. Allerlei zaden worden door hen meegedragen. Sommige zaden zijn zo groot, dat zij ze met moeite mee kunnen slepen. Soms vergissen ze zich en slepen ze een zandkorrel of een klein slakkenhuisje mee. In het nest wordt alles gesorteerd. Wat ze niet kunnen gebruiken, wordt naar buiten gewerkt. Ook ontkiemende zaden worden naar buiten getransporteerd om daar te drogen, terwijl de kiempjes eraf worden gebeten. In het nest heerst een ver doorgevoerde arbeidsverdeling. Soms gaan de mieren op rooftocht en plunderen ze de graankamers van een andere kolonie. Zo'n strijd tussen twee kolonies kan weken duren.
Een andere soort van mieren zijn de zogenaamde 'kwekers'. Zij komen voor in de tropische bossen van Zuid-Amerika. De 'arbeidsters' onder hen trekken er op uit, begeleid door 'soldaten'. Zij klimmen naar de kruinen van de bomen en verzamelen daar stukjes van de bladeren. Hun kaken zijn daar heel geschikt voor. Het stukje blad dat ze meenemen, is vaak wel viermaal zo groot als de mier zelf. Met veel moeite en volharding dragen zij hun blaadjes over alle hindernissen heen naar hun nest.
Hun nest bestaat uit een grote verzameling van holen. De meeste holen worden gevuld met bladmoes, dat een sponsachtige massa vormt. Op deze groene massa wordt een schimmelcultuur aangebracht. De schimmeldraden vinden een uitstekende voedingsbodem. Ze brengen witte knopjes voort, die het voedsel vormen voor de mieren. Alle onkruid wordt gewied. Na enige tijd verliest het bladmoes zijn voedingskracht. Het bruine stukje wordt dan vervangen door een vers blaadje. De 'werksters' zorgen er dan direct voor dat er nieuwe schimmeldraden in worden gestoken.
Een derde groep van interessante mieren zijn de zogenaamde 'veehouders'. Deze gele weidemier komt in ons land veel voor. Deze mieren schuwen het licht. Tussen het gras van de weiden maken zij een hoop aarde, die uit gangen en kamers bestaat. De wortels van het gras lopen erdoorheen. Op deze wortels leven allerlei soorten luizen. Die luizen kunnen als 'vee' voor deze mieren gezien worden. De sappen die door de luizen uit de wortels gezogen worden, gaan door hun lichaam en worden daarna als een zoete vloeistof aan de weidemieren afgegeven. Af en toe laten de luizen zich gewillig door de mieren naar een andere plaats brengen. Er is ook een soort mieren dat 'stallen' bouwt, die door overdekte gangen met elkaar verbonden zijn. Een 'stal' wordt als een kamer van aarde rondom de luizen gemaakt. Overal waar bladluizen zijn, kan men ook mieren vinden. Als er een stroom van mieren tegen een boom opklimt, zijn er vast en zeker in die boom ook luizen. Wie tot de mieren gaat, ontdekt de wijsheid van de Schepper.
Een bergbeklimmer en zijn gids waren bezig een hoge berg te beklimmen. Plotseling kwam er een onweer opzetten. De lucht werd donker, de wind begon te waaien. De toerist wilde snel naar beneden gaan, maar de gids hield hem tegen en zei: 'Nee, we gaan niet naar beneden, we gaan juist naar boven.' De man was verstandig, hij luisterde naar de gids en ging met hem zo snel mogelijk naar boven. Na een poosje waren ze op een hoogte waar de zon scheen en waar het windstil was. Zij waren volkomen veilig, terwijl het beneden hen noodweer was.
Ook wij zijn onderweg en wij hebben, net als de bergbeklimmer, een Gids. Een betrouwbare Gids. En die Gids moeten we volgen. Ook voor ons kunnen de omstandigheden opeens veranderen. Het leven kan soms heel moeilijk worden. Geliefden kunnen weggenomen worden. We kunnen veel verdriet hebben, we kunnen ons eenzaam voelen. Satan kan proberen ons aan het twijfelen te brengen. Dan is het nodig te luisteren naar de aanwijzingen van onze Gids. Ook Hij wil dat we in onze moeilijkheden naar boven gaan, niet naar beneden. We moeten op Hem zien en de omstandigheden in Zijn hand leggen en op Hem vertrouwen. Dan worden we als het ware boven die moeilijkheden en problemen uitgetild.
'Zondigen' is de vertaling van een grieks woord dat betekent 'het doel missen'. We gebruiken dat woord ook vaak zo. Bij een gemiste goal in een voetbalwedstrijd of een taartje dat op de grond valt, zeggen we vaak: 'Zonde!' En dan gaat het meestal nog om relatief kleine zaken, want zelfs een nederlaag bij een wedstrijd, daar komen mensen nog wel weer overheen. Maar het kan zo ook gaan bij belangrijkere zaken: bijvoorbeeld bij het doel dat God met ons leven had. Psalm 139 zegt dat God ons in de moederschoot heeft geweven en dat Hij daar een bedoeling mee had. Bij hoeveel mensen die geboren worden, zal Gods doel verwezenlijkt worden?
Denk aan de gelijkenis van de zaaier en het zaad. Er werd zaad gestrooid op de rotsen: dat kreeg niet eens de tijd om te ontkiemen of het werd al door de vogels opgegeten. Dan was er het zaad dat in ondiepe plaatsen viel. Het schoot wortel, maar niet genoeg, omdat het zo ondiep was. Toen het even tegen zat, redde het plantje het niet. En er was nog het zaad dat tussen de dorens viel. Toen het opkwam, werd het overwoekerd. Tenslotte was er het zaad dat in goede grond viel, heel goed opgroeide en zelf weer heel vruchtbaar was. Je zou je kunnen voorstellen dat God ook zo zaait in mensen, in families, in dorpen en in steden. Sommige zaden zijn in heel goede grond terecht gekomen, andere in minder goede grond of ze hebben last van dorens. Dat kan door allerlei oorzaken komen. Niet alles daarbij was de wil van God, echt niet. Maar God kán er altijd nog wel iets mee. 'Hij zal het geknakte riet niet buigen en de walmende vlaspit niet doven', zegt de Bijbel, want Hij wil dat het riet weer opgericht wordt en de vlaspit licht verspreidt.
Zo kunnen we op meerdere momenten van ons leven er opnieuw voor kiezen om Gods wil, en het doel dat Hij met ons leven heeft, te zoeken. De weg naar dat doel bevat namelijk ook kruispunten. Bij elke niet goed gekozen weg komt er gelukkig wel weer een nieuw kruispunt, waar de route aangepast kan worden, zodat we toch de goede richting uit kunnen gaan. Al gaande op de weg van God zult u in ieder geval de ervaring hebben, dat het de meeste voldoening en innerlijke vrede geeft om zo dicht mogelijk bij het doel te zijn dat God met ons leven heeft. Dan komen we namelijk pas echt 'tot ons recht'. Gelukkig gaat het bij God niet alleen om de kampioenen. Ook met een tweede, derde of vierde plaats 'vallen we nog in de prijzen'. En zelfs voor wie daarna komt, is er nog een beloning. De weg die met God gegaan wordt, heeft sowieso al meerwaarde op alle andere wegen, omdat die meewerkt aan het grotere totale doel van God. In dat geloof zijn al velen op weg gegaan. Langs wegen die voor mensen soms onduidelijk leken, zal blijken dat God met hen zijn doel niet heeft gemist.
John Wesley moest eens een lange reis maken en hij reisde samen met een officier met wie hij bijzonder goede gesprekken had. Alleen vond Wesley het vervelend dat zijn reisgenoot af en toe grove woorden gebruikte. Toen ze moesten overstappen, nam Wesley de officier even terzijde en zei tegen hem dat hij het fijn vond nog verder samen met hem te reizen, maar dat hij hem eerst een gunst wilde vragen. De officier antwoordde: 'Het zal me een genoegen zijn aan jouw verzoek te voldoen, Wesley. Want ik ben ervan overtuigd dat jij niets onredelijks zult vragen.' Wesley zei: 'We zullen nog een heel eind samen reizen. Als het mocht gebeuren dat ik in het vuur van het gesprek me vergis en grove woorden gebruik, wil je me dan daarop wijzen?' De officier begreep het meteen. Hij glimlachte en zei: 'Alleen Wesley is in staat iemand op zo'n manier te vermanen.'
In Kol. 4:16 lezen we dat we 'in alle wijsheid elkaar moeten leren en terechtwijzen.' En in vers 5 en 6 lezen we: 'Gedraag u wijs tegenover de ongelovigen en gebruik elke gelegenheid om hun het goede nieuws door te geven. Wees in uw spreken vriendelijk en verstandig en zorg ervoor dat u iedereen een goed antwoord geeft.'
Een student vroeg eens aan een rabbijn: 'Waar- om gaf de Heer elke dag manna aan het volk van Israël in de woestijn? Waarom gaf Hij niet in één keer voldoende voor een lange tijd?' De rabbijn gaf het volgende antwoord: 'Een koning had een zoon aan wie hij een jaarinkomen gaf. Wat gebeurde er? De zoon kwam één keer per jaar bij zijn vader om het geld voor een heel jaar in ontvangst te nemen. Dat was niet goed. Daarom bracht de wijze koning er verandering in. Voortaan moest de zoon dagelijks komen om zijn geld voor één dag te ontvangen. Zo bracht de zoon elke dag een bezoek aan zijn vader. Daardoor leerde hij zijn vader beter kennen en begreep hij hoe hij de tegenwoordigheid, de liefde en de wijsheid van zijn vader elke dag nodig had. Zo had ook het volk van Israël niet alleen elke dag het manna nodig, maar ook de aanwezigheid van God.' Tot zover de rabbi. Voor ons geldt hetzelfde. Wij kunnen dankbaar zijn voor de goede gaven die God ons geeft. Maar kennen we ook de Gever en danken we Hem? Ook wij hebben elke dag voedsel nodig: dat voedsel vinden we in het Woord van God. Op die manier leren we onze vader beter kennen.
Een wesp kan geen honing maken. Om dit te kunnen moet hij een bij worden. Een zeug zal niet voor het vuur gaan zitten om zijn snuit te wassen, zoals een kat. Evenmin zal een losbol graag een heilig leven leiden. Geen duivel zal God loven, zoals de engelen. Mensen die God niet kennen, kunnen Hem niet welgevallig dienen, zoals de kinderen van God. Hun onvermogen is van geestelijke aard. Ze kunnen het niet omdat ze het niet willen. Van de broers van Jozef wordt gezegd dat ze niet vriendelijk met hem konden spreken, zo groot was hun haat tegen hem. Maar een dergelijke onmacht is nog geen excuus. De bron waaruit zij voortkwam, deugde niet. Evenmin is een drugsverslaafde te verontschuldigen omdat hij zijn verslaving niet kan overwinnen. Zo is het ook met een zondig mens, die geen berouw heeft over zijn leven. Hij zal zich nooit kunnen verontschuldigen met: 'Ik kon mij niet veranderen.' De vraag is: wilt u zich bekeren? Zo niet, dan zal de Rechter eenmaal tegen u zeggen: 'U hebt niet gewild!' Zo ja, dan is geen verslaving voor Hem te groot: u krijgt namelijk een nieuwe natuur en de Geest van God. Dan zijn alle dingen mogelijk voor hem die gelooft.
Bij Florence lag een groot blok marmer. Verschillende beeldhouwers hadden geprobeerd het te bewerken, maar ze waren er niet in geslaagd. Het enige resultaat was dat het aan alle kanten geschonden was en nergens meer geschikt voor leek te zijn. Toen kwam men op het idee aan Michelangelo te vragen of hij van dit onogelijke blok marmer nog iets kon maken. De grote kunstenaar liet een schuur om het stuk marmer heen bouwen, zodat hij ongestoord kon werken. Anderhalf jaar werkte hij er aan. Toen gaf hij de opdracht de schuur af te breken. Daar stond een prachtig standbeeld van de jonge David (nog steeds te bewonderen in Florence). Zoiets kon alleen de meesterhand van de beroemde Michelangelo tot stand brengen. Maar God kan nog oneindig veel meer! Hij kan harde harten met zijn Woord bewerken. Dat Woord is 'als een hamer die een steenrots vermorzelt' (Jer. 23:29). God brengt zondaars tot geloof en bekering, en vormt in hen het volmaakte beeld van zijn Zoon. Dat doet Hij uit liefde.
'Geloven is best, maar je moet het niet overdrijven.' Ik hoor het Piet nog zo zeggen. Hij was een collega met wie ik nauw samenwerkte. We konden het goed met elkaar vinden. 'Hoe bedoel je,' vroeg ik voorzichtig. 'Nou, ik geloof ook in God en ga soms naar de kerk. Maar om nou overal het geloof bij te halen, lijkt me wat te veel van het goede.' Ik was even stil. Wat moest ik daar nu op antwoorden? 'Ik ben het niet helemaal met je eens. Een relatie met de Here is niet iets van een paar momenten in de week, het doortrekt je hele leven. Net als in een huwelijk, in alles houd je rekening met elkaar. Kun je het naar God toe eigenlijk wel maken om te zeggen dat je niet moet overdrijven? Zou Hij ooit vinden dat je Hem te veel in je leven betrekt? En kijk eens naar wat God Zelf deed toen Hij Zijn Zoon stuurde. Hij was niemand verplicht zoveel liefde te geven. Het was Zijn goed recht om ons te laten sterven, omdat wij tegen Hem hadden gekozen. Maar Hij is zo oneindig liefdevol dat Hij een nieuwe mogelijkheid creëerde, zodat we in relatie met Hem kunnen leven. Het is maar goed dat God niet zuinig was in Zijn liefde naar ons toe.'
Als wij iets eenparigs begeren zegt de bijbel: het zal ons tendeel vallen. Maar geloven we nog in wonderen? Tegenwoordig is de mediche wetenschap zo vooruitgegaan (dank God daarvoor) .maar lang niet alles is door de dokter op te lossen. En soms kan het woord van de dokter( uitslag) een grote klap voor ons zijn, Hij kan ons bijvoorbeeld mee delen dat er niets meer aan een situatie te doen is.Dat het ook hier voor de medische wetenschap ophoud. gelukig kennen wij iemand die noch gebonden is aan een ziekte, noch aan een situatie,noch aan het woord van welke dokter dan ook. Ja u begrijp wat ik wil zeggen Ik heb het over Jezus van nazareth De Grote heelmeester Zelf, Waarvan wij weten dat het woord Gods zegt, dat Hij onverandert is.En dat geen ding onmogelijk is voor diegen die geloven! Ik weet zeker als Jezus vandaag de dag nog op aarde zou rond wandelen dan brachten vele mensen van waar ook ter werelt de zieke naar de plaats waar Hij was. maar de bijbel zegt Hij is niet verandert ook al is Hij niet meer in het vlees bij ons, toch is hij door de Heilge geest op de plaats waar wij zijn. We hoeven er niet eens onkosten voor te maken aan dure reizen en medicijnen. Het is gratis en voor niets. dat Hij nog steeds gewillig is om Hen die door de duivel overweldigt zijn aan te raken en een wonder voor hen te willen doen, het enige dat Hij ons vraagd is of we geloven dat Hij het doen zal en doen kan. gelooft u nog in wonderen? dat is mijn vraag aan u vandaag. Ik geloof het met mijn hele hart dat Jezus nog wonderen wil en kan doen. Word niet hopeloos in uw situatie, ga niet bij de pakken neer zitten en denk niet; het is niet voor mij maar richt uw geloofs oog op Jezus. En geloof dat u het onvangen heb, en het zal uw geworden.Wat u nood ook is en hoe moeilijk de situatie ook lijkt, God heeft alles onder controle. Ik zeg dit vanuit een diep geloof en zeker weten in mijn hart moge de Heer u de wensen van uw hart schenken! voeg daad bij het woord en acepteer geen nee Toen jacob in een worsteling met God was... zei hij eigenlijk heel brutaal IK LAAT U NIET GAAN TENZEI GIJ MIJ ZEGEND!.Amen? en jacob ontving zijn zegen. neem deze houding ook tegen God aan en zeg : Heer u heb het beloofd in uw woord en ik wil gaan staan op uw belofte.
In een oud boek las ik het volgende: 'Zware beproevingen zijn voor de ziel als sijpelende regen voor het huis. We weten niet dat er zulke gaten in het dak zitten tot er een stortregen komt en dan zien we het hier en daar druppelen. Misschien wisten we niet dat er verkeerde dingen in ons huisden, totdat de stormen van de beproeving kwamen en we merkten dat ongeloof, ongeduld en vrees op veel plaatsen neersijpelden.' Hoe waar is dat! Beproeving test ons en bewijst wat voor soort christenen we zijn. Als er defecten zijn in onze geestelijke wapenrusting, dan zullen ze openbaar worden onder de druk en spanning van de moeilijkheden. Als de sluizen van tegenspoed opengaan, stemmen we in met de woorden van de psalmdichter: 'Verlos mij, o God, want het water is gekomen tot aan de lippen' (Ps. 69:2). Toch hoeven we niet bang te zijn, want het is onze liefhebbende Vader die de wateren toelaat te komen. Gaat u door een storm momenteel? Misschien is het om uw geestelijke noden te openbaren. Repareer het 'lekke dak' door geloof, gebed en overgave aan de Heilige Geest.
Op een mooie zomerdag was ik met mijn dochter op bezoek in een soort pretpark. Toen we in de rij stonden voor een van de attracties, hoorde ik een man vragen: 'Weet iemand waar deze rij naartoe gaat?' De man naast hem zei: 'Ik heb geen flauw idee.' Ik grinnikte om hun kennelijke onwetendheid, maar toen realiseerde ik me dat ik zelf ook niet wist waar de rij voor was.
Het maakte me trouwens niets uit. Het was een 'vader-en-dochterdag' en we hadden het samen gezellig. Het was niet belangrijk waar we naartoe gingen, het ging er om dat we samen uit waren.
Ik moest denken aan wat we noemen 'wandelen met de Here'. Zijn we zo in beslag genomen door wat we meemaken in het leven dat we vergeten om blij te zijn dat we elke dag met Hem samen zijn?
Henoch, een gelovige uit het Oude Testament, 'wandelde met God, driehonderd jaar' (Gen. 5:22). En toen wandelde hij weg van de aarde in Gods tegenwoordigheid zonder de dood te zien (Hebr. 11:5).
We weten niet hoe onze levensweg zal zijn, maar we kunnen genieten van de reis als we met de Here wandelen: 'Ik wandel in het licht met Jezus...'
Er is een verhaal van een oude grootvadersklok die al drie generaties lang in dezelfde hoek van een kamer had gestaan en trouw dag na dag de minuten en uren weggetikt had. In de klok was een zwaar gewicht dat elke avond moest worden opgetrokken om de klok aan de gang te houden.
Op zekere dag werd de klok verkocht en de nieuwe eigenaar zag het zware gewicht. 'Dat is te erg,' zei hij, 'dat die oude klok zo'n zware last moet dragen.' Hij nam het gewicht van de ketting en ogenblikkelijk hield de klok op met tikken. 'Waarom deed u dat?' vroeg de klok. 'Ik wilde je last verlichten,' zei de man.
'Hang het er alstublieft weer in,' zei de klok, 'dat houdt me aan de gang!'
De meeste mensen hebben graag een gemakkelijk leventje. Ze denken dat ze, als ze geen lasten hebben, plezierig kunnen leven. Ze beseffen niet dat God ons vaak geestelijk 'aan de gang houdt' door de gewichten die ons naar beneden lijken te trekken. Beproevingen kunnen onze voeten geestelijk activeren. Onze lasten brengen ons niet alleen zegen in dít leven, maar 'de lichte last der verdrukking van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid' (2 Kor. 4:17).
Onlangs vroeg een kennis van ons of ik haar vader wilde bezoeken. Hij lag in het ziekenhuis in afwachting van een operatie. Zijn toestand was ernstig en ze was bezorgd over zijn geestelijk welzijn. Toen ik hem een bezoek bracht en over de Heer Jezus begon te spreken, zei de man dat hij een dominee had gekend die het niet zo nauw nam met de huwelijkstrouw. 'Er zijn te veel huichelaars in de kerk,' zei de man. Ik hield een van mijn handen vóór mijn bijbel en vroeg: 'Wat ziet u?' 'Uw hand, met uw bijbel daarachter.' Toen plaatste ik de Bijbel vóór mijn hand. 'Wat ziet u nu?' vroeg ik. 'Alleen de Bijbel.' 'Ik kan mijn hand achter de Bijbel verbergen, omdat mijn hand kleiner is dan de Bijbel,' zei ik. 'Ik bedoel te zeggen dat het enige wat kleiner is dan een huichelaar, de persoon is die zich daarachter probeert te verbergen.'
'Daar heb ik nooit aan gedacht,' antwoordde hij. Op die dag besefte hij dat hij zijn eigen zonden moest belijden en niet de zonden van anderen moest gebruiken als een excuus om niet tot Christus te gaan. En diezelfde dag kwam hij tot geloof in de Heer Jezus.
Het openbaar vervoer in Londen kent twee soorten bushaltes: de 'Bus Stop', waar elke langsrijdende bus stopt, en de 'Bus Request', een halte waar de bus alleen op verzoek stopt. Iemand die bij een 'Bus Request' wil opstappen, moet dit aan de naderende buschauffeur door middel van een handgebaar duidelijk maken. Anders rijdt de bus gewoon verder.
De twee blinde bedelaars voor de poorten van Jericho hadden van andere mensen over de Heer Jezus horen vertellen. Toen ze vernamen dat Hij aan de weg waar zij zaten zou langskomen, schreeuwden ze luidkeels: 'Heb medelijden met ons, Zoon van David!' Hij mocht in geen geval voorbijgaan zonder te stoppen. Als er Eén zou kunnen helpen, dan was Hij het wel. En de Heer Jezus? Hij bleef staan, riep hen bij Zich en gaf hun het gezicht weer terug.
Wie met de bus mee wil, moet dat duidelijk aan de chauffeur laten zien. Wie gered wil worden, moet zich tot de Heer Jezus wenden. Natuurlijk gaat Hij u niet achteloos voorbij, maar Hij dringt Zich ook niet op. Als wij Hem niet willen, gaat Hij verder. 'Roep Mij aan ten dage der benauwdheid, Ik zal u redden en u zult Mij eren' (Ps. 50:15).
Een man bezocht met een vriend de juwelier Tiffany in New York City. Men liet hem een schitterende diamant zien, die een prachtig geel licht uitstraalde, en nog veel andere schitterende stenen. Hij zag ook een steen die er heel dof uit- zag en zei: 'Dit is helemaal geen mooie steen.' De vriend die bij hem was, hield de steen een paar minuten in zijn hand. Toen hij daarna zijn hand opendeed, zei de man: 'O, wat een prach- tige steen.' Zelfs het kleinste plekje van de steen schitterde en straalde met de pracht van een regenboog. 'Wat heb je met de steen gedaan?' Zijn vriend antwoordde: 'Dit is een opaal. Dit is wat we noemen een sympathie voelende juweel. Pas als ze in contact komt met bijvoorbeeld de hand van een mens, schittert ze zo prachtig.' Zo is het ook met het leven van veel mensen. Zij hebben de warmte van de aanwezigheid, van de aanraking en van de sympathie (het medege- voel) van andere mensen nodig om te kunnen schitteren met de pracht van een opaal.
'Zondigen' is de vertaling van een grieks woord dat betekent 'het doel missen'. We gebruiken dat woord ook vaak zo. Bij een gemiste goal in een voetbalwedstrijd of een taartje dat op de grond valt, zeggen we vaak: 'Zonde!' En dan gaat het meestal nog om relatief kleine zaken, want zelfs een nederlaag bij een wedstrijd, daar komen mensen nog wel weer overheen. Maar het kan zo ook gaan bij belangrijkere zaken: bijvoorbeeld bij het doel dat God met ons leven had. Psalm 139 zegt dat God ons in de moederschoot heeft geweven en dat Hij daar een bedoeling mee had. Bij hoeveel mensen die geboren worden, zal Gods doel verwezenlijkt worden?
Denk aan de gelijkenis van de zaaier en het zaad. Er werd zaad gestrooid op de rotsen: dat kreeg niet eens de tijd om te ontkiemen of het werd al door de vogels opgegeten. Dan was er het zaad dat in ondiepe plaatsen viel. Het schoot wortel, maar niet genoeg, omdat het zo ondiep was. Toen het even tegen zat, redde het plantje het niet. En er was nog het zaad dat tussen de dorens viel. Toen het opkwam, werd het overwoekerd. Tenslotte was er het zaad dat in goede grond viel, heel goed opgroeide en zelf weer heel vruchtbaar was. Je zou je kunnen voorstellen dat God ook zo zaait in mensen, in families, in dorpen en in steden. Sommige zaden zijn in heel goede grond terecht gekomen, andere in minder goede grond of ze hebben last van dorens. Dat kan door allerlei oorzaken komen. Niet alles daarbij was de wil van God, echt niet. Maar God kán er altijd nog wel iets mee. 'Hij zal het geknakte riet niet buigen en de walmende vlaspit niet doven', zegt de Bijbel, want Hij wil dat het riet weer opgericht wordt en de vlaspit licht verspreidt.
Zo kunnen we op meerdere momenten van ons leven er opnieuw voor kiezen om Gods wil, en het doel dat Hij met ons leven heeft, te zoeken. De weg naar dat doel bevat namelijk ook kruispunten. Bij elke niet goed gekozen weg komt er gelukkig wel weer een nieuw kruispunt, waar de route aangepast kan worden, zodat we toch de goede richting uit kunnen gaan. Al gaande op de weg van God zult u in ieder geval de ervaring hebben, dat het de meeste voldoening en innerlijke vrede geeft om zo dicht mogelijk bij het doel te zijn dat God met ons leven heeft. Dan komen we namelijk pas echt 'tot ons recht'. Gelukkig gaat het bij God niet alleen om de kampioenen. Ook met een tweede, derde of vierde plaats 'vallen we nog in de prijzen'. En zelfs voor wie daarna komt, is er nog een beloning. De weg die met God gegaan wordt, heeft sowieso al meerwaarde op alle andere wegen, omdat die meewerkt aan het grotere totale doel van God. In dat geloof zijn al velen op weg gegaan. Langs wegen die voor mensen soms onduidelijk leken, zal blijken dat God met hen zijn doel niet heeft gemist.
Varen in de Hudsonrivier is op zichzelf een bijzondere ervaring. Soms is het heel spannend, vooral als je er voor het eerst komt. Er is namelijk een plaats in de rivier waar het lijkt of je helemaal opgesloten zit tussen de rotsen. Er lijkt geen doorgang te zijn. Je denkt dat het schip tegen een rots zal varen als je niet stopt. Maar als je gewoon doorvaart tot je vlakbij een bepaalde rots bent, wordt op het laatste ogenblik een opening zichtbaar waar je veilig door kunt varen. Dan kom je in een van de mooiste baaien van de rivier. Zo kan het ook gaan met ons levensschip. Soms lijkt het of je niet verder kunt. Je ziet geen uitkomst meer in de moeiten, zorgen en beproevingen. Toch kun je rustig doorgaan als je je weg met de Heer gaat. Hij kent de veilige weg. Hij kent de gevaren. Als je op Hem blijft vertrouwen, zal Hij zorgen voor de uitkomst. Hij brengt je veilig door de beproevingen heen en later ben je dankbaar voor de heerlijke ervaringen die je meemaakt in gemeenschap met Hem. Bedenk dat Hij met de verzoeking ook de uitkomst zal geven.
Een dominee bezocht een vrouw die er bekend om stond dat ze altijd ontevreden was en wel iets had om over te mopperen. Men noemde haar een chronische mopperaar. Zij mopperde altijd over alles en over iedereen. De voorganger wist dat haar aardappeloogst er dit jaar geweldig goed voor stond. Zij had een betere oogst dat iedereen in de buurt. In het gesprek begon hij over haar aardappelen en vroeg of ze nu tevreden was. De vrouw keek hem aan en zei: 'Ja, mijn aardappelen staan er dit jaar niet slecht voor, maar waar zijn de kleine aardappelen voor mijn varkens?' Ondanks deze goede oogst was zij nog niet tevreden.
Als de apostel Paulus tijdens zijn gevangenschap in Rome een brief schrijft aan de gemeente in Filippi, dan schrijft hij onder andere dat hij geleerd heeft tevreden te zijn met de omstandigheden waarin hij zich bevindt (Fil. 4:11). Hoewel zijn omstandigheden eigenlijk niet zo goed waren, is hij toch tevreden en hij schrijft in zijn brief veel over blijdschap, namelijk 'blijdschap in de Here' (3:1;
Hij stond in het middelpunt tijdens een kerkdienst in het bejaardencentrum: de kleine, grijze ezel van stof, die ik voor de preek had meegenomen.
'Hoeveel is deze ezel eigenlijk waard?' vroeg ik aan de bijeengekomen bewoners. Ik geef toe dat het pluchen beest er niet bepaald attractief meer uitzag. Het had er al meer dan 45 jaar op zitten. Maar juist het feit dat het dier al heel wat jaren achter de rug had, maakte het voor mij zo waardevol. Ik kreeg het 45 jaar geleden van mijn moeder, toen ik als kind in het ziekenhuis lag. De waarde van de ezel bestond voor mij niet in het materiële.
Was het met de mensen in het bejaardencentrum niet net zo? Ook zij waren al een dagje ouder. De energie om te presteren was bij hen niet meer aanwezig. Als we merken dat we niet meer kunnen voldoen aan de eisen van de maatschappij, hebben we Iemand nodig Die ons niet beoordeelt naar onze prestaties, maar Die ons liefheeft omdat we Zijn schepselen zijn. God laat ons door de profeet Jesaja weten: 'U bent kostbaar in Mijn ogen en hooggeschat en Ik heb u lief.'
Menselijke vrijheid is een vrijheid die opge- bouwd wordt 'in gezinnen, ondersteund in gemeenschappen met waarden en normen, en overeind gehouden in ons leven als natie, door de waarheden van de Sinaï, de Bergrede, de woorden van de Koran en de verschillende geloofsinhouden van ons volk', aldus president Bush.
Een vrijheid die de ruimte aan mensen moet geven om te doen wat ze zelf menen te moeten doen. Is dat de kracht die haat, bitterheid en eigenwaan kan breken? Nee, deze Amerikaanse burgerlijke vrijheid geeft ruimte, maar is zelf geen kracht. Ze geeft ruimte voor goede mach- ten, maar ook voor boze machten. Amerika is natuurlijk ver weg. Toch is dit alles ook dichtbij, omdat ook bij ons de vraag rijst: welke kracht kan de geweldige, schrikwekkende krachten van de zonde in óns land beteugelen? Tasjesdieven en moorden, haat en onverdraag- zaamheid, secularisatie en religieuze spanning, in onze straten, op onze pleinen. Geen enkele vorm van burgerlijke vrijheid is daartegen bestand. Maar er is wel een kracht die ertegen opgewassen is: de kracht van de liefde, uitgestort in mensenharten door de Heilige Geest die ons gegeven is.
Op een avond toen we met ons hele gezin ergens naartoe zouden gaan, vroeg ik mijn dochtertje of het buiten droog was. Ze keek even tussen de gordijnen door in de donkere straat. Haar eerste bericht was gunstig. Het was droog. Maar toen opeens zei ze: 'Onder de lantaarnpaal sneeuwt het!'
Alleen daar waar het licht reikte, zag ze de natte sneeuw vallen. Ik heb toen even moeten denken aan onszelf. Er is zoveel in ons eigen leven dat niet goed is. Maar we zien het niet. Wat weten de meeste mensen van hun eigen hart af? Van hun egoïsme, hun onredelijkheid, hun liefdeloosheid. En nog veel meer. Pas als Gods licht in ons leven binnenvalt, zien we wat er allemaal aan mankeert. En we schrikken. Het licht van de Heilige Geest is nodig om ons te overtuigen. Gelukkig wil de Heilige Geest ons ook overtuigen van de liefde van Christus die beschikbaar is om alle schuld uit ons leven weg te nemen en het nieuw te maken.
SCHUILEN ACHTER HET BLOED We schrijven het jaar des Heren 1572. De Spanjaarden eisten dat de inwoners van Rotterdam de stad zouden overgeven. Als ze niet aan deze eis zouden beantwoorden, dan zou de stad worden verwoest. Bij een vrijwillige capitulatie zouden de Spanjaarden de inwoners echter sparen. Eén van de Rotterdamse kooplieden vertrouwde de woorden van de Spanjaarden niet. Hij bracht zijn vrienden bijeen in zijn ruim bemeten woning. Vervolgens sloeg hij de meubels kort en klein en gooide de brokstukken de straat op. Ook gooide hij zijn eigen ruiten in en slachtte een lammetje waarvan hij het bloed over de drempel van de voordeur op straat liet lopen. De Spanjaarden hielden hun belofte niet en vielen de stad binnen. Bij het huis van de koopman aangekomen, dachten ze dat hun kameraden al binnen waren geweest. Zo bleven het huis en zijn bewoners dankzij de dood en het bloed van een onschuldig lam ongedeerd. Een ieder die schuilt achter het bloed van Jezus Christus, zijn werk in het geloof aanneemt, is eens voor altijd in veiligheid.
Een voorganger zocht regelmatig een man op die bijna blind was. Hij vertelt hierover: 'Als ik met hem bad, wilde hij altijd mijn hand vasthouden, want, zoals hij zei, lichamelijk contact betekende veel voor hem, het gaf hem geestelijke inspiratie en een bijzondere troost. Nadat hij door een operatie weer kon zien en ik weer bij hem kwam en met hem wilde bidden, dacht ik dat hij het niet meer nodig zou vinden dat ik tijdens het bidden zijn hand vasthield. Maar het bleek dat hij graag wilde doorgaan met deze gewoonte, want ook nu hij weer kon zien, betekende dit heel veel voor hem. Lichamelijk contact kan heel waardevol zijn.' We lezen in de Evangeliën vaak dat de Heer Jezus mensen aanraakte, of dat de mensen Hem aanraakten. Bijvoorbeeld in Matth. 8:3 lezen we dat de Heer Jezus een melaatse aanraakte en hem genas. In Mark.10:13 lezen we dat ouders hun kinderen bij Jezus brachten, opdat Hij hen zou aanraken. In Matth.14:36 lezen we dat de mensen de zoom van zijn kleed of Hem Zelf wilden aanraken om genezen te worden.
Gal. 3:13
Dit is een van de grote heilswaarheden van het
nieuwe verbond. Onder het oude verbond met
Israël was het: Vervloekt is ieder die niet vol-
hardt in alles wat geschreven staat in het boek
van de wet. Wanneer werd Christus een vloek?
Toen Hij aan het kruis hing! Hij werd daar tot
zonde gemaakt; Hij droeg onze zonden. Paulus
schrijft: 'Hij heeft mij liefgehad en Zich voor
mij overgegeven.' Eeuwig zij zijn naam hier-
voor geprezen. Gods zegen, eens aan Abraham
beloofd, is door Hem tot alle volken gekomen.
'Van de vloek maakt Hij mij vrij
en zijn sterven zaligt mij.'
Een jonge man was voorganger geworden van een grote gemeente in een nogal deftige wijk van de stad. Tijdens de receptie die gehouden werd om hem welkom te heten, kwam een keurig geklede mevrouw naar hem toe. Ze gaf hem een hand en zei tegen hem: 'Ik begrijp niet hoe u het aandurft om zevenhonderd mensen tevreden te stellen.' Even zweeg de jonge voorganger. Wat moest hij hierop zeggen? Maar gelukkig, God gaf hem de wijsheid om het goede antwoord te geven: 'Ik ben niet naar deze stad gekomen met het doel zevenhonderd mensen tevreden te stellen. Ik hoef alleen maar God tevreden te stellen. Alleen als ik Hem tevredenstel, dan is het goed.' Wat deze voorganger antwoordde, stemt overeen met wat Paulus zegt in Gal. 1:10: 'Probeer ik bij de mensen in de gunst te komen? Praat ik iedereen naar de mond? Nee, ik probeer Gods wil te doen. Als ik de mensen naar de mond zou praten, zou ik geen dienaar van Christus zijn' (vert. Het Boek).
Een ongelovige Engelse graaf bezocht de Fidji- eilanden in de Grote Oceaan. Hij maakte kennis met een stamhoofd dat christen was geworden. De graaf zei: 'Wat is het toch jammer dat u zo dom bent geweest om naar de zendelingen te luisteren. Tegenwoordig gelooft toch geen enkel verstandig mens meer wat in de Bijbel staat. Dat boek heeft zijn'tijd gehad.' Bij deze woorden begonnen de ogen van de oude stamhoofd te fonkelen. 'Mijnheer de graaf/ zei hij streng, 'u moest God danken voor het evangelie!' 'Ik zou niet weten waarom', ant- woordde de graaf. 'Dat zal ik u dan eens duide- lijk maken. Ziet u daar die grote steen? Vroeger was het onze gewoonte onze gevangenen op deze steen te doden. En ziet u ginds die oven? Als wij onze feesten vierden ter ere van onze goden werden onze mensenoffers daarin geroosterd. Als de zendelingen niet gekomen waren om ons te leren dat we ons moesten bekeren van deze boze dingen, en als zij ons niet "het oude Boek" gebracht hadden, dan was u hier ook in deze oven geroosterd. Daarom zeg ik u: in plaats van zo verachtelijk over de Bijbel te spreken, zou u God moeten danken voor het
Onlangs zag ik een oude man bezig met forellen vissen. Snel en handig trok hij de ene na de andere vis boven water. 'Goed gedaan, oude man,' zei ik. 'Veel andere vissers hebben minder succes; hoe komt dat?' De oude man richtte zich op, stak zijn hengel in de grond en zei: 'Luister, er zijn drie regels voor het vissen op forellen. Als je daar niet op let, kun je het net zo goed laten. De eerste: houd jezelf uit het gezicht. De tweede: houd jezelf verder uit het gezicht en de derde: houd jezelf nog verder uit het gezicht.' Een goede les voor het vissen van mensen. De Here Jezus zei eens tegen Simon Petrus en Andreas: 'Komt achter Mij en Ik zal u vissers van mensen maken.' Hij moet het ons leren; we hebben het niet van onszelf. Cijfer in dit werk jezelf helemaal weg; dan kan Hij je vormen naar Zijn beeld en ga je het doen zoals Hij, namelijk niet in eigen kracht, maar door Gods Geest sterk gemaakt en in Zijn kracht. Bid de Here dat Hij nog veel goede vissers gaat gebruiken om kostbare zielen voor de eeuwigheid te redden.
MIJN SCHAPEN VOLGEN MIJ
Een toerist zag eens in Nazareth dat verschillende herders tegelijk hun schapen lieten drinken bij het water. Toen de schapen voldoende gedronken hadden, riepen de herders hun schapen en de schapen liepen naar hun herder en volgden hem. De toerist vroeg aan een herder of de schapen altijd hun eigen herder volgden, wanneer zij riepen. De herder antwoordde: 'Alleen als een schaap gezond is, zal hij altijd luisteren naar de stem van zijn eigen herder en hem volgen. Wanneer een schaap ziek is, herkent hij de stem van zijn eigen herder niet meer en hij volgt een willekeurig iemand.' De Heer Jezus vertelt ook over de schapen en de goede Herder: 'En de schapen horen zijn stem; en Hij roept zijn eigen schapen bij name en leidt ze naar buiten... en de schapen volgen Hem, omdat ze zijn stem kennen. Maar een vreemde zullen zij geenszins volgen, maar zij zullen van hem vluchten, omdat zij de stem van de vreemde niet kennen' (Joh. 10:5). 'Mijn schapen horen mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij (vers 27)
SAMENWERKING
God laat nooit aardappelen, tarwe of haver groeien zonder toedoen van mensen. Hij doet het altijd in samenwerking met mensen. De Here schenkt zon en lucht, regen en dauw, dag en nacht, de vruchtbare jaargetijden, de nijvere, wroetende kleine regenwormen en insecten die ervoor zorgen dat de aarde poreus is. Hij schenkt het zaaisel leven, opdat het groeien kan. De mens moet de grond voorbereiden, het zaad strooien en de oogst binnenhalen.
Zo is het ook als het om onze ziel gaat. God schenkt nieuw leven, maar de mens moet het willen en in gebed naar Hem toe komen. God gebruikt mensen die Zijn evangelie doorgeven, schrijven, zingen, die bidden dat nog velen gered worden. God heeft er vele jaren geleden al voor gezorgd dat we kunnen worden gered. Jezus kwam, Hij toonde ons Gods liefde en stierf voor onze zonden. Als u verwacht verlost te worden zonder uw deel daarin bij te dragen, dan is dat net zo dom als een boer die verwacht dat de aardappelen zullen groeien zonder dat hij ze gepoot heeft. Uw aandeel: neem het heil in Christus aan!
Gevoel zegt: Kijk eens om je heen
Jezus zegt: Zie op Mij
Gevoel zegt: Hier kom je nooit uit
Jezus zegt: Ik maak je vrij
Gevoel zegt: Je struikelt telkens weer
Jezus zegt: Ik hou je vast
Gevoel zegt: Je hebt ook zoveel zorgen
Jezus zegt: Geef Mij dan je last
Gevoel zegt: Jij schiet altijd te kort
Jezus zegt: In Mij ben je volmaakt
Gevoel zegt: Je woorden zijn zonder kracht
Jezus zegt: Ik ben het die harten raakt
Gevoel zegt: Jij kan allen maar huilen
Jezus zegt: Verblijdt je ten alle tijden
Gevoel zegt: Trek maar een muur op
Jezus zegt: Niets kan je van Mij liefde scheiden
Gevoel zegt: Je bent onzeker en angstig
Jezus zegt: Vrees niet je bent van Mij
Gevoel zegt: De mensen mogen mij niet
Jezus zegt: Ik ben voor jou ,wie zal tegen je zijn
Gevoel zegt: Je bent zo minderwaardig
Jezus zegt: Je bent kostbaar in Mijn ogen
Gevoel zegt: Ga maar heel diep gebukt
Jezus zegt: Hef je hoofd omhoog
Gevoel zegt: Jij bent zo zwak
Jezus zegt: Zo openbaar je Mijn kracht
Gevoel zegt: Hoe kun je nu volhouden
Jezus zegt: Als je Mij maar verwacht
Gevoel zegt: Je hebt weer te weinig gebeden
Jezus zegt: Slaap nu maar, Rust maar in mijn vrede
1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. 2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. 3 Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, 4 en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. 5 In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. 6 Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken. 7 Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? 8 Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? 9 Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, 10 Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben, 11 Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden. 12 Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: Wat heeft dit toch te betekenen? 13 Maar sommigen zeiden spottend: Ze zullen wel dronken zijn. Toespraak van Petrus 14 Daarop trad Petrus naar voren, samen met de elf andere apostelen, verhief zijn stem en sprak de menigte toe: U, Joden en inwoners van Jeruzalem, luister naar mijn woorden en neem ze ter harte. 15 Deze mensen zijn niet dronken, zoals u denkt; het is immers pas het derde uur na zonsopgang. 16 Wat hier nu gebeurt, is aangekondigd door de profeet Joël: 17 Aan het einde der tijden, zegt God, zal ik over alle mensen mijn geest uitgieten. Dan zullen jullie zonen en dochters profeteren, jongeren zullen visioenen zien en oude mensen droomgezichten. 18 Ja, over al mijn dienaren en dienaressen zal ik in die tijd mijn geest uitgieten, zodat ze zullen profeteren. 19 Ik zal wonderen doen verschijnen aan de hemel boven en tekenen geven op de aarde beneden, bloed en vuur en rook. 20 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed voordat de grote, stralende dag van de Heer komt. 21 Dan zal ieder die de naam van de Heer aanroept worden gered. 22 Israëlieten, luister naar wat ik u zeg: Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend is, door zijn toedoen onder u heeft verricht. 23 Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door heidenen laten kruisigen en doden. 24 God heeft hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over hem niet behouden. 25 David zegt immers over hem: Steeds houd ik de Heer voor ogen, hij is aan mijn zijde, ik wankel niet. 26 Daarom verheugt zich mijn hart en jubelt mijn tong van blijdschap. Ja, mijn lichaam zal behouden blijven, 27 want u zult mij niet overleveren aan het dodenrijk en het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan. 28 U hebt mij de weg naar het leven getoond, Uw nabijheid zal mij vervullen met vreugde. 29 Broeders en zusters, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. 30 Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen, 31 heeft hij de opstanding van de messias (2:31) de messias Zie de noot bij Matteüs 2:4.voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. 32 Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. 33 Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort. 34 David is weliswaar niet naar de hemel opgestegen, maar toch zegt hij: De Heer sprak tot mijn Heer: Neem plaats aan mijn rechterhand, 35 tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd. 36 Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld. 37 Toen ze dit hoorden, waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: Wat moeten we doen, broeders? 38 Petrus antwoordde: Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, 39 want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen. 40 Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht! 41 Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. 42 Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed. Het leven van de eerste gemeente 43 De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichtten, vervulden iedereen met ontzag. 44 Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. 45 Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. 46 Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. 47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.
Dikwijls had Jezus Zijn discipelen gewezen op de noodzaak van de kracht van de Heilige Geest. Aan het eind van Lucas 24 staat dat Jezus de Zijnen onderrichtte dat ze in Zijn Naam bekering en vergeving van zonden moesten prediken onder alle volkeren; maar Hij voegde eraan toe dat ze moesten wachten in Jeruzalem totdat ze waren bekleed met kracht uit de hoge. In Joh. 16 zei Jezus tot hen dat Hij zou heengaan tot Hem, die Hem gezonden had en dat dit nodig was, omdat anders de Trooster, de Heilige Geest, niet tot hen zou kunnen komen. Jezus zei: "Indien Ik heenga, zal Ik Hem (de Heilige Geest) tot u zenden. En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel. Hij, de Geest der waarheid, zal u de weg wijzen tot de volle waarheid, en de toekomst zal Hij u verkondigen en Hij zal Mij verheerlijken". Er zijn twee dingen nodig om met Christus overwinnaar te kunnen zijn, namelijk geloof en Zijn goddelijke kracht. Zonder deze zullen wij altijd de nederlaag lijden. Jezus sprak:"Zonder Mij kunt ge niets doen". Petrus was drie jaar lang op de beste bijbelschool geweest. Hij genoot persoonlijk onderwijs van Jezus Zelf Petrus voelde zich dan ook "een hele Pief', nadat hij drie jaar met Jezus was geweest. Jezus wist echter wat in de mens was en zei tegen hem op de avond voordat Hij Zich gevangen liet nemen: "Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude. En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broeders". Petrus, die op zichzelf vertrouwde, sprak: "Here, met U ben ik bereid ook gevangenis en dood in te gaan!" Dit meende Petrus oprecht. Maar Jezus had geen vertrouwen in de mens zonder de Heilige Geest, ook al was deze een van zijn meest geliefde discipelen. Hij zei: "Ik zeg u, Petrus, de haan zal heden niet kraaien eer gij driemaal zult geloochend hebben, dat gij Mij kent". Deze ervaring was voor de overmoedige Petrus een goede les. Wat heeft hij geweend en zich geschaamd, vooral toen Jezus met het hanegekraai Zich speciaal omkeerde om Petrus met liefdevolle ogen overtuigend aan te zien. Hoe wonderbaar, dat de Heiland de Vader gebeden had dat hun geloof niet zou ophouden.
Wat de apostelen bij de komst van de Heilige Geest ervaren, maken ook wij mee in ons eigen leven. Ons bestaan zal worden herschapen, heel gemaakt tot nieuw verstaan en vervuld worden van Gods Geest van liefde en vreugde. Echte levensvreugde. De zeven gaven van de Heilige Geest zijn: wijsheid - verstand - inzicht - sterkte kennis - ontzag - liefde voor Gods naam.
Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet.
Gal. 3:13 Dit is een van de grote heilswaarheden van het nieuwe verbond. Onder het oude verbond met Israël was het: Vervloekt is ieder die niet vol- hardt in alles wat geschreven staat in het boek van de wet. Wanneer werd Christus een vloek? Toen Hij aan het kruis hing! Hij werd daar tot zonde gemaakt; Hij droeg onze zonden. Paulus schrijft: 'Hij heeft mij liefgehad en Zich voor mij overgegeven.' Eeuwig zij zijn naam hier- voor geprezen. Gods zegen, eens aan Abraham beloofd, is door Hem tot alle volken gekomen.
In verband met het christenzijn worden wel eens de woorden horizontaal en verticaal gebruikt. Onder horizontaal verstaat men dan de verhouding van mens tot medemens, name- lijk hoe we als christenen zouden moeten staan ten opzichte van onze naaste. Ons christen zijn moet blijken uit onze houding tegenover onze medemens, vooral tegenover de armen en ver- drukten, want voor hen had Christus, toen Hij op aarde was, een bijzondere belangstelling. Anderen zeggen: 'Nee, dat is niet het belangrijkste Het gaat in de eerste plaats om onze verhouding tot God: de verticale levenshouding, daar komt het op aan.' Zo zijn de meningen hierover verdeeld. Aan een oudere dame werd eens de betekenis van deze woorden 'horizontaal' en 'verticaal' in verband met het christen zijn uitgelegd. Ze zei: 'Ik begrijp het. Het is net zo als bij het oplossen van een kruiswoordpuzzel. Daar zijn horizontale en verticale rijtjes, waarop de antwoorden op de vragen moeten worden ingevuld. Maar als er bij de puzzel fouten zitten in de horizontale ant- woorden, dan deugt er van de verticale antwoor- den ook niets. En omgekeerd is het net zo.'
Zijn naam komt maar éénmaal in de Bijbel voor, in Jer. 38:7. Ebed-Melek betekent 'dienaar van de koning'. God geeft ons door middel van deze dienaar, een Ethiopiër, een lesje in pastoraat. Wat was het geval? Jeremia sprak het woord van God, maar die boodschap vonden enkele man- nen ontmoedigend en daarom vroegen zij aan de koning toestemming om Jeremia ter dood te brengen. Voor het gemak wierpen zij hem in een put; weliswaar zonder water, maar met slijk. Jeremia zonk erin weg en zou gestikt zijn als niet Ebed-Melek in actie was gekomen. Deze dienaar pleitte bij de koning voor het leven van Jeremia en kreeg toestemming om het leven van Jere- mia te redden. Hij verdween in de kelder, nam vandaar lappen van afgedragen en gescheurde kleren (die snijden niet in je vel) en liet die aan touwen neer in de put. Jeremia was nog wel in staat om de lompen onder zijn oksels te leggen en de mannen trokken hem omhoog. De juiste man op de juiste tijd met de juiste woorden op de juiste plaats, daar gaat het om. In de Bijbel staan meer van zulke pareltjes. Vaak betreft het een knecht of dienstmeisje, zoals bij Naaman in 2 Kon. 5. Je hoeft maar een knecht van de Koning te zijn om door Hem gebruikt te worden.
WAAROM DOET GOD NIETS? Er gaat geen dag voorbij of we worden gecon- fronteerd met verschrikkelijk veel oorlogsleed, met moord en verkrachting, met kinderen die worden ontvoerd en misbruikt, met grove onverschilligheid ten opzichte van de mede- mens. Het is vaak niet te geloven wat mensen elkaar aan kunnen doen. Je kunt er soms wan- hopig van worden als je ziet wat er allemaal voor ellende op de aarde heerst. Komt daar dan nooit een einde aan? Waarom doet God hier nu niets aan, waarom grijpt Hij niet in? Prediker worstelde ook al met het probleem van het onrecht dat op aarde plaatsvindt. Hij kwam tot het besef dat God deze wereld haar zondige gang laat gaan om de mensheid op de proef te stellen en de mensen te laten zien dat zij in feite niets beter zijn dan de dieren. Het is alsof God wil zeggen: 'Kijk, zo zijn jullie mensen nou. Als Ik jullie je eigen gang laat gaan, dan komt er niets dan ellende uit voort. Er is niet veel waar jullie nu echt trots op kunnen zijn.' Laten we bij het zien van al het leed in de wereld er net als Prediker op vertrouwen dat God op het juiste moment alles wat de mens doet zal beoordelen, zowel het goede als het kwade.
'IK HOOR DAAR!'
Een zendeling sprak eens een afgelegen stam toe. Deze mensen hadden nog nooit gehoord van het leven en sterven van de Heer Jezus. Op de eerste rij zat het hoofd van de stam en luisterde intens naar wat de zendeling te zeggen had. Toen het verhaal van Jezus zijn hoogtepunt bereikte en de man hoorde hoe Christus wreed gekruisigd werd, kon hij zich niet langer inhouden. Hij sprong op en riep: 'Stop! Haal Hem van dat kruis af! Ik hoor daar, Hij niet!' Hij had de betekenis van het evangelie begrepen; hij begreep dat hij een zondaar was en dat Christus de Zondeloze was.
Als u dat beeld ziet van de Zoon van God die bloedend aan het kruis hangt, kunt u dan zeggen uit de grond van uw hart: 'Ik hoor daar!'? Ga dan één stap verder en neem Hem aan als uw persoonlijke Verlosser. De Heer Jezus nam onze plaats in en stierf voor onze zonden Hij opende voor ons de weg naar zijn Vader. 'Christus is eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen' (1 Petr. 3:18).
In de Middeleeuwen hebben monniken zich op veel gebieden verdienstelijk gemaakt. Zij ver- zorgden de zieken, gaven onderwijs en deden aan landbouw en veeteelt. Ook hielden zij zich bezig met het overschrijven van de Heilige Schriften. Zo ontstonden prachtige afschriften van de Bijbel. Heel mooi zijn de versierde hoofd- letters, meestal in de kleuren goud en blauw. Het is de begrijpen dat dit werk, als het dag in, dag uit moest worden gedaan, sommige monniken wel eens zwaar viel. Men spreekt terecht wel van monnikenwerk. De liefde voor de tekst moest wel heel groot zijn om dit werk vol te houden. Een Ierse monnik, die eens een Latijnse tekst moest overschrijven, schreef aan het eind van een vermoeiende dag in de marge in het Iers: 'Goddank, het wordt al donker'; blij dat de invallende schemering verder werken onmoge- lijk maakte. In onze tijd is het overschrijven van de Bijbel niet meer nodig. Wij kunnen gemakkelijk een Bijbel krijgen. Onze taak is de Schrift te lezen. Wie dat doet met zijn hele hart, zal steeds meer begrijpen van de Bijbel. Hij zal zeggen: 'God- dank, het wordt steeds lichter.
DE VERGISSING VAN DIOCLETIANUS Deze Romeinse keizer is bekend geworden als één van de grootste vervolgers van de chris- tenen. Niet alleen de christenen, maar ook de Bijbel wilde hij uitroeien. In het jaar 303 begon de grootste aanval op de Bijbel die er geweest is. Elke Bijbel die gevonden werd, werd vernietigd, tienduizenden christenen werden omgebracht. Toen liet de keizer triomfantelijk een grote gedenkzuil oprichten die op een vernielde Bij- bel stond. Op de zuil stond: 'Extincto nomine Christianorum!' Dat wil zeggen: 'De namen van de christenen zijn uitgeroeid!' Hoe anders is het allemaal gelopen. Is het geen goddelijke ironie in de geschiedenis dat nog geen 25 jaar later keizer Constant! j n de Grote de Bijbel erkende als het onfeilbare Woord van God? De naam Diocletianus is nog maar bij wei- nig mensen bekend, maar het door hem bestre- den Boek heeft zich gehandhaafd en is verbreid tot in de uithoeken van de wereld. Het wordt gelezen, geliefd en geloofd door miljoenen. 'Het gras verdort en de bloem valt af, maar het woord van de Heer blijft tot in eeuwigheid' (l Petr. 1:25).
AFKOMEN VAN DE BERG
Jaren geleden was ik in de zomervakantie in Zwitserland. Ik zal nooit de idyllische middag vergeten die ik doorbracht op een bergtop. Het enige wat ik hoorde, was het geluid van de stilte. De lucht was helder en zuiver. Toen ik op het gras lag, werd ik stil en ik voelde Gods tegenwoordigheid op een speciale manier. Het was goed, het was heerlijk daar te zijn - ver weg van de mensen en alleen met Hem. Ik verlangde ernaar deze ervaring vast te houden en het stond me tegen om weer naar beneden te gaan terug naar de beschaafde wereld. Ik moest denken aan Petrus die een soortgelijk gevoel had toen hij op de berg was waar de Heer Jezus voor zijn ogen verheerlijkt werd. Geen wonder dat Petrus daar graag wilde blijven. Hoewel zijn bergtop-ervaring ver boven de mijne uitstak wist ik wat mijn respons moest zijn. Net als Petrus moest ik van de berg afkomen en verfrist weer teruggaan naar een heleboel behoeftige mensen. Ik hoorde eens een dominee zeggen: 'Grote ervaringen moeten ons terugbrengen naar het leven van iedere dag. Ze moeten in betrekking staan met het hartzeer van mensen. Bergtoppen betekenen niets zonder dalen.' Als u op een bergtop bent, blijf er niet. God wil door u werken in de levens van anderen.
Zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is gezeten aan Gods rechterhand. Kol. 3:1 . Christus Jezus is gestorven, ja nog meer, Hij is opgewekt en nu zit Hij aan Gods rechterhand, waar Hij voor ons bidt. Vandaag denken we aan de hemelvaart van onze Heiland, veertig dagen na zijn opstanding. Hij heeft de strijd gestreden en de overwinning behaald over satan, zonde en dood. De Heer heeft tot Hem gezegd: 'Zit aan mijn rechterhand totdat Ik uw vijanden stel tot een voetbank voor uw voeten.' Totdat dit zal gebeuren, leeft en bidt Hij als onze hemelse Hogepriester voor ons. Dit geeft ons de zekerheid dat Hij met ons meeleeft in al onze dagelijkse beproevingen.
Door het geloof zijn we met Christus opgewekt en hebben wij nieuw, goddelijk leven ontvangen. Wij mogen nu de dingen zoeken die boven zijn, in de hemel, waar Christus is. Dat vereist een geweldige ommekeer in ons denken. De ver- heerlijkte Heer stimuleert ons om ons op Hem te richten. Zoals Hij in de hemel voor ons leeft en bidt, zo moeten wij ook bezig zijn met de belangen van onze medebroeders en zusters en met de pre- diking van Gods heil in Christus, zijn geliefde Zoon. Dat betekent dat we duidelijke keuzes moeten maken en afstand moeten nemen van de aardse dingen die ons zodanig in beslag nemen dat we onze hemelse opdracht vergeten. Ons werkelijke leven is met Christus verbor- gen in God, onzichtbaar voor de mensen om ons heen, evenals Christus nu voor de wereld onzichtbaar is. Als Hij in heerlijkheid op deze aarde verschijnt, zijn wij voor altijd bij Hem en zullen wij met Hem openbaar worden. We zul- len Hem gelijk zijn en delen in zijn heerlijkheid. Een prachtig perspectief voor ieder die in Hem gelooft.
Soms zijn er momenten in jouw leven dat je
wordt overmand door een diep gevoel van ver-
latenheid. Geen mens en geen gebed kunnen
het contact met de liefde herstellen. Voor je het
weet, vult je hart zich met schuldgevoelens. Een
stille schreeuw stijgt op naar de hemel.
In deze diepe duisternis is het jouw taak om stil
en vol verlangen te wachten. Zonder schuldge-
voelens en met een diep verlangen naar God.
Ook al krijg je geen gebed over je lippen, God
kent jouw hart en weet dat je ten diepste naar
Hem verlangt.
'Wij weten niet eens hoe wij moeten bidden
daarom behartigt de Heilige Geest onze Harten. Zo intens dat daar geen woorden voor zijn. En God,
die het diepste wezen van alle mensen doorzoekt,
begrijpt wat de Geest bedoelt. Wat Hij voor de gelovige vraagt, is in
overstemming met Gods wil
Rom,8:26,27
Jezus Christus, die Zichzelf heeft
gegeven voor onze zonden.
Gal. 1:4
Direct aan het begin van deze brief noemt Paulus
een van de kernpunten van het evangelie dat hij
verkondigt. Dit goede nieuws had hij niet van
een mens vernomen, maar van de Heer Zelf.
Onze Heer Jezus Christus heeft Zichzelf gegeven.
Waarvoor? Voor onze zonden! Worden we hier
heel klein, wanneer we er aan denken dat Hij
voor onze zonden moest sterven? Hij had er een
speciaal doel mee. Om ons uit de zondige wereld
te trekken en ons door de Heilige Geest de kracht
te geven om tot zijn eer een nieuw leven te lei-
den. Wij zijn nog wel in de wereld, maar niet
meer van de wereld. Wij behoren Hem eeuwig
In de garage waar ik af en toe kom met mijn
auto, staat met grote letters op de muur: 'Doe
wat je wilt, de mensen hebben toch altijd wat
te kletsen.' Elke keer als ik daar kom, worden
mijn ogen naar die grote letters getrokken. Het
is ferme taal en er zit een kern van waarheid in.
Toch spreken de wijze woorden van Thomas ^
Kempis mij meer aan. Zijn woorden getuigen
van grote wijsheid én diepe vroomheid. Hij
schreef, met de woorden van zijn tijd: 'Een grote
zielenrust bezit hij, die zich noch om lof noch
om blaam bekommert. Gij zijt niet heiliger als
gij geprezen, niet slechter als gij gelaakt wordt.
Wat gij zijt, dat zijt gij - en de mening van de
mensen kan u niet groter maken dan gij zijt in
de ogen van God.'
Inderdaad, de mening van de mensen verandert
niets aan wat wij waard zijn voor God. Natuur-
lijk bedoelen we met bovenstaande niet dat we
in alles onze gang kunnen gaan en ons niets van
het oordeel en het advies van anderen moeten
aantrekken. Maar als we ons teveel aantrekken
van wat mensen van ons zullen zeggen, dan
hebben we een moeilijk leven: we kunnen het
niet iedereen naar de zin maken.
'Zondigen' is de vertaling van een grieks woord dat betekent 'het doel missen'. We gebruiken dat woord ook vaak zo. Bij een gemiste goal in een voetbalwedstrijd of een taartje dat op de grond valt, zeggen we vaak: 'Zonde!' En dan gaat het meestal nog om relatief kleine zaken, want zelfs een nederlaag bij een wedstrijd, daar komen mensen nog wel weer overheen. Maar het kan zo ook gaan bij belangrijkere zaken: bijvoorbeeld bij het doel dat God met ons leven had. Psalm 139 zegt dat God ons in de moederschoot heeft geweven en dat Hij daar een bedoeling mee had. Bij hoeveel mensen die geboren worden, zal Gods doel verwezenlijkt worden? Denk aan de gelijkenis van de zaaier en het zaad. Er werd zaad gestrooid op de rotsen: dat kreeg niet eens de tijd om te ontkiemen of het werd al door de vogels opgegeten. Dan was er het zaad dat in ondiepe plaatsen viel. Het schoot wortel, maar niet genoeg, omdat het zo ondiep was. Toen het even tegen zat, redde het plantje het niet. En er was nog het zaad dat tussen de dorens viel. Toen het opkwam, werd het overwoekerd. Tenslotte was er het zaad dat in goede grond viel, heel goed opgroeide en zelf weer heel vruchtbaar was. Je zou je kunnen voorstellen dat God ook zo zaait in mensen, in families, in dorpen en in steden. Sommige zaden zijn in heel goede grond terecht gekomen, andere in minder goede grond of ze hebben last van dorens. Dat kan door aller- lei oorzaken komen. Niet alles daarbij was de wil van God, echt niet. Maar God kan er altijd nog wel iets mee. 'Hij zal het geknakte riet niet buigen en de walmende vlaspit niet doven', zegt de bijbel, want Hij wil dat het riet weer opgericht wordt en de vlaspit licht verspreidt. Zo kunnen we op meerdere momenten van ons leven er opnieuw voor kiezen om Gods wil, en het doel dat Hij met ons leven heeft, te zoeken. De weg naar dat doel bevat namelijk ook kruis- punten. Bij elke niet goed gekozen weg komt er gelukkig wel weer een nieuw kruispunt, waar de route aangepast kan worden, zodat we toch de goede richting uit kunnen gaan. Al gaande op de weg van God zult ü in ieder geval de ervaring hebben, dat het de meeste vol- doening en innerlijke vrede geeft om zo dicht mogelijk bij het doel te zijn dat God met ons leven heeft. Dan komen we namelijk pas echt 'tot ons recht'. Gelukkig gaat het bij God niet alleen om de kampioenen. Ook met een tweede, derde of vier- de plaats 'vallen we nog in de prijzen'. En zelfs voor wie daarna komt, is er nog een beloning. De weg die met God gegaan wordt, heeft sowie- so al meerwaarde op alle andere wegen, omdat die meewerkt aan het grotere totale doel van God. In dat geloof zijn al velen op weg gegaan. Langs wegen die voor mensen soms onduidelijk leken, zal blijken dat God met hen zijn doel niet heeft gemist.
De mensen kunnen het beroep dat we op ze doen van de hand wijzen,
onze boodschap verwerpen, ingaan tegen onze argumenten;
ze kunnen ons verachten, maar tegen onze gebeden
zijn ze niet opgewassen.
0. Sidlow Baxter)
DE BELOOFDE DEKENS
Een dame kwam tijdens een lange reis in een gebied waar het nogal koud was. Terwijl ze rilde van de kou, zei ze tegen haar bediende: 'Als we weer thuis zijn, moet je me eraan herinneren dat ik enkele warme dekens geef aan arme mensen.' Toen ze na haar reis weer in haar warme, comfortabele huis was gekomen, trok ze haar bontmantel uit en maakte het zich gemakkelijk voor het haardvuur onder het genot van een kopje thee. Toen de bediende haar voorzichtig aan de beloofde dekens herinnerde, antwoordde ze: 'Ja, dat herinner ik me, maar het is niet meer zo nodig, want het is nu lekker warm.' Het is mooi om goede voornemens te hebben. Maar als die goede voornemens niet uitgevoerd worden, dan hebben ze weinig te betekenen. Er is een spreekwoord dat zegt: 'De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens.' Prediker zegt hierover: 'Het is beter, dat u niet belooft, dan dat u belooft en het niet inlost' (Pred. 5:4).
Van de oudere generatie kunnen we praktische lessen leren voor de opvoeding van onze kinderen. Zo vertelde mij laatst iemand uit een groot gezin wat zijn ouders deden als twee van de kinderen ruzie hadden. Misschien kent u het foefje al, maar ik vond het origineel genoeg om hier door te geven: beide kinderen kregen een emmer water, een spons en een wisser. De één kreeg de opdracht om een bepaald groot raam aan de buitenkant te zemen, de ander moest hetzelfde raam doen aan de binnenkant. Zo keken ze elkaar een tijdlang recht in het gezicht en het laat zich raden hoe lang het duurde voor ze allebei 'in een deuk lagen'.
In hetzelfde gezin werden ruziënde kinderen soms ook hand in hand naar buiten gestuurd met de opdracht net zo lang om het huis te lopen tot de vrede weer was getekend. Gezag moet er zijn, maar humor en creativiteit zijn onmisbare bestanddelen voor een goede opvoeding.
Het kippenhok van mijn kleinzoon was bezocht door ratten. Aangetrokken door het kippenvoer hadden ze ingebroken. Hij vroeg om mijn hulp en we zetten een paar vallen uit. Maar na een week hadden we nog geen rat gevangen. Een vriend die boer was, gaf ons goede raad. Hij zei: 'Geen rat zal zo'n zichtbare val aanraken. Je moet hem verbergen met voedsel. Vul een pan met meel en zet de val erin. Bedek 'm goed met meel zodat hij helemaal verstopt is.' Het werkte! De volgende morgen hadden we een grote, dikke rat. Dit deed me eraan denken dat de duivel ook zijn trucs kent. Hij verbergt zijn val zorgvuldig met de waarheid. Nergens kun je dat beter zien dan in de talrijke valse leren en godsdiensten. Allemaal zetten ze hun vallen van dwaalleer in 'een pan met meel'. Velen halen de Bijbel aan, maar onder een mom van waarheid is de val van valse leer. Dit is een eeuw van misleiding. De Bijbel waarschuwt ons: 'Beproeft de geesten of zij uit God zijn' (1 Joh. 4:1). Het enige tegengif tegen de misleidingen van de duivel is het kennen van je bijbel. Wees geworteld en gegrond in de waarheid!
De eerste koning die Israël kreeg was Saul, een jongeman uit een rijke familie, de knapste onder de Israëlieten, die een hoofd boven iedereen uitstak. Dat was er nog 's één, om het land te besturen en het volk te verlossen van de Filistijnen!. God liet hem eerst door Samuel zalven en daarna door het volk kiezen. "Het hele volk juichte: Lang leve de koning!". Een beter begin was nauwelijks denkbaar: door een profeet gezalfd, door het volk gekozen, door God een ander hart gegeven en door Zijn Geest zó aangegrepen, dat hij samen met een groep profeten in geestvervoering raakte en aan het profeteren sloeg. En het vervolg mocht er ook zijn: met een klinkende overwinning bevrijdde hij Israël van de Ammonieten. Hun koning heette Nahas (=slang). Wat was iedereen blij! Behalve Samuel dan, die zei: "Weet, dat het kwaad groot is in de ogen van de Heer door voor u een koning te vragen". Hij wist, dat Saul alleen zou worden bevestigd, zolang hij God Koning liet zijn. Deed hij zijn eigen wil, dan zou het niet goed gaan. Samuel zei dan ook: "Mensen, blijf de Heer trouw dienen met je ganse hart". Wat zou dat moeilijk blijken te zijn! Toen opnieuw de vijand het land binnenviel, had het volk het niet meer van angst . Ook Saul, die zeven dagen op Samuel zat te wachten om de Heer offers te brengen, raakte in paniek toen zijn mannen van hem begonnen weg te lopen. Hij besloot de offers aan de Heer dan zelf maar te brengen. Nauwelijks was hij klaar met één offer of Samuel verscheen. Hij zei meteen: "Wat heb jij nou gedaan, ongehoorzame dwaas die je bent! Dit gaat je het koningschap kosten! Je hebt niet gedaan wat de Heer je opdroeg" . De strijd tegen de Filistijnse bezetting zou dan ook, ondanks het moedige optreden van Saul's zoon Jonathan, erg moeizaam verlopen en lang duren. Daarna droeg God hem op om Amalek te verslaan, maar dan volledig. Dat was een uitermate wreed en destructief volk dat eeuwen lang het hele Midden Oosten had geterroriseerd. Maar Saul stond zó onder druk, dat hij naar mensen begon te luisteren. Natuurlijk zou hij Amelek verslaan, maar, zei men, het beste vee moest wel als buit gespaard blijven. En dat gebeurde! Ook liet hij hun koning als overwinningstrofee in leven. Toen zei de Heer: "Het berouwt Mij, dat Ik hem tot koning heb aangesteld, want hij voert Mijn bevelen niet uit". Hij deed Gods wil wel, maar halfslachtig. Hij was ongeschikt als koning namens God. Saul was beïnvloedbaar gebleken door mensen. Hij profeteerde wel, maar in een groep. Toen het volk voor de strijd wegliep, verloor ook hij alle vertrouwen in God. Toen het leger om buit vroeg, gaf hij toe. Hij vreesde het volk . En toen God hem als koning verwierp, mocht het volk er vooral niets van weten. Herkent u er iets van? Volgt u mensen, of volgt u het Lam waar Hij ook heen gaat? Dient u Hem met uw ganse hart? Zo belandde Saul in een neerwaartse spiraal. Wat was hij bang, toen de Filistijnen opnieuw aanvielen. Wat was hij bang voor Goliath. Ook voor David werd hij zó bang, dat hij voor hem een bittere vijand veranderde. Maar het absolute dieptepunt was zijn bezoek aan een medium om de geest van Samuel op te roepen. En dáár had Samuel hem nu juist zó voor gewaarschuwd: "Ongehoorzaamheid leidt tot toverij en afgoderij, het is een gruwel in de ogen van de Heer". Het logische gevolg was een verpletterende nederlaag, waarin niet alleen Saul, maar ook zijn drie zoons het leven lieten. Geeft God nu ook leiders om anderen dienend voor te gaan? Natuurlijk! (Ef.4:11). Maar Hij zal hun leiderschap alleen bevestigen, als zij Zijn wil van harte doen. Als zij dat niet doen en tóch Gods volk blijven leiden, worden ze net als Saul. Ondanks het feit dat hij profeteerde en een bevrijdingsbediening had, kon hij soms als een razende te keer gaan. En hij wantrouwde David, de gezalfde des Heren zó erg, dat hij hem zou kunnen vermoorden . God maakt nu koningen, die niet met vleselijke, maar met middelen in geest en waarheid "voor Zijn aangezicht op de bres zullen staan ten behoeve van het land" (2Cor.10:4, Ez.22:30). Welk land dat nu is? Een aards land? Nee, Gods land is hemels. Het is het Koninkrijk der hemelen, met als hoofdstad het hemelse Jeruzalem, dat wordt verlicht door Zijn hemelse heerlijkheid (Op.21:11,23).
God vond voor Saul iemand anders om namens Hem koning te zijn in Israël. Het werd de achtste zoon van Isaï (=man van de Heer). Het was David, "een man naar Gods hart, die al Zijn bevelen zou volbrengen" (1Sam.13:14, Hand.13:22). Hij zocht "te verblijven in het huis van de Heer al de dagen van zijn leven, om de liefelijkheid van de Heer te aanschouwen en om te onderzoeken (=te zoeken naar Zijn wil) in Zijn tempel" (Ps.27:4). Wonderlijk, dat hij dit schreef, terwijl er nog geen tempel was. Hij bedoelde dan ook niet een gebouw als tempel, maar je eigen leven als tempel, met de zegenende aanwezigheid van God erin (1Cor.3:16). Wat hij wilde was dit: "Heer, ik wil mijn leven lang samen met U zijn en naar Uw wil vragen". Het "huis van de Vader" kan niet van hout of steen zijn. Het kan geen kerkelijke organisatie, stichting, instelling of genootschap zijn. Hij woont in geest en waarheid. Zijn woning is in een ieder, in wie Hij Zich thuis kan voelen en in wie Hij Zich kan openbaren. Zijn "huis", Zijn "stad", Zijn "land" is "waar de Heer is" (Ez.48:35). Gods huis kan overal zijn. Toen Hij aan Jakob verscheen, was het in het open veld (Gen.28:10-22). Bij de jonge David was het bij de schapen. Toen hij door Saul werd opgejaagd, was het in woestijnen en in grotten. En toen hij koning werd in Jeruzalem, woonde God dáár bij hem. David zocht maar één ding: samen met de Heer te zijn, waar dan ook! Daarom "zouden heil en goedertierenheid hem volgen, al de dagen van zijn leven" (Ps.23:8). Dat God met hem was, zou meteen al blijken bij de confrontatie met de reus Goliath. Hij trad hem tegemoet in de naam van de Heer der heerscharen (1Sam.17:45). Wat een verschil met Saul! Die werd steeds banger gemaakt door een boze geest (16:13-14, vgl. 17:11, 28-30 en 33). Maar de jonge herder trad op de reus toe en zei: "Ik kom in de naam van de Heer, die je getart hebt. Hij geeft je in mijn macht, maar niet door zwaard en speer. Want het is Zijn strijd" (1Sam.17:45-47). En zo gebeurde het. Waar staat die Goliath eigenlijk voor? Dat wordt duidelijk, als we de parallellen zien in Daniël. Goliath betekent ballingschap. Later was het volk Israël in ballingschap, in Babel. Daniël vertelt, dat daar de koning droomde van een reuzenbeeld. Het werd ook geveld door een steen. Erkwamgeenmensenhandaantepas. En de steen die het had getroffen werd een grote berg, die de hele aarde vulde (Dan.2:35). Die droom laat de groei van het Koninkrijk van God zien, "waaraan geen einde zal komen op de troon van David" (Jes.9:6). God velde "Goliath" ook met een steen, uit David's slinger (1Sam.17:48-50). Later liet diezelfde koning van Babel een echt gouden beeld maken van zestig el hoog en zes el breed. Iedereen moest het aanbidden (Dan.3:1-7). Nu Goliath: hij was zes el lang en droeg een lans van zeshonderd sikkels ijzer (1Sam.17:4,7). In de bijbel is zes het getal van de mens. Goliath symboliseert het door de mens grootgemaakte anti-christelijke Babylon, dat wordt overwonnen door het Lam en door hen die met Hem zijn (Op.17:14). Aards-, mens- en groepsgerichte Sauls kunnen niets uitrichten tegen "Goliath". Babel wordt overwonnen door het Lam en door wie Hem in alles volgen. Hij is de Koning. Hij maakt de Zijnen door Zijn Geest tot koningen over alle schijn en namaak van Babel. Hij is er overwinnaar over en zij zijn met Hem mede-overwinnaars. "Goliath" wordt geveld door wie als David "zijn geroepen én uitgekozen én trouw" (Op.17:14). Dat betekent niet dat je eerst volmaakt moet zijn. David kende zwakke momenten. Hij beging ook misstappen. Neem het overspel met Bathseba en het laten sneuvelen van haar man. Maar toen een profeet hem daarover aansprak, reageerde hij heel anders dan Saul, die zijn ongehoorzaamheid aan Gods wil steeds probeerde te relativeren. David toonde meteen oprecht berouw. "O, Heer, wees mij genadig. Reinig mij van mijn zonde, want die staat bestendig voor mij. Schep mij een rein hart en neem uw Heilige Geest niet van mij. En laat een gewillige geest mij schragen" (uit psalm 51). Jezus was Davids zoon, ook iemand met een gewillige geest. Ook Hij deed van harte en volkomen de wil van de Vader (Mat.22:42, Ps.40:9, Joh.1:14, 4:34, 5:30). Net als David kende ook Hij menselijke zwakheden en beperkingen, maar Hij heerste over die alle, als eerste (Jes.53:4, Heb.4:15, Joh.17:2). Nu is Hij verhoogd door de hand van God (Hand.2:33a). Hij is "de leeuw uit Juda, de wortel Davids, die heeft overwonnen" (Op.5:5). Nu doopt Hij de Zijnen met de Heilige Geest om ook hen te maken tot koningen, die Gods wil volkomen doen en dus overwinnen (Op.5:10, Rom.8:37).
Ps. 49:8 Boven deze psalm staat: De rijke dwaas. Er is niets mis mee om rijk te zijn. Wél waarschuwt de Bijbel voor de gevaren die rijkdom met zich mee kan brengen. Zo ging de rijke man uit Lukas 16 niet naar de plaats van pijn omdat hij rijk was, maar omdat hij zó opging in zijn rijkdom, dat hij zich niet om God en om zijn naaste bekommerde. En Lazarus werd niet door de engelen in de schoot van Abraham gedragen omdat hij arm was, maar omdat hij, ondanks zijn armoede, op God had vertrouwd. Het is, als het erom gaat waar we zullen zijn na onze dood, dus volgens de bijbel dwaas om te vertrouwen op aardse rijkdom. Pg. 49 Toch heeft rijkdom voor ons vaak iets heel aan- trekkelijks. Ons hele leven kan er zelfs op gericht zijn om rijk te worden of te blijven. Het gevaar is dan dat onze rijkdom ons ervan weerhoudt datgene te doen waarvoor rijkdom is bedoeld: goed te doen, rijk te zijn in goede werken, vrij- gevig en mededeelzaam te zijn. Voor dat doel heeft God ons rijkdom gegeven. Er kleeft nóg een gevaar aan rijkdom. Als we inderdaad rijk zijn in goede werken en mede- deelzaamheid, zouden we kunnen menen op die manier bij God onze schuld te kunnen aflossen. Of misschien wel de schuld van een ander. Maar God zegt ons duidelijk in zijn Woord dat nie- mand dat kan: onze aardse rijkdom, hoe groot ook, is absoluut onvoldoende om onszelf vrij te kopen of te redden. Te hoog is de prijs die daar- voor betaald moet worden. Maar de rijkdom van Gods genade is zo groot, dat God Zelf de losprijs heeft willen betalen. In zijn onmetelijke liefde komt Hij de reddeloos verloren mens tegemoet. Daarvoor gaf Hij zijn eniggeboren Zoon: de Heer Jezus.
Toen Paulus Athene bezocht, viel zijn aandacht op de vele beelden die hij in deze stad zag. Het waren bewijzen van het heidendom dat in deze stad heerste. De reiziger die nu door India reist, komt onder de indruk van de vele tempels en graftomben. Kosten noch moeiten zijn gespaard om deze schitterende gebouwen op te richten. Marmer en goud ontbreken niet. De ene tempel is nog mooier dan de andere. Eén van de beroemdste graftomben is van een heel bijzondere architectuur. Aan de bouw van deze tombe en bijbehorende gebouwen werkten 20.000 mensen gedurende 22 jaar. Wie aan de voet van deze tombe staat en een woord spreekt of een regel zingt, hoort een echo, die van vijftig meter hoogte komt en veel welluidender klinkt dan de menselijke stem.
Onze aarde is te vergelijken met een grote graftombe. Als op aarde een mens tot bekering komt en tot God roept, dan wordt niet op vijftig meter hoogte, maar in de hemel een echo gehoord, die veel welluidender is dan de menselijke stem. Immers er is blijdschap voor de engelen van God in de hemel als een zondaar tot bekering komt.
Wij mensen zijn, ondanks alle vooruitgang, in wezen nog altijd hetzelfde gebleven. Mensen denken vaak hoger over zichzelf en lager over anderen. Bij christenen zou dit juist omge- keerd moeten zijn. In een andere brief schrijft de apostel Paulus: 'Laat elk in nederigheid de ander uitnemender achten dan zichzelf' (Fil. 2: 3). De geschiedenis van vroeger en nu is er een van hoogmoed en achterdocht. Maar door Gods genade kan ons denken vernieuwd worden. Door het geloof acht de een de ander uitnemen- der dan zichzelf.
VRIEND OF VIJAND?
Tijdens de Eerste Wereldoorlog bevond een Engelse veldprediker zich ergens in niemandsland. Het was stikdonkere nacht. Plotseling hoorde hij voetstappen naderen. Hij kon geen hand voor ogen zien en riep uit: 'Vriend of vijand?' Jaren later moest hij terugdenken aan deze gebeurtenis. Hij was weer in zijn eigen land. Het was een donkere avond en hij keek op naar de hemel en dacht aan de God van het heelal. Hij voelde de neiging om net als toen te roepen: 'Vriend of vijand?' Als we soms in de duisternis zijn van een zware beproeving en niets begrijpen van Gods bedoelingen, gaan we twijfelen aan Zijn goedheid. Soms vragen we ons verbijsterd af of er wel een god is. En als Hij er wel is, waarom hoort Hij ons schijnbaar niet? Maar we mogen weten vanuit de Bijbel dat God een liefhebbend Vader is, dat de almachtige, eeuwige Schepper oneindig veel van ons houdt. Hij heeft voor ons Zijn Zoon overgehad en als we in de Here geloven, zal God altijd bij ons zijn.
Door een nacht, hoe zwart hoe dicht,
voert Hij mij in 't eeuwig licht.
Ik moet gedoopt worden met een doop,
en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is
Lucas 12:50
het onderwerp voor vandaag is:
Jezus wil het beste voor u!
Laten we de Bijbel openen en een stukje lezen.
Vandaag: Lukas 12:49-53 en Johannes 10:11-18
Lukas 12:49-53
49 Vuur ben Ik komen werpen op de aarde en wat is mijn wil, als het reeds ontstoken is? 50 Ik moet gedoopt worden met een doop, en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is. 51 Meent gij, dat Ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen? Neen, zeg Ik u, veeleer verdeeldheid. 52 Want van nu aan zullen vijf in een huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie. Zij zullen verdeeld zijn, 53 vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder, schoonmoeder tegen haar schoondochter en schoondochter tegen schoonmoeder.
Ondanks dat de Christus wist dat er verdeeldheid zou komen, dat mensen, zelfs in het zelfde gezin, wanneer zij het over Hem hebben niet meer eens zouden zijn met elkaar (zie maar eens naar de vele kerken die er ontstaan zijn), was Hij vastbesloten het werk waarvoor Hij in de wereld was gekomen, af te maken (Luk.12:50). Alhoewel dit een doop van lijden, wonden, zielesmart, bloed en dood was, liet Hij zich hierdoor niet weerhouden.
De gedachte aan de moeilijkheden die gingen komen, deed Hem voor geen moment terugdeinzen. Hij was bereid en gereed alles te verdragen, opdat Hij een eeuwige verlossing kon aanbrengen voor Zijn volk.
De ijver voor de zaak die Hij ter hand had genomen, was in Hem als een brandend vuur. De heerlijkheid van Zijn Vader te verkondigen, de deur van leven te openen voor een verloren wereld, een fontein op te richten voor alle zonde en onreinheid door Zichzelf te offeren, dit waren de gedachten die Hem onophoudelijk bezighielden.
Totdat Zijn werk gedaan zou zijn, werd Hij geestelijk voortgedreven. Laten wij voor altijd onthouden dat Christus Zijn lijden volkomen gewillig, vrijwillig en uit eigen vrije verkiezing onderging.
- Hij onderwierp er zich geduldig aan, maar niet omdat het onvermijdelijk was.
- Hij verdroeg het zonder het minste protest, maar niet omdat Hij er niet aan kon ontkomen.
Drie en dertig jaar lang leidde Hij een eenvoudig bestaan omdat Hij nu eenmaal graag zo leefde.
- Hij stierf een marteldood met een gewillige en gerede geest. Zowel door Zijn leven als door Zijn dood voerde Hij het eeuwige plan uit waardoor God verheerlijkt zou worden en zondaren zaligheid zouden verkrijgen.
- Hij voerde het uit met geheel Zijn hart, hoe ontzettend de strijd voor Zijn vlees en bloed ook was.
- Hij schepte er behagen in de wil van God te doen.
Laten wij er niet aan twijfelen dat het hart van Jezus in de hemel hetzelfde is (Hebr.13:8). Hij stelt ook nu nog evenveel belang in de zaligmaking van zondaren als Hij voorheen deed door Zijn plaatsvervangend sterven. Er is in Hem een oneindige bereidheid de zielen van mensen aan te nemen, te vergeven, te rechtvaardigen en te verlossen van de hel.
Christus is veel meer bereid ons zalig te maken
dan wij bereid zijn zalig te worden.
Laat de brandende ijver waarmee onze Meester voor ons stierf als een gloeiende kool in onze herinnering voortleven en ons dwingen voor Hem te leven en niet voor onszelf.
Een vurige Zaligmaker behoort vurige discipelen te hebben.
Johannes 10:11-18
11 Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen; 12 maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht (en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen) 13 want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte. 14 Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, 15 gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen. 16 Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden een kudde, een herder. 17 Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. 18 Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen.
God ,verstrekt geen kracht en bemoediging zoals een apotheker een doktersrecept klaarmaakt. De Here,God belooft ons niet iets om in te nemen, zodat we er weet bovenop kunnen komen als we aan ons eind zijn. Hij belooft Zichzelf: Dat is alles. -En dat is genoeg.
Een Hindoestaanse man vond op straat een vodje papier Hij raapte het op en zag dat er woorden opstonden. Met enige moeite kon hij lezen: `Zo lief heeft God de wereld gehad ... dat Hij :.. gegeven heeft.' De man dacht: `Als een rijk man iets geeft, dan moet dat wel de moeite waard zijn: Als een vorst iets geeft, dan moet dat iets zijn dat nóg kostbaarder is: Maar als God iets geeft; dan, moet dat toch zeker wel wonder¬lijk heerlijk zijn.'
Toen hij hierover lang had nagedacht, -besloot hij naar een zendeling te , gaan: misschien kon die hem . uitleggen wat die, stukken zin beteken¬den. Gelukkig,de-Zendeling kon hem de volle¬dige tekst geven en ook de betekenis ervan. De volledige tekst was natuurlijk: 'Zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft; niet verloren, gaat maar eeuwig leven heeft (joh 3.1.6).
De zoeker naar de waarheid las deze tekst steeds weer hardop. Dit was het heerlijkste, het meest kostbare wat hij ooit gehoord had: Wat een -bijzondere manier om in aanraking te komen met God en met de Heer Jezus.
Een aantal jaren geleden had een groep christen-zendelingen in Delhi, India, een ontmoeting met vertegenwoordigers
van andere godsdiensten om te discussiëren over hun geloof. In de loop van het gesprek zei een vooraanstaand lid
van een niet-christelijke godsdienst tegen een zendeling: 'Noem mij eens één ding dat uw godsdienst de Indiërs kan
aanbieden dat mijn religie niet kan.' De zendeling dacht even na en antwoordde toen: 'Vergeving! Vergeving!' In
tegenstelling met aanhangers van alle andere wereldgodsdiensten kunnen zij die in de Here Jezus geloven, volle
zekerheid hebben dat hun zonden vergeven zijn. Iemand van het Brits Bijbelgenootschap zegt: 'Ik heb gesproken met
de meest toegeijde moslims, die vijf keer per dag bidden, die naar Mekka geweest zijn en die vasten tijdens de
ramadan. Maar als ik vraag: 'Weet u dat uw zonden vergeven zijn?' zeggen ze: 'Nee, we hopen er maar het beste van.
'In Kol.1:14 lezen we:'....in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden.' Dat is op grond van Christus'
sterven aan het kruis. De vergeving die Hij wil geven, is een uniek aanbod van God Zelf.
'Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze ... want van U is het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid.' Dat is wat de Heer zijn discipelen leerde. Aan Jezus Christus is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Maar soms bij anderen, soms bij mezelf, loop ik op allerlei onverwachte en verborgen plekjes de macht van de Boze tegen het lijf. Soms kan blijken dat die macht al tientallen jaren heeft weten stand te houden, verschanst in mensenharten: de bruggen omhoog, de poorten gesloten. Zelfs christenen, bekeerd en wedergeboren en al, kunnen soms donkere plaatsen in hun leven hebben, waar de macht van de vijand het koninkrijk van God steeds maar weet te blokkeren.
Hoog tijd voor een echte bevrijding! De poorten van je hart open voor Jezus, de Koning, de Heer, de Bevrijder. De vlaggen uit voor Hem.
Wij hebben vanmorgen het Onze Vader gebeden, echt, oprecht.
Het is vaak gemakkelijk om net te doen of je gelukkig bent. Je glimlacht maar wat of je neuriet een vrolijk wijsje, bijvoorbeeld dat liedje dat erg populair was in de jaren twintig:
Heeft het nut te mopperen? Dat heeft het nooit gehad. Dus, pak je nare dingen in je plunjezak en zing, zing, zing!
Dit melodietje was gemaakt door ene Felix Powell. Hij verdiende er duizenden mee. Jaren later zat Felix achter een piano en speelde zijn 'Zing, zing, zing'. Daarna ging hij naar zijn hotelkamer en schoot zichzelf dood. Zorgen en verdriet kunnen niet weggestopt worden en gewoon vergeten. Een glimlach en een liedje kunnen verdriet wel camoufleren, maar alleen God kan de zorgenlast van ons hart wegnemen. Hij biedt ons rust en vrede aan in de Here Jezus. Als we Hem kennen, mogen we al onze zorgen op Hem werpen. Dan kunnen we blij zijn, ook in moeilijke omstandigheden.
'Al zou de vijgeboom niet bloeien (...) nochtans zal ik juichen in de Here, jubelen in de God van mijn heil' (Hab. 3:17,18).
Het bestaan en de openbaring van God
a) Het bestaan van God.
Joh. 1:1-18
Het bestaan van God is niet te bewijzen als dusdanig. Dat God niet bestaat is evenmin te bewijzen. Dat God bestaat is wel aannemelijk. Uiteindelijk gaat het om een geloofskeuze die wel met goede argumenten te onderbouwen is en daardoor aannemelijk is.
Een aantal redenen die het bestaan van God aannemelijk maken:
In alles zit een orde, doelmatigheid, informatie, complexiteit. Het menselijk lichaam alleen al is dat een goed voorbeeld van.
Orde en informatie komt enkel voort uit een ordenend Intellect.
Opmerking: iets niet kunnen zien, zoals God, is nog geen bewijs van niet bestaan. Denk maar aan radiogolven.
Onherleidbare systemen: hiermee wordt bedoeld dat in de natuur heel wat dingen zijn die slechts kunnen functioneren als ze compleet zijn, dus niet als ze nog in ontwikkeling zijn zoals in een evolutieproces. Zo kan ons oog alleen maar zien als het een volledig oog is. Dit duidt erop dat deze systemen er in hun geheel moeten geweest zijn. En dit duidt op zijn beurt op een Schepper met een intellect die ze uitgedacht en gemaakt heeft.
Het antropische principe: verschillende factoren in het heelal zijn zo afgesteld dat er dan alleen maar mensen kunnen leven. Dit wijst opnieuw op orde en planmatigheid. Het lijkt erop alsof het heelal ervoor gemaakt is om de mens erin te plaatsen.
Ook de wetenschap vertrekt vanuit een aantal aannames (= geloof) nl; de wetsorde of wereldorde. Deze wereld kan je pas goed begrijpen als we er van uitgaan dat ze niet beheerst wordt door toeval, willekeur maar ordelijkheid: alles is zinvol.
Rationaliteit veronderstelt een logisch denken. Dat hebben we nodig om de wetsorde aan te duiden. Maar logisch denken is ook een orde die je aanneemt en die noodzakelijk is. Die orde is voor de atheïst een mysterie, voor de gelovige is dit de scheppingsorde.
De mens is een zedelijk en redelijk wezen: kent goed en kwaad. Dit is een universeel gegeven. De mens heeft een geweten. Hoe verklaren we bijvoorbeeld liefde?
Er moet iets zijn als een morele Wet op basis waarvan wij discussiëren over goed en kwaad. Als die Wet er niet is, is elke discussie over goed en kwaad zinloos. Alles is dan even goed of even slecht.
Het godsbewustzijn dat ook universeel is toont aan dat de mens een religieus wezen is. Denk maar het wereldwijde voorkomen van godsdiensten. De mens heeft blijkbaar een bewust zijn van iets hogers.
Evolutie (let op: we bedoelen steeds marcro-evolutie) is nog steeds een hypothese. Ze wordt echter door velen als een bewezen feit beschouwd. Dat is het echter niet. Evolutie is daarom ook iets wat men gelooft als de verklaring is voor de werkelijkheid. Voor de atheïst is het de enige verklaring.
Ook binnen de wetenschap is men het niet onverdeeld eens over evolutie als theorie en haar inhoud.
Het aannemen van evolutie en het uitsluiten van het bestaan van God leidt tot naturalisme en biochemisch determinisme: dwz. alles ligt biochemisch vast. Zelfs verliefdheid weet de wetenschapper biochemisch te verklaren totdat hijzelf verliefde wordt.
Wanneer de werkelijkheid slechts uit evolutie te verklaren is, heeft het leven geen zin. Het is er immers gewoon heel toevallig. De zin van het leven moet de mens zelf zoeken.
Maar wanneer er niets absoluuts is, is elke andere zin van het leven heel betrekkelijk.
b) De noodzaak van de openbaring van God
Als God bestaat kunnen wij niets over Hem weten uit onszelf. Hij moet zich zelf bekend maken aan ons, zich openbaren.
Als God liefde is moet Hij iets van zichzelf laten weten aan ons op ons niveau.
Vandaar dat het niet onlogisch is dat wij de bijbel hebben.
God heeft zich geopenbaard in:
- de natuur
- de bijbel
- de geschiedenis (Christus is ook een historische figuur geweest)
Het doel van Gods openbaring is dat wij Hem kunnen leren kennen.
De bijbel beweert de openbaring van God aan de mens te zijn.
Hiervoor hebben we het zelfgetuigenis van de bijbel. Het zelfgetuigenis van de bijbel nemen we ernstig omdat we dat ook doen ten opzichte van andere antieke geschriften.
Wie durft te geloven en naar de bijbel te leven merkt dat het werkt.
The proof of the pudding is in the eating!. Het is immers lachwekkend te zeggen dat men rationeel aanneemt dat pudding niet smaakt.
Geloven is een keuze en een existentiële ervaring. In je binnenste weet je dat het zo is.
Pascal zei: Het hart heeft zijn eigen redenen die de rede niet kent.
c) De bijbel als openbaring van God
1) Enkele feiten. De bijbel is:
o Het eerst vertaalde boek (rond 200-250 v. Chr. werd het Hebreeuwse O.T. in het Grieks vertaald).
o Het meest vertaald boek
o Het eerst gedrukte boek
o Het meest gedrukte boek
o Het meest verspreidde boek
o Nog steeds een bestseller
2) De bijbel als Woord van God
o de eenheid in het boek: geschreven over een periode van ongeveer 1500 jaar, door ongeveer 40 verschillende schrijvers die 66 boeken schreven. En dat allemaal zonder werkelijke tegenstrijdigheden en in dezelfde lijn denkend.
Zo iets krijg je vandaag niet klaar met enkele mensen.
o ongeveer 3000 keer komt de zinsnede de Heer zei of God zegt of een vorm hiervan voor.
Dit is waarheid of wel leugen terwijl de bijbel liegen verbiedt en leugen verdrijft.
o reeds in de bijbel vinden we zaken die pas veel later wetenschappelijk zijn vastgesteld.
Denk aan de ronde aarde van Jesaja (40:22). Dat is pas veel later vastgesteld.
Of Job die zegt dat de aarde in het niets hangt (26:7) of Mozes die zegt dat de besnijdenis op de 8ste dag na de geboorte moet gebeuren. Wij weten nu dat dan een aantal waarden in het bloed optimaal zijn voor deze ingreep.
o de vervulde profetieën:
Omtrent de persoon van Christus vinden we in het OT zon 330 profetieën. Ze zijn allemaal uitgekomen voor die ene persoon. Statistisch gezien is dat 1 kans op 83 miljard. Wij zouden zeggen: onbestaande. En toch!
d) Het belang van de bijbel
- God heeft zich toch bekend gemaakt aan ons! We kunnen Hem en Zijn denken leren kennen.
- God geeft ons een handleiding voor ons leven. Daar heeft de Schepper ook voor gezorgd.
- De bijbel geeft ons een duidelijk antwoord op de drie grote levensvragen nl. de oorsprong, zin en toekomst van ons leven.
- De bijbel is nog steeds onveranderd. De bijbel bevat tijdloze principes die hun waarde altijd zullen behouden.
- De bijbel werkt. Leven volgens de bijbel geeft een goed resultaat in een mensenleven.
e) Interpreteren van de bijbel
2 Petr. 1:19-21
- steeds vanuit de context, dus geen knip en plakwerk.
- steeds binnen de context van de bijbel zelf
- rekening houdend met literaire genres (bv. een gedicht of een brief of een historisch verslag worden verschillend benaderd)
- zo letterlijk als mogelijk is en de context en het literaire genre het toelaten
- de bijbel is volledig betrouwbouw. Als de bijbel slechts gedeeltelijk betrouwbaar is, wie zal dan zeggen welk deel wel en welk niet betrouw is? Bovendien kunnen wij er dan niets meer mee doen voor ons leven.
f) De boodschap van de bijbel
Joh.3:16
God is liefde. Uit liefde heeft Hij ons gemaakt, uit liefde heeft Hij zijn zoon naar deze wereld gestuurd om zelfs zijn leven te geven voor ons opdat wij daardoor volledige vergeving kunnen ontvangen en zo terug met God kunnen leven.
Eric Rutten.
Corrie ten Boom schreef eens: 'Achter op het vrachtschip, helemaal op de punt, is een plekje waar je zo heerlijk alleen bent. Ik leun over de verschansing en kijk naar de zilveren streep, die ons schip achterlaat op het water. Wat een nietig notendopje is ons schip op die onmetelijke zee. Wat een nietig klein tijdelijk schepsel ben ik. Tussen mijn geboorte en dood mag ik een poosje op deze wereld zijn en dan... de eeuwigheid.
Waar ben ik eigenlijk? Hier sta ik op een schip en rondom me is de grote eindeloze zee.
Ik leef op een wereld waar oorlogen zijn, waar hopeloosheid, wreedheid en angst regeren.
Waar ben ik eigenlijk?
Ik ben in een wereld die God zo liefhad, dat Hij Zijn Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwig leven hebben. Ik ben op een aarde, waar Hij straks komt, die beloofd heeft: 'Zie, Ik maak alle dingen nieuw.'
Eens zal de heerlijkheid Gods deze aarde, deze prachtige aarde, bedekken, zoals de wateren de bodem der zee.
Waar ben ik eigenlijk?
Nu al ben ik in Hem. En onder mij zijn Zijn eeuwige armen.'
Laten we bidden voor deze lieve attentievolle mama.
Hier nog een eigengeschreven gebedje, uit mijn hart...
Machtige Hemelse Vader,
In Uw woord mogen we lezen : en al wat gij in het gebed gelovig vragen zult,
zult gij ontvangen. (Mat.21:22).
Ik bid je Here voor iemand die 2 schattige,lieve kindjes heeft van 2,5 en 6 jaar jong,
die een lieve attentievolle mama is, opdat zij in haar 'laatste' strijd tegen die vreselijke
ziekte genaamd kanker toch jou als haar persoonlijke Redder en Verlosser zou
mogen aannemen, dat ze die 'Wegwijzer' zou mogen volgen met als doel het Eeuwige
leven te ontvangen.
Ik weet het lieve Vader dat het misschien teveel gevraagd is, maar wil je haar toch wat
méér tijd geven zodat haar man en lieve kindjes getuige mogen zijn van Jouw uitzonderlijke
krachtige en liefdevolle Hemelse goedheid voor haar !
Ik weet het Here, voor jou is alles mogelijk...
Bij deze vraag ik uit het diepste van mijn hart aan eenieder die dit leest om ook even een klein
gebedje voor haar te doen wanneer je de tijd ervoor hebt.
U weet het lieve Vader dat wij mensen géén antwoorden hebben op vele vragen, maar zoals
jij het beloofd hebt en zoals het geschreven werd, leggen we hierover al ons vertrouwen in
Jouw handen.
Here, mogen wij allen getuige zijn van Jouw uitzonderlijk krachtige & liefdevolle Zegen ?
Dit bidt ik U.
Dank U voor alles wat komen zal,
Filip V. (04/'06)
Morrison, een van Schotlands meest populaire predikers in het begin van deze eeuw, was bekend door een preek die hij vaak hield: ' De altijd open deur'. Op zijn sterfbed riep hij uit:' De deur staat nu wijd open voor mij en ik ga er door!' Maar die deur zal niet altijd open blijven staan. Eens zal de deur van de genade gesloten worden en ongelovigen zullen voor eeuwig worden buitengesloten van Gods tegenwoordigheid. George Whitefield preekte eens over de tekst: ' En de deur werd gesloten' (Matth.25:10). Een man onder zijn gehoor zei tegen zijn buurman: ' Nou .... en? Als er één deur dicht gaat, zal er wel een ander open gaan. ' Maar Whitefield vervolgde met: ' Misschien is hier iemand die nog niet behouden is en die denkt: ' Nou .... en? Wat zou het als een deur dicht is? Er gaat wel een ander open. Ja, dat gebeurt dan ook: de deur naar de eeuwige verlorenheid, de deur naar de hel!' Bent ú al de deur naar het eeuwige leven binnengegaan?
"t kan morgen te laat zijn,
o,weiger toch niet
't geluk dat de Heiland
u heden nog biedt!
Dichtbij de tempel klinkt een lied. Het klinkt hoog boven het rumoer van stemmen uit. Het lied legt stilte op. Een jubel barst open in een stem. De stem van Hanna.
Naast Hanna staat een kleine jongen, de ogen op zijn moeder gericht. Het is Samuël. Vanwaar dit lied, vanwaar dit kind?
En dan gaan we enkele jaren terug. We vinden de man Elkana, met in zijn huis twee vrouwen: Hanna en Peninna. Peninna gezegend met kinderen en Hanna kinderloos. Elk jaar trekt Elkana met zijn beide vrouwen en kinderen naar de tempel in Silo om er de Heer een offer te brengen. We zien hen gaan. Peninna met kinderen trekkend aan haar rokken, kinderen voor haar uit hollend, maar toch steeds weer om haar heen, haar aandacht vragend. En Hanna helemaal alleen, met soms de arm van Elkana om haar heen geslagen, peinzend haar verdriet om haar gemis aan kinderen. Vol liefde zich tot Hanna wendend, want zij is hem het meest dierbaar.
En dan de vlammende jaloezie, die omhoog schiet in Peninna. Peninna, die zodra zij de kans schoon ziet Hanna tergt om haar kinderloosheid, haar tracht tot drift te prikkelen.We lezen dat 'jaar op jaar, zo dikwijls zij opging naar het Huis des Heren, zij zo handelde en haar tergde' (1 Sam. 1:7). De tergende woorden wekken echter geen drift op in Hanna, maar een mateloos verdriet.
Als Elkana zijn vrouwen en kinderen een maaltijd aanbiedt, kan Hanna geen hap door haar keel krijgen en huilt zij. Hoe Elkana ook tracht haar te troosten, haar tranen kunnen niet gedroogd worden.
Elk jaar opnieuw herhaalt deze scene zich. Tot op een keer, als zij zich daar weer rond de tempel in Silo geschaard hebben, Hanna zich terugtrekt.
Zij wacht tot alle drukte voorbij is en de rust is weergekeerd op het tabernakelplein. Dan knielt zij neer en bidt, een vurig gebed tot God om een kind. En dan volgt haar gelofte: 'Als U mij een zoon schenkt, dan zal ik die voor zijn hele leven de Heer geven.'
Nog geen jaar later ontvangt Hanna een zoon. Zij noemt hem Samuël, van de Heer gebeden.Maar hoe vol geluk Hanna ook is bij zijn geboorte, haar lied klinkt niet dan, maar enige jaren later: als zij volgens haar belofte haar zoon terugschenkt aan de Heer en hem bij de hogepriester Eli brengt, om in het Huis des Heren als een kleine knecht dienstbaar te zijn.
Hier worden we stil van. Een kind, zolang verwacht, zo begeerd, teruggegeven aan God, als het nog zo heel jong is. Het van vreugde uitjubelen omdat God haar smaad heeft weggenomen, en tegelijk het kind weer weg te schenken.
Opnieuw alleen keert Hanna terug naar huis. Maar haar gedachten zijn altijd om Samuël heen. Elk jaar naait zij een jas voor hem. Een jas die steeds een beetje groter wordt. Zo kleedt zij Samuël steeds opnieuw met de mantel der liefde.
En God ziet naar Hanna om. Hij vult opnieuw haar armen: nog drie zonen en twee dochters schenkt Hij haar. Het moederschap heeft zij ten volle genoten.
Hanna was een gewone vrouw, zoals wij. Zij heeft het liefste wat zij bezat aan God geschonken en van vreugde gejubeld. Elk geschenk, in welke vorm ook verpakt, biedt vreugde. Geven is rijker worden. En u zult ervaren dat God uw handen steeds opnieuw zal vullen.
De hugenoten en het hugenotenkruis
Omdat het Belgisch protestantisme een tweetalig gebeuren is, en dus een bicultureel verschijnsel, kan het nooit kwaad om naast de "Nederduitse" reformatie ook enige aandacht te schenken aan de historie van de reformatie in Frankrijk. België is ook wat dit betreft weer een trefpunt en smeltkroes van Europese culturen. U vindt informatie over:
* de naam
* het edict van Nantes en de vrijsteden
* Bartholomeüsnacht (Catharina de Medici)
* de camisards en de "église du désert"
* het hugenotenkruis
*
de naam 'hugenoten'
Het woord 'hugenoten' is waarschijnlijk een verbastering van het Zwitserse 'Eidgenossen' (Iguenots). In de 2de helft van de 16de eeuw komt deze naam voor als een ietwat denigrerende naam voor de Franse protestanten. Deze bijnaam wordt vervolgens door henzelf als erenaam aanvaardt (vgl: "les gueux", de bedelaars, de geuzen als erenaam van de Vlaamse protestanten). Als gevolg van de onderdrukking en vervolging worden in de 16de en vooral in de 17de eeuw vele hugenoten gedwongen te vluchten naar gebieden waar geloofsgenoten wonen of waar een grotere tolerantie heerst dan in frankrijk. Daar stichten zij dan vaak eigen 'vluchtelingenkerken' (Églises du Refuge, vandaar 'réfugiés').
Voor 1530 waren er slechts individuele 'Franse protestanten' op de vlucht (o.a. Guillaume Farel en Jean Calvin), meestal richting Zwitserland. De eerste grote vluchtelingenstroom kwam op gang na 1560. Bij hen sloten zich ook de Walen aan uit de zuidelijke Nederlanden, op de vlucht voor de Spaanse macht. Berucht is in dezen de Bartholomeüsnacht in 1572. Tot die tijd was het een nog niet uitgemaakte zaak hoe Frankrijk (als buitenbeentje in het Europa, waar de Habsburgse vorsten Spanje, de Nederlanden, Duitsland en Oostenrijk beheersten in nauwe verbondenheid met de roomse Kerk) zich zou gaan verhouden tot de nieuwe religie. Het kon nog alle kanten op, zij het dat zonder goedkeuring van de Franse koning geen blijvend protestants centrum in Frankrijk kon ontstaan.
En de officiële lijn van de koning was sinds Frans I duidelijk antireformatorisch. De Waldenzen, die zich sinds 1532 aangesloten hadden bij de Zwitserse reformatie werden zwaar vervolgd. Leden van de plaatselijke adel namen hen soms in bescherming. Zij durfden dat doen, mede doordat vanuit Genève hen duidelijke geluiden bereikten dat de reformatie mocht, ja moest nagestreefd worden ondanks verboden van overheidswege. De lagere adel had van Calvijn in dezen zelfs de permissie en opdracht gekregen om des gewetenswille hierin subversief te zijn.
Onder Hendrik II nam de vervolging toe. Toch waagden de Franse protestanten een nationale vergadering te Parijs. In 1559 kwamen predikanten en ouderlingen vanuit het hele land bijeen in een synode. Naar een door Calvijn verstrekt model stelden zij daar een geloofsbelijdenis vast, de confessio Gallicana. In een kerkorde (discipline) regelden ze de nieuwe kerk zowel plaatselijk als regionaal als landelijk in een zogeheten presbyteriaalsynodaal kerkverband(1): Geen gemeente mag over een andere heersen, gemeenschappelijke zaken moeten in provinciale of nationale synoden worden beslist en zulke synoden bestaan uit predikanten en ouderlingen (presbyters), die door de gemeenten of groepen van gemeenten zijn afgevaardigd. Deze geloofsbelijdenis en kerkorde is later via de Henegouwse predikant Guido de Brès (van Bergen, werkzaam te Rijssel en Gent) in een eigen bewerking ook de grondslag geworden van de protestantse kerken in de Nederlanden (confessio Belgica (z.b. pag. 7). De Kerkorde die in 1618 in Dordrecht werd opgesteld voor de Nederlandse Hervormde Kerk loopt gelijk op met het Franse voorbeeld.
Na de dood van Hendrik II nam Catharina de Medici als regentes de regering over. Zij speelde de leden van de adel, waaronder er velen waren die sympathiseerden met het protestantisme (inclusief leden van de hoge adel, ja zelfs tot in de koninklijke familie toe), behendig tegen elkaar uit. De roomse fractie werd geleid door de fam. De Guise, de protestantse door leden van de familie Condé. Een godsdienstvrede zoals uiteindelijk in Duitsland in 1555 was bereikt, was in dit centralistisch bestuurde land niet denkbaar. Het was voor heel Frankrijk "entwederoder". Als de gereformeerden dus een eind aan de vervolging wensten, dan moesten ze er voor vechten. Toen in 1562 De Guise een bijeenkomst te Vassy met de wapens neersloeg, brak er een burgeroorlog uit, die met enkele onderbrekingen heeft geduurd van 1562 tot 1598.
Als leider van de protestanten trad admiraal Gaspard de Coligny naar voren. Daar de opeenvolgende koningen weigerden de knoop door te hakken door radicaal partij te kiezen bleef de toestand onzeker. Rond de jaren '70 ontstond er oorlogsmoeheid en werden er wapenstilstanden en zelfs vredesakkoorden gesloten, ja De Coligny werd zelfs toegelaten tot het hof. Een echte oecumenische vrede leek mogelijk in Frankrijk, toen in 1571 de protestantse vorst Hendrik van Navarre ging trouwen met de zus van de katholieke koning van Frankrijk, Karel IX. De protestantse adel was genodigd en kwam ook naar Parijs voor de bruiloft.
In deBartholomeüsnacht van 23 op 24 augustus 1572 liet Catharina de Medici hen allen overvallen en vermoorden, terwijl zo wil het verhaal de koning uit het vensterraam toekeek. Die nacht vielen in Parijs vermoedelijk 500 doden, buiten Parijs in de volgende dagen zeker 30.000. Het protestantisme, dat naar schatting toen zeker een derde van de bevolking omvatte, verloor in één slag zijn leiders. De strijd echter ging door en meer en meer gingen juristen op zoek naar een constructie, waarbij het land één zou kunnen blijven en toch de hugenoten plaatselijk zouden kunnen worden toegestaan hun geloof te beoefenen. Toen in 1589 Hendrik van Navarre, als naaste verwant van de koning rechten kreeg op de troon, werd hem de toegang tot Parijs echter geweigerd gezien zijn actief protestantse verleden (Hij was ondermeer legeraanvoerder der hugenoten geweest). In 1593 ging hij tot grote teleurstelling van de hugenoten over tot het roomskatholicisme ("Paris vaut bien une messe."). Als koning Hendrik IV probeerde hij vervolgens wel het conflict te beëindigen en zo vaardigde hij het edict van Nantes uit (1598): Officieel bleef Frankrijk een roomskatholieke staat, maar de hugenoten kregen een aantal vrijsteden, pandsteden (places de sûreté) toegekend. Ook leden van de adel mochten in hun bezit protestantse kerkdiensten houden. Protestanten behielden hun burgerrechten.
Dit genade-edict van Nantes (1598) ter pacificatie van de religieuze tegenstellingen werkte in de praktijk echter niet. Kardinaal Richelieu probeerde de politieke zelfstandigheid van de protestanten met geweld te breken en belegerde de pandsteden, waarvan de bekendste La Rochelle is (1629 belegerd). Onder de zonnekoning, Lodewijk XIV, begon een vervolging van formaat (Un roy, une foy et une loy). Als absoluut vorst wilde hij absolute eenheid (L'état, c'est moi). Voor minderheden was in zijn rijk geen plaats. De protestanten verloren hun burgerrechten en hun scholen en kerken liet hij sluiten. Vele hugenoten namen opnieuw de wijk. In Engeland, NoordNederland en Pruisen bijv. waren zij zeer welkom, want zoals reeds aangeduid ze waren waardevolle economische krachten, ijverig en bekwaam (veel knowhow). De Franse economie begon er zelfs onder te lijden. Een emigratieverbod en gedwongen bekeringsacties waren het gevolg: kinderroof, afpersing, inkwartiering (dragonnades). Predikanten werden gevangen gezet en meestal tot de galeien veroordeeld.
Omdat er zogenaamd geen protestanten meer waren trok de koning in 1685 het edict van Nantes in. Naar schatting 500.000 hugenoten waren het land ontvlucht. De vele nouveaux convertis, onder dwang bekeerden, verzwakten uiteindelijk de roomse kerk, daar afkeer bij hen overheerste. De onverschilligheid en vrijdenkerij hebben niet voor niets als eerste in Frankrijk hoge toppen gescheerd.
De achtergeblevenen waren nog niet aan het einde van hun lijden. De wrede behandeling ging voort. In de Cevennen begon in 1702 een opstand van de camisards (camise = hemd, kiel). een goed georganiseerd verzet wist enkele jaren grote legermachten op een afstand te houden. En ookal werd ook deze opstand tenslotte in veel bloed gesmoord, duizenden bleven bijeenkomen op eenzame plaatsen om kerkdiensten te houden. Vooral de naam van de predikant Antoine Court is aan deze periode verbonden. (16951760). Als een Église du désertbleef de hugenotenkerk bestaan. Na 1729 leidde ds. Antoine Court predikanten voor Frnakrijk op in Lausanne. Zijn opvolger Paul Rabaut (17181794) waagde evenveel. Pas na 1752 luwde de vervolging enigszins, ook doordat de philosophes zich af en toe inzetten voor een grotere tolerantie. Zo heeft Voltaire bijv. de pen opgenomen na de gerechtelijke moord op Jean Calas: een protestantse pendant van de Dreyfussaffaire. Het is uiteindelijk de revolutie in 1789 die de protestanten (net als in België) de godsdienstvrijheid schenkt. Nakomelingen van de "Réfugiés" noemen zich ook vandaag nog graag 'hugenoten', ook als ze de belijdenis der vaderen allang niet meer toegedaan zijn.
* Wat stelt het hugenotenkruis voor?
Het hoofdbestanddeel is het zogenaamde maltezerkruis. Het kenteken van de ridders van Malta, een geestelijke ridderorde uit de Middeleeuwen. Het kruis heeft gelijke armen, wijd uiteenlopend aan de top; misschien een figuur, die verkregen is door vier pijlpunten naar het midden te keren.
Het maltezerkruis is door hugenoten aanvaard, omdat men wel christenen wilde zijn, gekenmerkt door het kruis, maar niet door het 'Latijnse' kruis, het 'roomse'. Het maltezerkruis wordt gezien als symbool der wedergeboorte. De acht punten stellen voor de acht zaligsprekingen uit het Evangelie (Mt. 5:310)
De armen van het kruis worden verbonden door een krans van vier lelies (lisbloemen) of harten, symbolen van reinheid en trouw.Het oorspronkelijke aanhangsel onderaan was peervormig, volgens sommigen een kruikje (teken van de zalving van de Franse koningen? of met de Geest?), volgens anderen een traan (teken van het lijden der Franse protestanten). Omstreeks 1688 is dit peervormig aanhangsel vervangen door de duif, het symbool van de Heilige Geest.
Telt men alle punten (parels en lelies) bij elkaar op, dan krijgt men het getal 12, overeenkomstig de 12 artikelen van het 'algemeen en ongetwijfeld christelijk geloof, waarvan de hugenoten zich belijders wisten.
1. 1 Volgens protestantse opvatting is er naast de H. Schrift geen andere gezagsinstantie (zoals bijv. de traditie) en aangezien de Schrift zelf geen uitgewerkte kerkorde of ambtenleer bevat, is de vormgeving van de kerk, de organisatie, een geestelijke zaak en dient dus 'theologisch' te geschieden, d.w.z. recht te doen aan 'hoe God in Christus zijn kerk regeert'. Een protestantse kerkorde mag dus twee dingen nìet doen:
a. Door overorganisatie de vrijheid van de geest belemmeren
b. Door te grote vrijheid de orde van de geest ontkennen.
Het hiërarchisch kerkmodel van de Romana met haar sacrale ambtsopvatting komt dus voor haar niet in aanmerking. Het onderscheid tussen leken en clerus bestaat immers in het Nieuwe Testament niet. Elke gelovige staat daar gelijk voor God. Omdat elke 'groep' een structuur moet hebben, wil ze niet uit elkaar vallen, zijn er in de protestantse traditie verschillende nieuwe kerkmodellen ontwikkeld, waarbij ook niet te verwaarlozen experimenten in verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben plaatsgehad. Het moderne subsidiariteitsbeginsel is in wezen door de calvijnse reformatie al halfweg de 16de eeuw geformuleerd en gepraktiseerd in het presbyteriaal-synodaal kerkbestel.
Voor een gelovige is het leven hier -op aarde slechts een voorportaal van de hemel. Hier op aarde kamperen we maar in een tent, in de hemel hebben we een doorGod zelf gebouwd huis. Daar is onze woonplaats: Daarheen zijn we op weg. Wat een heerlijk vooruitzicht! Als: we het hier op aarde moeilijk hebben, mogen.we daar aan denken en er moed uit putten. :Maar het mag ons ook moed geven om, van Gods liefde voor verloren zondarente getuigen.- Opdat we van Hem loon zullen mogen ontvangen..
Van Harold St.John, de vader van de beroemde schrijfster van christelijke kinderboeken Patricia St.John, is het volgende verhaal bekend. Op een dag stond hij in de kapel van Keble College (Oxford) het meesterwerk van de schilder Holman Hunt, Het Licht van de Wereld, te bewonderen. Het schilderij beeldt Christus af die met een doornenkroon op het hoofd en een lantaarn in de linkerhand aan een gesloten deur staat te kloppen. Plotseling wordt de serene stilte verbroken door een groep toeristen. De groep werd geleid door een gids met een opvallend scherpe stem. Na een vluchtige toelichting bij het schilderij wist de gids tot afsluiting van zijn praatje als wetenswaardigheid te vertellen dat het orgineel van het schilderij voor 5000 pond verkocht werd. Waarop Harold St.John zonder enige aarzeling naar voren kwam en er heel sereen aan toevoegde: 'Dames en heren, mag ik zo vrij zijn u te vertellen dat het ware Orgineel van dit schilderij verkocht werd voor dertig zilverlingen?' Nadat het enkele ogenblikken heel stil geweest was, verliet het gezelschap zonder een woord te spreken de kapel.
Trekkers in het Sierra-gebergte in Californië zijn verbaasd als ze soms hoge hekken tegenkomen met prikkeldraad erbovenop. Wat zien ze daar binnen die omheinde plek? Een mediamiddel zoals een radiotoren? Nee, ze zien alleen maar een paar knoestige bomen, misschien maar een kromme stomp met weinig naalden. Op een bordje staat: 'Verboden toegang. Bristlecone-dennebomen. Beschermingszone. Bescherm deze bomen alstublieft. Ze zijn de oudste levende dingen op aarde.' Pamfletten leggen uit dat deze Bristlecone-dennebomen al groeiden tijdens Jezus' omwandeling op aarde en dat ze de oudste zaaiplanten ten tijde van de uittocht uit Egypthe waren. Hoe zorgvuldig deze bomen ook beschermd worden, tenslotte zullen ze toch sterven. Ze hebben geen eeuwig leven. Maar christenen hebben wel de zekerheid van eeuwig leven. Ja, onze lichamen zullen sterven, maar door Gods genade en macht zullen onze zielen nooit sterven. Onze lichamen zullen opgewekt worden en we zullen een onsterfelijk lichaam ontvangen. Wie in Jezus Christus gelooft, heeft eeuwig leven
In april 2002 liep ik in Londen met duizenden anderen langs de kist van de Engelse koninginmoeder toen haar lichaam opgebaard lag in de Westminster Hall. Ik was getroffen door het gezicht van de kroon boven de kist en het kruis dat daar dichtbij stond - symbolen van haar leven en geloof. We waren gekomen uit eerbied voor een veelgeliefd lid van de koninklijke familie. Maar die avond was het mij duidelijk dat het kruis van de Heer Jezus veel meer betekent dan welke kroon ook.
Voor allen die in de Heer Jezus geloven, is het kruis een symbool van onze hoop in leven en sterven. Christus is de Gever van overvloedig leven nu en voor eeuwig. Voor zijn dood aan het kruis zei de Heer Jezus: `Zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des Mensen verhoogd worden, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe' (Joh. 3:14-15).
Het kruis spreekt van vergeving en vrede met God. Het wijst op de verdiensten van Christus en niet van onszelf. Als we sterven, moeten we al onze 'aardse kronen' afleggen. Onze enige hoop is onze Heiland, die gestorven is om ons eeuwig leven te geven.
Vanaf de tweede helft van april is de nachtegaal te horen. Hij is de meest beroemde zanger in de nacht. De vogel zingt ook overdag. Als de ande- re vogels in de namiddag zwijgen, laat bij zijn gezang horen. Vooral 's avonds na zonsonder- gang valt zijn lied op, tot ver na middernacht.
Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen. 2 Kor. 3:18
Al iets gezien van de' heerlijkheid van Christus? Mozes' gelaat,weerspiegelde de heerlijkheid van God, (toen hij de wet uit zijn handen ontving. Jezus Christus is veel groter dan Mozes en hebt u zijn heerlijkheid nog -niet gezien? Zegt Hij u niet zoveel? Dan is een bedekking op uw gezicht mogelijk de oorzaak van uw 'niet-zoveel zien'. Ik zou dan in uw plaats aan God vragen:,'Ontdek' mijn ogen,, opdat ik de heerlijkheid mag' ,zien van uw Zoon Jezus.' Deze oprechte vraag aan God 'hebben tallozen vóór u de ogen geopend voor wie Jezus Christus in werkelijkheid is. Door Hem te zien en zich aan Hem toe te vertrouwen is zijn heerlijkheid zichtbaar geworden: in hun
leven!
2 kor. 3:12-18 Ex. 14:13.20
Je moet al een geweldige optimist zijn om dit te kunnen zeggen. Kijk om je heen en bekijk de beelden op tv en dan toch blijven zeggen geen zorgen voor morgen? Bezorgdheid kan je leven behoorlijk vergallen. Wij spelen graag op safe en daarom willen we graag veilig stellen wat voor ons belangrijk is. Een goede gezondheid, een riant inkomen, een vaste baan het zijn de zaken waar we graag op steunen. Maar er hoeft maar iets te gebeuren bijvoorbeeld ontslag of een levens - bedreigende ziekte en onze wereld ziet er gelijk anders uit. Wanneer wij onbezorgd (niet zorgeloos) door het leven willen gaan, moeten wij de juiste kijk hebben op de Here en op datgene wat Hij In zijn Woord tot ons zegt. Voor ieder probleem heeft Hij een oplossing maar wij moeten dan wel de neiging om
Hem een handje te willen helpen kunnen onderdrukken. Jezus zegt.dat wij nooit bezorgd hoeven te zijn.
De Here zorgt voor ons lichaam en voor datgene wat we daar voor nodig hebben.
We moeten God op zijn woord geloven. Hem volledig vertrouwen! Kijk wat Hij doet voor de vogels en de bloemen. Hij geeft wat ze nodig hebben. Zou Hij dan zijn eigen kinderen In de kou laten staan? Absoluut niet! Laten we er voor waken dat wij ons niet spiegelen aan de wereld. De wereld is altijd bezig om het eigen aardse bezit en leven veilig te stellen. God verwacht van ons dat wij ons in de eerste plaats met Hem en met datgene wat Hij van ons vraagt bezig houden en niet aan geld en goed hangen. Jezus zegt dat Indien je God van harte wil dienen Hij het zo met ons zal maken dat we dat kunnen zonder gebrek te leiden. Waar of niet waar? Jezus zegt het dus is het waar! Alles wat wij ontvangen uit de hand van onze hemelse Vader is genade. Laat alle ongeloof varen en vertrouw God op zijn woord dan kun je ontspannen en blij met Hem leven zonder zorgen voor de toekomst. Dus toch "Geen zorgen voor morgen.
Op 10 juli 1509 werd, in het Noordfranse plaatje Noyon, Johannes Calvijn geboren. Zijn vader wenste dat hij priester zou worden, en wist het gedaan te krijgen als secretaris van de bisschop, dat zijn kinderen het huisonderwijs bij een adellijke famielie konden volgen. Bovendien kreeg Johannes door het toedoen van zijn vader een kerkelijke studiebeurs en de inkomsten van een kapelaansplaats. Zo kon Johannes Calvijn naar de universiteit van Parijs ter voorbereiding op de theologische studie. Toch ging Calvijn geen theologie studeren maar rechten in de stad Orleans. De oorzaak van deze plotselinge verandering lag in het feit dat zijn vader ruzie had gekregen met de geestelijken van Noyon. Na de dood van zijn vader keerde Calvijn in 1533 terug naar Parijs om letteren te gaan studeren. In Parijs vond er een grote verandering plaats in het zieleleven van Calvijn. Hoewel hij tijdens zijn studie wel met de ontluikende reformatie in aanraking geweest was, bleef hij aan de kerk trouw en koesterde hij grote bewondering voor het humanisme. Zo schreef hij een commentaar op het boek van de Romeinse schrijver Seneca en stuurde daarvan een exemplaar aan Erasmus. Maar na een 'plotselinge' bekering brak hij met de Roomse kerk en bezocht hij de nachtelijke vergaderingen van de reformatorische Christenen, waar men het Woord van God en de geschriften van Luther onderzocht. Dit niet zonder gevaar voor eigen leven. Ook kwam hij in Parijs weer in kontakt met zijn vriend Nicolaas Cop. Deze was in 1531 tot rector benoemd van de Parijse universiteit. Van 1533 tot 1536 leidde Calvijn een zwervend bestaan. Zo vertoefde hij in Orleans, alwaar hij zijn eerste theologisch werk schreef. Dat handelde over de zieleslaap, een dwaling waarvan hij schreef dat die de blijvende gemeenschap van de gelovige met Christus loochende. In Bazel verzorgde Calvijn de eerste druk van zijn Institutie of 'onderwijzing in de christelijke godsdienst'. Dit boek, dat hij in zijn leven vele malen heeft uitgebreid, werd het standaardwerk van de reformatie. Ook nam hij enige tijd de toevlucht tot hertogin Renata van Ferrara. Op haar kasteel was hij veilig, want hoewel zij de zuster was van de Franse koning Frans I, was zij de hervorming van harte toegedaan. Na een kort bezoek aan Parijs wilde Calvijn in 1536 via Geneve opnieuw zijn verblijf in Straatsburg zoeken, om daar rustig te kunnen studeren. Maar de bekende predikant Guillaume Farel zocht hem tijdens zijn verblijf in Geneve op en bezwoer hem in de stad te blijven. Geneve had zich weliswaar van de Roomse hertog van Savoye weten te onttrekken, maar de stad bleef goddeloos en de reformatie vond er veel tegenstand. Door indringende woorden wist Farel Calvijn te overtuigen, dat het een roeping Gods was de zaak van de hervorming in Geneve te dienen. Calvijn bewees zich al snel, want in oktober 1536 werd er in Lausanne een godsdienstgesprek gehouden met de roomse geestelijken. Daar stond Calvijn met zijn grote kennis van de kerkvaders Farel terzijde, zodat de tegenstanders het zwijgen werd opgelegd. Hierdoor sloten veel geestelijken zich bij de reformatie aan en enkele dagen later werd de hervorming in Lausanne ingevoerd. Ook in Geneve leek het met de reformatie voorspoedig te gaan. Het stadsbestuur aanvaardde allerlei artikelen over de kerkelijke tucht, de orde in de eredienst, het catechetisch onderwijs en de ondertekening van de belijdenisgeschriften door de burgerij. Maar de bevolking was tegen de uitvoering. Veel van hen wilde vrij en ongedwongen leven en geen rekening houden met het Woord van God. Toen in 1538 de tegenstanders van Calvijn de meerderheid haalde binnen het stadsbestuur, werden Calvijn en Farel uit de stad verbannen. Farel ging naar Neuchatel en Calvijn gaf gehoor aan de roepstem van Martin Bucer, de hervormer van Straatsburg om zich daar te vestigen. De periode in Straatsburg kunnen we omschrijven als één van de gelukkigste periodes uit Calvijns leven. Hij verkeerde daar in een Franse vluchtelingen gemeente temidden van zijn landgenoten. Ook leerde hij daar Idelette de Bure kennen, de vrouw met wie hij in het huwelijk trad. Tevens verzorgde hij in Straatsburg de tweede druk van de Institutie, en begon hij hier met een Bijbel- commentaar. Dit laatste kwam voort uit zijn arbeid als docent aan de universiteit. Slechts drie jaar heeft hij in Straatsburg gewoond. Nadien heeft hij de herderstaf in Geneve weer opgenomen. Geneve dreigde aan de bandeloosheid ten onder te gaan. De roomse kerk zag haar kans schoon en liet kardinaal Sadoletus een brief aan de stad sturen om haar weer terug te brengen onder de macht van Rome. Ook Calvijn had kennis genomen van deze openbare brief en doorzag de bedoeling. Toch moest Farel hem er weer toe brengen om naar Geneve te gaan. Calvijn schreef bij deze gelegenheid aan zijn vriend, deze woorden: "Ik breng mijn hart de Heere ten offer." Toen Calvijn in Geneve terugkeerde, repte hij met geen woord over alles wat men hem aangedaan had. In zijn prediking ging hij verder bij de tekst waar hij gebleven was. Zo vatte hij de draad van zijn werk na drie jaar weer op. In overleg met de raad van Geneve voerde Calvijn een nieuwe kerkorde in. Daarin was bepaald, dat de kerk de tucht uitoefende over het gedrag van de burgers, terwijl in moeilijke gevallen de staat steun zou bieden. Zo beteugelden kerk en staat samen de losbandigheid, ondanks de tegenstand van de libertijnen, die vrij en ongebonden wilden leven. Maar langzamerhand werd die tegenstand minderen de positie van de calvinisten sterker. Dat kwam doordat veel protestantse vluchtelingen uit allerlei landen van Europa zich in Geneve vestigden. In 1555 werd de gemeenteraad in hoofdzaak calvinistisch. Er brak toen een periode van rust aan. In 1559 stichtte Calvijn in Geneve een academie om jonge predikanten op te leiden. Zijn jonge vriend en latere opvolger Theodorus Beza werd de eerste rector daarvan. Uit geheel Europa kwamen jonge mannen naar Geneve om te studeren, waarna zij naar hun volk terugkeerden om het Woord van God te prediken. Zo heeft de Heere door de dienst van bijvoorbeeld John Knox, Marnix van St. Aldegonde en Caspar Olevianus, de zuivere leer over grote delen van Europa willen verspreiden. In 1562 verscheen in Geneve een bundel berijmde psalmen, geschikt om door de gemeente gezongen te worden. Reeds in Straatsburg had Calvijn het belang van een goede psalmbundel ingezien. Hij was toen zelf aan het berijmen gegaan. Eenmaal terug in Geneve droeg hij dit werk over aan Marot en Beza, terwijl hij Louis Bourgeois en Maitre Pierre verzocht de bijbehorende muziek te verzorgen. Dat Calvijn de kerk een volledig psalmboek gegeven heeft, bewijst dat hij ook voor het kerklied alleen van Gods Woord wilde uitgaan. In 1564 ging de gezondheidstoestand van Calvijn snel achteruit. Prediken kon hij niet meer, maar hij kon als zijn vrienden hem ondersteunden de kerk nog wel bezoeken. In de maand april nam hij vanaf zijn sterfbed afscheid van al zijn vrienden en dicteerde hij zijn testament. In zijn laatste dagen sprak hij dikwijls de woorden van Psalm 39:10 "Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet opendoen, want Gij hebt het gedaan." Het door hem steeds centraal gestelde leerstuk van Gods soevereiniteit beleed hij daarmee ook ten aanzien van zijn eigen leven. Op 27 mei 1564 overleed Johannes Calvijn. Zijn levenskaars was reeds op 54-jarige leeftijd opgebrand in de dienst des Heeren.
Dr. Houghtón was voorganger van de Calvary Baptist Church in New York .Op zekere dag kreeg hij bezoek van een welbespraakte verko¬per. Die raadde hem aan enige aandelen van ' een oliemaatschappij te kopen. 'Want', zei hij, `u kunt er een fortuin mee verdienen.' Dr. Hou¬ghton keek de verkoper eens aan en zei -vervolgens tegen hem: 'Als deze aandelen werkelijk zo goed zijn als u beweert, waarom bent u dan niet rijk? U loopt rond in haveloze kleren, u schoe¬nen zijn, helemaal versleten, en u wilt mij wijs¬maken dat u een bonafide firma vertegenwoor¬digt? Als u wilt dat de mensen meer vertrouwen in uw product zullen krijgen;'dan raad ik u aan u te kleden in overeenstemming met het pro¬duct dat u probeert te verkopen.' '
Zo moeten christenen, als vertegenwoordigers van Christus, in, hun handel en wandel respect 'afdwingen
tegenover mensen van de wereld: Zij moeten een leesbare brief van Christus zijn.
De Duitse kerkhervormer Maarten Luther leefde van 1483 tot 1546. Luther was een Augustijner monnik en hoogleraar in de moraaltheologie te Wittenberg. Later hield hij zich bezig met de bijbelse theologie.
In 1483 werd Maarten Luther in een uit een boerenachtergrond stammende mijnwerkersfamilie in Eisleben geboren (heden: Geboortehauis).
Vanaf 1488 bezoekt hij de Latijnse school te Mansfeld. In Maagdenburg en later in Eisenach vervolgt hij zijn schooljaren.
Sedert 1501 studeert hij in Erfurt met het doel jurist te worden.
1505 Monnik in Erfurt
Toch brak de jonge man in 1505 volledig met dit voornemen, om in het Augustijnerklooster te Erfurt in te treden. Met deze beslissing die door het zijn hele leven stempelende zoeken naar een genadige God en zijn wil bepaald was, begon de ontwikkeling tot hervormer van de kerk. Eigen negatieve ervaringen met de kerkelijke genademiddelen bewerkten naast groeiende kritiek op kerkelijke misstanden voor alles een gedegen discussie met de Middeleeuwse theologie.
In het jaar 1507 werd hij in dit klooster tot priester gewijd werd.
In het jaar 1512 promoveerde hij te Wittenberg tot doctor in de theologie.
Zijn eerste colleges over de Psalmen hield Luther in de jaren 1513-1515, van 1515/16 volgden colleges over de Romeinenbrief en van 1516-1518 over de Galaten en Hebreënbrief.
Luther ontdekte aan de hand van de bijbelteksten Rom. 1:16 en 17 dat God in de eerste plaats vergeeft en niet veroordeelt. Daarom bestreed hij de winstgevende aflaathandel.
Een aflaat is de kwijtschelding van straf voor bedreven zonden. In plaats van aflaten te verdienen door bijvoorbeeld aan een kruistocht deel te nemen of een bedevaart naar Rome te maken, kon men deze sinds de 12e eeuw kopen. Hierdoor konden gelovigen hun zonden afkopen en daardoor, op een relatief gemakkelijke manier, toch in de hemel komen. De opbrengsten werden door de kerk onder andere gebruikt om de Sint-Pieter in Rome te bouwen.
De afkondiging van de aflaat waarvan de opbrengst bestemd was voor de bouw van de St. Pieterskerk te Rome door de Dominikaan J. Tetzel, die als een marktkoopman te werk ging, riep bij Luhter protest op.
Luther brengt zijn bewaren onder woorden in 95 stellingen, die hij op 31 oktober 1517 ten behoeve van een dispuut met geleerden in Wittenberg liet aanslaan en aan de aartsbisschop van Mainz stuurde met de uitnodiging om hier schriftelijk op te reageren.
Met het spijkeren van zijn 95 stellingen tegen de kerkdeur werd het begin van de reformatie ingeluid. De grondgedachte van de reformatie was de afwijzing van het leerstuk van goede werken. De mens kon alleen gered worden door zijn eigen goede werken. De nadruk kwam te liggen op de bijbel. Uitspraken van de kerk, zoals van de paus, waren van minder belang. Deze anti-autoritaire opstelling sprak velen aan die een grotere individuele vrijheid nastreefden.
De openlijke kritiek op het misbruik van de aflaat in 1517 leidde, in plaats van het gesprek waar op gehoopt werd, tot de opening van het ketterproces dat met het uitspreken van de kerkelijke ban en de rijksban in 1521 werd afgesloten.
Luthers stellingen'werden, voor hem zelf onverwachts, ongekend wijd verspreid. Reeds in 1518 dienden de aartsbisschop van Mainz en de Dominicanen klachten in Rome in. In het verhoor door de kardinaal-legaat Th. Cajetanus de Vio in oktober 1518 in Augsburg weigerde Luther ook maar iets te herroepen. Tijdens het dispuut te Leipzich in juli 1519 tussen J. Eck en A. Karlstadt verzette Luther zich tegen de gedachte dat de algemene Concilies niet kunnen dwalen. Vanuit zijn leer van de rechtvaardiging volgde automatisch kritiek op het pausdom, dat volgens Luthers opvatting over de goede verstaanbaarheid van de Schrift heenstapte.
De bul "Exurge Domine" van 15 juni 1520 eiste zijn onderwerping. Luther antwoordde met de publicatie van zijn 3 grote geschriften, waarin hij zijn gedachten ontvouwde, "Aan de Christelijke adel van de Duitse natie" (augustis 1520), "Van de Babylonische Ballingschap der Kerk" (oktober 1520) en "Van de vrijheid van een Christen" (november 1520), waardoor hij het grootste deel van het Duitse volk voor zich inwon.
De pauselijke bul waarin hij veroordeeld werd werd door hem op 10 december 1520 plechtig verbrand.
Op 3 januari 1521 wordt Luther door paus Leo X geëxcommuniceerd.
Tijdens de Rijksdag te Worms in april 1521 weigerde Luther te herroepen en zich zwijgend te onderwerpen aan een algemeen Concilie; keizer Karel V deed hem daarop in de rijksban.
1521 Om Luthers leven te beschermen, gebood keurvorst Frederik een voorgewende overval. Bijna een jaar lang leefde Luther als jonker Jörg op de Wartburch. Daar vertaalde hij het Nieuwe Testament in de Duitse taal die in 1522 gedrukt verscheen en in 1534 door de vertaling van het Oude Testament werd gecompleteerd.
Tijdens het verblijf op de Wartburch ontstonden op veel plaatsen Lutherse gemeenten. Zijn geschrift tegen de gelofte van de monniken bracht talloze monniken en nonnen er toe het klooster te verlaten.
1525 Luthers bruiloft met Katharina van Bora
De zichtbare breuk in het persoonlijk leven met het bestaan van een monnik heeft Luther met zijn huwelijk met de voormalige non Katharina van Bora bekrachtigd. Daarmee was het fundament voor het evangelische predikantsgezin gelegd.
aanvolgend een heel aantal strijdschriften
De boerenopstanden, die in de jaren 1524/25 overal in het rijk uitbraken, beriepen zich vaak op Luthers leer, maar de gruweldaden, die begaan werden, brachten hem, nadat hij in het begin begrip voor de bedoeling van de onder rechtsonzekerheid lijdende boeren had opgebracht, er toe de vorsten "Tegen de roofzuchtige en moordzuchtige boeren" tot aktie op te roepen.
De tegenstelling tussen Huldrich Zwingli en de Wederdopers kwam nu scherper naar voren. Het Godsdienstgesprek te Marburg (1529) met Zwingli leidde slechts gedeeltelijk tot overeenstemming, omdat Luther aan de reële tegenwoordigheid van Christus in het Avondmaal vasthield.
1529 "Kleine catechismus"
Om het volk te onderwijzen schreef Luther in 1529 de "Kleine Catechismus", voor de predikanten de "Grote Catechismus".
1534 Uitgave van de eerste volledige Wittenberger Bijbel in de Duitse vertaling van Maarten Luther
In februari 1546 is hij in zijn geboortestad Eisleben gestorven. Op bevel van de keurvorst werd Luther in de Slotkerk te Wittenberg begraven.
Met de vertaling van de Bijbel in de Duitse taal, verwierf Luther zich blijvende roem vanwege de vereniging van de Duitse taal. Ongeveer 70 miljoen gelovigen op alle alle vijf continenten worden op het ogenblik gerekend tot de Lutherse kerken.
DE 95 STELLINGEN
1. Toen onze Heere en Meester Jezus Christus zei: 'Doet boete' enz. (Matth. 4:17),wilde Hij dat het hele leven van zijn gelovigen een voortdurende boete is.
2. Dit woord mag niet verstaan worden als betrekking hebbend op het sakrament van de boete dat bestaat uit biecht en genoegdoening en bediend wordt door het priesterlijk ambt.
3. Maar ook wil Hij niet dat het alleen over de innerlijke boete: ja, de innerlijke boete is waardeloos en geen boete, als zij niet uiterlijk op allerlei wijzen het doden van het vlees bewerkt.
4. Daarom blijft de goddelijke straf, zolang de mens afkeer heeft van zichzelf en dat is de echte innerlijke boete bestaan tot aan de overgang uit dit tot het eeuwige leven.
5. De paus wil en kan geen andere straf kwijtschelden dan die hij heeft opgelegd naar eigen goeddunken of volgens kerkelijke wensen.
6. De paus kan zondeschuld slechts vergeven door te verklaren en te bekrachtigen, dat ze door God vergeven is, hij kan echter wel de schuld vergeven in die gevallen waarover hem het recht toekomt. Bij minachting van dat recht zou die schuld niet kwijtgescholden kunnen worden en blijven bestaan.
7. God vergeeft niemand de schuld zonder hem te brengen tot deemoedige gehoorzaamheid aan de priester als Zijn plaatsvervanger.
8. De kerkelijke voorschriften over de boete zijn alleen bestemd voor de levenden en diezelfde voorschriften zeggen dat aan de stervenden niets mag worden opgelegd.
9. Daarom bewijst ons de Heilige Geest een weldaad door de paus, die in zijn decreten overal uitzonderingen maakt in geval van dood of uiterste nood.
10. De priesters handelen onverstandig en verkeerd, als zij voor stervenden kerkelijke boetedoeningen laten gelden tot in het vagevuur.
11. Dit onkruid, dat men kerkelijke straffen laat doorlopen tot in het vagevuur, is zonder twijfel gezaaid toen de bisschoppen sliepen.
12. Vroeger werden 'kerkelijke straffen' (d.i. boete en genoegdoening voor begane zonde) niet na, maar v66r de absolutie opgelegd om daardoor te beproeven of het berouw oprecht was.
13. De stervenden worden door hun dood verlost van dit alles; de stervenden gelden voor het kanoniek recht reeds als dood; ze zijn daar rechtens al van bevrijd.
14. Onvolkomen vroomheid of onvolkomen liefde veroorzaken op het sterfbed grote angst als noodzakelijk gevolg: hoe minder liefde, des te meer angst.
15. Die angst en schrik zijn op zichzelf om van andere dingen maar te zwijgen al voldoende om een mens pijn en kwellingen van het vagevuur te doen gevoelen, omdat ze heel dichtbij de angst der vertwijfeling komen.
16. Het vagevuur en hemel zijn te vergelijken met echt vertwijfelen, bijna vertwijfelen en zekerheid van het heil.
17. De zielen in het vagevuur zullen zeker behoefte hebben aan vermindering van hun angst en hun verschrikking, maar tegelijkertijd moet ook de liefde bij hen groeien en toenemen.
18. Er zijn redelijke of schriftuurlijke motieven aan te voeren, die ontkennen, dat de zielen in het vagevuur de mogelijkheid hebben verdiensten te verwerven en toe te nemen in de liefde.
19. Ook schijnt niet bewezen te zijn, dat de zielen in het vagevuur alle zeker en gerust zijn over hun zaligheid, ook al zouden wij daarvan wel volkomen overtuigd zijn.
20. Daarom bedoelt de paus met de woorden 'volkomen kwijtschelding van alle straffen' niet, dat zonder meer alle straffen kwijtgescholden zouden worden, maar alleen die straffen die hij zelf heeft opgelegd.
21. Vandaar, dat al die aflaatpredikers dwalen, die zeggen, dat de pauselijke aflaat de mens bevrijdt van alle straf en hem behoudt.
22. De paus Scheldt aan de zielen in het vagevuur helemaal geen straf kwijt, die zij in dit leven volgens kerkelijke wet hadden moeten boeten.
23. Als er sprake is van kwijtschelding van alle straffen, dan bestaat dat alleen voor de meest volkomenen, dus voor heel weinigen.
24. Daarom worden de meeste mensen bedrogen, als hun zonder onderscheid en met grootspraak beloofd wordt, dat zijn van alle straf bevrijd worden.
25. Wat dus geldt ten aanzien van de macht over het vagevuur voor de paus in het groot, dat geldt ook voor iedere bisschop en pastoor in zijn bisdom en parochie.
26. De paus doet er goed aan, dat hij aan de zielen in het vagevuur vergeving schenkt niet op grond van de sleutelmacht (die hij daartoe in het geheel niet heeft), maar door middel van de voorbede.
27. Het is puur menselijk gedoe, als men beweert, dat de ziel uit het vagevuur omhoogschiet, zodra de klank van het geld in de kist rinkelt.
28. Een ding is zeker, dat, zodra het geld in de kist klinkt, winzucht en geldzucht kunnen toenemen, maar de hulp of de voorbeden van de Kerk pleit op het welbehagen van God alleen.
29. Wie is er zeker van, dat alle zielen in het vagevuur verlost willen worden; denk maar aan wat verteld wordt over de heilige Severinus en Paschalis.
30. Niemand is zeker van de oprechtheid van zijn berouw; nog veel minder zeker kan hij ervan zijn of hij wel volkomen vergeving van zonden ontvangen heeft.
31. Even zeidzaam als de mensen met oprecht berouw zijn ook zij die een echte aflaat verkrijgen, d.w.z. ze zijn zeer zeldzaam.
32. Wie denken door aflaatbrieven zeker te zijn van hun zaligheid, zullen met hun leraars onder het oordeel vallen.
33. Men moet op zijn hoede zijn voor hen die zeggen, dat de pauselijke aflaat een niet hoog genoeg te schatten geschenk van God is waardoor de mens met God verzoend wordt.
34. immers, de genade van de aflaat heeft slechts betrekking op de straffen die door mensen opgelegd zijn in verband met de genoegdoening van het biechtsakrement.
35. Wie leren, dat geen berouw nodig is voor hen die zielen uit het vagevuur loskopen of biechtbrieven willen aanschaffen, verkondigen iets dat niet christelijk is.
36. Iedere christen die oprecht berouw over zijn zonden gevoelt, heeft volledige vergeving van straf en schuld, die hem ook zonder aflaatbrieven toekomt.
37. Iedere christen, hetzij hij leeft of reeds gestorven is, heeft deel aan alle geestelijke goederen van Christus en van de Kerk als geschenk van God ook zonder aflaatbrieven.
38. Toch mag men de vergeving en het aandeel van de paus daarin niet minachten, omdat (zoals gezegd in stelling 6) zijn vergeving de aankondiging van de goddelijke vergeving is.
39. Het is bijzonder moeilijk ook voor de geleerdste theologen om een aflatenovervloed en tegelijk een waarachtig berouw de mensen voor te houden.
40. Echte boete verlangt en bemint de straf; maar door al die aflaten is de straf geen straf meer en het maakt, dat men er afkerig van wordt; zij kunnen daar althans aanleiding toe geven.
41. Men moet voorzichtig zijn met het verkondigen van de pauselijke aflaat, opdat de mensen niet de verkeerde gedachte krijgen, dal de aflaat belangrijker is dan alle andere werken der liefde.
42. Men moet de christenen leren, dat het niet in de geest van de paus is, het verwerven van aflaten ook maar bij benadering op een lijn te stellen met een daad van barmhartigheid. '
43. Men moet de christenen leren, dat wie aan een arme geeft of aan een behoeftige leent, beter doet dat wie een aflaat koopt.
44. Want door een daad van liefde neemt de liefde toe en wordt de mens beter. Door de aflaat wordt hij echter niet beter, hij raakt alleen zijn straf kwijt.
45. Men moet de christenen leren, dat wie zijn naaste gebrek laat lijden en daar niets aan doet maar wel een aflaat koopt, niet de pauselijke aflaat verkrijgt, maar Gods toorn op zich laadt.
46. Men moet de christenen leren, dat zij, als zij geen overdadige rijkdom bezitten, verplicht zijn wat voor hun huis nodig is te bewaren en het in geen geval aan aflaten te verspillen.
47. Men moet de christenen leren, dat aflaten kopen iets vrijwilligs is en geen gebod.
48. Men moet de christenen leren, dat de paus als hij aflaten verleent, meer behoefte heeft aan een aandachtig gebed en dit ook meer verlangt dan het geld.
49. Men moet de christenen leren, dat de pauselijke aflaat goed is zolang men daarop niet vertrouwt, maar dat er integendeel niets schadelijker is, als men daardoor de vreze Gods kwijt raakt.
50. Men moet de christenen leren, dat de paus, als hij wist van de afpersingen der aflaatpredikers, liever zou willen, dat de St. Pieter-kerk tot as zou verbranden dan dat die gebouwd moest worden van de huid, het viees en het gebeente van zijn schapen.
51. Men moet de christenen leren, dat de paus verplicht is zijn eigen geld ook als daarvoor de St. Pieter verkocht moest worden uit te delen aan de vele mensen die door sommige aflaatpredikers van hun geld beroofd worden.
52. Het vertrouwen om door aflaten zaiig te worden is v/aardeloos, al zou de met de verkoop belaste beambte, de aflaatkommissaris, ja ook de paus zeif zijn ziel ervoor in pand willen geven.
53. Vijanden van Christus en van de paus zijn het die terwille van de aflaatpreken de verkondiging van het Woord van God in andere kerken verbieden.
54. Aan het Woord van God wordt onrecht gedaan, als men in een preek evenveel of zelfs meer tijd besteedt aan het verkondigen van de aflaat dan aan het Woord van God.
55. Het moet toch zeker de bedoeling van de paus zijn, dat, als men de aflaat, die zo weinig waarde heeft, viert met een klok en met een feest, men daartegenover het evangelie als het waardevolste zou moeten eren en prijzen met honderd klokken en met honderd feestelijkheden.
56. De 'schatten' der Kerk waaruit de paus de aflaat uitdeelt, zijn in de gemeente van Christus niet duidelijk genoeg aangegeven of bekend gemaakt.
57. Want dat het hier niet gaat om tijdelijke schatten, kan men daaraan merken, dat veel predikers deze schatten niet zo gemakkelijk afstaan, maar veel meer proberen ze te verzamelen.
58. Het zijn ook niet de verdiensten van Christus en de heiligen, want die bewerken altijd, zonder toedoen van de paus, de genade voor de innerlijke mens en tegelijkertijd kruis, dood en he! voor die uitwendige mens.
59. St. Laurentius heeft de armen der gemeente de schatten der Kerk
genoemd; maar hij heeft daarbij het woord gebruikt naar de geest van zijn tijd.
60. Op goede gronden en zonder lichtvaardigheid zeggen wij, dat deze schat is de sleutelmacht van de Kerk, die aan haar door de verdienste van Christus gegeven is.
61. Want het is duidelijk, dat voor kwijtschelding van straf en
vrijspraak in bepaalde gevallen de macht van de paus alleen voldoende is.
62. De ware schat der Kerk echter is het heilig evangelie van de heerlijkheid en de genade van God.
63. Maar deze schat is natuurlijk zeer gehaat, want daardoor worden de eersten tot laatsten.
64. De schat der aflaten daarentegen is natuurlijk bijzonder geliefd, want daardoor worden de laatsten tot eersten.
65. Daarom zijn de schatten van het evangelie de netten waarmee men vroeger mensen van fortuin ving.
66. Maar de schatten van de aflaat zijn de netten waarmee men nu het fortuin van de mensen vangt.
67. De aflaat, die door de predikers als de 'grootste genade' verkondigd wordt, moet inderdaad 'groot' heten, in die zin, dat hij veel opbrengt.
68. Maar de aflaat is werkelijk uiterst gering, vergeleken met de genade van God en het geloofsleven onder het kruis.
69. De bisschoppen en pastoors zijn verplicht de kommissarissen van de apostolische aflaat met alle eerbied toe te laten.
70. Maar ze zijn nog meer verplicht met ogen en oren op te letten, dat deze kommissarissen niet in plaats van wat de paus heeft opgedragen hun eigen fantasieen prediken.
71. Wie de waarheid van de pauselijke aflaat weerspreekt, die zij vervloekt!
72. Maar wie zich bezorgd maakt over de willekeur en de brutaliteit in de woorden van de aflaatpredikers, die zij gezegend!
73. Zoals de paus terecht met zijn toorn en de ban straft wie met listige aanvallen optreedt tegen de aflaat.
74. Zo wil hij nog veel meer hen straffen met zijn toorn en de ban, die onder de dekmantel van de aflaat met allerlei handigheden aan de heilige liefde en de waarheid afbreuk doen.
75. Te veronderstellen, dat de aflaat van de paus zo krachtig werkt, dat hij een mens zou kunnen vrijspreken van de zonde, zelfs als hij (om iets onmogelijks te noemen) de moeder Gods verkracht had, is krankzinnig.
76. Wij stellen daarentegen, dat de pauselijke aflaat niet de schuld kan wegnemen van ook maar de geringste vergefelijke zonde.
77. Wie zegt, dat St. Petrus, als hij nu paus was, geen groter genade zou kunnen uitdelen, spreekt lastering tegen St. Petrus en de paus.
78. Daarentegen stellen wij, dat deze, ja iedere paus, over groter genaden (dan de aflaat) beschikt nl. over het evangelic, de geestelijke krachten, de gave om gezond te maken enz. waarvan sprake is in 1 Kor. 12.
79. Als men zegt, dat het kruis, opgericht (in de kerken), gesierd met het pauselijk wapen, evenveel macht heeft als het kruis van Christus, dan is dat een godslastering.
80. De bisschoppen, zielzorgers en theologen, die toestaan, dat zulke woorden tot het volk gezegd worden, zullen daarvan rekenschap moeten afleggen.
81. Zulk vermetel en onbeschaamd prediken over de aflaat maakt, dat het zeifs voor de geleerde moeilijk valt de eer en de waardig-heid van de paus in bescherming te nemen tegen laster of tegen de stellig scherpe vragen van de gewone man.
82. Bij voorbeeld: Waarom bevrijdt de paus niet tegelijkertijd alle zielen uit het vagevuur terwille van de allerheiligste liefde vanwege de grote nood der zielen dat zou toch voor hem de meest voor de hand liggende reden moeten zijn, nu verlost hij immers ontelbaar vele zielen terwille van het allerellendigste geld voor de bouw van een basiliek en dat is toch een zaak van heel weinig belang?
83. Of: Waarom blijven de uitvaartdiensten en jaarmissen voor de doden nog bestaan en waarom geeft de paus niet de prebenden, die voor de doden gesticht werden, terug of staat toe, dat ze teruggenomen worden, terwiji het immers onjuist is verder nog voor de reeds verlosten te bidden?
84. Of: Wat is dat voor een nieuwe vroomheid van God en van de paus, dat zij aan een goddeloze of bijv. een vijand toestaan voor geld een godvrezende en door God beminde ziel te verlossen in plaats van dat zij die uit liefde om niet verlossen, vanwege de grote nood van een godvrezende en beminde ziel?
85. Of: Waarom worden de oude boetevoorschriften, die toch allang feitelijk en praktisch zijn afgeschaft en als dode letter beschouwd moeten worden, nog met geld afgekocht in verband met de aflaat, alsof zij nog van kracht en springlevend waren?
86. Of: Waarom bouwt de paus nu niet liever de St. Pieterskerk van zijn eigen geld in plaats van dat van de arme christenen, terwiji toch zijn vermogen groter is dan dat van de rijkste Crassus? .
87. Of: Wat kan de paus nog kwijtschelden of schenken aan hen die door volkomen berouw reeds aanspraak hebben op volkomen vergeving en op het verkrijgen van alle geestelijke goederen?
88. Of: Wat zou voor de Kerk beter zijn dan dat de paus, wat hij nu slechts eenmaal doet, dagelijks honderdmaal aan iedere gelovige deze vergeving schonk en hieraan deel gaf?
89. Daar het de paus toch bij de aflaat meer te doen is om de zaligheid der zielen dan om het geld, waarom heeft hij dan de vroeger verleende brieven over aflaten doen vervallen, terwiji die toch evenveel uitwerking hadden?
90. Als men deze scherpe en ernstige bezwaren van de leken slechts met geweld wil onderdrukken en ze niet tot zwijgen wil brengen . door met goede argumenten aan te komen, betekent dit, dat men de Kerk en de paus aan de spot der vijanden prijs geeft en de christenen ongelukkig maakt.
91. Als de aflaat naar de geest en de bedoeling van de paus gepredikt werd, dan zouden deze bezwaren gemakkelijk opgevangen kunnen zijn, ja, ze zouden nooit opgekomen zijn.
92. Weg dus met al die profeten, die tot de gemeente van Christus zeggen: 'Vrede, vrede' en er is geen vrede (Ezech. 13:10, 16).
93. Moge het echter die proferen welgaan, die tot de gemeente van Chrislus zeggen: 'Kruis, kruis' en het is geen kruis.
94. Men moet de christenen aansporen om hun Hoofd Christus met ijver na te volgen door straffen, dood en hel heen.
95. Zo moeten zij er meer op rekenen, dat wij door vele verdrukkingen het rijk van God binnengaan (Hand. 14:22) dan langs de weg van een lichtvaardig vertrouwen op die vrede.
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-
VERANDERD
Jaren geleden riep een alcoholist in zijn wanhoop tot Christus. Hij vroeg de Here om zijn ziel te redden en hem te verlossen van zijn verslaving. Hij werd christen en door de macht van Christus stopte hij met drinken. Zijn oude vrienden uit de kroeg beschouwden zijn bekering als een voorbijgaande fase.
'Geef hem een maand,' zeiden ze, 'en hij pakt de fles weer.' Maar er ging een maand voorbij en hij had nog geen druppel gedronken. Toen probeerden ze het met spot. 'Geloof jij wat er in de Bijbel staat, dat Jezus water in wijn veranderde?' 'Ja, dat geloof ik,' was zijn antwoord. 'Wil je Hem vragen om dat ook voor ons te doen? Of deed Hij dat alleen om zulk soort als jij bekeerd te krijgen?' De man zei: 'Ik geloof dat Jezus water in wijn veranderde. Maar voor mij deed Hij nog iets beters. Hij veranderde sterke drank in kleding en voedsel. Vraag het maar aan mijn familie!'
Geloof in de Here Jezus brengt een radicale verandering in het hart, waardoor ons gedrag veranderd wordt.
'Wie in Christus is, is een nieuw schepsel' (2 Kor. 5:17). Wat een omkeer heeft God in mijn leven gebracht, sinds Jezus nu woont in mijn hart!
"Het staat als een paal boven water." 'M'n kop er af als het niet waar is.' 'Zo zeker als twee maal twee vier is.' "Het kan niet missen" 'Je kunt er van op aan' Dit soort uitspraken heeft een klank Van zekerheid. De sprekers weten Waarover ze praten, of ze willen ten- Minste die Indruk wekken.
Zekerheid Is Iets waar we allemaal naar Verlangen. Niets is erger dan onzeker- heid. Iemand kan soms zo radeloos zijn dat zelfs het vernemen van slecht Nieuws een opluchting voor hem is. Dat is hem liever dan onzekerheid. Toekomst Toch Is er vreemd genoeg een facet Van het leven waarover veel mensen Zich zonder problemen in het onzekere Houden; men berust vrij kalm in die Onzekerheid. Dit facet is de toekomst - niet de Directe toekomst, maar het leven na de Dood.
Vaak genoeg gaat men dan schermen Met begrippen als 'hiernamaals', of Andere nietszeggende frasen, omdat Juist het ontbreken van een definitie De mensen op hun gemak stelt.
Hoe de bijbel erover «spreekt...
Maar Gods Woord spreekt er anders Over Het is de mensen beschikt eenmaal te sterven en daarna net oordeel Dat Is duidelijke taal. We moeten verantwoording voor God afleggen over wat we met ons leven gedaan hebben. Maar Is dat reden om bang te zijn? Nee !
Jezus zegt: Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen zeker niet verloren gaan.) Dit is zekerheid! Als u besluit Jezus in uw leven toe te laten, zal Hij voortaan voor u zorgen en zult u nooit verloren gaan. Hier staat tegenover dat als u weigert dit te doen, een andere zekerheid voor u geldt: Wie aan de Zoon ongehoorzaam is zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem.) U kunt gerust doorgaan met een zor- geloos leventje leiden: thuis, op kan- toor of werkplaats, op 't strand, bij een kansspel, of waar dan ook. Toch rust de toorn van God op uw leven, omdat u 'nee' zegt tegen Jezus.
Welke zekerheid kiest u?
Welke zekerheid zal uw leven beheersen? De zekerheid te weten dat u Eeuwig leven hebt door uw geloof In Jezus Christus, óf de zekerheid dat de toorn van God op uw leven rust en u eens door Hem geoordeeld zult worden, omdat u Zijn Losprijs voor u genegeerd hebt? U moet een beslissing nemen om tot zekerheid te komen.
De aarde is ongeveer 150.000.000 km van de zon verwijderd. Wanneer we dezelfde afstand met een auto zouden afleggen, dan doen we daar bij een snelheid van tweehonderd km per uur ruim tachtig jaar over. Toch is deze afstand maar klein vergeleken bij de afstand tussen ons en de verste ster die we nog met het blote oog kunnen waarnemen. Wanneer het licht van die ster zou uitdoven, zou dat pas 4000.000.000.000 (4 biljoen) jaar later te zien zijn. In wezen is de aarde maar een klein stofje in dat grote heelal. Van een andere kant bezien, is het een enorme bal van zand en steen. Iemand heeft berekend dat de aarde 6.588.000.000.000.000.000.000.000 ton weegt. Volgens sommigen is de mens niet meer dan een vliegje dat op een zomerse dag door een klein meisje achteloos wordt dood gedrukt. In zekere zin is het nuttig om ons met deze kleine insecten te vergelijken. Het zou ons voor ziekelijke trots kunnen bewaren. Toch zijn wij belangrijk voor onze Schepper. David besefte dit toen hij dichtte: 'Aanschouw ik Uw hemel, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt: Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet?'
Ja, vroeger moest je op onbekend terrein vragen naar de goede weg. Tegenwoordig laat je de computer de weg uitstippelen, of je hebt een routeplanner in de auto, die je precies bij het beoogde doel brengt. Maar waar het om gaat, is hetzelfde. Hoe kom ik, waar ik wezen moet? Dat is altijd de vraag. En waar je wezen moet? De Heer zegt: dat je rust vindt voor je ziel. Dat is het doel, waarheen Hij ons wil hebben. En dat heeft niks te maken met rijkdom of gezondheid, met aards geluk of altijd de wind mee of zo. Rust voor de ziel, dat is rust vanbinnen. Vrij van al dat opgejaagde zoeken en dwalen, achter van alles aan draven en dan weer tot de ontdekking komen dat dat het niet is en dan maar weer naar het volgende. Wat een onrust! Nee, er is een goede weg naar dat rustoord voor de ziel. Die weg is Jezus. 'Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.' Hij is de weg. Zoek dus niet langer. Vraag niet overal. Maar ga die weg achter Hem aan. Wat een rust!.
Niemand van Jezus' volgelingen had erop gerekend Hij was in `het graf gelegd; de steen was ervoor gerold, de Romeinen hadden het graf verzegeld, kortom: het was afgelopen: Jezus was er niet meer Zonder Hem.moesten zij verder. Dat deden ze ook, maar met heel veel moeite en met een groot gemis.,Simon Petrus neemt een kloek besluit: `Zoek maar uit wat jullie doen; ik ga vissen!' En de anderen gaan, bij gebrek aan iets zinvollers, met hem mee. Ze hadden kunnen: weten dat ze niet ter visvangst, maar ter mensenvangst moesten uittrekkern. De Heer zal hen verrassend op het goede padbrengen:
Joh, 21:1-14
In de houding van de discipelen, herkennen
wij onszelf. Moet dat stelletje de wereld bekend maken met de goede boodschap? Een onmogelijke onderneming ! Nadat ze geloofd hebben in een levende Heer, die voor hun zonden stierf en uit de dood weer opstond, pakken ze hun oude levenspatroon weer op en
vervolgen ze hun weg, alsof Christus niet in hun leven is gekomen. Ze 'stappen weer aan boord' en varen uit, totdat.:. Ja, totdat ze opeens aan de oever van hun leven iemand ontdekken die hen opwekt zich af te vragen wat de `vangst' van al hun gezwoeg is; en waarvoor en voor wie ze eigenlijk leven. Dat, kan een ommekeer betekenen. De discipelen waren uitgevaren om vis te vangen, maar ze vingen pas vis na de instructie van hun Meester te hebben opgevolgd, en toen ze aan land kwamen stond het warme eten al op tafel: vis, (die zij niet gevangen hadden) én brood Daarna werden ze uitgestuurd om mensen te vangen. Wat een stimulans om vandaag te ontdekken dat Jezus staat te roepen aan de oever van je leven!
Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaus heet en zestig stadie (ongeveer 12 kilometers) van Jeruzalem verwijderd ligt. 14 Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. 15 Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen Mee,
, 16 maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden. '7 Hij vroeg hun: 'Waar loopt u toch over te praten?' Daarop bleven ze somber gestemd staan. 18 Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: 'Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?' 19 Jezus vroeg hun: 'Wat dan?' Ze antwoordden: 'Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazareth, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk Onze hogepriesters en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. 22 Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, 23 vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft. 24 Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.' 25 Toen zei hij tegen hen: `Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? 26 Moest de Messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?' 27 Daarna verklaarde Hij hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond, en hij begon bij Mozes en de Profeten.
28 Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus, deed alsof hij verder wilde reizen. 29 Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat
Niet te doen en zeiden: `Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.' Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen. 30 Toen hij
met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit brak het en gaf het hun. 31 Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. 32 Daarop zeiden ze tegen elkaar: 'Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?' 33 Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, 34 die tegen hen zeiden: 'De Heer
is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen!'
als De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.
36 Terwijl ze nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in hun midden staan en zei: 'Vrede zij met jullie.' 37 Verbijsterd en door angst overmand, meenden ze een geestverschijning te zien. 38 Maar hij zei tegen hen: 'Waarom zijn jullie zo ontzet en waarom zijn jullie ten prooi aan twijfel? 39 Kijk naar mijn handen en voeten, ik ben het zelf Raak me aan en kijk goed, want een geest heeft geen vlees en beenderen zoals jullie zien dat ik heb.' 40 Daarna toonde hij hun zijn handen en zijn voeten. 41 Omdat ze het van vreugde nog niet konden geloven en stomverbaasd waren, vroeg hij hun: 'Hebben jullie hier iets te eten?' 42 Ze gaven hem een stuk geroosterde vis. 43 Hij nam het aan en at het voor hun ogen op. 44 Hij zei tegen hen: 'Toen ik nog bij jullie was, heb ik tegen jullie gezegd dat alles wat in de Wet van Mozes, bij de Profeten en in de Psalmen over mij geschreven staat in vervulling moest gaan.' 45 Daarop maakte hij hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften. 41 Hij zei tegen hen: 'Er staat geschreven
dat de messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, 47-48 en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem.
In China bevindt zich een grote rivier die gevaarlijk is vanwege zijn stroomversnellingen, klippen en draaikolken. Op één bepaalde plek is de rivier heel gevaarlijk en veel schippers die onbekend waren met de situatie, zijn hier met hun scheepjes verongelukt. Daarom heeft men een reusachtige steenrots in de rivier gelegd en daarop met grote letters geschreven: 'Kom naar mij toe!' Elke stuurman die in de stroomversnelling komt en recht op de bewuste rots aanstuurt, kan veilig verder varen. Dit voorbeeld kunnen we op ons leven toepassen. Wij bevinden ons in de machtige stroom van de tijd naar de eindeloze zee van eeuwigheid. Ook wij komen in stroomversnellingen, moeten aan veel klippen voorbijgaan, en draaikolken proberen ons levensschip naar de diepte te brengen. Door de verlokkingen van de zonde probeert satan de mensen in het verderf te storten. Maar God wil niet de dood en het verderf van de mensen. Hij heeft een rots in de stroom geplaatst. God gaf Zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, en wie zijn levensschip op Hem aanstuurt, wie zijn toevlucht tot Hem neemt, is veilig voor de tijd en voor de eeuwigheid en komt niet in het oordeel.
Jezus heeft in Getsemané ten volle begrepen wat voor een enorme zware opdracht Hij de komende uren op Zich zou moeten nemen: Hij alleen kon de wereld redden uit de klauwen van de satan. Als Hij zou falen was de wereld jammerlijk verloren. Nu is de lijdensweg bijna ten einde en heeft Jezus de bespottingen, de geselingen, het verraad, de intense pijn en zelfs drie uren duisternis en totale Godverlatenheid gedragen. Hij weet dat Hij alle aanvallen van satan heeft weerstaan. 'Het is volbracht.' Gods doel is bereikt.
Dit is de belangrijkste gebeurtenis uit de geschiedenis van de mensheid. Hier heeft Jezus de verbroken relatie tussen mens en God weer hersteld, de weg geopend naar de eeuwigheid! Hier schittert een nieuwe toekomst!
Wat betekent een naam? Je zult maar 'zoon van de vader' heten. Elke man is toch een zoon van zijn vader? Toch was er iemand met die naam. Maar dan in het Hebreeuws. De naam van een oproerkraaier. Bovendien heeft hij een moord begaan. Bar Abbas heet hij en hij zit in de gevangenis achter slot en grendel. Buiten de muren van de kerker is meer lawaai dan anders. Het straatrumoer dringt naar bin- nen. Een rel soms? Hoort hij zijn naam roepen? Hij Is uiterst gespannen. Elk woord wil hij ver- staan.
Dan zwelt het geluid weer aan. Hij hoort het nu
duidelijk: laat Bar Abbas los, kruist Hem, kruist
Hem. Laat Bar Abbas los.' Daarna verstomt het
rumoer. Het wordt stil. Soldaten rennen af en
aan. Bar Abbas vraagt zich af wat dat allemaal te
betekenen heeft. Dan opeens zwaait de kerker-
deur open. De cipier vcrschijnt in de deurope- 'ning. Ruw verwijdert hij de boeien waaraan Bar
1 Als het nu morgenstond geworden was, hebben al de overpriesters en de ouderlingen des volks, te zamen raad genomen tegen Jezus, dat zij Hem doden zouden.
2 En Hem gebonden hebbende, leidden zij [Hem] weg, en gaven Hem over aan Pontius Pilatus, den stadhouder.
3 Toen heeft Judas, dien Hem verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld was, berouw gehad, en heeft de dertig zilveren [penningen] den overpriesters en den ouderlingen wedergebracht,
4 Zeggende: Ik heb gezondigd, verradende het onschuldig bloed! Maar zij zeiden: Wat gaat ons [dat] aan? Gij moogt toezien.
5 En als hij de zilveren [penningen] in den tempel geworpen had, vertrok hij, en heengaande verworgde [zichzelven].
6 En de overpriesters, de zilveren [penningen] nemende, zeiden: Het is niet geoorloofd, dezelve in de offerkist te leggen, dewijl het een prijs des bloeds is.
7 En te zamen raad gehouden hebbende, kochten zij daarmede den akker des pottenbakkers, tot een begrafenis voor de vreemdelingen.
8 Daarom is die akker genaamd de akker des bloeds, tot op den huidigen dag.
9 Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia, zeggende: En zij hebben de dertig zilveren [penningen] genomen, de waarde des Gewaardeerden van de kinderen Israels, Denwelken zij gewaardeerd hebben;
10 En hebben dezelve gegeven voor den akker des pottenbakkers; volgens hetgeen mij de Heere bevolen heeft.
11 En Jezus stond voor den stadhouder; en de stadhouder vraagde Hem, zeggende: Zijt Gij de Koning der Joden? En Jezus zeide tot hem: Gij zegt het.
12 En als Hij van de overpriesters en de ouderlingen beschuldigd werd, antwoordde Hij niets.
13 Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoevele [zaken] zij tegen U getuigen?
14 Maar Hij antwoordde hem niet op een enig woord, alzo dat de stadhouder zich zeer verwonderde.
15 En op het feest was de stadhouder gewoon den volke een gevangene los te laten, welke zij wilden.
16 En zij hadden toen een welbekende gevangene, genaamd Bar-abbas.
17 Als zij dan vergaderd waren, zeide Pilatus tot hen: Welken wilt gij, dat ik u zal loslaten, Bar-abbas, of Jezus, Die genaamd wordt Christus?
18 Want hij wist, dat zij Hem door nijdigheid overgeleverd hadden.
19 En als hij op de rechterstoel zat, zo heeft zijn huisvrouw tot hem gezonden, zeggende: Heb [toch] niet te doen met dien Rechtvaardige; want ik heb heden veel geleden in den droom om Zijnentwil.
20 Maar de overpriesters en de ouderlingen hebben den scharen aangeraden, dat zij zouden Bar-abbas begeren, en Jezus doden.
21 En de stadhouder, antwoordende, zeide tot hen: Welke van deze twee wilt gij, dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Bar-abbas.
22 Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen [met] Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden.
23 Doch de stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden!
24 Als nu Pilatus zag, dat hij niet vorderde, maar veelmeer [dat er] oproer werd, nam hij water en wies de handen voor de schare: zeggende: Ik ben onschuldig aan het bloed dezes Rechtvaardigen; gijlieden moogt toezien.
25 En al het volk, antwoordende, zeide: Zijn bloed [kome] over ons, en over onze kinderen!
26 Toen liet hij hun Bar-abbas los, maar Jezus gegeseld hebbende, gaf hij Hem over om gekruisigd te worden.
27 Toen namen de krijgsknechten des stadhouders Jezus met zich in het rechthuis en vergaderden over Hem de ganse bende.
28 En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om;
29 En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten [die] op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter[hand]; en vallende op hun knieen voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!
30 En op Hem gespogen hebbende, namen zij de rietstok en sloegen op Zijn hoofd.
31 En toen zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den mantel af, en deden Hem Zijn klederen aan, en leidden Hem heen om te kruisigen.
32 En uitgaande, vonden zij een man van Cyrene, met name Simon; deze dwongen zij, dat hij Zijn kruis droeg.
33 En gekomen zijnde tot de plaats, genaamd Golgotha, welke is gezegd Hoofdschedelplaats,
34 Gaven zij Hem te drinken edik met gal gemengd; en als Hij [dien] gesmaakt had, wilde Hij niet drinken.
35 Toen zij nu Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, het lot werpende; opdat vervuld zou worden, hetgeen gezegd is door den profeet: Zij hebben Mijn klederen onder zich verdeeld, en hebben het lot over Mijn kleding geworpen.
36 En zij, nederzittende, bewaarden Hem aldaar.
37 En zij stelden boven Zijn hoofd Zijn beschuldiging geschreven: DEZE IS JEZUS, DE KONING DER JODEN.
38 Toen werden met Hem twee moordenaars gekruisigd, een ter rechter-, en een ter linker[zijde].
39 En die voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden,
40 En zeggende: Gij, Die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelven. Indien Gij de Zone Gods zijt, zo kom af van het kruis.
41 En desgelijks ook de overpriesters met de Schriftgeleerden, en ouderlingen, en Farizeen, [Hem] bespottende, zeiden:
42 Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelven niet verlossen, Indien Hij de koning Israels is, dat Hij nu afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven.
43 Hij heeft op God betrouwd; dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij Hem [wel] wil; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.
44 En hetzelfde verweten Hem ook de moordenaars, die met Hem gekruisigd waren.
45 En van de zesde ure aan werd er duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe.
46 En omtrent de negende ure riep Jezus met een grote stem, zeggende: ELI, ELI, LAMA SABACHTANI! dat is: Mijn God! Mijn God! waarom hebt Gij Mij verlaten!
47 En sommigen van die daar stonden, [zulks] horende, zeiden: Deze roept Elias.
48 En terstond een van hen [toe]lopende, nam een spons, en [die] met edik gevuld hebbende, stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken.
49 Doch de anderen zeiden: Houd op, laat ons zien, of Elias komt, om Hem te verlossen.
50 En Jezus, wederom met een grote stem roepende, gaf den geest.
51 En ziet, het voorhangsel des tempels scheurde in tweeen, van boven tot beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsen scheurden;
52 En de graven werden geopend, en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, werden opgewekt;
53 En uit de graven uitgegaan zijnde, na Zijn opstanding, kwamen zij in de heilige stad, en zijn velen verschenen.
54 En de hoofdman over honderd en die met hem Jezus bewaarden, ziende de aardbeving, en de dingen, die geschied waren, werden zeer bevreesd, zeggende: Waarlijk, Deze was Gods Zoon!
55 En aldaar waren vele vrouwen, van verre aanschouwende, die Jezus gevolgd waren van Galilea, om Hem te dienen.
56 Onder dewelke was Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus en Joses, en de moeder der zonen van Zebedeus.
57 En als het avond geworden was, kwam een rijk man van Arimathea, met name Jozef, die ook zelf een discipel van Jezus was.
58 Deze kwam tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus. Toen beval Pilatus, dat [hem] het lichaam gegeven zou worden.
59 En Jozef, het lichaam nemende, wond hetzelve in een zuiver fijn lijnwaad;
60 En legde dat in zijn nieuw graf, hetwelk hij in een steenrots uitgehouwen had; en een grote steen [tegen] de deur des grafs gewenteld hebbende, ging hij weg.
Oorsprong van Pasen Het ontstaan van Pasen heeft weinig met hazen en eieren te maken maar des te meer met de oude Egyptenaren. Of liever gezegd: met een joodse baby die als volwassen man voor een keerpunt in de geschiedenis zou zorgen. Mozes, want over die man gaat het, wordt als baby gevonden door de dochter van de Egyptische farao. Hij wordt grootgebracht binnen de koninklijke familie, maar moet vluchten wanneer hij bij het verdedigen van een (joodse) slaaf een Egyptenaar doodt.
BEVRIJDING UIT DE SLAVERNIJ Mozes krijgt vervolgens van God de opdracht zijn volk, de joden, te bevrijden van de eeuwenlange onderdrukking door de Egyptenaren. Met hulp van God, die als waarschuwing vele rampen en plagen laat plaatsvinden, laten de Egyptenaren tenslotte het joodse volk gaan. De Israëlieten vieren deze bevrijding uit de slavernij nog elk jaar met het vieren van het paasfeest. Hierbij worden lammetjes geslacht en speciale broden gegeten.
GOEDE VRIJDAG De joodse geschiedenis blijft zijn stempel op Pasen drukken. Enkele eeuwen later, in dezelfde tijd van het jaar, wordt Jezus namelijk gearresteerd. Judas, één van zijn leerlingen heeft hem aangewezen als de Koning der Joden. Op de vrijdag voor het paasfeest wordt Jezus voorgeleid voor de hogepriesters. Zij veroordelen hem tot de kruisdood. Deze vrijdag is bekend als Goede Vrijdag en staat, ondanks de misleidende naam, in het teken van droefheid. Het lijden van Jezus en zijn opoffering voor de mensheid worden herdacht.
WEDEROPSTANDING Gelukkig heeft dit verhaal een feestelijker vervolg. Wanneer de volgelingen van Christus enige dagen na de kruisiging het lichaam van Jezus willen balsemen, treffen zij zijn graf leeg aan. Hij is uit de dood opgestaan. Met Pasen wordt sindsdien door Christenen de wederopstanding van Jezus gevierd.
TE DRUK! (SLOT) 'Zorg dat in de tijdschriften en op de tv slanke fotomodellen te zien zijn, zodat de mannen zul- len gaan geloven dat uiterlijke schoonheid het belangrijkste is en ze niet langer tevreden zullen zijn met hun eigen vrouw. Zorg dat vrouwen te moe zijn om hun mannen lief te hebben. Maak mannen veeleisend. Zo zal er al snel niet veel van hun gezinnen overblijven. Zorg ervoor dat ze zo druk zijn dat ze geen tijd meer hebben om de natuur in te gaan en over Gods schepping na te denken. Stuur ze inplaats daarvan maar naar pretparken, sportwedstrijden, speeltuinen, concerten en flms. Hou ze bezig, bezig, bezig, bezig, bezig! En als ze dan toch nog
`Overtuig hun vrouwen ervan dat ze vele uren moeten gaan werken de mannen om zes tot zeven dagen per week te werken; liefst tien tot twaalf uur per dag, zodat ze zich' hun lege ' levensstijl' kunnen blijven veroorloven.
Houd ze af om tijd met hun kinderen door te brengen: En als hun gezinnen dan scheuren beginnen te vertonen, zullen ze spoedig niet meer kunnen-ontsnappen aan het vele werk en de zorgen. , Vul hun gedachten met honderduizenden dingen, zodat ze die stille stem van binnen niet meer zullen horen. - -
Zorg dat ze altijd en overal hun radio of CD-speler aanzetten en dat ze thuis altijd hun tv, video, DVD of computer zullen hebben aanstaan: Zorg ervoor dat in ieder restaurant en in iedere winkel onophoudelijk muziek te horen 'is: : Dat zal
hun denkvermogen vermoeien en uitschakelen, zodat hun contact met God verbroken, wordt. Zorg dat er op iedere tafel altijd tijdschriften en kranten liggen, en, plaats overal Langs de weg reclameborden. Vul ook hun mailboxen met junkmail, reclames, koopjes en aanbiedingen, - gratis producten, diensten en allerlei onnodige en bedriegelijke zaken.'
JEZUS LEEFT! Het grote verschil In de loop der eeuwen hebben in de grote wereldgodsdiensten velen zich opgeworpen als weldoener, als messias of zelfs als een god. Ze hebben allemaal één ding gemeen: ze zijn gestorven en daarna heeft nooit meer iemand iets van hen gehoord of gezien. De vraag dringt zich dan op: Wat mag je nu van een dode god verwachten? In het christelijke geloof is dat heel anders. De Bijbel zegt: "Als Jezus Christus niet is opgewekt uit de dood, dan is dat verkondiging van het geloof zonder inhoud." Met andere woorden, dan kun je net zo goed stoppen met de Bijbel en de kerk. Het centrale thema van het evangelie is echter juist dat Jezus Christus uit de dood is opgestaan. Dat is onomstotelijk bewezen! De levende Heer wil ook uw hulp en steun zijn. Maar dan moet u Hem daartoe wel zelf uitnodigen. Geef u daarom aan Hem over. U kunt dit doen door een eenvoudig gebed: Heer ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu, en reinig mijn hart. Ik geef mijzelf aan U over, ja, kom in mijn leven Here. Wil mij voortaan helpen en leiden. ln Jezus' naam. Amen. Tekstverwijziingen 1 Korintiërs 15:5-8, 14 Romeinen 1:4 Johannes 14:6 Hij is na zijn sterven en begrafenis aan velen verschenen. Zelfs werd Hij op één dag door meer dan 500 mensen tegelijk gezien. En omdat Christus is opgestaan uit de dood, zullen ook allen die op Hem hun hoop hebben gesteld, bij de grote opstandingdag weer levend gemaakt worden. Dat maakt nu het christelijke geloof uniek, JEZUS LEEFT en Hij is ook vandaag nog aan het werk om allen die in Hem geloven te helpen en te steunen. Dood waar is uw overwinning? Voor allen klinkt dus nog die blijde boodschap: "Niet de dood heeft het laatste woord, maar het leven." Jezus zegt: "lk ben de weg, de waarheid en het leven." Hij is de enige echte weg tot het eeuwige leven. Daarom jaagt de dood voor de gelovige geen angst meer aan! Door zijn sterven aan het kruis heeft Jezus voor de zonden van de mensen betaald en door zijn opstanding uit de dood heeft Hij bewezen werkelijk Gods Zoon te zijn.
Eens riep satan een wereldwijde vergadering bij elkaar, waarbij alle demonen aanwezig waren: In zijn openingsspeech zei hij: `We kunnen de christenen helaas niet weghouden. van hun kerken: We kunnen ze niet weghouden 'van het lezen van de Bijbel. We kunnen ze 'zelfs niet weghouden van hun persoonlijke relatie met hun God en zijn Zoon Jezus. En zodra ze die verbinding met God beginnen te gebruiken, dan is onze macht over hen heIernaal gebroken. Dus laten ze maar, naar hun kerken gaan en laat ze maar bidden, maar beroof hen van hun tijd; zodat ze geen enkele gelegenheid meer vinden om hun relatie met God en Jezus te ontwikkelen.
'Dit is wat ik wil dat jullie; doen', zei de duivel: `Leid ze af, zodat ze gedurende de dag geen tijd meer hebben om die levensbrengende verhouding met God te gebruiken.'
'Hoe moeten we dat doen?', vroegen de demonen.
'Houd ze maar bezig ° met de niet-belangrijke dingen van het leven en vind ontelbare zaken uit die hen voortdurend zullen bezighouden. Verleid ze-om veel geld uit te geven en te lenen, te lenen; en nog meer te lenen.'
Wat er in het leven van palingen gebeurt, is zo merkwaardig dat we van een wonder kunnen spreken. Als palingen volwassen zijn geworden, verlaten ze het gebied waar ze leven en gaan naar de oceaan. De palingen uit Europa bij- voorbeeld reizen duizenden kilometers. Overal komen ze vandaan en samen trekken ze naar de bermuda's. Daar, in de diepte van de zeebodem, vermenigvuldigen zij zich. Daarna sterven ze. Hun nakomelingen, die dus alle bij| de Bermu- da's zijn geboren, trekken terug naar het land waar hun ouders vandaan kwamen. En dat niet alleen, zij vinden precies die stroom, die rivier, of dat meer terug waar hun ouders geleefd heb- ben. Als de rivier zich splitst, weten ze precies welke arm ze moeten kiezen en eventueel welke zijrivier ze moeten inslaan. Worden ze gevangen en in een andere rivier weer uitgezet, dan reizen ze net zo lang tot ze weer terug zijn op de plaats waar ze 'thuis' horen. Wie gaf deze dieren dit zeldzame vermogen zo
hun weg te vinden? Op deze vraag is maar één bevredigend antwoord te geven: Dit is het werk van God! 'Hoe talrijk zijn uw werken, o Here, U
Dit bijbelgedeelte vertelt ons dat het leven van Iemand die in Christus gelooft, eindigt in een glorieuze overwinning. We kunnen de dood dus moedig onder ogen zien. Het enige dat de dood vermag, Is ons brengen in het huis van de Vader. Hl] is dus eerder onze dienstknecht dan onze vij- and, omdat Christus door zijn verlossingswerk de dood heeft vernietigd. De dood Is dood, hij Is verzwolgen in de overwinning. De dood ontdoet ons slechts van ons verouderd en vergankelijk kleed en direct daarna bekleedt de Heer ons met een onvergankelijk kleed. Dat Is pure winst!
_ Dit is geen sprookje. Het gaat over een eeuwige, schitterende Koning: Een die boven alles en iedereen verheven, en voor Gods eigen hart een bron:.van vreugde is. Omdat gedeelde vreugde dubbele vreugde; is, wil God zijn blijdschap over deze Koning, met ons delen.
Van deze koning zegt de-.Bijbel: Hij heeft gerechtigheid lief en. haat goddeloosheid. Psalm 45 beschrijft zijn heerlijkheid en de eer die Hem in de toekomst gebracht za1 worden. Het is dezelfde boven wiens kruis geschreven: stond: Jezus, de koning der Joden: Maar na zijn opstanding en hemelvaart is Hij aan Gods rechterhand gaan zitten.
Wie had dat ooit kunnen bedenken: de verachte man,van Nazareth, de met doornen gekroonde ; 'koning' zal straks zitten op de troon in Jeruzalem, de stad die Hem tot op het diepst heeft; : vernederd, die < Hem verwierp, omdat zij niet wilden dat hij hun koning zou zijn. De man die voor zijn vijanden bad: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen:' Maar ook de man die het verlossingswerk volbracht, opdat zijn vijanden gered zouden kunnen , worden en vergeving van zonden zouden ontvangen.
, Diezelfde man zal eens zijn zwaard aangorden en als overwinnaar ten strijde trekken tegen alle onrecht. Maar wie in Hem geloofd.en Hem heeft leren kennen als de man die Zichzelf heeft gegeven omdat Hij ons liefhad, diens hart wordt geraakt en begint te trillen van blijdschap, dankbaarheid en wederliefde. Denkende aan de liefde ,van onze Heiland zeggen wij het de Korachieten. na: 'Heer Jezus, U bent schoner dan de mensenkinderen. Uw woorden zijn woorden van genade. Niemand`is met U te vergelijken.'
Het is nog midden in de winter als de kinderen op hun fietsen stappen om naar school te gaan. We wonen buitenaf en ze moeten bijna 5 kilometer fietsen om die school te bereiken. Door de tijd heen zijn wij experts geworden in het maken van de fietsverlichting. We werden wel gedwongen, want de verlichting was meestal stuk op momenten dat de fietsenmaker gesloten was. Het kroost kwam dan meestal met de opmerking dat 'de lamp het gisteren nog deed' en ze er dus niets van begrepen hoe het kwam dat deze er 's morgensvroeg, voor het naar school gaan, zo spontaan mee ophield. Wij dus ook niet, en omdat het zo regelmatig voorkwam, waren wij er bijna van overtuigd dat we kaboutertjes in de schuur hadden die er behagen in schepten 's nachts de fietsverlichting onklaar te maken. Zodoende werden we gedwongen om te kijken waar de mankementen lagen. Met gepaste trots zagen we even later hoe ze wegfietsten en keken we vier kleine rode lichtjes na....met in ons hart het gebed om de bewaring van onze Here voor die dag. Wat zijn er veel mensen op de levensweg die zonder licht rijden, en wat lopen ze gevaar. Ze zien geen sloten of greppels, geen modderige bermen, of ze raken de weg kwijt doordat ze de verkeerde afslag nemen. Maar ze worden ook niet gezien en lopen de kans omver gereden te worden met als gevolg valpartijen, ernstige verwondingen of de dood. Wat is het belangrijk om te weten wat je moet doen als je geen licht hebt. Sommigen gaan dan naar het verkeerde adres en proberen licht te vinden bij diegene die de duisternis liefheeft, satan die ver weg staat van De Lichtdrager, Christus Jezus. Deze Jezus die van Zichzelf zei dat Hij het Licht der wereld was. Gelukkig voor onze kinderen dat we weten hoe de fietsverlichting gerepareerd moet worden zodat ze met hun lamp aan naar school kunnen. Maar wat zijn we blij dat wij hun kunnen vertellen dat Gods Zoon voor hen het Licht op hun levensweg wil zijn. We zeggen er echter ook bij dat wij dat niet voor hen kunnen gaan halen. Dat moeten ze zelf doen bij het Kruis van Golgotha. Daar heeft Hij voor hen gehangen in uren van ondoordringbare duisternis, om hun zonden te dragen en voor hen het Licht te zijn. Loopt u nog in het donker? Wij weten wat u nodig hebt, maar u moet het zelf gaan halen. Ga naar Het Licht der wereld! Soms is het pad dat u moet lopen maar schamel verlicht misschien, maar het is altijd voldoende om de volgende stap te zetten. Daar zorgt de Here persoonlijk voor!
alleen iemand gebruiken die bereid is zichzelf te verloochenen en zichzelf helemaal aan mij toe te wijden.' Zoekend en speurend liep hij verder. Een beetje aan de kant stond een enkel riet. Hij was lang niet zo sterk als de anderen, maar wel heel lang. De meester hield zijn pas in. 'Hoe denk jij| erover?', vroeg hij. Even zweeg het bam- boeriet. Toen fluisterde hij, nauwelijks verstaan- baar: 'Als u mij kunt gebruiken, neem me dan maar.' De andere bamboestengels keken elkaar veelbetekenend aan. Daar had je hem weer. Een paar jonge sprietjes proestten het bijna uit van het lachen. 'Nee, zeg, die? Dat Is toch belache- lijk'
Paulus argumenteerde in het voorgaande op een 'als ... dan'-manier. Dat trekt hij later nog verder door. Maar dat laat hem niet koud: het raakt de kern van zijn geloof. Daarom kan hij het met laten om zijn betoogtrant te onderbreken met een julelkreet. Het is echt waar Chrlstus
Is opgewekt! En daarin ligt onze hoop voor de
toekomst. Hij is de eerste: er volgen er dus meer.
Ademloos luisterden de bamboestengels naar de meester. Ik heb jullie nodig', legde hij uit. 'Wij moeten namelijk een waterleiding aanleg- gen van de bron hoog In de bergen naar het dorp halverwege de helling. Het waterdragen Is zo zwaar voor de vrouwen.' Het werd stil. De bamboestengels keken elkaar aan, verrast, een beetje angstig voor wat er zou gebeuren. De meester keek het krachtigste bamboeriet aan. 'Jij bent het meest geschikt, jou moet Ik hebben.' 'Nee', riep het net verschrikt uit, 'neem mij alstublieft niet. Het snijden doet zo'n pijn en Ik ben erg gevoelig.' 'Als je niet wilt, hoef je niet', antwoordde de meester, 'Ik heb het liefst vrijwil- ligers.' En hij wendde zich tot een ander riet. jij bent ook sterk, mag Ik jou nemen?' 'Liever niet, fluisterde het bamboeriet met een zacht stem- metje, 'Ik ben nog zo zwak. Ik voel me er hele- maal niet toe In staat.' 'Goed', zei de meester, 'Ik heb liever iemand die zijn gevoel opzij kan zetten. Dan zoek ik wel verder.'
'Christus is uit de doden opgewekt, dat is de christelijke prediking. Stel je voor dat het niet zo was! Maar hoe kunnen er dan christenen zijn die beweren dat er geen doden opstaan? Paulus schildert de consequenties van zo'n gedachte- gang. Als geen enkele dode opstaat, dan Chris- tus ook niet. Het zou betekenen dat Paulus en de anderen valse getuigen, leugenaars, zijn; dat hun boodschap leeg, ijdel is; dat geloven dan dus ook geen enkele zin heeft. Dan is er geen redding en geen vergeving van zonden. Verschrikkelijk, als je niet gelooft dat Christus; is opgestaan!
HET SPROOKJE VAN HET BAMBOERIET (I) Het was stil In het bos dat tegen een berghelling In China lag. Zoekend baande een oude man zich een weg door het kreupelhout. De bomen en planten stopten met hun onderlinge gesprek- ken: er was een mens in het bos. Zelfs het anders zo luidruchtige bamboeriet zweeg. Alleen een paar kleine brandneteltjes durfden elkaar nog toe te fluisteren: ^Er moeten zeker weer een paar grote bomen omgehakt worden.' Maar ze verasten zich. De oude man bleef staan voor een bamboebosje en begon te praten. Verbaasd keken de bamboestengels op. Had de meester het tegen hen? Meestal kwam hij om een paar flinke stevige bomen te kappen, die hij dan In stukken hakte. Om hen bekommerde hij zich zelden; zij waren maar gewone bamboestengels ! Maar nu had de meester het toch werkelijk tegen hen. Voorzichtig boog hij| met zijn handen het bamboebosje wat uit elkaar en zocht de beste stammetjes op. Hij bekeek ze van alle kanten en legde toen uit wat zijn bedoeling was.
1 Kor. 15:1 paulus benadrukt dat wat hij gaat vertellen, het- zelfde is als hij In het verleden heeft verkondigd. Zo hebben de lezers het ook aangenomen: het ls hun geloofsbasis. Die basis Is: het sterven, het begraven worden en de opstanding van Jezus Christus. Doordat Hlj stierf voor onze zonden zijn ze weggedaan. Maar zonder opstanding zou- den we nooit zeker weten dat Hij overwonnen heeft. Daarom begint Paulus met alle mensen op te sommen die de opgestane Heer hebben ont- moet. Daarmee onderstreept hij: wij geloven het evangelie van de Heer, Die de dood heeft over- wonnen, Die Is opgestaan.
Hij die zijn eigen weg wil gaan, ziet dwaallicht vaak voor sterren aan en gaat hij op dat schijnsel door. Dan dwaalt hij licht van het goede spoor.. God alleen kent het juiste pad dat uitloopt op de hemelstad /
In de loop van de tijd is in de christenheid tra- ditie, sleur en zelfs openlijk verval binnenge- slopen. Wat dat betreft heeft de kerk het er niet beter afgebracht dan Israël. Maar zoals onder het volk Israël mannen opstonden die de mensen weer wakker schudden en er een opwekking kwam, zo zijn er ook in de kerk mensen geweest die de noodklok hebben geluid. De tijd van de Hervorming is hiervan een voorbeeld. Ook het Reveil is hiervan een voorbeeld. Een heel bekende opwekking vond aan het begin van de vorige eeuw plaats in Wales. Toen het nieuws daarvan Londen bereikte, reisden twee heren naar het westen om de opwekking eens 'te gaan bekijken'. Ze stapten uit op een klein spoorwegstationnetje en vroegen aan de stationsbeamte: 'Waar is de opwekking?' Deze legde zijn hand op zijn hart en zei: 'Heren, de opwekking is hier onder de knopen van mijn uniform.' De op sensatie beluste heren uit Londen stonden beteuterd te kijken. Toch was wat deze man zei heel terecht. Een opwekking bestaat niet in uiterlijk vertoon, maar in de toewijding van je hart, die zichtbaar wordt in je levenswandel.
Lars is één van de vele kinderen in ons land die nog nooit het evangelie hoorde. Zomaar ineens verscheen hij op de kinderclub en iedere woensdag is hij nu van de partij. Hyperactief, dat wel, maar naar het verhaal luistert hij aandachtig. Danken wil hij ook wel. Even denkt hij na. Dan zegt Lars: 'Beste God, dank U dat U even tijd voor ons had. Het was een mooi verhaal. Amen.' Ontroerend. Zijn ouders hebben te weinig tijd voor hun kinderen. Als hij dat alleen maar zou vasthouden, dat God altijd tijd voor hem heeft! Bid alstublieft voor al die 'Larsen', het zijn er zo schrikbarend veel.
Op 6 mei 1857 hield het Britse Bijbelgenoot- schap in Londen zijn jaarlijkse vergadering: Lord -Schaftesbury die de vergadering opende,' begon met de woorden: 'Eigenlijk is er op deze ' dag niets bijzonders te melden.' Maar hij vergiste zich. Terwijl hij sprak, barstte er op datzelfde moment in India een grote opstand 'van Bengaalse troepen los. Het maga- zijn van het Bijbelgenootschap in Agra, met zijn geweldige voorraad Bijbels -in een groot aantal inheemse dialekten,: werd al bij de eerste ongere- geldheden verwoest. Enige tijd later werd, een aantal - exemplaren van -de Bijbel door een regiment Mazhali Sikhs gevonden. Dit regiment stond onder de opstan- deíingen als het meest barbaars bekend. Een aantal van deze mannen werd door hef lezen van dë Bijbel in hun geweten getroffen en 'Zij bekeerden zich tot God. Wat een groot verlies voor het werk van het Bij- belgenootschap leek, bleek vachteraf grote winst ' te zijn. Opnieuw bleek hoe ondoorgrondelijkde wegen van God zijn.
In de kathedraal van Canterbury ligt onder andere het graf van Hendrik de Vierde. Zijn graf is een rijk versierde graftombe van grote historische waarde: Jaren na zijn sterven vertelde `
men in Engeland, volgens een legende; .dat het lijk van de koning, tijdens een overtocht over de rivier overboord geslagen was. Er zou in de tombe alleen maar een lege kist geplaatst zijn. Zo'n legende prikkelt de nieuwsgierigheid. Ongeveer tweehonderd jaar geleden: heeft men daarom het graf geopend. Het bleek dat de vorst toch in de tombe begraven was..Zó heeft men de waarheid over dè dode Hendrik de Vierde leren kennen toen zijn graf 'geopend werd. -
Eenmaal zal ook het uur van de waarheid over het leven van Hendrik de 'Vierde, en over het leven van alle mensen, komen. Dat -zal gebeuren als God de graven opent en allen voor Hem -rekenschap zullen moeten afleggen. Dan verdwijnt elke legende over het leven van de mens en blijft alleen de waarheid over.
Het is een prachtige winterdag. Het is zonnig en het waait ook nog aardig. Kortom: een uitgelezen dag om twee soorten vogels te zien zweven. Net nog heb ik mijn kijker gepakt om twee buizerds omhoog te zien schroeven op de thermiek. Zij maken gebruik van de zon die de aarde verwarmt, waardoor er warme lucht omhoog stijgt. Het zijn mooi-weer-vogels, ze worden gedragen door de warmte van de aarde. Meeuwen en stormvogels moeten het vooral hebben van de wind. Tegen de wind in stijgen ze omhoog en dan gebruiken ze de wind om grote afstanden af te leggen - moeiteloos en met vrijwel stil gehouden vleugels. In de storm zijn zij pas echt in hun element. Zij hebben de aarde niet nodig, je vindt ze ook midden op zee. Je vindt deze twee soorten vogels ook onder christenen. Sommige gedijen alleen bij mooi weer, bij goede omstandigheden. Ze bereiken dan moeiteloos grote hoogten. Ze moeten bij storm en regen echter aan de grond blijven en toekijken hoe de stormvogels de elementen trotserend de aarde ontstijgen. Waaraan ontlenen wij onze geestelijke kracht? Zijn wij alleen sterk als alles meezit? Gebruiken we de stormen in ons leven voor geestelijke groei? Of zijn we dan als aan de grond genageld?
In Markus 16 lezen we van vrouwen die heel vroeg op de eerste dag van de week op weg zijn naar het graf van de Here Jezus. Op vrijdagavond hebben zij erbij gestaan en hebben toegekeken toen Hij in het graf werd gelegd. Als laatste bewijs van hun liefde voor Hem willen ze Zijn lichaam nog balsemen. Als ze zo onderweg zijn, hebben ze een probleem, waarover ze discussiëren. Zij zijn maar zwakke vrouwen en de steen die voor de ingang van het graf ligt, is zwaar. Ze zeggen tegen elkaar: 'Wie zal ons de steen van de ingang van het graf afwentelen?' Dit mogen we toepassen op onszelf. Ook wij maken ons vaak zorgen voor morgen. We denken aan de taak die voor ons ligt, we denken aan zorgen en problemen. Hoe zal het aflopen? Wat kan er gebeuren? Soms worden de zorgen en problemen ons te veel. De 'steen' is te zwaar voor ons. De last die we moeten dragen, is te zwaar. Maar we maken ons, net als de vrouwen, vaak onnodig zorgen. Wat lezen we? 'En toen zij opkeken, zagen zij dat de steen was afgewenteld, want hij was zeer groot.' Wat een zorgen hadden zij zich, onnodig, gemaakt. En hoe geweldig is alles afgelopen! Moeten wij ook niet vaak, achteraf, zeggen: 'De Here heeft alles welgemaakt!'
Met haar neusje tegen de etalageruit gedrukt, kijkt een klein meisje verrukt naar de prachtige poppen in de speelgoedwinkel. Ze is wèg van de poppenhuizen met al die kleine meubeltjes. O, als je eens naar binnen zou mogen om met al dat moois te spelen! Een man staat aan het strand en kijkt naar de prachtige zonsopgang. Zijn hoop is op Christus en hij denkt aan de heerlijkheid van de hemel. O, om daar te mogen binnengaan - wat een onuitsprekelijke vreugde! C.W. Lewis zegt dat zolang we op aarde zijn, we 'aan de verkeerde kant van de deur zijn'. Maar hij voegt er aan toe:'Al de bladen van het Nieuwe Testament ritselen van het gerucht dat het niet altijd zo zal zijn.' De Here Jezus laat ons niet 'aan de verkeerde kant van de deur'. Door Hem hebben we de zekerheid eens bij Hem te zijn in de heerlijkheid. Niet door onze eigen verdienste, maar op grond van Zijn volbracht werk. Als we in de hemel zijn, zullen we begrijpen wat er staat in 1 Korinthiërs 2:9 :
'Wat heen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen die Hem liefhebben.'
De hand waarmee je schrijft, is helemaal niet meer samengesteld uit dezelfde moleculen van voor 8 jaar. Wat ik zeg over de hand, geldt eveneens voor de hersenen. Uw schedel bestaat thans niet meer uit dezelfde hersenstof van voor 8 jaar. Welnu, gezien in een tijdsverloop van 8 jaar alles in uw hersens verandert, hoe kan het dan verklaard worden, dat je ten volle herinnert wat je voor die 8 jaar gezien, gehoord of geleerd hebt. Als die herinneringen diep ingegrift lagen in de lobben van uw hersenen en er bewaart bleven, hoe komt het dan dat zij de volledige verdwijning van die lobben overleven???? Die lobben zijn dezelfde niet meer van voor 8 jaar en toch heeft uw geheugen trouw en ongeschonden al die beelden bewaard. Dit toont duidelijk aan, dat er iets onstoffelijks bestaat, iets duurzaams en aanhoudend aanwezig, heel onafhankelijk van de stof. Dat iets is de ziel.
In de buurt van Wuppertal-Elberfeld (Duitsland) ligt Wiltzhelden. In 1817 trouwde daar de schoenmaker Arnold Breidenbach zijn verloofde Frederike. Tot die tijd had hij in de schoenmakerij van het leger in Keulen gewerkt en het prachtige bedrag van 200 zilveren daalders kunnen sparen. Met dit geld kon het jonge paar een vervallen huisje met wat grond kopen. Ze vestigden zich hier en hier ook begon Arnold zijn bedrijfje. Er heerste in die streek grote armoede. Het land had erg onder het geweld van de Fransen geleden. Na hen waren nog eens de Russen plunderend rondgetrokken en twee misoogsten volgden. De Breidenbachs hadden het ook arm. Arnold was godvrezend. Hij maakte van zijn geloof geen geheim. In het café of op de dansvloer zag men hem niet. Grappenmakers had hij ook niet tot zijn gezelschap. Nu, het is niet te verwonderen dat men hem op het dorp al gauw de naam de vrome Breidenbach gaf. Als hij klaar was met zijn werk, zat hij meestal in zijn Bijbel te lezen. De mensen in Witzhelden glimlachten wat over het leven van hun schoenmaker. Wel lieten ze graag door hem hun schoenen repareren of nieuwe schoenen maken, want hij was een vakman. Hij verdiende een 8 groschen per dag en daar had hij genoeg aan. Ja, hij kon zelfs nog iets opzij leggen voor de spaarkous. Vrouw Breidenbach was het met haar man eens. Ook zij vreesde God maar zij kende de Heere Jezus nog niet persoonlijk. Zover als haar man was, was zij nog niet. We zijn een paar jaar verder. Er waren kinderen geboren. Het oudste kind sliep bij de ouders in bed. Er was slechts één bed. Het tweede kind lag nog in de wieg, maar het hoofdje en de voetjes raakten de beide uiteinden van het wiegje. Moeder verwachtte haar derde. Hoor! Wat wordt daar omgeroepen? Wat schreeuwt de dorpsomroeper? Dat in de herberg een boeldag gehouden zal worden. Meubelen, huisraad en nog meer zullen bij opbod verkocht worden. Vrouw Breidenbach tot haar man: Arnold! Dit is een mooie gelegenheid. Ga eens een bed kopen. We hebben nu 17 daalders gespaard. Dat zal toch wel genoeg zijn. Zwijgend luisterde de schoenmaker naar zijn vrouw. Hij was geen man van veel woorden. Maar op de dag van de verkoop, legde hij het werk neer, trok zijn blauwe kiel aan, nam het gespaarde geld en trok naar de herberg. Daar staken de mensen de hoofden bij elkaar. Wie kwam daar binnen? Breidenbach? Hij was daar toch nog nooit geweest! Maar nu dan toch maar voor het eerst! Nu, meester, wat wilt u nu hier doen?- Ik heb een bed nodig. O, er zijn bedden genoeg hier! De verkoop begon. Men kletste wat, maakte lawaai en dronk. Het eerste wat te koop aangeboden werd was een Bijbel. Een heel grote en oude. Wel 120 jaar oud en wel 41 cm x 25 cm; gewicht: 7 kg. Geen gewone Bijbel, maar één met verklaringen. De meeste aanwezigen waren al door de alcohol in de greep genomen. Ze begonnen te spotten en grappen te maken, toen de Bijbel te koop geboden werd. Er werden verzen uit de Bijbel aangehaald en er werd om gelachen. Een koopman bood al 15 groschen. Hij had inpakpapier nodig. Het hart van Breidenbach trok samen. Hier werd met dát boek gespot waar hij zoveel van hield! Hij bood een daalder. De Bijbel mocht niet voor inpakpapier gebruikt worden! Wie heeft er een daalder geboden? - De vrome Breidenbach! Opdrijven, schreeuwden de mensen. Onder gespot en gelach bood nu de één, dan weer een ander en ze maakten maar grapjes. Arnold Breidenbach bood ook steeds nog. Hij dacht niet meer aan het bed. Hij wilde maar één ding: De Bijbel redden uit de handen van die woeste spotters. Maar de prijs was al opgelopen tot 16½ daalder. Breidenbach bood nog eens: 17 daalder. Daar klonk: Eenmaal, andermaal, de derde maal! En een klap volgde. De Bijbel was toegewezen aan Arnold en nu moest hij zijn 17 daalders betalen. Stil pakte hij de Bijbel op en ging naar huis. Thuisgekomen was natuurlijk de eerste vraag van zijn vrouw: Maar wat heb jij daar toch?- Een Bijbel. En waar is dan het bed?- Ik heb geen bed. Waarom niet?- Door die Bijbel. Wat kostte die Bijbel?- Zeventien daalders. Nu, wat barstte toen een stortvloed van scheldwoorden los! Arnold trok zijn blauwe kiel uit, deed zijn schort weer voor en ging aan het werk. Op de verwijten en argumenten van zijn vrouw kon hij slechts antwoorden: Ik kon het niet langer verdragen dat er zo over het Boek gespot werd. Toen Arnold die avond uit de Bijbel wilde voorlezen, liep zijn vrouw de kamer uit. Die dag leek de zegen uit de woning te zijn verdwenen. De volgende dag kwam al heel vroeg een molenaar uit de buurt in zijn werkplaats. Arnold vroeg hem: Waarmee kan ik u van dienst zijn? De molenaar krabbelde zich verlegen op het hoofd. De zaak zit zo. Ik kom wegens de Bijbel en het bed. Toen ik mijn vrouw gisteren het verhaal helemaal verteld had, heeft zij mij niet zo zuinig de les gelezen: Jullie mannen moeten altijd spotten als je gedronken hebt. Die hele avond heeft ze me niet met rust gelaten en de hele nacht heeft ze, naar ze zei, niet geslapen. Ik moest opstaan en met de knecht een bed uit het personeelskamertje halen. Dat bed werd niet meer gebuikt. Ze heeft vers stro fijn gesneden en een nieuwe beddezak -soort matras- opgevuld. Alsjeblieft, zei ze vriendelijk, neem dat bed en ga, anders krijg ik geen rust. Arnold heeft intussen zijn vrouw geroepen. Ze keken beiden en vrouw Breidenbach ging al gauw naar binnen en ze deed als Petrus. Ze huilde! Het bed werd van de wagen genomen en in de kamer gezet. Die avond las Arnold zijn vrouw voor uit Ps. 37. En verlustig u in de Heere, zo zal Hij u geven de begeerten uws harten. Wentel uw weg op de Heere, en vertrouw op Hem. Hij zal het maken Frederike Breidenbach overleefde haar man wel 21 jaar. In het sterfjaar van haar man leerde zij de Heere persoonlijk kennen.
Ik zal mijn aardse bestaan als verspild beschou- wen als ik mij niet een liefhebbend gezin kan herinneren, een constante investering in de levens van andere mensen en een serieuze poging om de God te dienen die mij geschapen heeft. 'Ieder heeft gaven gekregen. Gebruik die om elkaar te dienen, want zo geeft u de rijkdom van Gods genade aan elkaar door.' l Petr. 4:10 Het Boek (Dobson)
Na de zondvloed gaf God de regenboog als een teken dat Hij nooit meer de aarde door water zou verdelgen. Uit de wolken kwam de vloed, maar God plaatst in de wolken Zijn kleurrijke boog van beloofte. De regenboog herinnert ons eraan dat er schoonheid in ons leven kan komen dóór de wolken van beproeving heen. In een Duits schilderijenmuseum hangt achter in een lange, donkere zaal een schilderij getiteld: 'Bewolkte weg'. Op het eerste gezicht lijkt het een lelijke, reusachtige massa van verwarde kleuren - onaantrekkelijk en onheilspellend. Maar bij nader onderzoek zie je een onnoemelijk aantal engelen. Zo ziet een hart dat bevreesd is door een beproeving, vaak niets anders dan een samenhoping van gebroken verwachtingen. Maar als hij de toestand bekijkt vanuit het geloof, zal hij ontdekken dat de wolk Gods wondervolle zegenwagen is, vol engelen van genade. Misschien hangt er vandaag over uw leven ook een zware wolk. Zoek dan de regenboog van de hoop op. U kunt er zeker van zijn dat Gods engelen er zullen zijn om u te ondersteunen.
Wist u dat de Spanjaarden veel minder lijden onder depressiviteit dan bijvoorbeeld de Engelsen? Dit blijkt uit Europees onderzoek. Zo heeft bijvoorbeeld in de Spaanse stad Santander 3% van de inwoners last van depressies, terwijl dat in het Engelse Liverpool 18% is! Volgens wetenschappers leidt de armoedekloof tussen Zuid- en Noord-Europa ertoe, dat de armere gezinnen elkaar door dik en dun bijstaan. De kinderen gaan pas op latere leeftijd uit huis, omdat ze afhankelijk zijn van hun ouders. Ouderen worden niet gemakkelijk in een bejaardentehuis gestopt. Volgens de onderzoekers zijn de nauwe sociale contacten voor de voorkoming van depressiviteit heel belangrijk.
Mozes leefde ongeveer 1400 jaar voor Christus. Ook hij besefte het belang van het gezin. Farao wilde het volk Israël niet vrijlaten uit de slavernij, tenzij de kinderen achterbleven. Maar Mozes stond erop dat het héle volk zou gaan, jong en oud. Zonen en dochters moesten mee. Samen wilden zij God eren, dat was hun doel. Daar zette Mozes zich voor in. Ook vandaag is het gezin nog de beste basis voor ons welzijn, én niet in de laatste plaats ook voor het dienen van God
Toen hij nog jong was, had Von Tischendorf zich voorgenomen met de grootst mogelijke zorg en nauwkeurigheid zoveel mogelijk van de oorspronkelijke tekst van de Bijbel te achterhalen. Hij had vooral belangstelling voor het Nieuwe Testament. Met dit doel voor ogen reisde hij naar Parijs, waar zich twee oude handschriften van het Nieuwe Testament bevonden. Zoals in de oudheid vaak gebeurde, was het perkament waarin het oorspronkelijke schrift verbleekt was, uit zuinigheid opnieuw beschre- ven. De verbleekte tekst was de bijbelse tekst en daar was het om te doen. Heel wat wetenschappers hadden al geprobeerd deze originele tekst te ontcijferen, maar ze waren niet ver gekomen. De handschriften waren volgens de geleerden niet meer te ontcijferen. Von Tischendorf vroeg of hij deze handschriften ook mocht bestuderen. Men gaf het aan hem, met de opmerking: 'Je mag het proberen, maar het zal je ook niet luk- ken.' Von Tischendorf liet zich door deze opmerking niet ontmoedigen. Hij ging aan de slag. Tot grote verwondering van de geleerden, slaagde Von Tischendorf erin eerst de éne en later de andere codex te ontcijferen. God had hem namelijk gezegend met een buitengewoon gezichtsvermogen. Aan de ogen van Von Tischendorf is een geschiedenis verbonden. Kort voordat Tischendorf geboren zou worden, zag zijn moeder een blinde man. Daar was zij zo van onder de indruk, dat ze God bad of haar kind niet blind zou zijn. God verhoorde haar gebed. En Hij deed veel meer dan zij vroeg: haar zoon kreeg bijzonder scherpe ogen. Zo heeft God al voordat hij geboren is, een plan met ieder mens. Een plan dat dient tot zijn ver- heerlijking. De scherpe ogen van Von Tischen- dorf kon Hij gebruiken in de dienst van de Heer om zijn Woord duidelijker te maken. Zonder twijfel heeft God aan ieder van ons iets gegeven, een talent waarmee wij Hem mogen dienen en verheerlijken. Dat is de eerste les die wij van deze geschiedenis kunnen leren. De andere les is, dat God onze gebeden soms boven bidden en denken verhoort, tot zijn verheerlijking.
Als u een wasmachine gaat kopen, een televisie of een videorecorder of iets van dien aard, dan krijgt u er een gebruiksaanwijzing bij. Die moet u dan goed doorlezen, want bij verkeerd gebruik kan het apparaat onherstelbaar worden vernield. Onoordeelkundig gebruik gaat u dan geld kosten, want in zo'n geval geldt de garantie niet. Ook is de garantietermijn van een apparaat slechts een beperkt aantal jaren. Soms zelfs maar één jaar. Als het apparaat dan net na het verstrijken van die termijn kapot gaat, betaalt de fabrikant de herstellingskosten meestal niet. Afgezien van het verspilde, vaak zuurverdiende geld, ergert u zich dan ook nog groen en geel. Nog veel kostbaarder is uw leven! Een mens zit heel ingewikkeld in elkaar. Toch knoeien heel veel mensen maar raak met hun leven. Met de bekende gevolgen: stress, hartproblemen en allerlei soorten ziektes. Deze opsom- ming is gemakkelijk aan te vullen met nog een groot aantal van die 'door
onoordeelkundig gebruik' optredende gebreken. Na korte of langere tijd loopt zo'n leven vast. Dan volgen vaak angst, drankmisbruik, drugs, agressief gedrag, echtscheiding enzovoort. Het zijn de uiteindelijke gevolgen van het verkeerde gebruik van ons lichaam. God, de Schepper van de mens, heeft ons ook een gebruiksaanwijzing gegeven. Dit boek, de bijbel, is een feilloze gids voor ieder mensenleven. Nog belangrijker dan bij een gekocht apparaat is het om uw leven te richten naar deze gebruiksaanwijzing. De bijbel vertelt ons onder meer hoe wij een zinvol leven kunnen ont- vangen, dat niet beheerst wordt door angst, stress, verslaving of depressies.
God garandeert u geen leven zonder moeiten of zorg. Als u Hem echter niet alleen als uw Schepper, maar ook als uw Verlosser erkent, geeft Hij u wel de garantie, dat Hij er altijd bij zal zijn; dat u in alles Zijn hulp en kracht zult ervaren. Ga daarom in op de boodschap van het Evangelie van Jezus Christus, Gods Zoon, die ook voor u stierf op Gogotha's kruis en daar onder meer de schuld boette voor het 'onoordeel- kundig gebruik'van uw leven. De bijbel noemt dat 'zonde'. Jezus' uitnodiging aan u is: "Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven." (Mattheüs 11:28) Wie dat oprecht doet, mag ervaren dat hij/zij een nieuw leven ontvangt. Een leven gevuld met liefde en blijdschap. Een leven waarop de HERE zelf levens- lange garantie geeft; een leven dat na dit aardse bestaan, tot in eeuwigheid verder gaat. Zou u zo'n leven willen ontvangen? Geef dan via een eenvoudig gebed uw leven aan Hem over!
De Bijbel is Gods boek. De HERE God heeft zijn gedachten door mensen op laten schrijven. God is dus zélf de Auteur van dit meest verkochte boek ter wereld. Eigenlijk vinden we op elke bladzijde van dit opzienbarende boek als hoofd- onderwerp een Vader die op zoek is naar zijn kinderen. De HERE God zoekt ook u! Mensen dwalen weg Maar mensen dwalen weg van God, ook vandaag nog. Ze slaan Gods normen en raadgevingen in de wind. In een van de eerste hoofdstukken van de Bijbel lezen we al over dit zoeken van God: "Adam, waar ben je?" vroeg Hij. Dit gaat door tot op de laatste bladzijde. Maar... dan lezen we teslotte dat de HERE in vrede en harmonie bij de mensen woont. Het dwalen van de mensen leidde ertoe dat God zijn enige Zoon naar de aarde zond om mensen die in Hem willen geloven, terug te brengen tot die Vader-God. Het kostte de Here Jezus zijn leven; zijn liefde voor mensen won het van zijn rechtvaardig- heidsgevoel. Hij stierf als straf voor de zonde van de mensen. Geschreven door 40 mensen De Bijbel is door zo'n 40 mensen geschreven over een periode van vele eeuwen. Toch is het een wonder van eenheid en inspiratie. Het boek werd 30 eeuwen lang vertaald en toch is zijn inhoud precies hetzelfde als eeuwen terug. Dit onvernietigbare boek heeft miljoenen mensen in hun diepste ellende troost en weer hoop gegeven en hen de weg tot vergeving van zonden verteld. Ga dit boek lezen, het is geweldig interessant en verrijkend. Je intellect zal er zeker door groeien, maar daar gaat het de HERE God niet in de eerste plaats om, Hij wil je hart bereiken en dat kan alleen als je je aan God zelf overgeeft en het offer van Jezus aan het kruis aanvaardt. Hij stierf in jouw plaats! Dan zal Hij door zijn Geest in je komen
Soms praten mensen over dingen die je niet begrijpt. Ze hebben ervaringen die jij niet kent en het is dan heel moeilijk om te begrijpen wat men bedoelt. Je kunt er niet over meepraten. Zo verging het ons ook. Vaak hadden we mensen horen zeggen: 'We voelden een muur van gebeden rondom ons.' Tot voor kort zeiden die woorden ons weinig. Toen gebeurde er iets waardoor ons levenshuis op zijn fundamenten schudde. Hoe zouden we overeind kunnen blijven? U raadt het al: het was door die muur van gebed, die familie en vrienden bouwden rondom ons. Hoewel het huis schudde, kreeg de stormwind toch geen kans. De beschermende muur hield de zwaarste rukwinden tegen. Het was alsof we in dat noodweer onaantastbaar waren. Zulk noodweer wens je niemand toe; zo'n ervaring wel. Helaas is het ene niet mogelijk zonder het andere. Je moet het allebei hebben meegemaakt om erover te kunnen meepraten. Maar als dat het geval is, ben je er ook niet zomaar over uitgepraat. Want dat God het gebed van Zijn kinderen verhoort en in de zwaarste storm rust en vrede kan geven, ervaar je als zo'n wonder dat je het iedereen graag wilt laten weten. Zelfs als men niet begrijpt wat je bedoelt en voelt.
Johan lag op sterven en wilde alles in orde maken. Hij had onenigheid met Wim die vroeger een van zijn beste vrienden geweest was. Ze hadden jarenlang geen woord tegen elkaar gezegd. Omdat hij het goed wilde maken, vroeg hij Wim bij hem te komen. Wim kwam en Johan zei tegen hem dat hij bang was de eeuwigheid in te gaan met slechte gevoelens tussen hen. Toen stak hij zijn hand uit naar Wim en zei: `Ik vergeef je. Wil je mij vergeven? Wim zei dat hij dat wilde, maar net toen hij op het punt stond de kamer uit te gaan, riep Johan: 'Maar denk eraan, dit geldt niet als ik beter word!' We glimlachen misschien om dit verhaaltje. Maar het geeft wel een duidelijk beeld van de manier waarop we elkaar soms behandelen. De vergiffenis die we geven, is vaak denkbeeldig. Misschien is het ingegeven door vrees, of door een zelfzuchtig voordeel of om ons geweten te sussen - maar niet uit waarachtige liefde voor God en voor degene die ons benadeeld heeft. Ja, we zeggen misschien wel dat we vergeven, maar er hoeft maar een kleinigheid te gebeuren of onze grieven leven weer op.
In Ef. 4:12 zegt Paulus dat we elkaar moeten vergeven zoals God ons vergeven
Het is heel dubbel om het boekje van Richard Wurmbrand, dat gaat over martelingen van christenen in Roemenië, in mijn tas te stoppen als ik een weekendje naar mijn moeder ga. Ik twijfel dan ook een tijdje, neem andere boekjes ter hand, stop er dan voor de zekerheid een paar bij, maar dat van Roemenië leg ik niet terug.
En dan, als ik in een comfortabele, goed ver-
warmde trein zit, uitgezwaaid door mijn man,
pak ik het boek. 'Wil ik dit wel?', vraag ik mijzelf
af en mijn blik gaat naar buiten. De zon schijnt
over een landschap dat zich opmaakt voor de
lente. Uitbottende bomen, paarden in de wei,
eenden scharrelend langs de waterkant.
Tegenover me nemen twee dames plaats. Vlotte
zestigers, sportief gekleed in makkelijke wan-
delschoenen en praktische jacks. Kort geknipte
haren en een rugzak. Ze gaan duidelijk een dagje
uit. Aan de andere kant van de coupé praatten
twee'jonge meisjes honderd uit, zo te horen over
het wel en wee van hun stage bij het onderwijs.
Een man is verdiept in zijn krant. Dan begin ik
in het boekje en ik weet dat ik het mezelf moei-
lijk ga maken. Mijn geest betreedt een heel andere wereld. Ik maak kennis met een eenvoudige Roemeense man. Hij verhuist naar een bepaald dorpje, waarvan er, zoals hij zelf schrijft, 'in Roeme- nië' twaalf duizend zijn. Maar hij wordt tot dat bepaalde dorpje getrokken en daar komt hij - vlak voor de tweede wereldoorlog - door een oude timmmerman tot geloof. Zijn vrouw komt ook tot bekering en samen brengen ze zoveel mensen tot de Heer dat er een nieuwe Lutherse gemeente ontstaat. Dan komen de Duitsers. Er begint een verdruk- king die nog maar een voorproefje blijkt te zijn van wat er later volgt: Roemenië wordt vele jaren lang met ijzeren hand door het com- munisme geregeerd. Het christendom wordt met man en macht uitgeroeid en onmogelijk gemaakt. Zo ontstaat de ondergrondse kerk, waarvan de leden zwaar worden vervolgd. Als ze worden opgepakt, worden ze vreselijk gemarteld en vermoord. De schrijver van het boekje heeft veertien jaar van gevangenschap overleefd. Hij beschrijft heel aangrijpende situaties, zoals een congres van de communisten met vier- duizend priesters, pastoors en predikanten als vertegenwoordigers van alle christelijke kerken. Als de een na de ander opstaat om te verklaren dat communisme en christendom hetzelfde zijn, zegt zijn vrouw: 'Richard, sta op en wis deze schande van het gelaat van Christus af! Ze spuwen Hem in het gezicht.' Hij antwoordt dan: 'Als ik dat doe, verlies jij je man', waarop ze zegt: 'Ik wil geen lafaard als man hebben.' Toen is hij opgestaan en heeft het congres toe- gesproken. De toespraken in dit congres werden per radio uitgezonden: het hele land heeft vanaf het spreekgestoelte van het communistische parlement de boodschap van Christus kunnen horen. Naderhand heeft hij ervoor moeten boe- ten, 'maar het is het waard geweest', schrijft hij.
Speciaal voor de Russen, die in die tijd veel in
Roemenië gelegerd waren, heeft hij een zwakke
plek. Hij schrijft erover: 'Ik heb het evangelie verkondigd aan mensen uit allerlei volkeren,
maar nooit heb ik een volk het evangelie zo zien
indrinken als de Russen. Zij hebben zulke dor-
stige zielen.' In 1948 wordt hij opgepakt en maakt dan onbe- schrijfelijke dingen mee. 'Wat de communisten de christenen hebben aangedaan gaat ieder men- selijk begrip te boven', schrijft hij. Toch is hij ook in staat om bepaalde ervaringen als 'prachtig' te beschrijven. Bijvoorbeeld 'het preek-akkoord'; 'Het was ons ten strengste verboden voor andere gevangenen te preken. Ieder die daarop betrapt werd, zou geducht worden afgeranseld. Een aan- tal van ons besloot deze prijs voor het preken te betalen. Wij accepteerden hun condities. Het was als het ware een akkoord: wij preekten en zij sloe- gen. Wij waren gelukkig in het preken. Zij waren gelukkig als ze sloegen; zo was iedereen gelukkig. Het volgende tafereel heeft zich vaker afgespeeld dan ik mij kan herinneren. Een broeder was aan het preken voor de andere gevangenen, toen plotseling de bewakers binnenstormden en hem midden in een zin verrasten. Ze sleepten hem de gang door naar de "ranselkamer". Na een schier eindeloze afranseling brachten ze hem terug en smeten hem op de gevangenisvloer. Hij krab- belde met zijn gebeukte lichaam overeind, trok met een pijnlijk gezicht zijn kleren recht en zei: "Wel, vrienden, waar was ik gebleven toen ze me in de rede vielen?", en dan ging hij verder met zijn evangelieprediking!' Verderop schrijft hij: 'Het is in Rusland geen ongewoon gezicht, dat plaatselijke beambten voor de kerken gaan staan om naar kinderen uit te kijken. Als ze ontdekken dat die naar de kerk gaan, worden ze geslagen en eruit gesmeten. De toekomstige verwoesters van de christenen worden zorgvuldig en stelselmatig opgevoed!' Mede daardoor waren er geen lauwe christenen. Of men is christen met heel zijn hart, of men is helemaal geen christen, want het kost heel wat om een discipel van de Heer Jezus te zijn. 'Zo was dat in de vijftiger jaren in Rusland, maar nu, in deze eeuw, geldt dit net zo voor bijvoor- beeld China', denk ik bij mezelf en ik vergelijk het met de leegloop in onze kerken. Terwijl ik een gezellige avond doorbreng met mijn moeder, laat het boekje me niet los. Je krijgt dan de vreemde situatie, dat je in de ene wereld leeft en die telkens vergelijkt met die andere wereld. Ik schep gezellig op van de bami en denk aan de zin uit het boek over christenen die gedwongen werden hun eigen uitwerpselen te eten. Of het gesprek gaat over de rollator die niet meer door het ziekenfonds vergoed wordt, en ik moet denken aan de onteigening van alle bezittingen van de gezinnen van opgepakte christenen. De rest van de avond maken mijn broer en mijn moeder zich druk over de politiek. Ik laat het maar wat langs me heen gaan - niet alleen omdat ik daar niet zo veel van weet... De volgende ochtend gaan we naar de kerk van mijn moeder. Het is een prachtig gebouw, een monument uit de achttiende eeuw. Echt zo'n ouderwetse dorpskerk, waar kennelijk destijds geld geen rol speelde. Mijn blik gaat naar de koperen kroonluchters aan het plafond, het kolossale orgel en de prachtige eikenhouten preekstoel, opnieuw bekleed met donkergroen pluche. Zeer goed verzorgde dames en heren beginnen de stoelen te vullen en dan zet het orgel in. Het thema is: 'Het brood des levens'. De liederen zijn zorgvuldig bij het thema geko- zen. Bij het wegsterven van de laatste tonen, blijven de woorden bij me hangen: 'Gij zijt genoeg om van te leven, voor iedereen en voor altijd. Gij voedt ons nog, o hemels brood, met leven midden in de dood.' Dan hoor ik om mij heen het gekraak van snoeppapiertjes. Links en rechts zie ik handen naar de mond gaan. De preek begint.
Een man die kippen hield, had ook een haan wiens gekraai nu en dan een grote ergenis was voor zijn buurman. Eens op een vroege morgen belde de boze buurman op en mopperde: 'Die ellendige haan van u houdt me de hele nacht uit de slaap.' 'Daar snap ik niks van,' was het antwoord van de kippenhouder. 'Hij kraait haast nooit, maar als hij het doet, is het nooit meer dan twee of drie keer.' 'Dat is mijn probleem niet,' zei de buurman vinnig. 'Niet hoe vaak hij kraait, irriteert me! Wat me wakker houdt, is dat ik niet weet wanneer hij misschien gaat kraaien!' Velen van ons lijken op die man. We maken ons zorgen over de moeilijkheden en beangstigende omstandigheden die misschien morgen wel kunnen ontstaan. In plaats van bij de dag te leven en ons te verblijden in Gods genoegzaamheid in het heden, worden we angstig door ons zorgen te maken voor de toekomst. Als u Jezus Christus als uw Heiland kent, mag u Hem vertrouwen. Hij heeft gezegd: 'Wees niet bezorgd voor de dag van morgen, iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.' Ga niet 'liggen wachten op de haan'!
Waarom doet God er niets aan? Deze vraag komt bij velen op. Er zijn dan ook problemen genoeg. Neem bijvoorbeeld: ... dat van de onschuldige, die lijdt voor degene die wel schuld heeft; ... of de steeds weer terugkerende oorlogen, de honger in Afrika, het milieu, de natuurrampen; ... de in veel opzichten hopeloze verwarring in de wereld; ... het devalueren van de normen van goed en kwaad. Deze dingen maken dat we God gaan wantrouwen en dat we zelfs gaan twijfelen aan zijn bestaan. Maar als Hij tóch bestaat... waarom doet God er dan niets aan? Waaraan moet God iets doen? Zijn het niet de mensen zelf, die het alles veroorzaken? De wortel van alle pro- blemen is de menselijke natuur. Onze agressie, zelfzucht, jaloezie, hebzucht en oneerlijkheid... die resulteren in haat en geweld. Alleen... Hij begint bij de oorzaak, bij u en bij mij. Hoe staat het met uw zelf- zucht, uw jaloezie, uw egoïsme? Bent u bereid God bij het begin te laten beginnen - bij uzelf? We kunnen gemakkelijk praten over natuurrampen, over oorlogen, over Afrika enzovoort, maar de problemen beginnen al veel dichter bij huis, namelijk in ons eigen leven! Als God alle oorlogen vandaag liet ophouden, zouden ze morgen opnieuw beginnen! Daar zou de agressieve natuur van het menselijk hart wel voor zorgen. Hetzelfde gebeurt als God de rijkdom- men van de aarde eerlijk zou verdelen. Binnen enkele dagen zouden we weer gaan potten en elkaar afzetten. Het unieke van de mens is dat hij een vrije wil heeft. Dat hij een keuze kan maken. Maar dat is juist zijn grootste probleem. Men kan geen vrije wil hebben zonder verantwoordelijk te zijn voor de keuze die men maakt. Waarom doet God er niets aan? God wil de mensen niet veranderen in auto- maten of robots, die alleen maar goede dingen doen. Hij laat ze de vrije keuze. Maar Hij heeft ook de oplossing: Hij maakte het mogelijk dat onze harten veranderd zouden worden! Omdat Jezus voor ons stierf en opstond uit de dood, is Hij in staat het gebed te ver- horen van elke zondaar die bidt: "Schep mij een rein hart, o God, en ver- nieuw in mijn binnenste een vaste geest" (Palm 51:12). Bovendien zal Jezus spoedig terugkeren in deze wereld en zijn rijk stichten - het Rijk waar vrede heerst en gerechtigheid. Zult u daar deel aan hebben? U kunt er nu al deel aan hebben door Jezus in uw leven toe te laten en God toe te staan er "eerst wat aan te doen"... bij uzelf.
Een leraar met een korte gedrongen gestalte stond eens tussen een groep collega's die ver boven hem uitstaken. Iemand vroeg: 'Sam,voel jij je niet vreemd als er zoveel lange mensen om je heen staan? 'Hij zei: 'Ja,inderdaad. Ik voel me als een centje tussen een stel euro's!' Gelovige mensen zijn misschien niet 'groot' in de ogen van anderen en vaak kijkt de wereld op ons neer. Maar in Gods ogen zijn we van grote waarde! De apostel Paulus schreef:'...niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken. Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen'(1 Kor.1:26,27) We hebben misschien geen hoge positie in maatschappelijk opzicht, maar in Christus hebben we een positie ver boven de 'groten' van deze wereld. We zijn kinderen van God...en mede - erfgenamen van Christus (Rom.8:16,17). Hoe klein we ook mogen lijken in vergelijking met anderen, we zijn kostbaar in Gods oog!
Weet je dat je van waarde bent? Weet je dat je een parel bent, een parel in Gods oog?
Hij werd in een onbekend dorp geboren, als kind van een plattelandsvrouw. Hij groeide op in weer een ander dorp, waar Hij tot Zijn dertigste als timmerman werkte.Toen was Hij drie jaar lang rondtrekkend prediker. Hij heeft nooit een boek geschreven. Hij heeft nooit een ambt uitgeoefend. Hij heeft nooit een gezin of een eigen huis gehad. Hij is niet naar de universiteit geweest. Hij heeft nooit verder gereisd dan 300 km van de plaats waar Hij geboren werd. Hij heeft geen van deze dingen gedaan die men doorgaans in verband brengt met grootsheid. Hij had geen referenties behalve zichzelf. Hij was slechts 33 toen de publieke opinie zich tegen Hem keerde. Zijn vrienden holden weg. Hij werd overgegeven aan Zijn vijanden en onderging een schijnproces. Hij werd tussen twee dieven aan een kruis genageld. Toen Hij stervende was, dobbelden Zijn beulen om Zijn klederen, het enige bezit dat Hij op aarde had.Toen Hij dood was, werd Hij vanwege het medelijden van een vriend in een geleend graf gelegd. Twintig eeuwen zijn gekomen en gegaan, en vandaag is Hij de centrale figuur van het menselijk ras, de leider van de voortschrijding van de mensheid. Al de legers die ooit gemarcheerd hebben, al de marineschepen die ooit gevaren hebben, al de parlementen die ooit gezeteld hebben, al de koningen die ooit geregeerd hebben, hebben bij elkaar het leven van de mens hier op aarde niet zo beïnvloed als dat Ene Enkele Leven.
Er zijn twee grote meren in Palestina. Het ene is zoet en bevat vis. De oevers van dit meer zijn getooid met weelderige stukken groen. Bomen spreiden hun takken uit over het wateroppervlak en strekken hun dorstige wortels uit om zich te laven aan het weldadige water. De kinderen spelen langs de oevers, zoals er kinderen speelden toen Hij daar was. Hij genoot ervan. Jezus kon over het zilveren oppervlak kijken als Hij zijn gelijkenissen vertelde. En op een golvende vlakte niet ver daarvandaan, voedde Hij vijfduizend mensen. De rivier de Jordaan voedt dit meer met sprankelend water uit de heuvels, zodat het lacht in de zonneschijn. Mensen bouwen hun huis er dichtbij, vogels bouwen er hun nest, elke vorm van leven is blij dat het meer er is. De Jordaan komt in het zuiden in een ander meer uit. Hier geen geplons van vissen, geen ruisende bladeren, geen gezang van vogels, geen lachende kinderen. Reizigers kiezen een andere route, tenzij zij echt langs het meer moeten. De lucht hangt zwaar boven het water, en mens noch dier drinkt ervan. Wat veroorzaakt toch dit enorme verschil tussen deze buurmeren? Niet de Jordaan; die laat in beide meren hetzelfde goede water stromen. Niet de grond waarin ze liggen, niet het land er omheen. Dit is het verschil: het meer van Galilea ontvangt de Jordaan, maar houdt hem niet vast. Voor elke druppel die erin stroomt, stroomt een andere druppel eruit. Het geven en ontvangen vindt gelijkmatig plaats. Het andere meer is sluwer en houdt het instromende water angstvallig vast. Het is niet te verleiden tot enige vrijgevigheid. Elke druppel die het krijgt, houdt het vast. Het meer van Galilea geeft en leeft. Het andere meer geeft niets. Het wordt de Dode Zee genoemd. Er zijn twee soorten mensen in deze wereld. Er zijn twee meren in Palestina.
Er is een waar verhaal over een kleine jongen van wie de zus een bloedtransfusie nodig had. De dokter legde uit dat ze dezelfde ziekte had waarvan de jongen twee jaar eerder genezen was. Haar enige kans op herstel was een transfusie van iemand die van die ziekte genezen was. Aangezien beide kinderen dezelfde bloedgroep hadden, was de jongen een ideale donor. "Zou je je bloed aan Mary willen geven?" vroeg de dokter. De kleine jongen aarzelde. Zijn onderlip begon te trillen. Toen glimlachte hij en zei: "natuurlijk, voor mijn zus."Al spoedig werden de twee kinderen de ziekenhuiskamer binnengereden. Mary, bleek en mager, de kleine Johny, sterk en gezond. Geen van beiden sprak, maar toen hun ogen elkaar ontmoetten, grinnikte Johny. Toen de zuster de naald inbracht in zijn arm, verdween Johny's glimlach geleidelijk. Hij keek hoe het bloed door de buis stroomde. Toen de beproeving bijna voorbij was, verbrak Johny's stem ietswat trillig, de stilte. "Dokter, wanneer ga ik dood?" Toen pas besefte de dokter waarom Johny geaarzeld had, waarom zijn lip getrild had toen hij ermee akkoord ging zijn bloed af te staan. Hij dacht dat het geven van zijn bloed aan zijn zusje zou betekenen dat hij zijn leven gaf. In dat korte moment, had hij zijn grote beslissing genomen. David C.Needham
Merkwaardige geschiedenis van een schilders-atelier
Dat alles heeft Hij gedaan voor mij!
Vele jaren geleden woonde in de stad Dusseldorf (Duitsland) een jong kunstenaar, Stenburg genaamd, die mooie schilderijen maakte.
Op zekere dag kwam een priester in zijn atetier om een schilderij te bestellen, een groot altaarstuk dat een van de mooie kerken in de stad zou versieren.
Stenburg nam de opdracht aan nadat hij eerst voor zijn schilderij een hoge prijs had bedongen. Het moest de kruisiging van de Heere Jezus voorstellen.
Stenburg ging met ijver aan het werk. In de Jodenwijk van de stad zocht hij personen die hem tot model konden dienen en enige weken arbeidde hij ijverig.
Maar toen kwam het voorjaar en de jonge schilder verlangde naar de vrije, nieuw ontwaakte, heerlijke natuur. Met zijn schetsboek onder de arm zwierf hij rond in de omgeving van de stad, en daar ontmoette hij op zekere dag een zigeunermeisje dat aan de rand van een bos manden zat te vlechten.
Haar vriendelijk gelaat en heel haar levendig voorkomen trokken hem aan, en hij ging haar vragen of zij bij hem in de stad wilde komen om als model te dienen. Het zigeunermeisje nam de uitnodiging aan en er werd een afspraak gemaakt.
Op de bepaalde dag kwam Pepita. De vele mooie schilderijen in het atelier trokken haar opmerkzaamheid en wekten haar bewondering, maar een schilderij was er dat bijzonder haar belangstelling trok: het bijna voltooide altaarstuk. Lang stond zij ontroerd er voor te kijken.
"Wie is dat daar?", vroeg ze ten slotte, terwijl ze naar den Gekruisigde wees.
"Dat is Christus," antwoordde Stenburg achteloos.
"Wat doen ze met Hem?" vroeg zij verder.
"Zij kruisigen Hem," antwoordde de kunstenaar kortaf.
"Wat voor mensen zijn dat daar in het rond, die zo boos kijken?"
"Ja, kijk, ik kan nu niet langer met je praten," zei de schilder. "Blijf zo staan als ik je gezet heb."
Voor dit maal durfde het meisje niets meer te vragen, maar telkens als ze weer in het atelier kwam, werd ze meer aangegrepen door het schilderij. Tenslotte kwam ze weer met een vraag: "Waarom kruisigden ze Hem? Was Hij zo slecht?"
"Neen, Hij was heel goed."
"Maar als Hij goed was, waarom deden zij Hem dat aan?", verstoutte Pepita zich nog te vragen. "Of deden ze het maar voor een korte poos? Maakten ze Hem weer los?"
"Dat gebeurde omdat ..." en de schilder schikte wat terecht aan de kleding van Pepita.
"Nu, dat gebeurde omdat?" herhaalde Pepita.
Haar levendige, vragende blikken wekten het medelijden van de kunstenaar en hij zei: "Luister, dan zal ik je de hele geschiedenis eens vertellen. Maar dan moet je mij ook niet verder vragen."
Daarop vertelde hij haar de oude geschiedenis van de kruisiging van de Heere Jezus die hij uit zijn kInderjaren nog heel goed wist. Hij kon echter het kruis van Christus schilderen, terwijl zijn hart er koud voor bleef. Voor Pepita daarentegen was de geschiedenis geheel nieuw. Haar hart bloedde, en haar grote zwarte ogen vulden zich met tranen.
De beide schilderijen waren tegelijk voltooid, en Pepita kwam voor de laatste keer in het atelier. Stenburg gaf haar haar loon, maar zij bleef staan en zag hem aan met een ernstige blik in haar diepe, schitterende ogen.
"Dank u, mijnheer", zei ze. Maar plotseling vervolgde zij ontroerd: "Dan hebt u Hem zeker heel lief als Hij dat alles voor u gedaan heeft?"
Stanburg werd getroffen door die eenvoudige woorden van het arme zigeunermeisje. Hij trachtte ze te vergeten, doch het gelukte hem niet. Hij verzond het schilderij naar de kerk maar hij kon de woorden: "Dat alles voor u gedaan" niet kwijt worden. De vraag van Pepita: "Dan hebt u Hem zeker heel lief?" drong zich steeds weer aan hem op en eiste een antwoord. Voortdurend werd Stenburg gekweld door onrust zodat hij niet werken kon. Toen kwam God in Zijn barmhartigheid hem tegemoet.
Op zekere dag zag de jonge schilder een aantal personen binnensluipen in een klein, onaanzienlijk huisje, dichtbij de stadsmuur. Hij ging navragen wat in dat huisje uitgevoerd werd, en kon in het begin geen antwoord krijgen. Na een paar dagen vernam hij echter dat daar een Protestants predikant woonde. Stenburg was Rooms-Katholiek. Dusseldorf was toen overwegend Rooms-Katholiek en het Protestantisme werd in die dagen slechts oogluikend toegelaten.
Toch kreeg hij een verlangen om de vergaderingen van de Protestanten te bezoeken, hun woorden te horen, en misschien, als de gelegenheid het toeliet, enige vragen te stellen.
Hij bezocht dus de predikant, en vond in hem een man, wiens gehele persoonlijkheid getuigde dat hij leefde in gemeenschap met zijn Heiland. Stenburgs nieuwe vriend leende hem een Nieuw-Testament, maar dat kon hij slechts korte tijd behouden want de predikant moest de stad verlaten. Toch had de waarheid al wortel geschoten in Stenburgs hart en in zijn hart voelde hij nu een warme wederliefde voor de Gekruisigde. Veel was zijn geest bezig met zijn Zaligmaker en zo gebeurde het hem eens dat hij, zonder er bij te denken, bezig was met een stuk houtskool een hoofd, gekroond met doornen, te tekenen. Plotseling ging hem een nieuwe gedachte door het hoofd. "Ik kan niet heengaan om te prediken," zei hij bij zichzelf, "maar God heeft mij de gave gegeven om te schilderen. Voortaan zal mijn penseel de liefde van de Heere Jezus verkondigen."
De kunstenaar viel op zijn knieen en stortte zijn ziel uit in een ernstig gebed om een waardig beeld van de Gekruisgde te mogen schilderen en daardoor voor de wereld te getuigen van Diens liefde. Daarop begon hij te werken. Dat schilderij werd een heerlijk, een wonderbaar werk. In zijn eerste schilderij over hetzelfde onderwerp had hij in het aangezicht van Christus grote smart en doodsangst geschilderd, maar in de tweede trad Zijn grote liefde, Zijn bereidwilligheid om te sterven op de voorgrond.
Stenburg wilde deze schilderij niet verkopen maar hij gaf ze aan zijn vaderstad ten geschenke. Zij werd in een openbaar museum geplaatst en de inwoners van de stad verdrongen elkaar om het te zien. Velen gingen naar huis met een indruk van de grote liefde van de Heer Jezus en ze herhaalden in hun gedachten de woorden die Stenburg onder het schilderij had geplaatst: "Dat deed Ik voor u. Wat doet u voor Mij?"
Stenburg zelf ging af en toe naar het schilderijenmuseum en als hij daar onopgemerkt in een hoek zat, dan bad hij in stilte tot God dat Hij Zijn zegen mocht doen rusten op die geschilderde prediking. En die zegen liet niet op zich wachten ...
Op zekere dag toen de meeste bezoekers al heengegaan waren, zag hij een meisje dat voor het schilderij stond te huilen. Hij ging naar haar toe en vroeg haar wat er aan scheelde. Het meisje wendde het hoofd om - het was Pepita.
"Ach, mijnheer, Ik wenste dat Hij mij ook zo liefhad," zei ze, terwijl zij opzag naar het liefdevolle gelaat dat op haar scheen neer te blikken. "U heeft Hij lief maar niet zo een als ik ben;" en haar tranen stroomden nog meer dan daarvoor.
"Maar Pepita dat alles was ook voor jou." En weer begon hij te vertellen aan het meisje van het wonderbare leven van de Heer Jezus, van Zijn dood en van Zijn heerlijke opstanding. Maar hoe totaal anders vertelde hij nu dan vroeger. Toen was het puur een geschiedenis uit ver verleden tijden waar hij wel een schilderij van kon maken omdat hij, de schilder, het zich zo levendig kon voorstellen. Nu echter was dezelfde geschiedenis van het kruis van Christus de grootste vreugde van zijn leven, de grond van zijn hoop voor de eeuwigheid. Nu sprak hij van een levende Heiland Die zijn zonden had gedragen en Die hij daarom onuitsprekelijk liefhad. Lang zaten ze daar samen totdat eindelijk het uur gekomen was dat het museum gesloten werd. En toen zij weggingen, was Pepita een gevonden lam, dat rustte in de armen van den Goede Herder.
Twee jaren waren verlopen, sinds het eerste schilderij was besteld en geschilderd. Het was weer winter en de kou was streng. Stenburg had voor deze dag zijn arbeid beeindigd en zat nu voor het warme haardvuur te lezen in het Nieuwe Testament dat hij met moeite had weten te verkrijgen. Daar werd aan de deur geklopt en een oud man kwam binnen. Hij droeg een schapenhuid om de schouders waarop de sneeuw vast gevroren was, en het haar hing hem in donkere lokken om het hoofd.
"Wil mijnheer met mij mee gaan?" zei hij. "Het gaat om een belangrijke zaak."
"Waarheen?" onderzocht Stenburg.
Ja, dat vertelde de oude zigeuner niet. Zigeuners mochten in de nabijheid van Dusseldorf niet wonen en hij was bang dat de politie hun schuilplaats in het bos zou ontdekken en hen zou wegjagen.
"Waarom wilt u dan dat ik met u zal gaan?"
"Dat weet ik niet," antwoordde de man, "maar een stervende wenst u te spreken."
De kunstenaar volgde zijn gids die hem de straten doorleidde tot buiten de stad. De maan scheen en bij haar licht zag Stenburg dat ze naar het bos gingen. Daar was geen pad te ontdekken, maar de gids aarzelde geen ogenblik.
Zwijgend gingen ze voort totdat ze kwamen bij een open plek in het bos waar de zigeuners hun tenten hadden opgeslagen.
"Daar moet u wezen," zei de oude, terwijl hij naar een van de tenten wees. Stenburg ging naar binnen. Daar lag in een bed van droge bladeren een jong meisje wier aangezicht zeer vermagerd was.
"Pepita!"
Op het horen van zijn stem opende het meisje haar donkere ogen. Een glimlach gleed over haar gelaat en zij richtte zich enigszins op.
"Ja," zei ze, "Hij is gekomen om mij te halen. Hij strekt Zijn doorboorde handen naar mij uit. Dat alles heeft Hij gedaan voor mij!"
En met deze woorden nam ze afscheid van de schilder die haar tot de Heiland had gebracht.
Vele jaren later kwam een rijk man in Dusseldorf en hij zag de schilderij. Op hem had ze zulk een uitwerking dat hij besloot zijn hele leven en al zijn bezittingen te stellen in dienst van de Heere Jezus. Die edelman was de bekende Graaf Von Zinzendorf, de stichter van de bekende Broedergemeente. Een man van wie getuigd kan worden dat zijn enig verlangen was zielen te winnen voor het Lam.
Nu bestaat het schilderij niet meer. Bij een brand in het museum is ze vernietigd. Maar al bestaat de geschilderde prediking niet meer, het woord van de prediking blijft bestaan. Ook voor jou, die dit leest!
Onlangs zag ik een huis met deze woorden als opschrift. Ik vond deze naam heel terecht, want het dak van het huis maakte op mij een domi- nerende indruk. Zo zijn er nog heel wat oudere huizen die door hun overstekende dak sterk opvallen. Wie er oog voor heeft, vindt de indruk van veiligheid en beschutting die zo'n dak geeft, weldadig. Zo'n dak ligt als het ware als een grote beschermende hand over de woning en over het
Ruim een eeuw geleden werd een jonge man in India getroffen door een zin uit één van zijn schoolboeken: 'De meester bij uitstek is hij die ons alle dingen leren kan.' Wat wilde hij graag een leerling zijn van zo'n meester. Maar nie- mand kon hem zeggen waar hij de meester die alles weet, kon vinden. Hij zocht tevergeefs in alle heiligdommen van zijn land en kwam ont- moedigd terug in zijn eigen dorp. In die tijd vond daar onder leiding van kapi- tein Haig evangelisatiewerk plaats. Elke zondag nodigde deze de mensen uit, om hun de Bijbel voor te lezen en te verklaren. Op dat moment was alleen maar het evangelie van Mattheüs in de taal van het land beschikbaar. De man, die zocht naar de meester die alles weet en die hem alles kon leren, was net aanwezig op het moment dat uit Mattheüs 6 gelezen werd: 'Uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden' (vs. 4). Hij dacht: 'Wie zelfs belonen kan wat in het geheim is gebeurd, weet zeker alles.' Hij stond op en vroeg beleefd of hij ken- nis mocht nemen van de hele inhoud van dat boek. Hij ontving het evangelie, las en herlas het, en werd een gelovig en trouw discipel van 'de Meester die alles weet'.
DE LAMP EN DE SPIEGEL
Iemand beklaagde zich erover dat hij bij andere
mensen zo weinig liefde opmerkte. 'Wat is er
veel liefdeloosheid onder de mensen.' En met
veel voorbeelden kon hij de juistheid van zijn
mening aantonen.
De man met wie hij sprak, haalde het voorbeeld
aan van de lamp en de spiegel. Hij vroeg de
ander of hij in het donker veel van een spiegel
kon verwachten. De man begreep deze vraag
niet en hij vroeg: 'Wat heeft een spiegel nu met
liefdeloosheid te maken?' 'Wel', zei de ander,
'als je een lamp in de hand hebt-en je schijnt.
ermee in de richting van een spiegel, dan lijkt
het net alsof die lamp op jezelf is gericht. Want
de spiegel kaatst het licht terug. Zo is het ook
met de liefde. Als je je eigen liefde op anderen
richt, dan blijken de anderen spiegels te zijn. De
liefde die jij uitstraalt, wordt teruggekaatst naar
jouzelf. Dan zul je overvloedig door hun liefde
verwarmd en verlicht worden.'
Dit was een belangrijke les voor de man die geen
liefde bij anderen kon opmerken - en voor ons.
Een zakenman uit New York, hoofd van een Veiligheidsafdeling van een grote onderneming, vertelde mij het volgende indrukwekkende verhaal. Door de ramp van 11 september had de onderneming een groot deel van de medewerkers verloren. Na de ramp kwamen de weinige overlevenden bij elkaar en deelden hun verdriet en hun verliezen. Velen van hen vertelden dat ze normaal gesproken op dat tijdstip ook in de Twin Towers hadden moeten zitten, maar dat om de een of andere reden ze juist die elfde september later dan normaal naar hun werk gingen. Stuk voor stuk waren dit allemaal heel kleine dingen. Bijvoorbeeld het afdelingshoofd dat op 11 september later naar zijn werk vertrok, omdat juist die dag zijn zoontje voor het eerst naar de kleuterschool zou gaan. Of die jongen die alleen in leven was, omdat het toevallig die dag zíjn beurt was om voor alle collega's donuts mee te nemen. Maar het verhaal dat mij het meest raakte, was dat van een man die die ochtend naar zijn werk nieuwe schoenen aantrok. Deze nieuwe schoenen waren nog niet goed ingelopen, en er ontstond een pijnlijke blaar. Daarom stopte hij onderweg even bij een drogist, om een pleister te kopen - en dat is de reden waarom hij nu nog in leven is... Dus - als ik nu in de file sta, of het stoplicht springt op rood, of de lift gaat net voor mijn neus dicht, of de telefoon gaat, terwijl ik eigenlijk net weg wilde gaan... - bij al die kleine ergernissen denk ik nu: 'Dit is misschien wel Gods manier om mij voor iets te bewaren.' Moge God u en mij blijven zegenen juist in al die kleine ergernissen van het leven...
'Kom gauw, de regenboog!' Je moet er wel gauw bij zijn, want als de zon verder doorbreekt en het ophoudt met regenen, is hij weer verdwenen. De regenboog is een herinnering aan Gods plechtige belofte aan Noach. De regenboog werd het teken dat God nooit meer zo'n verschrikkelijke vloed over de aarde zou brengen. Als je de regenboog ziet, denk er dan eens aan dat hij je eigenlijk vertelt dat God zijn woord houdt. God heeft ons in de Bijbel een heleboel beloften gegeven en Hij houdt ze stuk voor stuk. Dat staat net zo vast als zijn belofte aan Noach.
Maria zat 'aan de voeten van Jezus'. Dat is een ouderwetse uitdrukking. Hij komt nog uit de oudheid en betekent dat je iemands leerling bent. Als je 'aan de voeten van' een beroemd- heid had gezeten, dan had je een goede oplei- ding gehad. Zo wordt van Paulus vermeld dat hij 'aan de voeten van Gamaliël' heeft gezeten, een ach- tenswaardige schriftgeleerde in die tijd. Dus Pau- lus heeft op het gebied van het Oude Testament een goede opleiding genoten. Wat opvalt aan deze uitdrukking is de houding die eruit spreekt. Het laat heel duidelijk zien dat je helemaal luistert en je echt openstelt voor de ander, vind ik. 'Aan zijn voeten', dat heeft iets nederigs. Wij houden daar tegenwoordig niet meer zo van. Wij zeggen liever: 'Ik heb bij hem
college gelopen'; dat is meer in onze lijn. En dat
geeft eigenlijk ook al aan wat het verschil is. Dat 'college lopen' klinkt veel vrijblijvender. Dat doe je door in de collegebanken te zitten. Hoe geïnteresseerd je dan de lessen volgt, wordt niet vermeld. Maar aan iemands voeten zitten, dat is iets heel anders: dat is heel dicht bij iemand zijn. Dat kun je niet vrijblijvend doen. Daar is oogcontact, daar is nabijheid en dus is er een belangrijke wisselwerking. Al met al geeft dat 'aan de voeten zitten' dus duidelijk een houding weer van overgave en openheid naar de ander, naar degene die onderwijs geeft. Heel anders dan het luisteren van Martha die - druk doende met haar eigen dingen, hoe goed bedoeld ook - in staat was nu en dan een woord op te vangen. Het is gewoon een heel andere houding. En die houding kan in allerlei situaties soms al een verschil uitmaken van dag en nacht, heb ik gemerkt.
Het gebeurde eens dat er een groep mensen was die zich vissers noemden, en zie, er zat veel vis in de wateren rondom hen. Voorwaar, het hele gebied was omgeven door visrijke beken en meren, en de vissen hadden honger. Week na week, maand na maand, jaar na jaar, kwamen degene die zich vissers noemden samen in vergaderingen om te spreken over hun roeping om te vissen, de overvloed aan vis en de manier van vissen. Jaar na jaar stelden ze zorgvuldige definities van vissen op, verdedigenden het vissen als beroep en verklaarden dat vissen de primaire taak was van een visser. Voortdurend zocht men naar nieuwe vismethoden en naar nieuwe en betere definities van vissen. Doch één ding deden ze niet. Ze gingen niet vissen. Er werden grote, uitgebreide en dure toerustingscentra gebouwd met als primaire doel de vissers te leren vissen. Al die jaren werden er cursussen aangeboden over de noodzaak van vissen, de kenmerken van vis, de vindplaats van vis, de indeling van vissen, en de psychologische reacties van vissen. De docenten waren doctor in visologie, maar visten niet. Ze onderwezen alleen maar. Jaar na jaar, na saaie cursussen, haalden velen hun diplomas en kregen hun visbewijs uitgereikt. Na een bijeenkomst over de noodzaak van vissen verliet een jongeman de bijeenkomst en ging vissen. De volgende dag deelde hij mee dat hij twee bijzondere vissen had gevangen. Hij werd gëeerd vanwege zijn voortreffelijke vangst en hij werd ingedeeld om zoveel mogelijk belangrijke bijeenkomsten te bezoeken, waar hij kon vertellen hoe hij die twee grote vissen aan de haak had geslagen. Dus hield hij op met vissen om tijd vrij te maken om zijn ervaringen met andere vissers te delen en ook om een film te maken over de grote vangst. Hij kwam ook in het hoofdbestuur van de vissersbond vanwege zijn grote bekwaamheid. Het moet gezegd worden dat veel van de vissers waarlijk oprecht waren en zich echt opofferden en allerlei moeilijkheden slikten. Ze volgden toch de Meester die gezegd had: Volg Mij en Ik zal u vissers van mensen maken. Kunt u zich voorstellen hoe sommigen van hen gekrenkt waren, toen er op een dag iemand opstond en opperde dat degenen die geen vis gingen vangen, eigenlijk helemaal geen vissers waren, hoezeer ze dat ook beweerden.
Een boer had enkele jonge hondjes die hij nog moest verkopen.
Hij schilderde een advertentie op een bord met: 4 puppies te koop en zette dit aan het begin van zijn erf aan de kant.
Net toen hij de laatste spijker in het bord sloeg werd hij aan zijn overalgetrokken.
Hij keek naar beneden in de ogen van een kleine jongen. "Meneer" zei de jongen, "Ik wil een van uw puppies kopen". "Wel", zei de boer, terwijl hij met zijn hand achter in zijn nek wreef, "deze puppies hebben hele goede ouders en kosten aardig wat geld".
De jongen liet voor een moment zijn hoofd hangen. Toen reikte hij diep in zijn broekzak en haalde een handvol kleingeld voor de dag en liet het aan de boer zien.
"Ik heb 39 cent. Is dat genoeg om te kijken?" "Zeker", zei de boer en hij floot een deuntje.
"Dolly", riep hij. Uit het hondenhok en over het erf rende Dolly naar de boer toe gevolgd door 4 kleine bolletjes wol.
De kleine jongen drukte zijn gezicht tegen het hek. Zijn ogen straalde van verrukking.
Terwijl de honden naar het hek toekwamen rennen, zag de jongen nog iets bewegen in het hondenhok.
Langzaam verscheen er nog een bolletje wol, maar deze was zichbaar kleiner dan de andere hondjes.
Op zijn achterpootjes gleed het bolletje het hok uit en op een wat onhandige wijze begon het hondje vooruit naar het hek te hobbelen terwijl het zijn best deed de andere hondjes bij te houden. "Ik wil die hebben", zei het kleine jongetje, terwijl hij naar de waggelende hond wees.
De boer knielde naast het jongetje neer en zei: "zoon, je wil dat hondje echt niet. Het is nooit in staat om te rennen of te spelen zoals de andere hondjes kunnen".
Toen deed de jongen een stap naar achteren, reikte naar beneden en begon een broekspijp op te rollen.
Terwijl hij dit deed werd een stalen beugel zichtbaar aan beide zijden van het beentje van de jongen die vastgemaakt zaten aan zijn speciaal gemaakte schoentje.
De boer aankijkend zei hij: "weet u meneer, ik kan zelf ook niet zo goed rennen en hij heeft iemand nodig die hem begrijpt".
Met tranen in zijn ogen reikte de boer naar beneden en pakte de kleine puppie op. Hij hield het heel voorzichtig vast toen hij de puppie aan de kleine jongen gaf.
"Hoeveel kost het?" vroeg de kleine jongen. "Niets, het is gratis", zei de boer. "Er is geen prijs voor liefde".
De wereld is vol van mensen die iemand nodig hebben die ze begrijpt.
Een tengere en kleine zwarte vrouw van in de zeventig stond in de rechtszaal. Haar gelaat toonde de sporen van haar leeftijd. Er stonden enkele blanke politiemannen terecht voor de moord op haar man en haar zoon. Eerst werd haar zoon doodgeschoten en ergens verbrand. Later werd haar man meegenomen. Ze hoorde niets meer van hem totdat de politieman B., terugkwam om ook de vrouw op te halen. Ze werd naar een plaats aan de rivier gebracht. Daar zag ze haar man terug, vastgebonden, kennelijk mishandeld, liggend op een stapel hout. De laatste woorden van zijn lippen waren Vader, vergeef hen toen ze hem overgoten met benzine en in de brand staken.
Politieman B. en enkele helpende collegas werden schuldig bevonden. Op de dag van de uitspraak vroeg de rechter aan de kleine zwarte vrouw: Wat zou u willen? Hoe kan er recht worden gedaan aan een man als B., die uw gezin zo gruwelijk heeft vernietigd?
Het oude vrouwtje zei, na enkele ogenblikken van stilte:
Ik zou graag drie dingen willen. Ten eerste naar die afgelegen plaats worden gebracht waar mijn man werd verbrand om te zien wat er over is. Wat ik vind wil ik waardig begraven. Ze pauzeerde en moment en vervolgde toen: Mijn man en zoon waren mijn enige familie. Daarom wil ik, op de tweede plaats, dat mijnheer B. mijn zoon wordt. Ik zou willen dat hij mij tenminste tweemaal per maand zou bezoeken in de sloppenwijk waar ik woon om daar de dag met me door te brengen, zodat ik de liefde die nog in mij is aan hem kan geven. Ten derde, zei ze Ik wil dat mijnheer B. weet, dat ik hem mijn vergeving aanbied, omdat Jezus Christus stierf om te vergeven. Dit was ook de wens en het gebed van mijn man. Ik wil iemand vriendelijk vragen mij te ondersteunen naar de andere kant van deze zaal, zodat ik mijnheer B. kan omarmen om hem te laten weten dat hij waarlijk vergeving heeft ontvangen.
Toen een ambtenaar van het gerechtshof de oude vrouw begeleidde naar de andere kant van de grote zaal, viel B., overweldigd door hetgeen hij had gehoord, flauw.
Vanuit het publiek in de rechtszaal, waarin bekenden en buurtbewonders van het oude vrouwtje plaats hadden genomen, klonk zachtjes een melodie, die sterker aanzwelde tot een voluit gezongen lied:
Genade, zo oneindig groot, dat ik, die t niet verdien, het leven vond, want ik was dood en blind, maar nu kan k zien.
Want Jezus droeg mijn zondelast en tranen aan het kruis. Hij houdt mij door genade vast en brengt mij veilig thuis.
Dit verhaal speelde zich af op een Middelbare School in Amerika, waar godsdienstles een onderdeel vormt van de opleiding. Een tijdje geleden was er een godsdienstleraar die broeder Antionio werd genoemd, een fijn mens met een groot hart voor jongelui die het moeilijk hadden.De deur van zijn klas stond altijd open voor studenten die bij een andere les eruit gegooid waren. Het enige dat hij van ze verlangde was, dat ze zich aan de regels hielden.
Op een dag was Steve, een tweedejaars, er bij zijn eigen leraar uitgezet. Omdat geen enkele andere leraar hem wilde hebben, ging hij maar bij broeder Antionio in de les zitten. Een van de regels waar hij zich aan moest houden, was dat hij niet te laat mocht komen, dus kwam hij steeds net op het nippertje binnen. Zodra de bel ging ging hij er ook weer als een haas vandoor.
Op een dag vroeg broeder Antonio Steve om na te blijven, zodat hij even met hem kon babbelen.
''Zeg Steve, ik heb je nu een tijdje geobserveerd, maar... je vindt je nogal stoer, hè?'
Steve wendde zijn blik af en antwoordde onverschillig: 'Nou en?'
'Waar ben je eigenlijk goed in? Hou je van sport bijvoorbeeld?'
Steve keek snel even op en sloeg zijn ogen weer neer.
''Ik zit op bodybuilding, en ik train elke avond.' zei Steve, terwijl hij zijn schouders rechtte en zijn benen wat wijder uiteen plantte.
''Toe maar.'
'Elke avond doe ik tweehonderd push ups...'
'Mmm, niet gek...'
Antonio kreeg een idee, 'Zou je er ook 300 van kunnen maken?'
Dat was wel erg veel meer, maar Steve wou zich niet laten kennen en antwoordde cool, dat het hem waarschijnlijk wel zou lukken
''In series van tien, bedoel ik. Je kunt telkens weer even uitrusten.'
Nou dan moest het helemaal lukken, meende Steve. Antonio zei dat Steve dat dan vrijdagmiddag voor de klas moest tonen en Steve ging akkoord.
De vrijdag brak aan en Steve was ruim voor tijd in de klas aanwezig. Dit keer ging hij zelfs vooraan zitten in plaats van op de achterste bank zoals anders.
Toen de les begon haalde Broeder Antonio een grote doos donuts te voorschijn en niet van die goedkope uitgedroogde dingen, nee extra lekkere, met glazuur er op.
Iedereen keek vol verwachting toe, het was vrijdag het laatste uurtje van de week. Misschien kregen ze zelfs wel een vroegertje.
Antonio ging naar het eerste meisje op de eerste bank van de eerste rij en vroeg: 'Cynthia, wil jij een donut?'
Cynthia antwoordde: 'Graag.'
Toen richtte hij zich tot Steve en vroeg: 'Steve, zou jij tien push ups willen doen, zodat Cynthia haar donut kan krijgen?´
´Oké.´riep Steve. Hij deed tien vlugge push ups, een makkie en ging weer zitten. Cynthia kreeg de donut en Antonio vroeg aan de volgende leerling: 'Joe, wil jij een donut?'
Zo ging het de rij langs. Voor iedere donut deed Steve tien push ups. Tot hij bij Scott kwam. Scott was captain van het footballteam en center van het basketbal team. Hij was erg popie en altijd zwermden er meiden om hem heen. Toen hem gevraagd werd of hij een donut wou antwoordde hij: 'Luister goed, man, ik kan mijn eigen push ups wel doen, daar heb ik Steve niet voor nodig.'
Antonio zei: 'Scott, het is mijn klas en mijn donuts. Ik bepaal wat de prijs is en Steve doet voor elke donut tien push ups.'
'Dan hoef ik er geen een,'' antwoordde Scott minachtend.
De leraar richtte zich kalm tot Steve en vroeg: 'Steve, wil je tien push ups doen, zodat Scott een donut kan krijgen die hij niet wil?'
Steve, die inmiddels al wat vermoeid begon te raken deed ook voor Scott tien push ups. Scott schreeuwde: 'He, hallo! Ik wilde geen donut, dat zei ik toch!'
'Hoor es,' was het antwoord van Antonio, ''Je hoeft hem niet te nemen, laat maar liggen. Er is in ieder geval voor betaald.'
Steve raakte langzamerhand behoorlijk vermoeid. Tussen de push ups bleef hij nu op de grond liggen, dat spaarde hem krachten. Je kon zweetdruppels op zijn gezicht zien. De derde rij was nu aan de beurt. Er waren er steeds meer die nee zeiden en al die niet geaccepteerde donuts stapelden zich op. Steve moest nu echt veel moeite doen om zich op te drukken. Hij zag helemaal rood in zijn gezicht. Robert werd aangesteld om erop toe te zien, dat Steve zijn push ups goed afmaakte. De vierde rij was aan de beurt. Broeder Antonio telde vlug de koppen. Het werd een beetje rommelig in de klas, want er waren wat lui bijgekomen uit andere klassen, die bij het raam bleven staan. Snel berekende hij dat het totaal van de push ups die gedaan moesten worden was opgelopen tot 340. Zou Steve het redden?
Zo langzamerhand kreeg iedereen vreselijk medelijden met Steve, die aan het eind van zijn krachten was. Even dreigde het mis te gaan toen er nog een jongen de klas binnen stapte. Iedereen schreeuwde: 'Buiten blijven, idioot!'
Maar Steve steunde: 'Nee, laat ... maar!!'
De klas werd doodstil. Zelfs voor deze jongen werd er een donut betaald, heel langzaam en met de uiterste inspanning. De klas dacht dat Steve er wel dood bij kon neervallen. Zijn armen trilden en het zweet stroomde van zijn gezicht. Eindelijk was het laatste meisje aan de beurt.
'Susan, wil jij een donut? vroeg de leraar.
Susan schudde traag van nee.
'Steve, wil je nog tien keer opdrukken zodat Susan de donut kan krijgen die ze niet wil?'
Een groot protest rees op uit de klas. Kon niemand Steve helpen? Nee, hij moest het helemaal alleen doen. De klas telde mee. Acht, negen.... tien! Hoera!! het was gelukt! Steve bleef liggen, niet in staat zich nog te bewegen.
Toen het gejuich verstomde, hief broeder Antonio zijn hand omhoog.
'Voordat jullie weggaan nog even dit:' zei hij.
'Ik heb jullie vaak verteld van Jezus en het deed jullie niks. Maar nu begrijp je zeker wel wat Hij heeft gedaan voor de wereld. Voor iedereen heeft Hij de hemel verdiend door te lijden aan het kruis. Voor wie wil en voor wie niet wil. Hij volbracht het.'
Wees niet zo hoogmoedig om te denken dat je Hem niet nodig hebt. Als je er nog met me over wilt doorpraten, dan blijf je maar na.'
Er bleef die middag één jongen zitten om met Broeder Antonio te praten en zijn naam was... Steve
Hij was 9- in een zondagsklas van 8- jarigen. Achtjarigen kunnen wreed zijn. De kinderen namen Philip niet op in hun groep. Niet alleen omdat hij ouder was. Hij was "anders". Hij had het down-syndroom en dat was duidelijk aan hem te zien: de gelaatskenmerken, trage reacties, symptomen van geestelijke achterstand. Op zekere zondag verzamelde de zondagsschool-onderwijzeres enkele van de plastic eieren die je in het midden uit elkaar kunt trekken het soort waarin sommige damespanty's verpakt worden. De onderwijzeres gaf ieder kind een van die plastic eieren. Op die mooie lentedag moest ieder kind naar buiten gaan en voor zichzelf het een of andere symbool van "nieuw leven" gaan zoeken en dat symbolische zaad of blad of wat dan ook in het ei stoppen. Ze zouden dan hun eieren een voor een openmaken, en ieder kind zou uitleggen waarom de vondst een symbool van "nieuw leven" was. Dus .... Kwamen de jongelui op de afgesproken dag bijeen en legden hun eieren op een tafel, en de onderwijzeres begon ze open te maken. Eén kind had een bloem gevonden. Al de kinderen riepen "ooo" en "aaa" om het mooie symbool van nieuw leven. In een ander zat een vlinder. 'Prachtig', zeiden de meisjes. En het is voor een achtjarige niet makkelijk om "prachtig" te zeggen. Een ander ei werd opengemaakt en er kwam een steentje uit, sommige kinderen lachten. "Dat is stom!" zei één kind. "Hoe kan een steentje nou een 'nieuw leven' voorstellen? Meteen zei een jongetje openlijk en onbevreesd: "Dat is van mij. Ik wist dat iedereen bloemen en bladeren en vlinders en al dat soort dingen zou meebrengen, dus bracht ik een steentje mee om anders te zijn." Iedereen lachte. De onderwijzers maakte het laatste ei open, en daar zat niets in. "Dat is niet eerlijk", zei iemand. "Dat is stom", zei weer een ander. De onderwijzeres voelde een ruk aan haar overhemd. Het was Philip. Terwijl hij omhoog keek zei hij: "Het is van mij. Ik heb het gedaan. Het is leeg. Ik heb nieuw leven omdat het graf leeg is." Het werd stil in de klas. Vanaf die dag hoorde Philip bij de groep. Ze waren aardig tegen hem. Er werd met geen woord meer gerept over wat dan ook waardoor hij anders was. Philips ouders wisten dat hij niet lang meer te leven had; er was gewoon te veel mis met dat piepkleine lichaam. Die zomer overleed Philip nadat hij een infectie had opgelopen. Op de dag van zijn begrafenis werden negen 8- jarige jongens en meisjes met de realiteit van de dood geconfronteerd en stapten met vastberadenheid naar voren in de kerk toe- niet met bloemen. Negen kinderen met hun zondagschoolonderwijzeres legden op het lijkkistje van hun vriend hun geschenk van liefde - een leeg ei
De oude man keerde zich naar mij en vroeg: "Hoeveel vrienden heeft u?" Ik antwoorde: "Hoezo? Ik schat zon 30 40..." Ik noemde er een paar op. Langzaam stond hij op schudde meewarig zijn hoofd. U bent een gelukkig mens dat u zoveel vrienden heeft." zei hij.
Maar denk eens goed na over wat je nu zegt, want er is zoveel dat u nog niet weet. Een vriend is niet zomaar iemand die u vriendelijk groet ......
Een vriend is een zachte schouder waar je zacht op kunt huilen, een put waar je al je zorgen in kunt gooien. Iemand de je weer op kan beuren. Een vriend is iemand die je omhoog kan trekken vanuit je wanhoop, vanuit het duister. Daar waar al je andere zogenaamde vrienden je achter hebben gelaten. Een ware vriend is je bondgenoot die niet van je zal wijken, die je niet kunt kopen. Een stem die je naam in leven houd als anderen die allang zijn vergeten. Maar boven alles heeft een vriend een groot hart, is een rots waar je altijd op kunt bouwen. Uit het hart van een vriend komt de grootste liefde aller tijden voort.
Dus denk nog maar eens goed over mijn woorden na, want elk woord wat ik zei is waar. En geef me dan nog eens een antwoord, mn kind: Hoeveel vrienden heb jij?"
En daar stond hij dan en keek me aan, wachtend op mijn antwoord. En zachtjes zei ik: Als ik geluk heb dan maar een, jij!"
Het was winter. Hoog boven de Niagarawater- val, op de grens van de Verenigde Staten en Canada, vlogen een paar arenden. Hun ogen speurden naar een prooi. Een dikke sneeuwlaag hield veel dieren in hun holen. Op de rivier dre- ven ijsschotsen in de richting van de waterval. Daar ontdekte een van de arenden een schaap dat doodgevroren op een ijsschots lag. Pijlsnel schoot de arend naar beneden en streek bij het kadaver neer. Met felle snavelhouwen werd het bewerkt. Toen kon de arend met zijn maaltijd beginnen. Af en toe keek hij in de richting van de waterval. Het was of het dier begreep welk gevaar hem bedreigde. Hij zette zijn maaltijd voort. De afstand tot de waterval werd steeds kleiner. Een paar meter voor de waterval spreid- de de arend zijn vleugels uit om zijn prooi te verlaten. Maar helaas, zijn poten zaten inmid- dels vastgevroren aan het ijs. Even later stortte de vogel met de ijsschots naar beneden, de dood tegemoet. Ook voor de mens is uitstellen gevaarlijk. Als u nog niet behouden bent, nu is het nog de tijd om u tot God te keren: Stel niet uit tot het te laat is!
'Ik heb een hand vol klachten', zegt ze 'zal ik ze een allemaal opnoemen?' Ik schuif wat onrustig in mijn stoel. Ach, heden, daar heb je weer zo'n klaagverhaal! Ik heb er al wat in mijn leven moeten aanhoren....Ik zou een hele 'bijbel' vol met klaagliederen kunnen schrijven, neem dat maar van mij aan. Maar ja, wat doe je als het je werk is? wat doe je, als je geroepen bent in Jezus naam klaagverhalen aan te horen? Als niemand, helemaal niemand naar je luisteren wil, dan pas ben je écht eenzaam................. 'Nou vooruit', zeg ik, al mijn moed bij elkaar rapend, 'laat maar eens horen'. En dan begint ze haar litanie: *Eerste vinger: mijn werkloze man *Tweede vinger: mijn darmklachten *Derde vinger: mijn oogziekte *Vierde vinger: mijn rumoerige buren *Vijfde vinger: mijn jaloerse familie. "Ziet u wel, een hele hand vol!"Het klinkt bijna triomfantelijk en als ik goed naar haar gezicht kijk, dan lijkt het wel alsof ze zeggen wil: "Ziezo, daar heb je niet van terug , hé?" Ik knik. 'Dat is niet mis', zeg ik. 'Dat is een hand vol. En die andere hand, als ik vragen mag?' 'O, dat zijn de zegeningen' zegt ze- en nu is het alsof haar gezicht begint te stralen. 'Wilt u die ook horen?' 'Nou, als dat niet te veel gevraagd is, wel graag ja' zeg ik, nog stomverbaasd over deze onverwachte wending. 'Nou , daar gaan we dan: * Eerste vinger: dat we nog elke dag genoeg te eten hebben. * Tweede vinger: dat we zo'n mooi huis hebben. * Derde vinger: dat ik niet nog meer ziektes heb. * Vierde vinger: dat er altijd mensen zijn die mij helpen. * Vijfde vinger: dat ik aan de andere kant rustige buren heb. Nou, dat is ook precies een hand vol, ziet u wel? Ik kan het niet ontkennen. In stilte kijk in naar haar beide, naar mij uitgestoken handen. Het zijn twee handen die al heel wat verdriet hebben gedragen. Twee handen die al heel wat tranen hebben weggeveegd. Twee handen die zich vaak tot een vuist hebben gebald. Twee handen die weten wat 'leven' is.......... 'En weet u, wat ik nou zo mooi vind?' 'Nou?'vraag ik. 'Wat gebeurt er als je gaat bidden?' 'Ja, als je gaat bidden, dan gebeurt er iets met je handen. Kijk, dan gaat mijn rechterhand, die van de zegeningen, naar de linker, ziet u wel?' 'En dan vouw ik de vingers van mijn linkerhand. En dan komen ze dus eigenlijk, al die zegeningen, tussen de beroerde dingen in te zitten. 'Dan houd ik dus eigenlijk die vervelende dingen tégen met mijn zegeningen, begrijpt u wel, die vijf van mijn rechterhand'. 'En dan zeg ik tegen God: Dank U wel, Here God, dat ik die andere hand ook nog heb!' 'En zo bid ik dan , begrijpt u wel? Ik vouw de zegeningen gewoon tussen de beroerde dingen. En dan is het net alsof ze neit zo beroerd meer zijn!. Ik knik opnieuw. Ik vouw mijn handen. En ik gedachte tel ik..........tot tien. Tel uw zegeningen, tel ze, één voor één!
In de oorlog van 1967 werd Jeruzalem weer tot één stad verenigd. Onlangs werd een Arabische vrouw in Israël weduwe. Zij had in een deel van Jeruzalem gewoond tot 1948 en wilde eens gaan kijken bij haar vroegere woning. Na enig zoeken vond ze het huis. Ze klopte op deur en een vrouw deed open. Zij was Joodse en ook weduwe. De Arabische vrouw legde het doel van haar komst uit en werd uitgenodigd binnen te komen. Samen dronken de twee vrouwen koffie. De De Arabische vrouw vertelde dat ze enige kostbaarheden in het huis had verborgen, die er vermoedelijk nog steeds zouden zijn. Ze stelde voor op zoek te gaan en de waarde ervan samen met de Joodse te delen. De Joodse vrouw weigerde. "Als het uw eigendom is dan behoord het helemaal aan u", zei ze pertinent. Na veel discussie erover zochten ze de vermoedelijke plek onder de vloer van de badkamer en vonden een schat aan kostbaarheden. Na overleg met de overheid kreeg de Joodse toestemming alles over te dragen aan de Arabische vrouw. Ze ontmoeten elkaar nu regelmatig en raken zeer goed bevriend. Op een dag vertelt de Arabische vrouw: "Weet je, in 1948 werd hier geweldig gevochten. We waren zo bang dat we in overhaast zijn weggevlucht om ons leven te redden. We grepen rondom ons naar enige bezittingen, namen de kinderen op en in de verwarring van het oorlogsgeweld rondom vluchtte mijn man en ik ieder een kant op. Ons jongste kind was een jongetje van drie maanden. Ik dacht dat mijn man hem meegenomen had, maar hij dacht dat ik hem bij me had. Toen we na enige tijd weer bij elkaar waren in Oost-Jeruzalem drong het tot ons door dat we ons jongste kindje in dat barre oorlogsgeweld verloren hadden. Ons verdriet was mateloos."
De Joodse vrouw luisterde ademloos en verbleekte bij het verhaal. Ze vroeg of ze de datum nog wist waarop dit gebeurde. De Arabische wist de dag en het uur nauwkeurig. De Joodse zei: "Mijn man was één van de soldaten die bij de inname van Jeruzalem was. Toen hij één van de verlaten huizen binnenging vond hij een achtergelaten baby op de vloer van het deels kapotgeschoten huis. Hij vroeg de autoriteiten of hij voorlopig zijn intrek in het huis mocht nemen en de baby in ons gezin mocht verzorgen. In alle verwarring na de oorlog was er toen geen andere oplossing en het werd toegestaan." Juist op dat moment stapte er een twintigjarige Israëlische soldaat in uniform de kamer binnen en de Joodse vrouw brak in tranen uit. "Dit is uw zoon!" Riep ze huilend uit.
De twee vrouwen werden hartsvriendinnen. De Joodse weduwe vroeg op een dag aan de Arabische moeder: "Kijk, we zijn beiden alleenwonende weduwen. Onze kinderen zijn opgegroeid. Dit huis is de plaats van je geluk geweest. Je hebt er bovendien je zoon teruggekregen, of eigenlijk ònze zoon. Waarom blijf je hier niet wonen?" En zo hebben de twee vrouwen besloten.
Hoe kom jij aan water? Uit de kraan? Je kunt de kraan open- en dichtdraaien om het water te laten stromen of juist te laten stoppen. Met het water in de bergen is het heel anders: of het nu een nietig straaltje is of een geweldige stroom, het loopt steeds maar door. De Samaritaanse vrouw had geen water meer en was naar de put gekomen om haar kruik te vullen. Maar Jezus wilde haar laten zien dat Hij haar iets veel waardevollers te geven had. Iets wat méér de moeite waard was dan alles wat ze tot op dat ogenblik meegemaakt had. In tegenstelling tot het bronwater, dat ze steeds weer opnieuw moest putten, bood God haar een nieuw leven aan. Een leven waar geen einde aan komt. Net zoals een bergstroom zou ook deze bron nooit uitdrogen. Ditzelfde biedt God ook ons aan. We hoeven er alleen maar om te vragen!
In het Midden - Oosten heeft men de gewoonte op de bladerkroon van een jonge palmboom een steen te leggen, om te verhinderen dat de boom al te groot wordt. De stam van de boom wordt daardoor sterker, het hout wordt harder en de vruchten worden beter. Een gezegde in verband met deze gewoonte luidt:' De palm groeit onder de druk.' Zo legt de Here ons soms een last op, omdat Hij weet dat dit nuttig is voor ons. Wij worden daardoor innerlijk sterker en zijn beter in staat de invloeden van buitenaf te weerstaan. Ook drijft deze last die ons wordt opgelegd, ons uit tot gebed. Als de inboorlingen van Afrika door een snelstromende rivier moeten trekken, leggen zij een zware steen op hun hoofd als ze geen last hebben te dragen. Het gewicht helpt hen veilig door de rivier te komen. Het maakt hun schreden vast en zo verliezen ze niet gauw hun evenwicht. Zo doet de Here ook vaak met ons. Hij legt ons een last op die bewerkt dat onze gang zekerder wordt en dat we standvastig zijn in de stormen en stromen van het leven. We moeten niet bidden om lichtere lasten, maar om sterkere schouders, opdat Hij zijn doel met ons kan bereiken in ons leven.
De ark van Noach leert me alles wat ik in het leven nodig heb! EEN: Mis de boot niet. TWEE: Denk erom dat we allemaal in dezelfde boot zitten. DRIE: Plan tijdig. Toen Noach aan de ark begon te bouwen, was er niet eens sprake van regen. VIER: Verzorg je lichaam en blijf fit. Het is mogelijk dat je pas op je 60e zult gevraagd worden aan de job van je leven te beginnen. (Zoals Noach). VIJF: Luister niet naar criticasters. Doe de job waarvan je overtuigd bent dat je ze moet doen. ZES: Bouw je toekomst op grote hoogte. ZEVEN: Om je eigen veiligheid reis je beter niet alleen maar minstens met twee. En beman je project met voldoende reisgenoten. ACHT: Snelheid is niet altijd een voordeel. Noach had zowel slakken als jachtluipaarden aan boord. Ieder heeft zo zijn eigenheid om een deel van het werk uit te voeren. NEGEN: Als je ten onder gaat aan stress: ga een tijdje ronddobberen. TIEN: Onthoud dat de ark gebouwd werd door één amateur en de Titanic door tientallen ingenieurs. ELF: Als de storm begint en God is met je, wacht er altijd ergens een regenboog op je.
Er was eens een raam. Het zat in een muur, op zo'n hoogte dat je er gemakkelijk doorheen kon kijken. En dat hadden de mensen dan ook vaak gedaan. Net zoals bij alle andere ramen, zonder er bij na te denken.
Het raam keek uit op een klein, simpel pleintje. Dat dacht het raam zelf ook. Vroeger werd er nog veel gespeeld door de jongeren. Er werd geknikkerd, gefietst, opgeschept over de voetbalwedstrijd en heel soms, als het al wat schemerig werd, werd er wel eens gekust. Het was dan ook een handig raam voor de moeders die graag hun kinderen in de gaten wilden houden. Maar tegenwoordig kwam er haast niemand meer.
De Glazenwasser kwam regelmatig langs en vroeg dan aan het raam of het gewassen wilde worden. Maar het raam zei dan: 'Nee'. Waarom zou het ook? Op het pleintje gebeurde wel eens wat, maar eigenlijk nooit meer iets interessants. De laatste tijd werd het zelfs erger. Er werd wel eens ruzie gemaakt op het pleintje. Er waren een paar groepen die het pleintje ideaal vonden om te vechten. En de kussende stelletjes ... Zeg nou zelf, zoiets doe je toch niet buiten. Dat is geen zoenen meer! Het raam kreeg er elke dag meer verdriet van. 'Iedereen die door mij heenkijkt, wordt alleen maar teleurgesteld. Wat ben ik nu voor raam? Wie wil er nog door mij heen kijken?' Het raam raakte zo diep bedroefd, dat het steeds meer vuil begon aan te trekken. Wind en regen en zand vormden vegen en vlekken op het glas. Zoveel, dat na verloop van tijd haast niet meer te zien was dat er ooit glas in het raam had gezeten. 'Net goed,' dacht het raam vol wrok. 'Er is toch niets om naar te kijken. Moeten ze maar niet zoveel vechten.' Het werd herfst en er vlogen bladeren tegen het raam. Ze bleven aan het vuil kleven en bedekten het hele raam. Oei, wat jeukte dat. Maar niemand haalde ze weg. Waarom zouden ze? 'Eigen schuld', dacht het raam. 'Ik kan niet eens dat doen waarvoor ik gemaakt ben. Ik heb niemand iets te bieden'. Een storm stak op en er vlogen takken tegen het raam en oude kranten. Oei! Dat schuurde! Hagel en sneeuw sloegen tegen de muur en het raam. 'Help me toch! Haal ze toch weg', dacht het raam wanhopig. Maar niemand kwam. Wie wist er nu nog dat daar een raam zat? Langzaam, heel langzaam gleden de herfst en de winter voorbij.
Op een dag, vroeg in het voorjaar, kwam de Glazenwasser weer langs. 'Arm raam. Zal Ik jou eens wassen?' 'Waarom zou je dat doen? Ik ben nutteloos. Ik kan immers niet eens het simpelste doen waarvoor ik gemaakt ben. Het zou beter zijn als je me helemaal weg zou halen', zei het raam. De Glazenwasser ging er even bij zitten. 'Goed, mooi raam, je bent hier geplaatst door mijn Vader de Venstermaker. Om de mensen in dit gebouw een beetje verlichting te geven. Een beetje uitzicht. Weet je dan niet hoe bijzonder je bent? Vergeet niet: als simpel raam zorg je ervoor dat ook de zon in de huizen kan schijnen. En wanneer je Mij elke keer al het vuil van je laat verwijderen, let maar eens op waar je dan toe in staat bent. Mag Ik?' Het raam stemde toe en de Glazenwasser begon. Het was een flinke klus, compleet met schuursponzen en krabbers. Maar met elke laag vuil die eraf ging, werd het makkelijker. Tot het raam weer helemaal schoon was. 'Let nu maar eens op', zei de Glazenwasser en Hij nam een speciale fles en een zachte doek. Met geduld en heel precies wreef Hij het hele raam ermee in. Geen millimeter vergetend. Toe Hij klaar was, deed Hij een stap achteruit om de zon ruimte te geven. De stralen van de zon gleden over het ingewreven raam. Even was het of er een vuurwerk spetterde en toen verschenen er overal in het huis kleine regenbogen, sterren en dansende vonkjes. Het was of het raam met het zonlicht speelde. Kleuren en vormen gleden en dansten door de kamer. Als de zon fel scheen, ontstonden mozaïeken. En als er een wolk voor de zon gleed, werd de kamer gevuld met een warme gloed.
'Een raam alleen kan dit niet. Maar dat heb Ik ook nooit van je gevraagd. Ik vraag je alleen of Ik je af en toe opnieuw mag wassen en inwrijven, zodat je kunt blijven stralen. Alleen op deze manier kun je meer zijn dan je bent. En alleen op deze manier kun je dat doen waarvoor Mijn Vader je gemaakt heeft'.
De eerste had mooie kleren aan en droeg een zak. in deze tas verklaarde hij, zit de rijkdom van een heel leven. Hij klopte er met zijn hand op. Hiermee en met wat handig praten moet ik die poort wel door komen, of ik moet me al heel sterk vergissen. En om de godsdienstige invalshoek er ook bij te betrekken, heb ik mijn hart er ook in gestopt. Ze mogen het allemaal hebben als ze willen. Alsjeblieft! De tweede was een gelovig uitziende vrouw in eenvoudige, afgedragen kleding. Zij droeg een veel kleinere zak. Ik heb geen grote rijkdom verzameld, sprak zij met zwakke, bezwaarde stem. Onze Heer heeft ons gezegd schatten in de hemel te vergaren en daarom heb ik mijn hele leven besteed om anderen te dienen. Wat zit er in uw tas? vroeg de rijke man. Afrekeningen, antwoordde ze met bescheiden trots. Aantekenboekjes, lijstjes en registers. Alle goede daden en liefdewerken die ik ooit heb gedaan, zijn erin vastgelegd. Ik zal ze overleggen samen met mijn hart, want dat heb ik net als u er ook in gedaan, mocht men daarom vragen. De derde was een zenuwachtige, vermoeid uitziende man, die enkel een lendendoek droeg. Hij had niks bij zich. Ik heb niks meegenomen, hakkelde hij. In mijn leven heb ik geen rijkdom vergaard, ik heb me ook niet zo onzelfzuchtig voor anderen gegeven, zoals u, mevrouw. Maar het ergste is ik heb mijn hart weggegeven -ik kom de hemel niet binnen, ben ik bang.' De rijke man en de gelovige vrouw liepen met zn tweeën alvast naar de poort, maar al gauw kwamen ze terug. Hun gezicht stond donker van teleurstelling. Bagage niet toegestaan binnen de poort, zei de rijke man bedroefd. En we mogen onze tas ook niet buiten de poort laten staan, snikte de vrouw. We moeten er voor altijd mee rond lopen! Langzaam gingen ze weg. De man in de lendendoek keek hen na en liep toen zelf naar de hemel toe. Goed, hij had dan geen bagage, maar hij was zijn hart kwijt. Wat voor hoop had hij? De engel die de deur open deed nodigde hem met een diepe buiging uit binnen te komen. Toen stopte hij hem iets in de hand. Het glinsterde en glansde als de volmaaktste diamant. Van u geloof ik,
Tijdens de Franse revolutie speelde een zekere Robespierre een belangrijke rol. Hij was een bruut en stond onverschillig tegenover elke vorm van godsdienst, hoewel hij katholiek opgevoed was. Tijdens de revolutie gebeurden er in Frankrijk verschrikkelijke dingen. Al gauw zag Robespierre in dat het verwerpen van alle godsdiensten een verwoestende uitwerking zou hebben op de hele maatschappij. Daarom begon hij te pleiten ten gunste van een godsdienst. Hij eindigde zijn eerste toespraak over zijn nieuwe ideeën met de woorden: 'Als God niet bestond, zou het nodig zijn Hem uit te vinden.' Gelukkig hoeft dit laatste niet. God bestaat en Hij heeft Zichzelf geopenbaard aan de mensen, zodat ieder mens Hem kan leren kennen. God heeft Zichzelf geopenbaard in de schepping, maar vooral door zijn Woord. Door in de Bijbel te lezen kunnen we God leren kennen.
Er zijn heel wat Bijbels in de omloop. Het is belangrijk om de verschillen te kennen. Zo kun je zelf voor je eigen kiezen welke Bijbel je wil gebruiken. Wist je dat er zelfs Bijbels bestaan in hedendaags, begrijpbaar Nederlands?
Ik wil graag een overzicht geven van de meest gebruikte Nederlandstalige Bijbels en hun verschillen onderling. Er zijn twee soorten verschillen in de Bijbels: in inhoud en taal.
Verschil in inhoud Verschil in taal Een vergelijking
1. Verschil in inhoud
Hiervoor moet je goed opletten. Omdat ik in dit artikel enkel de verschillende vertalingen wil voorstellen, ga ik niet diep ingaan op het ontstaan van de Bijbel. Toch moet ik een kort overzicht schetsen van de origine van de Bijbel.
De originele Bijbelteksten noemen we de grondtekst. Deze is vaak op boekrollen of perkament geschreven. De geschriften van het Oude Testament (OT) zijn voornamelijk in het Hebreeuws. Die van het Nieuwe Testament (NT) in het Grieks, de toenmalige wereldtaal.
Er zijn niet één of twee boekrollen gevonden waaruit de grondtekst is voortgekomen, neen, er zijn meer dan 5000 boekrollen en perkamenten gevonden die samen de inhoud vormen van de Bijbel! Bijna alle Bijbelgedeeltes komen meerdere malen voor, en steeds blijken ze identiek te zijn. Deze zijn geschreven en overgeschreven door zo'n 40-tal verschillende schrijvers op totaal verschillende geografische gebieden en over een tijdspanne van zo'n 1500 jaar. Dat de inhoud van deze geschriften dezelfde is gebleven, toont aan dat het waarheidsgehalte van de beschreven gebeurtenissen zeer hoog is.
Was het dan makkelijk om de Bijbel samen te stellen? Voor het grootste gedeelte wel, omdat men zoveel archeologische documenten heeft. De boeken waarvan men 100% zeker is dat deze betrouwbaar zijn, noemt men canonieke boeken. Deze samen noemen we de canon. Zij vormen zowieso de Bijbel. Dit zijn in totaal 66 boeken en bevatten het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Men is het hierover eens dat deze geschriften door God geïnspireerd zijn.
Maar uit die duizenden documenten zijn er ook een paar boeken waarover men zwaar heeft moeten nadenken of deze wel betrouwbaar zijn. Sommige menen dat deze geschriften wel door God zijn geïnspireerd, anderen menen van niet. Men heeft deze geschriften apocrief of deuterocanoniek genoemd. Het woord 'apocrief' komt van het Griekse apokruphos dat geheim, verborgen betekent.
Wie erkent deze apocriefe of deuterocanonieke geschriften? Wel, de meeste van deze boeken worden erkend door de Rooms-Katholieke Kerk (RKK). Ik zeg duidelijk 'de meeste van deze boeken', want niet alle apocriefe geschriften worden erkend door de RKK. Sommige Orthodoxe Kerken echter, geloven dat zo goed als alle deuterocanonieke boeken betrouwbaar en door God geïnspireerd zijn. Het Protestantisme erkent enkel de canon als gezaghebbend en verwerpt de apocriefe boeken als door God geïnspireerd.
Wie heeft nu wat?
Een Katholieke Bijbel = de canon + een groot deel van de apocriefe boeken. Een Protestantse Bijbel = enkel de canon Sommige Orthodoxe Bijbels = de canon + bijna alle apocriefe boeken. De canon is dus voor iedereen dezelfde. Wat ook belangrijk is om te weten, is dat in al deze Bijbels, het Nieuwe Testament hetzelfde is. Enkel bij het OT heeft de één wat meer boeken dan de ander.
Er bestaan wel apocriefe geschriften van het NT, maar die worden door niemand erkend als geïnspireerd door God, bijgevolg vind men deze niet terug in een Bijbel.
De Nederlandstalige Bijbels worden gedrukt door:
Het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) : Protestanste Bijbels De Katholieke Bijbelstichting (KBS) : Katholieke en Orthodoxe Bijbels
Sekten en stromingen. Naast het onderscheid tussen canonniek en apocrief, zijn er nog andere Bijbels in de omloop. Vele sekten hebben zelf een Bijbel, die aangepast is aan hun leer.
Het meest bekende voorbeeld hiervan is "De nieuwe wereld vertaling" van de Watchtower Trade Organisation. Ook wel bekend als de getuigen van Yehovah. Zij hebben in hun vertaling woorden weggelaten of toegevoegd die in de grondteksten helemaal niet staan. Dit was de enige oplossing om oa de drieëenheid te ontkennen. Wanneer men hun Bijbel kritisch gaat vergelijken met de brontekst, zijn heel duidelijk hun vervalsingen te zien.
Onlangs gingen mijn vriend en ik op doorreis een klein restaurantje binnen. Terwijl we zaten te praten, wees mijn vriend opeens naar een poster die op de muur achter de toonbank was opgehangen. Het stelde een vredig tafereel op een meer voor. In de vroege morgenmist waren een vader en zoon zichtbaar die in een roeiboot zaten te vissen. Alles was rustig en sereen. De boot bewoog niet op het stille water en de vissers zaten kalm te kijken naar de twee bewegingloze dobbers op het vreedzame meer. Het geheel maakte een indruk van rust en kalmte. In de hoek van de poster waren twee woorden gedrukt: neem tijd. Deze twee woorden klinken in onze oren als een vreemde taal. We spoeden ons vaak net zo snel voort door het leven, als we met onze auto's op de snelweg rijden. En door zo gehaast en snel te leven, vergeten we God vaak. De Heer Jezus zei eens tegen zijn discipelen: 'Rust een beetje.' Laten wij ook tijd nemen om rustig alleen met de Heer te zijn. Laten we tijd nemen om de Bijbel te lezen en te bidden
De Heer Jezus heeft geen behoefte aan geheimagenten die Hem in het verborgene navolgen. Hij zoekt ambassadeurs die Hem in het openbaar willen vertegenwoordigen.
Het recht om iemand te bekritiseren moet ver-
diend worden, zelfs wanneer de kritiek opbou-
wend van aard is. Voordat je het recht hebt om
aan het gevoel van eigenwaarde van een ander
te sleutelen, ben je verplicht om eerst je respect
voor hem als mens te tonen.
Er zijn er, wier gepraat werkt als dolksteken,
maar de tong der wijzen brengt genezing aan.
Spr. 12:18 NBG
(Dobson)
Het hoofdbestanddeel is het zogenaamde maltezerkruis. Het kenteken van de ridders van Malta, een geestelijke ridderorde uit de Middeleeuwen. Het kruis heeft gelijke armen, wijd uiteenlopend aan de top; misschien een figuur, die verkregen is door vier pijlpunten naar het midden te keren.
Het maltezerkruis is door hugenoten aanvaard, omdat men wel christenen wilde zijn, gekenmerkt door het kruis, maar niet door het 'Latijnse' kruis, het 'roomse'. Het maltezerkruis wordt gezien als symbool der wedergeboorte. De acht punten stellen voor de acht zaligsprekingen uit het Evangelie (Mt. 5:310)
De armen van het kruis worden verbonden door een krans van vier lelies (lisbloemen) of harten, symbolen van reinheid en trouw.Het oorspronkelijke aanhangsel onderaan was peervormig, volgens sommigen een kruikje (teken van de zalving van de Franse koningen? of met de Geest?), volgens anderen een traan (teken van het lijden der Franse protestanten). Omstreeks 1688 is dit peervormig aanhangsel vervangen door de duif, het symbool van de Heilige Geest.
Telt men alle punten (parels en lelies) bij elkaar op, dan krijgt men het getal 12, overeenkomstig de 12 artikelen van het 'algemeen en ongetwijfeld christelijk geloof, waarvan de hugenoten zich belijders wisten.
Een waterdrager in India had twee grote emmers; elke emmer hing aan één kant van een juk dat hij over zijn schouders droeg. Eén van de emmers had een barst en de andere emmer was in perfecte staat. Terwijl die tweede emmer aan het einde van de lange weg tussen de rivier en het huis van de meester een volle portie water afleverde was tegen die tijd de gebarsten emmer nog maar halfvol.
Dat ging zo twee volle jaren verder. De waterdrager leverde altijd maar anderhalve emmer water af in het huis van zijn meester. Natuurlijk was de goede emmer bijzonder trots op zijn prestaties omdat hij perfect voldeed voor het doel waarvoor hij gemaakt was. Maar de arme gebarsten emmer was beschaamd om zijn gebrek en voelde zich ellendig omdat hij maar de helft kon presteren van wat je van hem had mogen verwachten. Nadat hij zich zo twee jaar lang als een mislukking had beschouwd begon hij op een dag bij de rivier tegen de waterdrager te praten.
"Ik ben beschaamd over mezelf en ik wil me bij jou verontschuldigen."
"Waarom?", vroeg de waterdrager. "Waarom ben je beschaamd?"
"Omdat ik de laatste twee jaar slechts in staat ben geweest om maar een halve portie water af te leveren. Door die barst in mijn zijwand verlies ik voortdurend water onderweg naar het huis van je meester. Door mijn falen moet jij zo hard werken en krijg je niet het volle loon voor je inspanning", antwoordde de emmer.
De waterdrager kreeg echt medelijden met de oude gebarsten emmer; hij wilde hem troosten en zei: "Als we dadelijk teruggaan naar het huis van mijn meester moet je eens goed op die prachtige bloemen letten aan de kant van de weg".
En inderdaad: toen ze de heuvel opliepen zag de gebarsten emmer de prachtige wilde bloemen langs de kant van de weg en dat bracht hem toch een beetje troost. Maar aan het einde van de reis voelde hij zich toch weer ongelukkig omdat de helft van het water weer was weggelopen en hij verontschuldigde zich opnieuw bij de waterdrager omdat hij weer gefaald had.
De waterdrager bekeek de emmer en zei: "Heb je dan niet gezien dat er alleen maar bloemen groeien langs jouw kant van de weg en niet langs de kant van de andere emmer?
Dat komt omdat ik altijd al wist dat je een beetje lekte en ik heb daar mijn voordeel mee gedaan. Ik heb bloemzaadjes geplant aan jouw kant van de weg en elke keer we terugkwamen van de rivier heb jij ze water gegeven
En zo heb ik twee jaar lang telkens prachtige bloemen kunnen plukken om de tafel van mijn meester mee te versieren. Als jij niet zou zijn zoals je nu eenmaal bent dan zou zijn huis er nooit zo prachtig uitzien."
En zo heeft ieder van ons zijn eigen "lekken". We zijn allemaal gebarsten emmers. Maar als wij er open voor staan dan zal de Heer ons falen kunnen gebruiken om de tafel van Zijn Vader op te fleuren.
In Gods grote plan gaat er nooit iets verloren. Wanneer je dus een manier zoekt om elkaar te dienen en als God je voor een bepaalde taak heeft geroepen, maak je dan geen zorgen om je zwakke punten. Wees je er wel van bewust maar geef Hem de mogelijkheid om er Zijn voordeel mee te doen en zo kan jij ook meewerken aan schoonheid langs Zijn weg.
Ga dapper voort en weet dat we in onze zwakheid Zijn sterkte ervaren.
KLIK OP DE FOTO Jezus: niet zomaar iemand: maar Zoon van God! Wie is Jezus volgens u? Zoveel mensen, zoveel zinnen, en zoveel antwoorden op die vraag. Hoe zou dat komen? Ik denk dat het ermee te maken heeft dat mensen bewust of onbewust voelen dat ze in Jezus met een mysterie te maken krijgen. Met een geheim. Want Jezus is niet zomaar iemand, een bijzonder mens die lang geleden heeft geleefd - Hij is de Zoon van God! 'Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien', heeft Hij gezegd. Zoals Jezus is: rechtvaardig, warmhartig, heilig, liefdevol en machtig - zó is God! Misschien hebt u zo uw eigen mening over Jezus. Maar wilt u écht op zoek gaan naar zijn geheim? Lees dan in de evangelieverhalen wat Hij allemaal heeft gedaan, luister naar wat Hij allemaal heeft gezegd. Als je goed oplet, zie je Gods luister door Hem heen schitteren!
Eens op een keer voer een slagschip, op weg naar de thuishaven in Engeland, dicht langs de kust in een dichte mist.
'Toeoeoet!' blies de misthoorn. Het was een naargeestig geluid. De stuurman en de kapitein moesten heel goed uitkijken waar ze voeren. Er waren uitkijkposten uitgezet om te helpen kijken. Het was immers in de tijd dat er nog geen radar was. Plotseling doemde uit de mist een donker gevaarte op met een zwaaiend licht. De kapitein schrok erg. Hij pakte de grote scheepsroeper en riep: 'Hier kapitein Thompson van de Independence, Ga ogenblikkelijk opzij. Herhaal! Opzij, twintig graden stuurboord.'
De stuurman hield het grote rad stevig in handen en met een verbeten gezicht bleef hij, zoals de kapitein hem beval, rechtdoor varen. Daar klonk van over het water een stem: 'Hier matroos Stevens, U moet opzij, Independence. Twintig graden stuurboord. Herhaal: Ga direct opzij!'
'Wel nou nog mooier,' mopperde de kapitein. 'Zo'n stomme matroos. Waar is zijn kapitein? Laten ze maar gauw maken dat ze weg komen.'
Hij greep naar zijn roeper en schreeuwde: 'Hallo, Stevens... hier kapitein Thompson... Dit is een slagschip, herhaal slagschip. Ga ogenblikkelijk opzij, anders gebeurt er iets verschrikkelijks met jullie... Twintig graden stuurboord!'
Even was het stil! Gespannen trachtte iedereen door de dichte mist heen te kijken. Zou het andere schip opzij gaan? Dan klonk weer de stem van de matroos uit de richting van het donkere gevaarte dat angstwekkend dichterbij kwam.
'Kapitein, ga ogenblikkelijk opzij! U bent dan wel een slagschip, maar dit is een VUURTOREN!
Bliksemsnel gaf de stomverbaasde kapitein het bevel: 'Twintig graden stuurboord!'
Gelukkig konden ze dit verhaal nog na vertellen. Gods Woord is net als die vuurtoren. Het waarschuwt ons voor verkeerde dingen en wijst ons de weg in de duisternis. Sommige mensen denken het beter te weten dan de Bijbel. Ze willen er niet naar luisteren. Toch kunnen ze dat maar beter wel doen. Anders strandt hun levensscheepje nog.
Doe jij wel eens iets verkeerd? Allicht, wie niet? Maar, vind je het ook niet dat het veel gemakkelijker is de fouten bij een ander aan te wijzen, dan zelf toe te geven dat er iets mis is? Bovendien, fouten van een ander lijken altijd groter en ergerlijker. Die van jou.....ach, die vallen wel mee... Als iemand een kritische opmerking maakt, dan kaatsen we de bal graag terug: "Wat je zegt, ben je zelf!" Weet je dat dat laatste nog waar is ook? De lelijke dingen van jezelf herken je algauw bij een ander! "Oho, er zit een splinter in je oog," roep je. Maar je besteedt geen aandacht aan je eigen 'splinter' die misschien wel honderd keer zo groot is. Weet je hoe Jezus zo'n manier van doen noemt? Huichelarij. Dat wil zeggen, braaf doen, maar ondertussen..... Als we eerlijk naar onszelf kijken, dan zien we dat er nog genoeg voor verbetering vatbaar is. Hoor maar: wees barmhartig, oordeel niet, geef. Kortom: breng goede vruchten voort! Jezus zegt: "Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen" (Johannes 15:5)
Als je vandaag zou sterven Wat gebeurt er dan met jou? Morgen is geen belofte. Maar een mogelijkheid. Misschien komt er voor jou geen morgen. Wat komt er na de dood? Waar brengt jij je eeuwigheid door? Krijg jij 'n eeuwig leven bij onze liefhebbende Vader... Of wordt je weggerukt uit de armen van Jezus? Aan jou om te kiezen!
Rachel-- 17 jaar
2 weken voordat ze werd neergeschoten in Columbine H. school USA
Bij een spoorwegovergang staat vaak een andrseaskruis als waarschuwing, genoemd naar Petrus oudere broer. Wie is hij eigenlijk? Hij is een van Jezus eerste discipelen. Andreas was de broer van Simon Petrus. Zodra Andreas, via Johannes de Doper, tot Jezus gekomen is, gaat voor hem het licht schijnen.Eindelijk is de Messias, Christus, de Gezalfde van God gekomen! Zon grote ontdekking houd je niet voor jezelf. Hij gaat naar huis en brengt ook zijn jongere broer Petrus tot Jezus. Het is moeilijker om aan familie of vrienden het evangelie door te geven en vóór te leven dan aan vreemden. Andreas doet dus het moeilijkste. Over Petrus horen we hierna nog heel vaak. Over Andreas heel weinig. Volgens de overlevering heeft hij na het Pinsterfeest het evangelie verkondigd in Klein-Azië en de landen rond de Donau. Ten tijde van de regeringsperiode van keizer Nero werd Andreas door stadhouder Ageas gearresteerd. Hij werd gedwongen de goden te offeren maar hield standvastig vol en bleef weigeren. Daarop sprak de stadhouder het doodvonnis over hem uit. Omstreeks het jaar 60 is hij te Patras in het noorden van de Peloponnesus (Griekenland) aan een X-vormig kruis gestorven (het Andreaskruis).
Een plantkundige in Schotland trok er op een mooie zomerdag op uit om de flora op de heide te bestuderen. Toen hij een paar heidestruiken ontdekte die opvielen door hun buitengewoon prachtige bloei, knielde hij neer en nam zijn loupe om dit overbekende bloempje nog eens goed te bekijken. Terwijl hij zo bezig was, hele- maal verdiept in wat hij zag, viel er een schaduw over hem heen. Hij keek op en zag het door weer en wind verweerde gezicht van een herder. De herder keek hem aan met een glimlach, alsof hij wou zeggen: 'Wat voor een groot kind moet jij zijn, om zo te kijken naar een doodgewoon heidebloempje.' De botanist bood hem vrien- delijk zijn loupe aan met de woorden: 'Wil je ook eens kijken?' De herder bukte zich en keek door de loupe. Onder het kijken veranderde zijn gezicht. Vol bewondering bleef hij kijken. 'Is het niet schitterend?', vroeg de botanist. 'Ik heb er geen woorden voor', zei de herder. 'Wat erg: wat heb ik vaak zonder er bij na te denken, vertrapt wat God zo mooi heeft gemaakt!' <IMG src="http://www.freephotohost.com/out.php/i11202_a15.gif
Jaren geleden waren enkele goudzoekers op zoek naar goud in Montana toen een van hen een ongewone steen vond. Hij brak hem open en zag dat er goud in zat. Toen ze gretig begonnen te werken, ontdekten de mannen al gauw een overvloed van het kostbare metaal. Helemaal dol van vreugde schreeuwden ze: 'We hebben het gevonden! We hebben goud gevonden! We zijn rijk!'
Voor ze naar de stad gingen, spraken ze met elkaar af om geen mens iets van hun vondst te vertellen. Toen ze in de stad waren, vertelde niemand iets van de ontdekking. Maar toen ze teruggingen naar het kamp, kwam een hele groep mannen achter hen aan. 'Jullie hebben goud gevonden,' zeiden de mannen. 'Wie heeft jullie dat verteld?' vroegen de goudzoekers. 'Niemand,' was het antwoord, 'maar we kunnen het zien aan jullie gezicht!'
Zo is het ook als iemand Christus ontdekt. De vreugde van de vergeving van zonden en de nieuwe relatie met Hem is te zien op iemands gezicht en in zijn veranderde leven. Christus te vinden is de grootste ontdekking van het leven en onze blijdschap wordt groter als we die met anderen delen. Laten we verder vertellen wat we gevonden hebben!
Een echte vriend is iemand met wie je over de diepste geheimen van je leven kunt praten, iemand die voor je zorgt ondanks je fouten en gebreken.
Jezus was een echte Vriend voor Zijn discipelen. Hij hield van ze en er was niets waardoor zijn liefde kleiner zou worden. Hij deelde zijn plannen met hem en vertelde ze zelfs dat Hij zou moeten sterven en dat Hij daarna zou opstaan uit de dood. Hij vertelde hun over Zichzelf en over de Vader en Hij deed hun grote beloften voor de toekomst.
Een zekere David Devoir heeft in vroeger tijd eens het volgende verteld:
Toen ik de Atlantische Oceaan overstak ontdekte ik dat het schip was uitgerust met twee kompassen. Het ene was geplaatst op het dek en wel zo dat de man bij het roer erop kon kijken. Het andere kompas zat halverwege de mast. Vaak klom een matroos in de mast om op het kompas daar te kijken. Ik vroeg de kapitein : 'Waarom gebruikt u twee kompassen?'. Hij antwoordde: 'Dit schip is van ijzer en het kompas op het dek wordt soms beïnvloed door zijn omgeving. Dat is niet het geval met het kompas in de mast. Op dat kompas bepalen we in feite onze koers'.
Devoir geeft hier de volgende les bij: Op de levensreis hebben we ook twee kompassen. Het ene kompas kun je 'gevoel' noemen. Dat wordt vaak beïnvloed door onze omstandigheden. Het andere kompas kun je 'geloof' noemen. Dat kompas gaat uit boven de omstandigheden en geeft te midden van welk weertype ook de koers aan op de levenszee. Laten we op dat kompas varen!
'Als ik die knul van m'n leven niet meer terugzag, Here, zou ik er niet rouwig om zijn', dacht ik. Er brandden tranen in mijn ogen toen ik daar bij de wasmachine stond. In mijn handen had ik een nieuw shirt en een nieuwe spijkerbroek van mijn zestienjarige pleegzoon, Bart. De kleren waren helemaal vernield door brandgaten en braakvlekken na een dronken bui. Uitgeput en helemaal ontmoedigd knielde ik op de vloer. Die kleren waren nog maar één ding dat Bart vernield had. In zijn slaapkamer had hij een groot gat in de muur gemaakt. Verschillende ramen in ons huis moesten gerepareerd worden omdat Bart ingebroken had als hij weer eens een tijdje op straat leefde. Maar dit alles was niet te vergelijken met de emotionele schade die Bart had aangericht in ons vroeger zo rustige huis.
Ik wist dat Barts noden diep waren en ik had vaak gebeden om wijsheid en liefde. Het op één na grootste gebod, 'U zult uw naaste liefhebben als uzelf', had voor ons een nieuwe betekenis gekregen toen Bart als twaalfjarige jongen bij ons kwam wonen.
Als ik mijn naaste moest liefhebben, moest ik dan in de eerste plaats niet houden van onze beschadigde pleegzoon?
Gedurende die vier jaar was ik zo geduldig mogelijk met Bart omgegaan. Maar nu kookte ik inwendig. 'Ik wil hem niet langer in huis hebben, Here', huilde ik toen ik neerknielde op de vloer. 'Ik kan hem gewoon niet uitstaan!' Snikkend gooide ik al mijn irritatie en moedeloosheid eruit. Toen sprak God liefdevol tot mij in mijn zwakheid. Matth. 25:35-40 kwam in mijn gedachten, waar de Here Jezus zegt dat als we een vreemdeling helpen, de hongerige voeden, de naakte kleden of hen die gevangen zijn bezoeken, we dat doen als voor Hem. Voor het eerst zag ik dit alles in het licht van wat de Here Jezus zegt over daden. Hij zegt: 'Doe dit. Help anderen in hun nood. Door je daden kun je laten zien dat je hen liefhebt en Mij.'
Gods bemoediging die dag hielp me om weer kracht te krijgen om verder voor Bart te zorgen. Toch veranderde Bart zijn gedrag niet en iedere dag opnieuw moest ik God om kracht vragen.
Toen Bart bijna 18 was, kwam hij weer in de jeugdgevangenis terecht. Door gebed kwamen mijn man en ik tot de overtuiging dat het Gods leiding was Bart naar een kostschool te sturen. De psychologische training daar was heel rigoureus. Maar Bart behaalde tot onze blijdschap het einddiploma. Wij waren bij de diploma-uitreiking. Elke geslaagde had een langstelige witte roos om aan de persoon te geven die het meest voor hem betekend had.
Tot mijn verrassing sprak Bart mij aan. 'U hebt zoveel voor mij gedaan', zei hij, 'u was er altijd. Ik was erg moeilijk om mee om te gaan en ik heb u heel wat last bezorgd. Maar toch hebt u me altijd zoveel liefde betoond. En ik wil graag dat u weet dat ik daarom van u houd.'
Ik stond helemaal verbaasd toen Bart mij de prachtige witte roos overhandigde en mij een stevige omhelzing gaf. Op dat moment zag ik de waarheid in van Gods woorden, jaren geleden. Ik had geworsteld met inwendige boosheid, maar Bart had alleen mijn daden gezien.
Liefde is daden!
Het is vaak zo dat we gebruik maken van mensen en gehecht zijn aan onze spullen. Het zou beter zijn als we onze spullen gebruiken en gehecht waren aan mensen
Wat betekenen de woorden 'eeuwig leven' volgens jou? En wanneer krijg je dat 'eeuwige leven'? Misschien denk je weleens dat Jezus hier iets voor de toekomst belooft - een leven in de hemel, nadat we gestorven zijn. Dat is ook zo. . God belooft dat aan iedere christen. Maar eeuwig leven is méér. Het heeft te maken met het kennen van en het omgaan met God (Joh. 17:3). Het is een nieuw soort leven, dat al begint zodra Jezus als je Redder in je leven komt. En dat leven hebben we voor altijd! Eeuwig!
Het gebeurde in de Eerste Wereldoorlog. In de dagen voor Kerstmis waren er hevige gevechten. Een Duitse soldaat kwam uit zijn loopgraaf en werd getroffen door geweervuur en raakte ernstig gewond. Toen hij probeerde terug te kruipen naar de vrijheid, raakte hij verward in prikkeldraad. Toen zijn geschreeuw veranderde in kreunen, klom een Amerikaanse soldaat uit zijn loopgraaf en begaf zich op weg naar de gewonde man. Toen de twee tegenover elkaar staande bevelhebbers zagen wat er gebeurde, gaven zij bevel het vuren te staken. In de lugubere stilte naderde de Amerikaan de Duitse soldaat, bevrijdde hem en droeg hem terug naar zijn kameraden. De geweren bleven stil totdat hij weer in zijn loopgraaf terug was.
Dit verhaal doet ons denken aan wat de Here Jezus deed. Hij verliet Zijn hemel en ging naar 'vijandelijk gebied' om ons te redden uit de geestelijke dood. Hoewel wij verdienden te sterven, aanvaardde Hij vrijwillig vernedering, pijn en de dood aan het kruis om de prijs te betalen voor onze zonden.
'Toen wij nog zwak waren, is Christus te zijner tijd voor goddelozen gestorven' (Rom. 5:6).
schrijver onbekend
Over honderd jaar maakt het echt
niet meer uit of je die wereldreis kon
maken of dat je je auto eindelijk kon
inruilen voor die cabriolet.
Over honderd jaar komt het erop aan
of je je leven aan Christus
hebt gegeven.
Mensen die het gedrag van bijen bestuderen, vertellen dat als de bij iemand steekt, zij alleen los kan komen door haar angel achter te laten. Maar dit heeft tot gevolg dat de wond die zij zelf heeft opgelopen zo groot is dat zij niet in leven kan blijven. De schade die de bij zelf ondervindt is groter dan de schade die zij bij de ander aanricht.
Zo is het ook bij ons, mensen. Als we jaloers zijn op een ander, als er bitterheid is in ons hart, dan is het gevaar groot dat dit bij onszelf meer schade aanricht dan bij de ander.
'Er mag geen verbittering onder u komen, want als dat gebeurt, zullen velen erdoor aangestoken worden en zijn de gevolgen niet te overzien' (Hebr. 12:15).
We waren met onze kinderen op vakantie aan een meer en lagen in het zand te genieten van de zon. Maar telkens dwaalde mijn blik af naar de waterskiërs, jonge mensen die schijnbaar moeiteloos over het water suisden. 'Ik wou dat ik ook kon waterskiën.' In mij groeide de wens ook zo 'vrij' te zijn. Telkens ging ik naar de startplaats en keek hoe het ging. Ik zag hoe de beginnelingen in het water vielen. Ik verwonderde me over de kunsten die gevorderden uithaalden. Het leek of het voor hen maar een spel was. Ik besloot er ook aan te beginnen. De eerste start mislukte grandioos. Mijn kinderen hadden medelijden met me. Maar na een paar keer lukte het. En dadelijk ondervond ik de vreugde en de vrijheid die met deze sport verbonden is. Ik suisde, net zoals de anderen, over het water. Het ging! Ik kon bochten draaien, sneller en langzamer gaan en ook over de golven dansen. Eén ding was daarbij belangrijk! Ik moest in verbinding blijven met de motorboot, met het trekkende koord. Dat was beslissend. Als ik het koord los liet, lag ik meteen in het water.Dat waterskiën gaf me wel stof tot nadenken. Het is de droom van veel mensen, helemaal vrij te zijn, boven de dingen te 'zweven', onafhankelijk te zijn. Iedereen heeft zo zijn eigen voorstelling van vrijheid. Maar als je met mensen spreekt die zich bijna alles kunnen veroorloven waarvan je kunt verwachten dat ze veel vrijheid hebben, hoor je vaak zulke mensen klagen dat ze nog onder allerlei dwang leven. Dus ook voor hen is er geen vrijheid! Absolute vrijheid is er niet. Dat is trouwens ook niet goed - het kan zelfs gevaarlijk zijn. De belangrijke vraag voor een mens is welke kracht hem trekt. De waterskiër is door het touw verbonden met de motorboot. Deze kracht bewaart hem ervoor in het water weg te zakken. Welke kracht trekt ons? Je kunt getrokken worden door een ideologie en die volgen, terwijl je je verder aan niets en niemand stoort. Je kunt getrokken worden door je egoïsme en voor jezelf de vrijheid opeisen die je denkt nodig te hebben. Ook als je daarmee anderen schaadt, doordat je leeft ten koste van de vrijheid van anderen. Een christen wordt getrokken door de kracht van God. Daardoor wordt hij ervoor bewaard weg te zakken in angst en liefdeloosheid, in oppervlakkigheid en zelfbeklag. We glijden zo gemakkelijk af! Maar wie zo door God 'getrokken' wordt, die is volkomen vrij. Dit is christelijke vrijheid! Hij kan liefhebben, ook als de ander hem haat. Hij kan vergeven, ook als de ander hem kwaad doet. Hij kan trouw blijven aan God, ook als velen hem tot verkeerde dingen willen verleiden. Dat is een vrijheid die tot zegen is voor anderen. Deze vrijheid geeft u nieuwe ervaringen, onder andere een ongekende vreugde. Bent u op zoek naar die vrijheid? U moet uzelf door de liefde van God laten 'trekken' zodat u niet wegzinkt.
Als je kinderen krijgt, kom je heel je leven niet meer los van het feit dat je vader of moeder bent geworden. Ook al zijn ze misschien zelf al op middelbare leeftijd: ze blijven je kinderen. Natuurlijk vinden we het fijn dat onze kinderen een goede baan krijgen. Maar als die goede baan of positie ertoe leidt dat dat kind zich af gaat zetten tegen het milieu waar het uit komt, en maar heel weinig meer thuiskomt of zich misschien zelfs voor ons schaamt, dan doet dat ons verschrikkelijk pijn. Het geeft het gevoel dat je alles hebt gedaan wat je kon, het kind heeft ervan geprofiteerd en wil nu liever niet teveel meer met je te maken hebben. God is onze Vader, en net als aardse vaders blijft Hij dat voor eeuwig. Hij zorgt voor ons en heeft alles voor ons overgehad, zelfs zijn Zoon. Hij heeft Zich er niet voor geschaamd ons zijn kinderen te noemen. Het past ons niet te denken dat wij onze talenten zelf verdiend hebben en het wel zonder Hem af kunnen. Wat Hij zo graag wil, is dat we eens glimlachen van dankbaarheid in de wetenschap dat wij de beste Vader hebben die er is. Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen ... ook onze talenten. Schenk Hem vandaag eens zo'n dankbare glimlach, dat is Hij toch wel waard?
Toen Jezus langs het Meer van Galilea liep, zag Hij Simoen en Andreas, de broer van Simoen , die hun netten uitwierpen in het meer het waren vissers. Jezus zei tegen hen : Kom , volg Mij ! Ik zal van jullie vissers van mensen maken. Meteen lieten ze hun netten achter en volgden hem. Iets verderop zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeus, en zijn broer Johannes, die in hun boot bezig waren met het herstellen van de netten, en direct riep Hij hen. Ze lieten hun vader Zebedeus met de dagloners achter in de boot en volgden Hem.
DE COACH
Hebt u wel eens naar beelden van de Tour de France gekeken? Dat is een heel circus, een mediaspektakel. Een enorm aantal auto's en motoren van coaches, verzorgers en cameraploegen. Ook de organisatie zwermt rond het rennersveld. Ongetwijfeld is het voor de renners regelmatig flink afzien, vooral als je duizend meter klimt van 35 naar 15 graden, soms van de brandende zon naar een sneeuwstorm. En als je benen dan verzuren, kom je voor je gevoel geen meter meer vooruit en lijken anderen je wel voorbij te vliegen. Lui baantje lijkt dat dan: coach in zo'n limousine met chauffeur! Zou zo'n renner niet af en toe denken: stap zelf op de fiets, dan weet je hoe zwaar het is ... en dan kun je me mee omhoogtrekken! Het christenleven lijkt wel op zo'n bergetappe. Wisselende omstandigheden, soms afzien, soms gemakkelijk naar beneden suizen (dat zijn de gevaarlijke momenten trouwens). Maar geen zichtbare coach en verzorgers in een auto. Wel gadegeslagen vanuit de hemel en ondersteund door engelen. En de Coach rijdt voor je. Hij richt Zich naar jouw tempo en geeft je de kracht om vol te houden. Kijk naar Hem: Hij heeft de zwaarste etappe al gereden. Hij zorgt ervoor dat je veilig aankomt. Of weet je nog niet Wie Hij is? Gauw kennis maken dan met Jezus.
In het leven worden heel wat beloften gedaan. Ik bel je binnenkort nog wel. We blijven elkaar trouw tot de dood ons scheidt. Volgend jaar krijg je een loonsverhoging. Stem op onze partij, wij garanderen een ander beleid. Allemaal zaken die worden beloofd. Ik had het zo druk de laatste tijd. Het ging niet meer, ik was afgeknapt op onze relatie. Het zit wat tegen met de omzet, kan het even wachten. Wat hebben wij beloofd? Het bovenstaande zult u ongetwijfeld herkennen. Verbroken menselijke beloften zijn (helaas) een realiteit. En het zijn niet alleen anderen die beloften niet nakomen!! In anderen en onszelf zullen we altijd teleurgesteld raken. Er is echter Eén Iemand die Zijn beloften wel houdt. Bij God is wat Hij zegt ook wat Hij doet. In de bijbel staan honderden beloften, waarvan er al vele zijn uitgekomen, de rest zal (zeer spoedig) volgen. Eén van de belangrijkste beloften is reeds uitgekomen. Deze is in het begin van de bijbel gedaan. Nadat Adam en Eva ongehoorzaam aan God waren geweest en daardoor zouden sterven werd er een Verlosser beloofd. Deze Verlosser is Christus, die de straf voor ongehoorzame mensen op Zich nam. Stel uw vertrouwen op Hem en u zult voor eeuwig leven, ook weer een belofte die God gedaan heeft. In Romeinen 10 vers 11 staat: "Al wie op Christus vertrouwt, zal niet teleurgesteld worden". Een machtige belofte, die echter pas realiteit wordt als u die stap van vertrouwen neemt
Toen de Heer Jezus uit de dood was opgestaan, verscheen Hij te midden van zijn discipelen en toonde hun zijn doorboorde handen. Dit bracht vrede en blijdschap in hun hart, zelfs in het hart van de zwaarmoedige Thomas.
Er is een geschiedenis die, op menselijk niveau, hieraan min of meer parallel loopt. Op zekere dag brak er brand uit in het huis waarin een ouderpaar met hun enig kind woonde. Zij vluchtten in paniek de straat op, maar toen dacht de moeder aan haar dochtertje dat nog in de wieg lag. Zij wilde het huis weer ingaan om haar kind te redden, maar de mannen van de brandweer zeiden dat het niet meer kon. Het vuur was al te ver. Maar de moeder luisterde niet naar hen en liep toch weer het huis binnen. Zij wilde, wat het ook mocht kosten, haar kind redden. Zij liep naar het wiegje en nam haar dochtertje eruit. Maar de vlammen waren toen al om haar heen. Ze wist weer naar buiten te komen, haar dochtertje was gered, ze was ongedeerd. Maar de handen van de moeder waren verbrand door de vlammen. Haar hele leven door zou ze verminkt zijn, omdat ze haar dochtertje had willen redden.
Na enige jaren overleed de vader van het gezin en de dochter groeide op tot een flink, lief meisje. Later trouwde ze met een rijke, voorname man. En toen ging het meisje zich schamen voor haar moeder. Ze kwam nooit meer bij haar moeder en haar moeder was ook niet meer welkom bij haar. Er was te veel verschil: die deftige dochter met haar deftige man in het deftige huis en die eenvoudige moeder. Maar de moeder hield nog altijd van haar dochter. Zij kon haar nooit vergeten, haar lieve, kleine meisje. Daarom ging ze toch weer naar haar dochter toe. Zij belde aan bij het deftige, grote huis. Het dienstmeisje deed open: `Waarmee kan ik u van dienst zijn?' `Wilt u vragen of het goed is, dat ik mevrouw bezoek? Zeg maar dat haar moeder er is.' Het dienstmeisje kwam even later terug met de boodschap: `Mevrouw zegt, dat zij u nu niet kan ontvangen. Het komt haar niet goed uit. Misschien een andere keer.' Nooit had de dochter tijd voor haar moeder. Zij had geen plaats in haar leven en in haar huis om haar moeder te ontvangen.
Jammer genoeg zijn er ook nu veel mensen die geen tijd en geen plaats hebben voor de Heer Jezus.
De moeder was bedroefd. Wat moest ze doen om haar kind te benaderen? Om haar hart weer te winnen? Ze zei tegen het dienstmeisje: `Je moet toch weer naar mevrouw teruggaan en wat anders zeggen. Je moet niet zeggen: Je moeder staat aan de deur, maar: de vrouw met de verbrande handen staat aan de deur, zij wil met u spreken.' Het dienstmeisje ging weg, maar nu kwam zij niet terug, nee, de dochter kwam zelf aan de deur en viel haar moeder snikkend om de hals. `Moeder, wat spijt het me, dat ik u aan de deur heb laten staan, dat ik u nooit heb willen ontvangen. U hebt zoveel voor mij gedaan. U hebt uw leven gewaagd om mij te redden. U hebt uw handen verbrand om mij uit het vuur in veiligheid te brengen. Moeder, wilt u het mij vergeven, dat ik zo ondankbaar, zo harteloos voor u ben geweest? Kom toch binnen en blijf bij óns wonen, voor altijd!' Zo is alles tussen moeder en dochter weer goed gekomen.
En wat doet u, die dit leest, met de Heer Jezus, die stierf aan het kruis om u te redden? De `Man met de doorboorde handen' vraagt toegang tot uw hart.
Een kleine jongen zag eens een vlinder die bezig was los te komen uit de cocon. Hij zag hoeveel moeite het de vlinder kostte om door de smalle opening te kruipen. Hij wilde de vlinder helpen, nam zijn mes en sneed de cocon voorzichtig open. Maar tot zijn teleurstelling kwam de vlinder naar buiten met kleine, verkreukelde vleugeltjes. Het dier kon niet vliegen en ging na een tijdje dood. 's Avonds vertelde hij het aan zijn vader. Hij vroeg hoe het kwam dat de vlinder niet kon vliegen en dood ging. Zijn vader legde hem uit dat de vlinder juist deze worsteling nodig heeft om uit de cocon te komen. Daardoor ontwikkelen zijn vleugels zich en wordt hij sterk genoeg om te vliegen. Wat de jongen had gedaan was goedbedoeld, maar was toch helemaal verkeerd. Hetzelfde beginsel geldt ook ons leven. De moeilijkheden die we meemaken zijn goed voor onze lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. De Heer weet wat goed voor ons is en wat we nodig hebben. De psalmdichter zegt: 'Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik uw inzettingen zou leren' (Ps. 118:71). En: 'Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik uw Woord' (vers 67).
Er was eens een man, genaamd George Thomas. Hij was dominee in een kleine stad in Engeland. Op Paasmorgen ging hij naar de kerk met een oude, roestige vogelkooi en zette deze op de preekstoel. Vele wenkbrauwen werden gefronst. Dominee Thomas begon te vertellen. Gemeente, ik liep gisteren in de stad, toen ik een kleine jongen zag met deze kooi in zijn handen.Op de bodem van de kooi zaten drie vogeltjes te bibberen van angst. Ik stopte en vroeg hem:"Wat heb je daar bij je, jongen?" "Een paar oude vogels", zei de jongen. "Wat ga je met ze doen?", vroeg ik."Ik neem ze mee naar huis en ga er plezier mee maken", antwoordde hij. "Ik trek ze de veren uit en laat ze met elkaar vechten. Daar heb ik plezier in". "En als je genoeg hebt van deze vogels, wat doe je dan met ze?", vroeg ik hem. "O, we hebben een paar katten", zei de jongen, "en die houden wel van een vogeltje". Ik was even sprakeloos en vroeg toen:"hoeveel wil je voor die vogels hebben?" Hij vroeg:"Waarom wilt u deze vogels hebben, meneer?'Ze zijn oud en lelijk en zingen niet eens". Opnieuw vroeg ik hem:"Hoeveel wil je er voor hebben?' De jongen keek me aan en dacht vast:"Die is gek", en zei tien euro. Ik betaalde hem tien euro en in minder dan geen tijd was hij verdwenen. Ik ben toen naar het eind van de straat gewandeld, naar een plantsoen met bomen. Ik heb de kooi op de grond gezet en de vogels vrijgelaten. Daarom die lege vogelkooi op de preekstoel. Toen begon hij aan zijn preek. Op een dag waren satan en Jezus aan het converseren. Satan was net terug van een bezoek aan de aarde en pochte:"Ik heb net de aarde en alle mensen gekocht. Ik heb een valstrik gezet die ze niet konden weerstaan, en ik heb ze allemaal". "Wat ben je van plan met ze te doen?", vroeg Jezus Satan antwoordde:"O, ik ga plezier met ze maken! Ik ga ze leren hoe ze kunnen trouwen en weer kunnen scheiden, hoe ze elkaar moeten haten, en hoe ze elkaar moeten misbruiken. Hoe ze kunnen roken en drinken, ik ga ze leren hoe ze wapens en bommen moeten maken en hoe ze elkaar moeten vermoorden. Dus ik heb echt veel plezier met ze!" "En wat ga je met ze doen als je klaar bent met hun?", vroeg Jezus. "Oh, ik vermoord ze allemaal", zei satan trots "Hoeveel wil je voor hen hebben?", vroeg Jezus "Wat wil je met deze mensen", vroeg satan. "Ze zijn slecht, waarom wil je ze hebben? Ze haten je en ze spugen je in het gezicht, ze vervloeken en vermoorden je! Je wilt deze mensen niet!". "Hoeveel", vroeg Jezus weer. satan keek Jezus aan en lachte."Al je tranen en je bloed", zei hij. Jezus zei: "DEAL", en Hij betaalde de prijs. Toen pakte dominee Thomas de oude vogelkooi en liep de preekstoel af. Is het niet erg eenvoudig om God de schuld te geven dat de wereld ten onder gaat? Is het niet droevig dat wij alles geloven wat de kranten schrijven en kwesties in de kiem smoren die de Bijbel stelt? Is het niet droevig dat iedereen verwacht naar de hemel te gaan, terwijl ze niet eens in Christus geloven, nooit denken of spreken over hun geloof in God, of iets doen wat God van hen vraagt? Is het niet beangstigend hoe sommigen zeggen:"Ik geloof in God", en toch satan volgen? Terwijl satan wel degelijk in God gelooft. Het is droevig dat je duizend grappen per e-mail kan versturen en iedereen neemt ze over, maar als je iets met betrekking tot God verstuurt, dan zullen maar weinig mensen het doorsturen. Is het niet droevig hoe gemeenheid, grofheid, ordinaire dingen, onzedelijkheid en porno vrije doorgang krijgen, maar een gesprek over Jezus op school en op het werk wordt afgehouden? Is het niet droevig dat iemand op zondag in vuur en vlam kan staan voor Christus, maar door de week een onzichtbare christen is? Lach je nu? Is het niet droevig, dat je dit verhaal niet naar iedereen in je adresboek durft te sturen, omdat je niet weet of hij of zij geloven, of hoe ze over je zullen denken, als je ze deze e-mail toestuurt. Is het niet droevig dat je bezorgder bent over de vraag hoe mensen over je denken, dan hoe God over jou denkt?
Titus Salt begon als jonge fabrieksarbeider zijn leven in Engeland in armoede. Hij werkte hard, en had wat de economische ontwikkeling in zijn land betreft, een heldere, vooruitziende blik. In de loop van de jaren ontwikkelde hij een methode om grove Russische wol bruikbaar te maken. Zodoende werd hij tenslotte één van de rijkste wolfabrikanten van zijn land. Toen hij daarna ook nog het zogenaamde 'Alpaca-weefsel' uitvond, werd hij multi-miljonair.
Nog later werd hij lid van het Engelse parlement. Ook werd hij door koningin Victoria in de adelstand verheven.
Was Salt toen tevreden? Nee. Het ging hem zoals koning Salomo lang tevoren gezegd heeft: 'Het oog wordt niet verzadigd van zien en het oor wordt niet vervuld van horen' (Prediker 1: 8). Alles wat Salt zag en hoorde, en alles wat hij bezat - het kon hem geen bevrediging geven. Op een zondag luisterde Salt naar een voorganger, die in zijn toespraak het volgende verhaal vertelde. 'Een tijdje geleden zag ik in mijn tuin hoe een rups langs een geschilderd latje van ons hek omhoog kroop. Het ging langzaam, maar eindelijk bereikte zij de top. Zij richtte zich op en onderzocht of daar niet een sappig blaadje te vinden was. Ze vond niets en kroop weer naar beneden. Daar schuifelde ze wat over de grond, totdat ze weer zo'n beschilderd latje vond en weer naar boven ging. Dit gebeurde enkele keren achter elkaar.' De voorganger vervolgde zijn preek met de woorden: 'In deze wereld zijn heel erg veel "beschilderde latjes": de gekleurde "latjes" van amusement, rijkdom, macht, sport, roem en nog heel veel andere. Zij roepen de mensen toe: 'Klim maar langs mij omhoog. Dan zul je je doel bereiken.' Of: 'Beklim mij maar, dan zul je bevrediging vinden'. 'Maar', vervolgde de predikant, 'het zijn slechts gekleurde latjes.' De volgende dag kreeg de voorganger bezoek. Het was de rijke baron Salt. Hij zei: 'Gisteren was ik onder uw gehoor. Ik ben zeer getroffen door wat u gezegd hebt over die gekleurde latjes. Ik wilde u zeggen dat ik ook veel hoogtepunten beklommen heb. Nu ben ik moe van dit alles. Zeg mij: Is er voor een multimiljonair nog rust te vinden?'
De voorganger wees hem op de Heer Jezus, die gezegd heeft: 'Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast bent en Ik zal u rust geven' (Mattheüs 11: 28).
En Sir Titus Salt, die in deze wereld al zo lang naar vrede en rust voor zijn ziel had gezocht en dit nergens had kunnen vinden, legde zijn zware last neer aan de voeten van de Heer Jezus en nam Hem aan als zijn persoonlijke Heer en Heiland.
In mijn droom had ik een interview met Jezus. Jezus zei: Je hebt vragen te stellen. Ik vroeg: Hebt U tijd voor mij? Natuurlijk zei Hij Ik heb de eeuwigheid en meer voor jou! In liefde spreek ik tot mijn kinderen, vraag me alles!
Ik vroeg Hem: Wat denkt U van ons? Mensen bedoel ik. Jezus glimlachte, maar ik dacht dat ik tranen in Zijn ogen zag opwellen. Hij sprak: Mijn hart huilt om de mensen. De Vader heeft alles gegeven voor zijn kinderen, maar zoveel weigeren zijn liefde. Ze hebben dorst, maar ze drinken niet. Ze hebben honger, maar ze eten niet. Ze zijn uitgeput, maar ze rusten niet
Jezus nam mij bij de hand zodat ik zelf de littekens kon voelen. Hij troostte me aangezien ik huilde
Maar Heer, hoe worden we vol? Hoe kennen we de liefde van de Vader? Jezus antwoordde: Ik ben het brood om te eten, Ik ben het water voor eeuwige verfrissing, Ik ben de weg, de waarheid en het leven! Ik ben bij je, roep Mij aan!
Een zendeling-arts had veertig jaar van zijn leven doorgebracht met zijn bediening in de primitieve dorpen van Afrika. Ten slotte besloot hij met pensioen te gaan. Hij liet van tevoren per telegram weten dat hij per schip terugkeerde en gaf de datum en tijd van zijn aankomst op.
Terwijl hij de Atlantische Oceaan overvoer dacht hij terug aan al de jaren die hij had doorgebracht met het helpen genezen van de mensen in Afrika, zowel lichamelijk als geestelijk. Toen gingen zijn gedachten snel vooruit naar de geweldige thuiskomst die in Amerika op hem wachtte omdat hij in al die veertig jaar niet thuis was geweest.
Terwijl het schip de haven binnenliep, bonsde het hart van de man van trots toen hij het welkom zag dat ze bereid hadden. Een grote menigte mensen was bij elkaar gekomen en op het spandoek stond: "Welkom thuis." Toen stapte de man van het schip en ging het dek op en wachtte op een staande ovatie, zijn hart zonk hem in de schoenen. Plotseling besefte hij dat de mensen niet samengekomen waren om hem hulde te bewijzen maar een filmster die aan boord van hetzelfde schip was.
Hij wachtte vol angst en het brak zijn hart. Er was niemand gekomen om hem te verwelkomen. Terwijl de menigte uit elkaar ging, bleef de man alleen achter en wachtte. Toen hij naar de hemel keek, sprak hij deze woorden: "O God, was het teveel gevraagd dat één persoon -maar één persoon- hier zou zijn om me te verwelkomen nadat ik al die jaren van mijn leven aan mijn medemens gegeven heb?"
In de stilte van zijn hart leek hij de stem van God tot hem horen fluisteren: "Je bent nog niet thuis. Wanneer je thuis bij Mij komt, zul je verwelkomd worden."
En een ieder, die huizen of broeders of zusters of vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om Mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven.
Mattheüs 19:29
DE GODSDIENST VAN TALLEYRAND Het agnosticisme is een wijsgerige theorie volgens welke het niet mogelijk is iets te weten van God. Talleyrand, een aanhanger van deze leer, wilde een nieuwe godsdienst stichten. Maar dit lukte niet zo goed; hij kreeg weinig aanhang voor zijn nieuwe ideeën. Hij vroeg de koning van Frankrijk om raad. Waar zou het aan liggen dat zijn godsdienst het niet zo goed deed? Het antwoord van de koning was: `Ga heen, laat u kruisigen en sta op de derde dag op uit de doden. Dan zal men u geloven.' Dit antwoord geeft aan waarom elk door de mensen bedachte godsdienst wel moet falen. Het volbrachte werk aan het kruis, de dood en opstanding van de Heer jezus zijn het fundament van het christelijk geloof. Elke poging tot namaak is gedoemd te mislukken. Onze Heiland heeft veel waardevolle dingen gezegd, maar daar bleef het niet bij. Hij stierf voor onze zonden en Hij is opgestaan uit het graf tot onze rechtvaardigmaking.
Het ene woord: waarom? je roept het alle dagen, waarin je 't licht niet ziet door zoveel bange vragen. Je weet dat God er is, dat Hij je troost wil geven, maar vaak is het zo stil, zo eenzaam in je leven. Het ene woord: waarom? schreeuw je soms luid naar boven in dagen van verdriet, als't zwaar is te geloven in 'n liefdevolle God, die kent je vele zorgen, een Trooster die je schraagt vandaag en ook weer morgen. Het ene woord: waarom? dat hoort zo bij het leven. Het is naast vreugd en smart tot één patroon verweven. Maar God geeft kracht naar kruis, Hij zal je veilig leiden en elke dag voor jou in 's levens loopgraaf strijden! Het ene woord: waarom? zal eens gewis verdwijnen. Er komt een nieuwe dag, waarin de zon blijft schijnen. Dan mag je die je mist in heerlijkheid aanschouwen en op die zekerheid, blijf daar maar op vertrouwen
Weer een nieuwe dag! Iemand heeft eens gezegd: `Leef zo alsof elke dag je laatste was!' Zou dit de houding zijn die God van ons vraagt? Als we bij die gedachte leven, bestaat het gevaar dat we angstig en krampachtig gaan leven. Zou het niet beter zijn elke nieuwe morgen te begroeten met het gebed: `Heer, leer mij zo te leven alsof deze dag mijn eerste is!' Als we zo leven, leven we in dankbare verwondering.
We moeten niet denken dat God ons aan het eind van deze dag zal vragen of we klaar zijn gekomen met alles wat we ons hadden voorgenomen te doen. Hij zal ook niet letten op de veelheid van onze prestaties, of op wat we bereikt hebben. Dat doen wij zelf wel vaak. Dat is kennelijk iets menselijks. Wij vragen ons aan het eind van de dag vaak geërgerd af: `Wat heb ik vandaag nu eigenlijk gepresteerd?' God ziet niet naar uiterlijke dingen. God ziet het hart van de mens aan. Veel mensen zijn ongelukkig als de taak die ze verricht hebben, hun ontvalt. Beseffen we wel dat we eigenlijk onszelf zoeken bij al onze werkzaamheden? We mogen, vol vertrouwen, elke nieuwe morgen in zijn hand leggen en Hem bidden om wijsheid en kracht om tot eer van Hem te leven.
Vreemd,
dat 100 Euro zo veel lijkt als je naar de kerk gaat,
maar zo weinig als je ermee gaat shoppen.
Vreemd,
hoe lang het duurt God een uur te dienen,
maar hoe snel 60 minuten voetbal omgaan.
Vreemd,
hoe lang een paar uren in de kerk zijn,
en hoe kort ze zijn, als je een film kijkt.
Vreemd,
dat we niet weten wat we bidden moeten,
maar dat we onze vriend altijd wel wat te vertellen hebben.
Vreemd,
dat het zo spannend is als de voetbalwedstrijd in de verlenging gaat,
en hoe we zuchtend op ons horloge kijken als de kerkdienst langer duurt dan anders.
Vreemd,
hoe moeilijk het is om een hoofdstuk uit de Bijbel te lezen,
maar hoe makkelijk het is om 100 bladzijden van een bestseller te verslinden.
Vreemd,
hoe mensen bij een concert dolgraag de voorste plaats willen,
en zich in de kerk om een achterste plaats verdringen.
Vreemd,
dat we 2 tot 3 weken nodig hebben om een kerkelijke aangelegenheid
in ons plan te brengen, maar een andere aangelegenheid op het laatste moment beslist kan worden.
Vreemd,
hoe moeilijk het is voor de mensen om het Goede Nieuws te vertellen,
maar hoe makkelijk het is om de laatste roddels verder te vertellen.
Vreemd,
dat we de krant geloven,
maar twijfelen aan wat de Bijbel zegt.
Vreemd,
dat zich grappen snel over internet verspreiden,
maar als iemand begint nieuws dat God verheerlijkt te verzenden, denken mensen wel twee keer na of ze het wel door zullen sturen.
Vreemd, of niet?
Lach je?
Denk je na?
Verspreid het goede nieuws en geef God de eer, want Hij is goed!
Vreemd,
hoeveel mensen uit jouw adresboek dit verhaal niet ontvangen,
omdat jij niet zeker bent of ze dit wel zullen waarderen.
Vreemd?
Treurig !!
Merkwaardig,
hoe makkelijk mensen God verloochenen en zich erover
verwonderen waarom de wereld naar de hel gaat.
Merkwaardig,
dat wij kunnen geloven wat er in de krant staat
maar twijfelen aan de Bijbel.
Merkwaardig,
dat iedereen in de hemel komen wil
en dan ook maar aanneemt dat ze niet hoeven te geloven, te denken, te zeggen en te doen wat er in de Bijbel staat.
Merkwaardig,
hoe iemand zeggen kan: "Ik geloof in God", maar
desondanks ook nog de duivel (die,ook in God "gelooft") volgt.
Merkwaardig,
hoe het obscene, vulgaire, gewelddadige, en occulte vrij de cyberspace passeren kan,
maar een openlijke discussie over Jezus in de scholen en werkplaatsen
onderdrukt wordt.
Merkwaardig,
dat je in vuur en vlam kan staan voor God in de kerkdienst,
maar de rest van de week een onzichtbare christen bent.
Merkwaardig,
dat ik me meer bezorgd maak over wat de mensen van mij denken,
dan wat God van mij denkt.
Merkwaardig,
hoe makkelijk mensen het vinden om God eenvoudig in de prullenmand te gooien
en zich dan afvragen waarom de wereld naar de hel gaat.
Doe met dit verhaal wat je zelf het beste vind,
denk daarbij aan het onderstaande:
JA, ik houd van God. Hij is mijn leven en mijn Redder.
Hij zorgt er elke dag voor, dat ik functioneer.
Zonder Hem was ik niets.
Zonder Hem ben ik niets,
maar met Hem kan ik alle dingen doen door Hem,
die mij sterk maakt: Christus.
Denk er dus goed over na,
ook voor hen, die niet "geloven" kan dit een belangrijke boodschap zijn
God is altijd online op het wereldwijde web bij Hem is nooit een storing en Zijn server is nooit bezet. Met God chatten is altijd mogelijk het contact is levensecht de verbinding is gelukkig draadloos ook zonder computer kun je bij Hem terecht. Hackers kunnen niet storen Gods firewall werkt altijd correct je zult hem wel zelf moeten installeren dan is jouw verbinding perfect. Gods computer zoekt heel het net af om te verbinden met jou en mij we mogen gratis downloaden en virussen zijn er niet bij. De beste programma's kun je bij Hem krijgen dan loopt je computer als een trein en mocht je harde schijf toch crashen dan is God voor jou altijd online. Hij heeft geen wachttijd en geeft goede adviezen Hij heeft zelfs een Handleiding gemaakt als je die gebruikt als leidraad voor je leven dan wordt jouw (levens)computer nooit meer gekraakt. myplaceofpeace.com
Een jonge man kwam eens bij de grote Griekse filosoof Socrates en vroeg of deze hem les kon geven in welsprekendheid. Nog voordat de filosoof bevestigend had geantwoord, begon de jonge man te spreken. Niet een paar woorden, maar er kwam een voortdurende stroom van woorden uit zijn mond. Toen Socrates eindelijk de kans kreeg ook iets te zeggen, zei hij: "Jongeman, ik moet van jou wel het dubbele tarief vragen." Verbaasd antwoordde de man: "Het dubbele tarief, waarom?" Waarop de oude wijsgeer antwoordde: "Omdat ik jou twee lessen moet leren. Eerst moet ik je leren hoe je je mond moet houden, hoe je moet zwijgen. Daarna moet ik je leren hoe je je tong moet gebruiken, hoe je moet spreken." Dit is dus eigenlijk een kunst die we allemaal moeten leren. Jakobus zegt hierover: "Indien iemand meent godsdienstig te zijn, en daarbij zijn tong niet in toom houdt, diens godsdienst is waardeloos" (Jak. 1: 26).
Dag 1
Vandaag ben ik opgepakt en bij de andere boeken en kleren op de tafel gelegd.
Ik kan wel een gat in de lucht springen: Ik ga op vakantie!
Dag 2
Iemand heeft me in een koffer gelegd. Het is hier wel erg donker en een beetje benauwd, maar dat zal niet lang duren. We gaan naar de zon!
Dag 3
Ik heb het niet best, want ik ben behoorlijk door elkaar geschud. De meest vreemde geluiden heb ik gehoord. Autos, bussen, een trein, stemmen via luidsprekers over tijden van vertrek. En toen hebben ze de koffer waar ik in zit op een band gegooid en daarna ben ik echt de kluts kwijtgeraakt. Nu hoor ik al uren lang een zacht gezoem; ik geloof dat ik vlieg!!
Dag 4
Oei, wat is het hier warm! Heerlijk! Ik lig hier echt te genieten op mn plankje in de zon. En een mooie kamer! Te gek! Ze noemen zoiets een appartement geloof ik. Alles staat erin: tv, koelkast, bankstel en ga zo maar door. En een balkon op het zuiden, met uitzicht over een prachtige blauwe zee! Het lijkt wel een sprookje zo mooi. Het liefst zou ik nu een van die Psalmen willen zingen die zo ongeveer midden tussen mijn twee kaften staan: O Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Nu ja, vanavond als ze terug zijn van het zwemmen, dan zullen ze wel een stukje uit mij lezen, om God te danken voor deze wonderlijke mooie dag ...
Dag 5
Vandaag ben ik een beetje verdrietig. Nee, niet vanwege het weer ofzo. Het is nog steeds stralend zomerweer. Maar omdat nog niemand mij van mijn plankje heeft gepakt. Niemand kijkt naar mij om. Ze laten me maar liggen. Ze lachen en don spelletjes en schrijven hele puzzelboeken vol, maar je moet niet denken dat er nu eens iemand een beetje aandacht voor mij heeft. Jammer nou!!
Dag 6
Vanmorgen dacht ik even: Hoera, van daag hebben ze me nodig: het is zondag en dan gaan ze vast en zeker naar die kerk beneden in het dorp. Ik hoorde al vroeg de klokken luiden! Maar nee hoor, niets daarvan. Ze bleven allemaal urenlang op hun bed liggen. Toen dacht ik: dan zullen ze vanmiddag wel bij het eten wat uit mij lezen! Maar nee, ook dat gebeurde niet. Het lijkt wel alsof ik hier helemaal niet nodig ben. Wat ik daarvan vind? Ik vind het ondankbaar! Hebben zij misschien de zon en de zee geschapen? Een mens kan toch alleen maar echt leven als hij Gods Woord binnenlaat in het huis van zijn hart??
Dag 7
Ik lig hier nog steeds. Er ligt stof op mijn kant.
Dag 8
Vanmorgen voelde ik me opeens heel gelukkig. Iemand nam me van mn plank, blies het stof van me af, bladerde wat in me ... ik dacht: Nu gaan ze me lezen! Maar ik hoorde alleen een stem die zei: Hier heb ik het: Amos, een profeet met vier letters en de eerste is een A
Dag 9
Ik ben weer thuis. Ik lig onder de plakboeken op de televisie. Verder ligt iedereen op bed. Doodmoe van de reis. Ik kan wel huilen. Maar toch geef ik de moed niet op! NOOIT !! Want er komt een dag, waarop iemand zal ontdekken hoeveel moois er in mij verborgen zit ... !!!
Dagboek van een Bijbel
Januari:
Een drukke tijd voor mij, de meeste gezinsleden hebben het besluit genomen om mij dit jaar meer te lezen. De eerste twee weken ben ik dan aardig veel gebruikt, maar daarna hadden ze zogezegd geen tijd meer voor me.
Februari:
Deze maand was het schoonmaak. Gisteren hebben ze me afgestoft en weer op mijn plaats terug gezet. En vorige week heeft mijn eigenaar me een poosje gebruikt, omdat hij een meningsverschil had met zijn buurman en een paar teksten moest opzoeken om te bewijzen dat hij toch echt gelijk had.
Maart:
De eerste dag van deze maand heb ik het druk gehad: mijn eigenaar werd namelijk voorzitter van een vereniging en hij moest mij wel gebruiken om een toespraak voor te bereiden.
April:
Opa heeft ons deze maand een paar weken bezocht. Hij heeft mij elke dag uren op schoot gehad. Hij schijnt meer met mij op te hebben dan alle anderen van zijn familie. Ik vond het fijn.
Mei:
Ik heb een paar groene vlekken op mijn bladzijden gekregen. Ze zijn afkomstig van een paar voorjaarsbloemen die tussen mijn bladen te drogen werden gelegd
Juni:
Ik zie er uit als een verzamelalbum, want men heeft mij volgestopt met krantenknipsels, een van de meisjes gaat namelijk trouwen.
Juli:
Vandaag stopten ze me in de koffer. Ik denk dat ze op vakantie gaan. Wat zou ik graag thuis blijven! Ik weet uit ervaring dat ik minstens twee weken lang in dit donkere ding opgesloten zit.
Augustus:
Ik zit nog steeds in de koffer, ze zijn zeker vergeten mij eruit te halen.
September:
Eindelijk ben ik weer op mijn oude plekje gezet en ik heb gezelschap gekregen, boven op mij liggen twee damesbladen, een autokrant en een paar puzzelboeken en een stripboek. Ik zou wel willen dat ik evenveel gebruikt wordt als zij.
Oktober:
Van de week werd ik een paar keer even ingezien, een van de gezinsleden is namelijk ernstig ziek. Op dit moment lig ik midden op tafel. Ik denk dat de dominee straks nog op bezoek komt.
November:
Ik ben weer op mijn oude plaats terug gezet. Iemand vroeg aan de vrouw des huizes of ik een verzamelalbum was.
December:
Het gezin is volop bezig met het voorbereiden van kerstfeest. Straks zal ik weer open worden geslagen bij Lukas 2 en op oudejaarsavond ergens bij Psalm 90. Maar verder hebben ze geen belangstelling voor mij ...
Heb je dat ook na een verre reis of vakantie, dat je blij bent weer zonder ongelukken en andere schokkende dingen veilig thuis te zijn gekomen. Het had ook heel anders, slechter kunnen gaan.
In feite kan het elke dag heel anders gaan. We staan daar allemaal niet altijd bij stil. Het is zelfs zo dat vele mensen in hun hang naar welvaart, geluk en plezier maken nergens bij stilstaan. Ze "jagen" door de dagen, weken, maanden en jaren, op weg naar het vermeende geluk, het grote genieten alsof hun tijd oneindig is. De vergankelijkheid krijgt geen plaats en een plotseling overlijden dat overkomt alleen anderen.
Een cynische vraag dringt zich op, of men nu jaren lang aan het bed of aan huis gebonden is door ziekte of wanneer de dood plotseling toeslaat: wat heb je aan geld en goederen, wat aan die top job? Moet dat nu heel onze levensverwachting zijn? Welvaart, rijkdom, genot en zo voort, of zou er een hoger doel zijn?
Prediker getuigde al dat hij ervaren heeft dat het eindeloos vermoeiend was om je hart te zetten op wijsheid, geld en goed. Het is najagen van wind, ijdelheid, ook wel leegheid genoemd. En hij kon het weten; Salomo, die onmetelijk rijk, succesvol en wijs was, is die Prediker. Paulus houdt, wijs geworden in het geloof, alle wereldse dingen voor vuilnis. Het is waardeloos; je kunt er ook niets van meenemen als je overlijdt. In Psalm 90 wordt ons de volgende bede onderwezen. Leer ons zo onze dagen tellen dat wij een wijs hart bekomen. Anders gezegd: leer ons Heer nu te beseffen hoe kort ons leven is zodat we nu U vinden en niet pas op latere leeftijd. We mogen best tegen God zeggen dat we graag leven hier op aarde. Maar ook ons uur komt ooit als Jezus niet voor die tijd terug komt. Wat zou het mooi zijn om altijd de zekerheid te hebben: dat is Gods tijd. Het uur waarin de woorden werkelijkheid worden die U hebt gesproken Heer Jezus. "Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven" (Joh.11:25). We mogen in Zijn hemels koninkrijk binnen-gaan want Hij heeft de dood overwonnen. Als we in Hem geloven en vrede met God hebben dan zijn we levenden tot in eeuwigheid. Jezus zelf heeft het gezegd in de bijbel: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. En in Johannes 3: 18: Wie in de Zoon gelooft ( Jezus) wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft is reeds veroordeeld. Ja, je hoort het goed: levend ben je eigenlijk al dood zonder geloof in Hem.
Wat is nu vrede met God. Dat is de diepe ervaring dat we door alles heen, ook moeite en lijden, gedragen worden. Het is een vrede tegen al het zichtbare in. Een vrede in het hart geworteld, die van binnen naar buiten stroomt en die daarin gelegd wordt door God, onze Schepper als we Jezus Christus, Zijn Zoon aangenomen hebben als Heer over ons leven. Het is ook de erfenis van Jezus Christus aan ons. Hij heeft gezegd: vrede geef ik u; Mijn vrede laat Ik u, niet zoals de wereld die geeft (Joh. 14:27).
Ken je die vrede, die geborgenheid in God ? Als dat niet zo is, dan mag je je daar voor openstellen. Neem Jezus Christus aan als je Verlosser. Hij is warmte, licht, vreugde en hoop. Een Vriend die ons nooit in de steek laat als anderen het af laten weten. Hij is altijd bereid ons weer overeind te helpen. Jezus is de enige bron van blijvende blijdschap; niets uit dit aardse leven kan daar tegenop.
Daarom gaat het in dit leven maar om één zaak: welke relatie heb je met God en met Zijn Zoon Jezus Christus. We kunnen ons suf werken voor de kerk, de gemeente, ja ook hier voor de com en goede doelen. We kunnen nog zoveel geven. Wat hebben we voor op de wereld ? Er zijn mensen die niets geloven en die zich volkomen in een club of vereniging storten en daaraan al hun vrije tijd geven. Er zijn er ook die rijkelijk geven aan allerlei goede doelen. Wat we doen is alleen van waarde als God ons op die weg leidt en wij het doen in afhankelijkheid van Hem en uit liefde voor Hem.
Laten we God volkomen vertrouwen en Hem toestaan ons te leiden in ons aardse leven zoals Hij dat nodig acht zodat we zullen worden zoals Hij dat graag ziet: beelddragers van zijn Zoon Jezus Christus.
Tot slot een geschiedenis in het kort.
In 1874 gingen de vrouw en de vier kinderen van de Amerikaanse advocaat Spafford per boot van New York naar Frankrijk. Plotseling kraakte het schip aan alle kanten. Het was in aanvaring gekomen met een ander schip en het begon te zinken. Mevrouw Spafford knielde met haar kinderen neer en gaf hen over aan de zorg van de Heer. Zij alleen werd uiteindelijk gered en toen ze in Cardiff aan land kwam telegrafeerde ze direct naar huis:" Ik alleen gered". Enige tijd na deze verschrikkelijke gebeurtenis schreef Oratio Spafford het volgende lied, dat velen in de wereld troost heeft bracht.
t Zij vreugde mijn deel is, of smart mij verteert,
En stormwind en nacht mij verschrikt,
Gij hebt mij Mijn Heiland te roemen geleerd:
t Is mij goed wat mijn God mij beschikt
Uw deel, hoeveel zwaarder is t hier niet geweest,
Hoe spande niet satan zijn strik !
En ziende op Uw kruis roemt in mij ook mijn geest;
Een voetbal in mijn handen is 20 euro waard Een voetbal in de handen van henry is zon 100 miljoen euro waard. Het hangt er vanaf in wiens handen het is.
Een basketbal is in mijn handen ongeveer 20 euro waard. Een basketbal in Michael Jordan handen is wel, 120 miljoen euro waard. Het hangt er vanaf in wiens handen het is.
Een tennisracket is waardeloos in mijn handen. Een tennisracket in Venis Williams handen, Is een gewonnen kampioenschap. Het hangt er vanaf in wiens handen het is.
Een stok in mijn handen zal een wild dier weghouden. Een stok in Mozes handen zal de machtige zee, Splijten. Het hangt er vanaf in wiens handen het is.
Een katapult is in mijn handen kinderspeelgoed. Een slinger in de handen van David is een, Machtig wapen. Het hangt er vanaf in wiens handen het is.
Twee vissen en vijf broden in mijn hand zijn een paar, Vis-sandwiches. Twee vissen en 5 broden in de handen van God, Zal duizenden voeden. Het hangt er vanaf in wiens handen het is.
Spijkers in mijn handen zouden misschien een vogelhuisje Voortbrengen. Spijker in de handen Jezus Christus brengen redding, voor de hele wereld. Het hangt er vanaf in wiens handen het is.
Zoals je hier hebt gezien hangt het er vanaf in wiens handen het is. Dus leg je de tieners, de ouders van de tieners, hun vrienden, je team, je bezorgdheden, je angsten , je verdriet, Je hoop, je dromen, je familie en je relatie, In de handen van God, want . Het hangt er vanaf in wiens handen het is.
En christen-zakenman wist dat hij spoedig zou sterven. Daarom wilde hij nog een laatste brief schrijven aan een vriend. Hij riep zijn secretaresse bij zich om hem daarbij te helpen. Zij stelde voor de brief te beginnen met: 'Ik bevind mij nog in het land van de levenden.' Maar hij corrigeerde haar. In plaats daarvan moest zij schrijven: 'Ik bevind mij nog in het land van de stervenden, maar spoedig zal ik zijn in het land van de levenden.' Deze verandering in de brief was heel bijbels. Inderdaad bevinden alle mensen die nog op aarde zijn, zich in 'het land van de stervenden'. De Bijbel leert ons dat het de mensen gezet is eenmaal te sterven en daarna komt het oordeel, dat wil zeggen, voor de ongelovigen. Gelovigen die sterven, komen in 'het land van de levenden'. In de Openbaring vinden we een beschrijving van de hemel: 'En Hij zal elke traan van hun ogen afwissen en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschrei, noch pijn zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij die op de troon zat, zei: Zie, Ik maak alles nieuw' (Openb. 21:4,5).
De materialist zegt: 'Maak u geen zorgen over uw ziel. U hébt geen ziel.' De vrijdenker voegt er aan toe: 'Met de dood is alles voorbij.' De mens die vanuit zijn gevoel redeneert, zegt: 'God is veel te goed om iemand naar de hel te sturen.' De religieuze mens zegt: 'U hebt geen moord begaan, u hebt niet gestolen, u hebt uw best gedaan. God zal het wel goed maken met u.' Maar wat zegt God? De mens heeft een ziel die verloren kan gaan. Dat is wat de Bijbel noemt: 'Zijn ziel verliezen' of: 'Zijn ziel erbij inboeten' of: 'Schade lijden aan zijn ziel.' Alle rijkdom van deze wereld moet de mens bij zijn dood achterlaten, maar zijn ziel, zijn geest, blijft eeuwig bestaan. Die ziel moet in de eeuwigheid voor God verschijnen, om uit zijn mond het eindoordeel te horen. God wil u graag redden. Uw ziel is Hem alles waard: daarom gaf Hij zijn eigen Zoon!
Een christen die in de Bijbel geloofde en daarvan getuigde, werd aangevallen door een atheïst, die tegen hem zei: "Ik geloof niet in het kruis van Jezus Christus. Ik begrijp niet hoe het bloed van Christus mijn zonden kan afwassen."
De gelovige antwoordde hem: "Dan zijn jij en Paulus het met elkaar eens." "Wat zeg je?" vroeg de ongelovige. De christen zei daarop: "Zoek in de Bijbel 1 Korinthiërs 1: 18 maar eens op en lees wat daar staat." Dat deed de man en hij las: "Want het Woord van het kruis is voor hen die verloren gaan, dwaasheid; maar voor ons die behouden worden, is het de kracht van God."
Hij schrok van deze woorden, begon de Bijbel te bestuderen en na een tijdje ondervond hij zelf dat het kruis de kracht van God is om behouden te worden.
Een zoektocht naar Jezelf Een zoektocht door dit leven, Ben je wel de moeite waard? Heb je iets weg te geven? Kun je iets betekenen Voor je medemens? Of heb je daar de kracht niet voor Lijd je zelf intens? Een minderwaardigheidsgevoel Gekrenkt of lamgeslagen? ziekte,pijn of ander leed, Je hebt het maar te dragen! Je vind jezelf niet goed genoeg Niet waardig of niet wijs Dan wordt het tijd om op te staan Ga op ontdekkingsreis!! Ontdek dat jij jezelf mag zijn Met fouten en gebreken! Want God heeft jou geschapen, Geschapen naar Zijn beeld, Je kreeg van Hem talenten En gaven toebedeeld Heb moed om er iets mee te doen, Deel uit en je zult merken, Hoe waardevol een mens kan zijn Een ander kan versterken Een luisteren oor, een schouderklop 't zijn kleine zonnestralen, Waaruit God's grote liefde blijkt Op mensen neer te dalen Hij geeft je kracht om door te gaan Te werken op deez'aard Voor hem ben je bijzonder, Voor hem ben jij ''goud waard''!!!
Jezus is op de hoofdlijn bel Hem op en vertel Hem wat je wilt
Als je verdriet hebt, bel Joh 14 Als mensen je teleurstellen, bel Psalm 27 Als je vruchtbaar wilt zijn, bel Joh 15 Als je hebt gezondigd, bel Psalm 51 Als je je zorgen maakt, bel Matth. 6:19-34 Als je in gevaar bent, bel Psalm 91 Als God ver weg lijkt, bel Psalm 139 Als je je geloof wakker geschud moet worden, bel Hebr. 11 Als je eenzaam en bang bent, bel Psalm 23 Als je bitter en kritisch bent, bel I Cor 13 Voor het geheim tot geluk volgens Paulus, bel Col 3:12-17 Om het christendom te begrijpen, bel II Cor 5:15-19 Als je je down en teneergeslagen voelt, bel Rom. 8:31 Al je vrede en rust wilt, bel Matth. 11:25-30 Als de wereld groter lijkt dan God, bel Psalm 90 Als je zekerheid in Christus wilt, bel Rom. 8:1-30 Als je voor werk of recreatie op reis gaat, bel Psalm 121 Als je gebeden eng worden of egoïstisch, bel Psalm 67 Voor grote vindingrijkheid, bel Jes. 55. Als je moed nodig hebt voor een taak, bel Jozua 1. Hoe je met je naaste moet omgaan, bel Rom. 12. Als je aan investeringen en winst denkt, bel Marcus 10. Als je depressief bent, bel Psalm 27. Als je portemonnee leeg is, bel Psalm 37. Als je het vertrouwen in mensen verliest, bel I Cor. 13. Als mensen onvriendelijk lijken, bel Joh. 15. Als je ontmoedigd bent over je werk, bel Psalm 126.
ALTERNATIEVE NUMMERS:
Om met angst om te gaan, bel Psalm 34:7 Voor veiligheid, bel Psalm 121:3 Voor zekerheid, bel Marcus 8:35 Voor nog meer zekerheid, bel Psalm 145:18
ALLE LIJNEN NAAR DE HEMEL ZIJN 24 UUR PER DAG OPEN! VOED JE GELOOF, DAN ZAL TWIJFEL VERDWIJNEN
Ik weet niet of het jou bekend is, dat er een telefoon bestaat, die draadloos vanaf de aarde, rechtstreeks de hemel ingaat. Ga jij maar eens op jouw knieën, dan gaat in de hemel de bel, en kun jij rustig spreken, God hoort jouw stem wel. Jij zult het ras bemerken, de lijn is altijd vrij, en verkeerd verbonden is er in het Huis van God niet bij. Misschien is door niet te geloven, de verbinding stuk gegaan. En heb jij dit Hemeltoestel verwaarloosd laten staan. Jouw hart is het toestel en jij kunt zonder voorbereiding op elk tijdstip van de dag gebruik maken van die leiding. Hij wil naar jou luisteren en zegt nooit "maak het kort". Hij blijft wel aan het toestel tot jij jouw hart hebt uitgestort. Als Vader met Zijn kind spreekt, luistert Hij met open oor. Hij wil voor 't kind het beste, daar is Hij vader voor. Controleer maar eens jouw toestel en maak het storingvrij. Jouw Vader in de hemel, is dan ontzaglijk blij. Je hoeft geen angst te kennen voor een Vader die jou altijd ziet. Hij is in alle momenten aanwezig, zowel bij vreugde als verdriet. Weet jij eigenlijk wel wat bidden is? Dat is heel vertrouwd, gewoon even praten met Iemand die van jou houdt.
Toen je vanochtend opstond keek ik naar je en ik hoopte dat je iets tegen me zou zeggen, al waren het maar een paar woorden. Even vragen naar mijn mening, een bedankje voor iets goeds dat je gister overkwam, maar ik zag dat je het te druk had met het uitzoeken van de kleren die je vandaag aan moest hebben, dus ik wachtte.
Toen je door het huis holde, bezig om alles klaar te krijgen, wist ik dat er een paar minuutjes vrij zouden zijn om even te stoppen en me te groeten, maar je was te druk. Op een gegeven moment moest je vijftien minuten wachten en had je niets anders te doen dan een beetje op een stoel te zitten.
Toen zag ik je opspringen en dacht dat je wat tegen me zou gaan zeggen, maar nee, je rende naar de telefoon en belde een vriend voor de laatste roddeltjes.
Ik zag je vertrekken naar voor je dagelijkse werkzaamheden en wachtte de hele dag geduldig af. Met al je bezigheden had je het denk ik te druk om ook maar iets tegen me te zeggen.
Ik zag dat je voor de lunch om je heen keek. Misschien voelde je je voor gek zitten als je met me praatte, daarom boog je je hoofd natuurlijk niet. Je keek drie of vier tafels verder en zag een paar van je vrienden kort met mij praten voor ze gingen eten, maar jij deed het niet. Dat geeft niet, er is nog steeds tijd over en ik heb nog steeds hoop dat je nog met me zult praten.
Je ging naar huis en het leek erop dat je nog veel dingen te doen had. Na een paar daarvan stopte je en zette de televisie aan. Ik weet niet of je de TV leuk vind of niet, maar er komt van alles op en je zit er heel wat uurtjes voor. Meestal denk je nergens aan en laat je de beelden op je af komen. Ik wachtte geduldig af terwijl je TV keek en je eten op at, maar je praatte alweer niet met me.
Toen je je met de rest van je huishoudelijke klusjes bezig was wachtte ik opnieuw terwijl jij deed wat je moest doen. Tegen bedtijd was je denk ik te moe. Nadat je je huisgenoten welterusten had gewenst dook je in bed en viel je bijna meteen in slaap. Dat geeft niet want je beseft misschien niet dat ik er de hele tijd voor je ben.
Ik heb meer geduld dan jij ooit zult beseffen. Ik wil je zelfs leren hoe je geduldig met anderen kunt zijn. Omdat ik zoveel van je hou, verliet ik lang geleden een prachtige plaats genaamd hemel en kwam naar de aarde. Ik gaf dat mooie op om bespot en uitgelachen te worden. Ik stierf zelfs, zodat jij nooit mijn lijden hoeft te lijden.
Ik hou zoveel van je dat ik iedere dag wacht op een gebaar, een gebed, een gedachte of een dankbaar stukje van je hart.
Het is moeilijk om een eenzijdig gesprek te hebben. En nu sta je weer op en opnieuw zal ik wachten met niets dan liefde voor jou, hopend dat je vandaag wat tijd voor me zult hebben.
Dit is een slogan van een levensverzekeringsmaatschappij. Door een goede levensverzekering af te sluiten kun je inderdaad je toekomst veranderen; het kan je een onbezorgde oude dag opleveren. Helaas gaat het alleen maar om het laatste stuk van je aardse leven. Hooguit hoort er nog een begrafenisverzekering en een uitkering voor je nabestaanden bij. Maar daarmee is het dan ook over en uit. In de Bijbel leest u over de eeuwige toekomst en hoe u zich hiervoor kunt verzekeren. De Here Jezus zegt: 'Wat baat het een mens als hij de hele wereld wint en zijn ziel verliest?' Welke verzekering sluit u af voor de eeuwige redding van uw ziel? Hoe deze verzekering afgesloten moet worden? Lees de Bijbel. Hand. 16:31: 'Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en u zult behouden worden.' Joh. 10:27: 'Mijn schapen horen naar Mijn stem, Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan.' Deze verzekering is meer waard dan alle aardse verzekeringen. Bent u reeds in het bezit van de polis van deze verzekering? Vertrouw u toe aan Hem, Die niet liegen kan en u bent voor altijd verzekerd!
Een bekende staatsman heeft eens gezegd: "Een goed boek is een boek dat je minstens twee - of driemaal leest en dat je steeds mooier gaat vinden." Hoewel je de Bijbel eigenlijk niet met gewone literatuur kunt vergelijken, voldoet hij in alle opzichten aan dit kenmerk. De Bijbel is natuurlijk veel waardevoller, want de schrijver van dit Boek is God, de Heilige Geest. De Bijbel is vaak aangevallen. Men heeft gezegd dat de Bijbel verouderd en niet meer bij de tijd is. Maar tevergeefs. Vandaag de dag zijn er nog duizenden en duizenden mensen die de Heilige Schrift lezen met grote blijdschap, bewondering en interesse. Net zoals een gelovige nooit uitgekeken raakt in de schepping en steeds weer nieuwe wonderen daarin ontdekt, zo verliest het Woord van God nooit zijn waarde voor hem, steeds weer ontdekt hij nieuwe dingen daarin. De Bijbel is voor de mens niet in zijn diepte te doorgronden. De kracht en de warmte die ervan uitstralen, zijn onverklaarbaar. De Bijbel beschrijft vooral de vernedering en verheerlijking van een Mens, die tegelijk God is: de Here Jezus, de Verlosser. Elke gelovige acht zich gelukkig zo'n boek te bezitten. Een boek dat ons met God en de eeuwigheid verbindt en ons de weg toont naar de heerlijkheid.
Het Laatste Avondmaal, circa 1495-1498 [da Vinci] Deze compositie is een goed voorbeeld om stabiliteit en evenwicht uit te drukken: het schilderij is één en al symmetrie. De jezusfiguur neemt de centrale plaats in en de apostelen zijn per drie rond hem gerangschikt. Het perspectief is zo opgebouwd dat het verdwijnpunt zich net achter het hoofd van Jezus bevindt. Christus zelf is een gelijkbenige driehoek. Ook wordt hier de psychologische dramatiek uitgebeeld van het religieus tafereel: het is dat ene moment waarop Jezus zegt: ,Eén van jullie zal mij verraden.' De leerlingen reageren verontwaardigd en verwonderd.
CHRISTUS MOET CENTRAAL STAAN Een bekend schilderij van Leonardo da Vinci is 'Het Laatste Avondmaal'. De kunstenaar had al zijn talent erin gelegd. Toen hij het schilderij klaar had, nodigde hij enkele vrienden uit om het te bekijken en te beoordelen. De vrienden kwamen op de afgesproken tijd in het atelier en bewonderden het prachtige schilderij. Wat de vrienden bijzonder opviel, was de avondmaalsbeker. Ook op deze beker had da Vinci zijn uiterste best gedaan. Alle aandacht van de vrienden was voor die beker: 'Wat een prachtige beker!' 'Zo'n mooie beker hebben we nog nooit gezien!' Zo ging het een tijdje door. De kunstenaar hoorde dit zwijgend aan. Na een poosje nam hij een kwast, doopte die in een pot met zwarte verf en streek de verf over de beker en toen was de beker opeens een gewone, alledaagse beker geworden. Waarom deed hij dit? Niet de schoonheid van de beker, maar de schoonheid van Christus moest centraal staan. Dit geldt ook voor ons. Wij houden ons vaak bezig met allerlei bijkomstigheden. Ook tijdens de viering van het avondmaal moeten we niet denken aan allerlei details, maar alle aandacht moet vallen op de Here Jezus, op wie Hij is en op wat Hij gedaan heeft. Hij moet in alle dingen de eerste plaats innemen.
Als een blad van de boom valt weet hij niet waar hij terecht komt. Gedragen door de wind is hij stuurloos en is hij over geleverd aan de grillen van de wind. Hij kan alle kanten opgaan maar hij heeft er zelf geen controle over en hij kan ook geen invloed er op uit oefenen en heeft geen idee wat er gebeuren zal.
Best eng he? Zou het ook zo zijn met een leven zonder God?
Dat je je leven leeft zoals jij denkt dat het goed is en dat het je allemaal prima bevalt en dat het "lot" je leven bepaalt. En dat het leven eigenlijk niet meer is als een blad waarvan de wind bepaalt waar het de grond zal raken, en dat het dan zijn eindbestemming is, zijn doel, zijn "lot".
Wat is dan het verschil als je christen ben?
Ik denk dat als je christen bent en je Jezus hebt binnen gelaten in je leven, en ontdekt dat Hij de weg is, de waarheid en het leven, dat je dan niet zoals een blad gedragen word door de wind maar gedragen word door Zijn rechterhand. En dat Hij dan je leven beinvloed en jou leid naar jouw bestemming, en dat is niet een eindbestemming, nee dat is het zeker niet.
Dat Hij juist een plan heeft met jou, een doel. Hij leid jouw leven naar een hogere dimensie, waar wij nu geen weet van hebben. Want alleen Hij weet wat Hij voor plannen met jou heeft.
En ben je dan net als een blad stuurloos en moet je maar afwachten waar je terecht komt? Ik denk van niet, nee Hij wil juist dat wij zelf het initiatief nemen en op pad gaan in ons leven waar Hij ons zend. En Hij dwingt je niet, nee Hij geeft alleen maar aan wat het beste voor jou is. En als jij op Hem durft te vertrouwen zal Hij je dragen met Zijn rechterhand en zet Hij je op de juiste weg die naar eeuwigheid zal leiden, de beloning. Hij wil dat wij naar eer en geweten bepalen hoe wij moeten omgaan met het geschenk dat Hij ons gegeven heeft, namelijk het leven.
Kunnen wij dat?
Kunnen wij wat wij lezen in de bijbel, Zijn woord, Zijn handleiding voor ons, ook in de praktijk brengen? Als ik naar mezelf kijk moet ik zeggen dat ik dat niet altijd kan. Ik probeer het ontzettend hard, en ik verzet me tegen alles wat Zijn naam geen eer aan doet. Maar wat is het soms een gevecht, en wat is het soms ontzettend moeilijk. Maar wat ben ik telkens weer blij als een kind als ik weer overwin en dat ik dan omhoog kan kijken en zeggen: "ik draag mijn leven op aan U Heer, ik vertrouw op U, omdat ik weet dat U mij draagt met Uw rechterhand"
Waar staat de vis voor? Die staat voor: I(esous) Jezus Ch(ristos) Christus Th(eou) Gods U(ios) Zoon S(oter) Verlosser
ICHTHUS dat is grieks voor vis. Waarschijnlijk is men hierbij uitgegaan van de naam die de Here Jezus gaf aan zijn volgelingen: "Vissers van mensen." Deze vis zwemt naar links en men las in het woord de aanduiding van de Here Jezus: JEZUS CHRISTUS GODS ZOON VERLOSSER
HET ICHTUS-SYMBOOL
Je ziet ze steeds meer. Ik heb het over de visjes op autos, caravans, fietsen, koffers, als reversspeldjes of hangertjes. Velen dragen dit teken. Je ziet ze over de hele wereld! Hoe komt dat??
Het heeft alles te maken met de vroeg christelijke tijd. Nadat de eerste christengemeente was ontstaan, trokken Jezus volgelingen erop uit om de blijde boodschap van Jezus Christus te verkondigen. Hun belijdenis was kort en bondig: JEZUS IS HEER.
Dit was aanstootgevend voor de Romeinse keizers, die deze titel voor zichzelf opeisten. Maar omdat christenen weigerden de keizer als Heer te erkennen, ontstonden er al vroeg vervolgingen. Toen bijvoorbeeld de stad Rome in het jaar 64 werd geteisterd door een grote brand, schoof keizer Nero de schuld op de christenen, die hij daarop fel liet vervolgen. Als reactie gingen de gelovigen in de anonimiteit en kwam men samen op eenzame plaatsen: in onderaardse grotten (catacomben), in slecht toegankelijke bossen, op eenzame stranden en dergelijke.
Om elkaar te herkennen en ook om elkaar te kunnen vinden werd al spoedig een symbool gebruikt: het teken van de ichtus, dat is vis in het Grieks. Waarschijnlijk is men hierbij uitgegaan van de naam, die de Heer Jezus Christus gaf aan zijn volgelingen: Vissers van mensen. De vis zwemt van links naar rechts en men las: I C H T U S. I(esous) = Jezus Ch(ristos) = Christus Th(eou) = Gods U(ios) = Zoon S(oter) = Verlosser Nu zijn er wereldwijd honderdduizenden christenen, die dit symbool als herkenningsteken gebruiken om aan te geven dat ook zij bij die groep horen, die geloven in Jezus Christus, Gods Zoon en Verlosser van deze wereld.
Verlossing; dát is het grote thema van de bijbel: alle mensen zijn zondaars, maar ze kunnen door het geloof in Jezus Christus verlost worden. Voor hun zonden betaalde Hij met Zijn bloed, dat Hij zon 2000 jaar geleden tijdens de zes uur durende kruisiging vrijwillig gaf. Zo groot was de zondeschuld, dat voor God slechts een onberispelijk offer voldoende was. God gaf hiervoor Zijn enige Zoon uit liefde voor u en mij. Onbegrijpelijk, maar echt waar!!!
Als een mens verlost moet worden, betekent dit, dat hij gevangen zit. Een macht, die sterker is dan de mens zelf, houdt hem vast. Dat is de macht van de zonde, leert de bijbel. De mensheid wordt in zijn wurgende greep gehouden en wordt gevoerd naar de eeuwige dood.
Gelukkig heeft Jezus daar verandering in gebracht. Hij heeft de prijs betaald om de mensen van de zondemacht te verlossen. De prijs was Zijn kostbaar bloed. Daarmee verloste Hij allen die in Hem geloven. Geen mens was daartoe in staat; Gods Zoon moest daarvoor zelf naar deze aarde komen.
Jezus Christus, Gods Zoon is dus met recht de Verlosser (Ichtus)
Misschien spreken deze woorden u aan, misschien lijdt u onder die zonden. Misschien voelt u zich leeg van binnen en verlangt u naar een nieuw leven? Weet dan dat er verlossing mogelijk is door het geloof in Jezus Christus. U hoeft slechts uw zondeschuld te erkennen en aan Hem te vertellen. Vraag Hem om vergeving en verlossing.
Jezus Christus maakt u echt vrij!!! Hij geeft nieuw leven, een leven tot in eeuwigheid!
Ik kijk naar de broze hand in de mijne. De vele rimpels laten zien hoe hard ze in haar leven heeft gewerkt. De aderen die door de huid heen schijnen, geven aan dat ze al een lang leven achter zich heeft. En de mislukte poging die ze doet om in mijn hand te knijpen, bewijst dat ze erg is afgezwakt. Geen wonder ook op haar leeftijd (ze is 88) en met een ziekte die nu al bijna een half jaar duurt. Zacht streel ik haar hand. Wat moet ik zeggen? Woorden schieten hier tekort. Wat is het voor troost voor haar op dit moment om te horen dat ze zo oud is geworden? Haar einde nadert en dat doet zeer. Wat is het voor troost te zeggen dat ze een rijk leven heeft gehad? De dood komt eraan en voor wie is dat niet moeilijk? Dan zegt ze fluisterend en bijna onverstaanbaar: 'Ik ben verslagen.' Ik kijk in haar fletse ogen, waar de levensmoed uit verdwenen is. Ik zie de ingevallen wangen, de dunne lippen. Ik ben verslagen, zegt ze. Ze wil nog niet dood! Ze wil nog blijven leven. Voor haar kinderen en kleinkinderen en voor iedereen die ze kent. Ik ben verslagen! De ziekte heeft haar te pakken genomen en overwonnen. Ze heeft gevochten, maar het is niet gelukt! Plotseling weet ik woorden, belangrijke woorden om te zeggen en ik zeg ze ook: 'Nee, u hebt gewonnen! U hebt een half jaar lang van deze ziekte gewonnen, nog een half jaar bent u bij ons geweest. En nu wint u opnieuw. Van de dood. Want u gaat naar God! U bent niet verslagen.' Dan zie ik hoe er opeens een glans in de vermoeide ogen verschijnt - een glimlach rond haar tandeloze mond. 'Gewonnen', fluistert ze en ze knikt met een blij gezicht. In mijn hand voel ik iets bewegen, ze knijpt me op haar uitgeputte manier en ik voel iets door haar hand in de mijne stromen. Haar liefde voor God, haar overwinning op dit leven, haar overwinning samen met God. Ik leg mijn andere hand erover, ik sluit mijn ogen en zou willen bidden, maar vind de woorden niet. Dan herhaalt ze zacht, maar duidelijk verstaanbaar: 'Ik heb gewonnen!' En in mijn hart klinkt een gebed: 'God, laat mij hetzelfde kunnen zeggen!'
Zeker tien mannen ,,marconisten zitten in de wachtkamer van de telegraafmaatschappij.. Ze komen solliciteren op een advertentie.. tussen negen en twaalf uur s morgens moeten ze zich melden op het kantoor van de maatschapij.. Zo zitten ze te wachten,, terwijl ze een praatje maken.. De een vertelt,, waar hij momenteel werkt;; een ander maakt duidelijk,, wat hij van de nieuwe baan verwacht..En iedereen pocht dat hij zon goede radiotelegrafist is..
Als ze ruim anderhalf uur hebben gewacht en gewacht zonder dat iemand van hen was binnen geroepen;; beginnen ze te mopperen;; Een mooie boel,, hier wordt je om negen uur uitgenodigd en ondertussen loopt het al tegen elven en er is niemand die naar ons omziet..Als het er hier zo aan toe gaat,,wordt het voddenwerk.
Zo zitten ze te praten en te mopperen.. Om elf uur komt er nog een verlate sollicitant binnen.. Hij wordt met hoongelach ontvangen:: U zit hier vanavond om zeven uur nog, hoor!.
De man gaat rustig zitten; maar na enkele ogenblikken staat hij op en gaat zonder kloppen de directiekamer binnen.. Iedereen kijkt verbaasd..Na een korte tijd komt hij met een stralend gezicht naar buiten en zegt: Mijne heren,, u kunt wel naar huis gaan,, want ik ben aangenomen Ge ergert en verbaast vragen de anderen hoe dat nu toch mogelijk is..Wel mijne heren,, de zaak is heel eenvoudig:: zodra ik binnen kwam,, hoorde ik door de luidspreker in de hoek van deze kamer heel zachtjes in morsetekens
(Indien u dit sein hebt vernomen,, mag u binnen komen en wordt u aangenomen Dit bericht werd al vanaf negen uur vanmorgen over de luidspreker uitgezonden..Hebben jullie dat dan niet gehoord?? Geen van de mannen had aandachtig geluisterd.. Ieder was veel te veel vervuld geweest van zichzelf, om naar de boodschap te kunnen luisteren.. En daarom ging de betrekking aan hen voorbij.
Zo gaat het ook met het kloppen van de Heere Jezus aan de deur van je hart.. Misschien zeg ook jij : Ik heb de Heere Jezus nog nooit horen kloppen!! Als je niet aandachtig luistert hoor je hem niet. Als je te druk met jezelf,, je carrière,, je hobbys ;; enzovoorts bezig bent,,hoor je hem niet..
Misschien wil je Hem ook liever niet horen;; want je moet dan wel al het andere loslaten;; ja,, je moet dan jezelf loslaten..
Ik sta voor de deur en klop aan..Als iemand mijn stem hoort en de deur opent,, zal ik binnenkomen en we zullen samen eten,, Ik met hem en hij met Mij.. ( openbaring 3 vers 20 )
Echte vrienden zijn zeldzaam in het leven. Je kunt ze met een kaarsje zoeken. Maar bij Jezus heb je geen kaarsje nodig. hij is zelf een stralend licht. Je hoeft dat licht alleen maar te volgen en je hebt een vriend voor het leven. DAT IS ZEKER
Ik ben LUC, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Lucky.
Ik ben een man en woon in Moorsele (belgie) en mijn beroep is RUST........
Ik ben geboren op 30/12/1952 en ben nu dus 72 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: computer,,Muziek Fietsen en proberen niet mijn wil te doen maar deze van de Heer.
ben gehuwd met fabienne
De Geest van God is geen spookbeeld of hersenschim. Hij is onder ons aanwezig, voelbaar en tastbaar. Hij spreekt soms uit de blik in onze ogen. Je ziet hem in de mensen die verdraagzaam zijn en respectvol omgaan met elkaar. Je voelt hem in dat liefdevolle gebaar of die hartelijke handdruk. De Geest van God is de scheppende kracht die bruggen slaat over de diepste kloven, die mensen bij elkaar brengt en conflicten ombuigt in begrip en verzoening. Het is de energie die bergen kan verzetten en mensen boven hun kleinheid uittilt - de levensadem van God die mensen bezielt en in beweging zet.
Afscheid nemen is verdrietig, afscheid nemen is niet fijn afscheid nemen is iemand verlaten bij wie je graag zou willen zijn.
Afscheid nemen is die blik vol liefde en die aai over je bol afscheid nemen zijn die tranen je schiet er helemaal van vol.
Afscheid nemen zijn die woorden "Ik hou van jou, dag lieve schat. Je bent altijd bij me, want jij zit hier, diep in m'n hart."
Soms is het afscheid maar voor even soms voorgoed of voor een lange tijd maar wat je samen hebt mogen beleven dat raak je echt, nee nooit meer kwijt.
Parel
Je bent een parel, die zeer kostbaar is je naam staat onuitwisbaar in Mijn hand geschreven. Ik heb je zelf gemaakt om tot Mijn eer te leven je bent een parel, die zeer kostbaar is.
En eens zal Ik je roepen aan Mijn zij Mijn kind die roeping is zo hoog verheven. Uit liefde gaf ik jou Mijn eigen leven, ja, eenmaal zul je stralen aan Mijn zij.
Je bent nu nog op reis, het einddoel is in zicht, houd Mij maar stevig vast en luister naar Mijn stem. Aan d’einder gloort het nieuw Jeruzalem, daar zul je eeuwig leven in Mijn licht.
Je bent een parel, die zeer kostbaar is.
Dit gedicht is voor jou! Als je je alleen voelt je hart gebroken is of bezeerd als je bang bent voor wat komen gaat als je lief hebben hebt verleerd als je jezelf niet durft te zijn als je verteerd wordt door verdriet dan is dit gedicht voor jou want God vergeet je niet Hij wacht op je hij kent je vragen Hij zegt: “geef mij je last, dan kunnen we het samen dragen”. En langzaam zul je merken daar kun je van op aan, dat jij alleen nog je rugtas vasthoudt de inhoud is naar Hem overgegaan Als je je bedrogen voelt eenzaam en heel klein als je door de bomen het bos niet meer ziet en er misschien zelfs niet meer wilt zijn als je verstrikt zit in de netten van de zonde en niet weet hoe je daar uit moet geraken dan is dit gedicht voor jou Jezus zal het in orde maken Hij weet als geen ander hoe pijn voelt en wat een mens soms moet doorstaan Voor jou en mij is Hij uit liefde door enorm zware beproevingen gegaan Hij kijkt naar jou met een bewogen hart en een liefdevolle blik in Zijn ogen en wacht tot je Hem vragen zult je tranen te gaan drogen Dit gedicht is voor jou. Waarom? Is misschien je vraag. omdat God ontzettend van je houdt, grijp toch Zijn uitgestoken hand vandaag….