Uit het tweede boek Samuël
7, 1-5 + 8b-12 + 14a + 16xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
zei de koning tegen de
profeet Natan: Kijk nu toch! Ik woon in een paleis van cederhout, terwijl de
ark van God in een tent staat.
Doe wat uw hart u ingeeft, antwoordde Natan, de Heer staat u immers ter
zijde.
Maar diezelfde nacht richtte de Heer zich tot Natan: Zeg tegen mijn dienaar,
tegen David: Dit zegt de Heer: Wil jij voor mij een huis bouwen om in te
wonen? Dit zegt de Heer van de hemelse machten: Ik heb je achter de kudde
vandaan gehaald om mijn volk, Israël, te leiden. Ik heb je bijgestaan in alles
wat je ondernam, Ik heb al je vijanden voor je uitgeschakeld en Ik heb je naam
gevestigd als een van de groten der aarde. Ik heb aan mijn volk, Israël, een
gebied toegewezen. Daar heb Ik het geplant en daar kan het nu onbevreesd wonen.
Het wordt niet langer door misdadige volken onderdrukt, zoals toen het er pas
woonde. Ik heb rechters over mijn volk Israël had aangesteld. Jou heb Ik rust
gegeven door je van je vijanden te verlossen. De Heer zegt je dat hij voor jou
een huis zal bouwen. Wanneer je leven voorbij is en je bij je voorouders te
ruste gaat, zal Ik je laten opvolgen door je eigen zoon en hem een bestendig
koningschap schenken. Ik zal een vader voor hem zijn en hij voor mij een zoon.
Jou stel ik in het vooruitzicht dat je koningshuis eeuwig zal voortbestaan en
je troon nooit zal wankelen.
De laatste dag van de advent leert ons dat
God onder ons wil komen wonen. Niet de stenen tempel zal teken zijn van Gods
trouw tegenover David en het volk, maar wel zijn belofte.
Uit
het evangelie volgens Lucas
1, 67-79
In die dagen werd Zacharias vervuld met de heilige Geest en sprak deze
profetie:
Geprezen zij de Heer, de God van Israël, Hij heeft zich om zijn volk bekommerd
en het verlost. Een reddende kracht heeft Hij voor ons opgewekt uit het huis
van David, zijn dienaar, zoals Hij van oudsher heeft beloofd bij monde van zijn
heilige profeten: bevrijd zouden we worden van onze vijanden, gered uit de
greep van allen die ons haten. Zo toont Hij zich barmhartig jegens onze
voorouders en herinnert hij zich zijn heilig verbond: de eed die Hij gezworen
had aan Abraham, onze vader, dat wij, ontkomen aan onze vijanden, Hem zonder
angst zouden dienen, toegewijd en oprecht, altijd levend in zijn nabijheid.
En jij, kind, jij zult genoemd worden: profeet van de Allerhoogste, want voor
de Heer zul je uit gaan om de weg voor Hem gereed te maken, en om zijn volk
bekend te maken met hun redding door de vergeving van hun zonden. Dankzij de
liefdevolle barmhartigheid van onze God zal het stralende licht uit de hemel
over ons opgaan en verschijnen aan allen die leven in duisternis en verkeren in
de schaduw van de dood, zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de
vrede.
Toen God David beloofde dat Hij
voor hem 'een huis ... zal oprichten', was de kans groot dat David en zijn
nakomelingen dachten aan een militaire leider die het koningschap van Israël in
de familie zal houden; met andere woorden: een dynastie. Deze 'zoon van David'
die hem zou opvolgen, zou op David zelf lijken, een groot strateeg, een vroom
man die Israëls militaire en politieke vijanden zou verslaan. Hij zou de
vrijheid brengen door middel van veroveringen en macht.
Nu we aan
de vooravond van Kerstmis staan, met de lege kribbe voor ons, zien we dat God
dit alles heel anders bedoelde. Ook Zacharias' profetie in de evangelielezing
van vandaag raakt de diepere lagen aan van de vrijheid die God aan het huis van
David beloofde. Dat was niet zozeer een vrijheid van externe vijanden, maar een
diepe vrijheid die ons zal aanzetten Hem te 'aanbidden'; de vrijheid om heilig
en rechtvaardig voor God te staan.
Jezus is
gekomen om ons de genade te schenken de vijanden in ons te verslaan; de
vijanden van zonde en dood. Hij gaf niet zozeer een uiterlijke vrede die
gekenmerkt zou zijn door de afwezigheid van conflicten, maar Hij gaf op de
eerste plaats een diepere en reëlere vrede die intreedt wanneer onze innerlijke
worstelingen tot rust zijn gekomen en de gevolgen van zonde tot genezing zijn
gekomen. Deze laatste zijn de echte tirannen, want zij zijn de vijanden die de
oorzaak zijn van elk uiterlijk conflict, zowel in ons eigen leven als in de
wereld in z'n geheel.
Jezus, die
werd geboren onder nederige omstandigheden, vraagt ons bij Hem in de stal te
komen. Hij zal ons de komende nacht wenken naar een plek waar wij onze vijanden
bij Hem zullen mogen neerleggen: onze zonde, haar oorzaken, haar gevolgen. We
mogen het bij de kribbe neerleggen, Hem aanbiddend, Hem alles gevend. Hij zal
alles in zich opnemen om het met Goede Vrijdag mee te nemen naar de diepste
krochten van duisternis en verlatenheid om met Pasen alles om te vormen naar
zijn licht.
Laten we
even de aandacht afwenden van onze kalkoen... en laat ons neerknielen voor de
kribbe; verwachtend, verlangend.
Hij komt...
Goede God,
beadem ons hart in deze uren,
nu wij verwachtingsvol uitkijken
naar de geboorte van Jezus.
Maak het vanbinnen stil en vredig,
opdat ons hart de kribbe mag zijn
waar de kleine Jezus
met veel liefde en warmte
mag ontvangen worden.
Amen.
|