Uit
de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs
9, 16-19 + 22-23xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dat ik het evangelie verkondig is
voor mij geen reden om te roemen; ik kan niet anders, en het zou me slecht
vergaan als ik het niet zou doen. Als ik het uit eigen beweging zou doen, zou
ik recht op betaling hebben. Maar ik doe het niet uit vrije wil; deze opdracht
is mij toevertrouwd.
Wat is nu mijn loon? Dat ik het evangelie verkondig zonder er iets voor terug
te vragen en dus geen gebruik maak van de rechten die de verkondiging mij
geeft.
Vrij als ik ben ten opzichte van iedereen, ben ik de slaaf van iedereen
geworden om zo veel mogelijk mensen te winnen.
Voor de zwakken ben ik zwak geworden om hen te winnen. Ik ben voor iedereen wel
íets geworden, om in elke situatie althans enkelen te redden.
Ik doe alles voor het evangelie om ook zelf aan de beloften ervan deel te
krijgen.
Paulus verkondigt het evangelie van Christus niet om er loon mee te
verdienen of om geëerd te worden, maar omdat God hem daartoe geroepen en
gezonden heeft. Hij gaat ervan uit dat de overtuigingskracht van een onthechte
verkondiger er des te groter om zal zijn.
Uit
het evangelie volgens Marcus
1, 29-39
In die tijd, toen ze uit de
synagoge kwamen, ging Jezus met Jakobus en Johannes rechtstreeks naar het huis
van Simon en Andreas. Simons schoonmoeder lag met koorts in bed, en ze spraken
met Jezus over haar. Hij ging naar haar toe, pakte haar hand vast en hielp haar
overeind. Toen verliet de koorts haar, en ze begon voor hen te zorgen.
s Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de mensen alle zieken
en bezetenen naar Hem toe; alle inwoners van de stad hadden zich bij de deur
van het huis verzameld. Hij genas vele zieken van allerlei kwalen en Hij dreef
veel demonen uit, maar stond ze niet toe om iets te zeggen, want ze wisten wie
Hij was.
Vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond Hij op, ging naar
buiten en liep naar een eenzame plek om daar te bidden. Maar Simon en de
anderen die bij Hem waren, gingen Hem vlug achterna, en toen ze Hem gevonden
hadden zeiden ze tegen Hem: Iedereen is naar u op zoek! Toen zei Hij: Laten
we ergens anders heen gaan, naar de dorpen hier in de omtrek, zodat Ik ook daar
het goede nieuws kan brengen. Daarvoor ben Ik immers op weg gegaan.
In heel Galilea bracht hij het nieuws in de synagogen en dreef Hij demonen uit
Simons
schoonmoeder lag met koorts in bed, en ze spraken met Jezus over haar. Wat is Jezus, de onbenaderbare, benaderbaar voor
de kleinen en de zwakken! Wat gaan ze vertrouwelijk met Hem om! Hij láát zich
ook door hen benaderen, niet om zich te laten verheerlijken, maar om hun zijn
barmhartigheid bewijzen en in zijn verrijzeniskracht te laten delen. Hij ging naar haar toe, pakte haar hand
vast en hielp haar overeind, deed haar verrijzen. s Avonds laat, toen de zon al was
ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar Hem toe; alle
inwoners van de stad hadden zich bij de deur van het huis verzameld. Hij genas
vele zieken. Wat een overvloed van barmhartigheid!
Paulus lijkt
wel een andere Jezus. Vrij als
ik ben ten opzichte van iedereen, ben ik de slaaf van iedereen geworden om zo
veel mogelijk mensen te winnen. Voor de zwakken ben ik zwak geworden om hen te
winnen. Ik ben voor iedereen wel íets geworden, om in elke situatie althans
enkelen te redden. Waar haalt Paulus de motivatie vandaan? Waar
halen wij de motivatie vandaan om onszelf te geven zonder te ontvangen, zó te
geven dat je er zelf niet beter van wordt, dat je er zelfs niet beter van wordt
in je eigen ogen, dat je linkerhand niet weet wat je rechter doet? Paulus zegt:
Deze opdracht is mij
toevertrouwd, door God. Ik doe het niet uit eigen beweging. De
beweegreden of de beweegkracht ligt niet in mij, maar buiten mij, die ligt bij
God. En als God iemand ergens toe roept, wordt dat waartoe Hij hem roept hem zo
eigen, dat hij niet anders kan. Dat
ik het evangelie verkondig is voor mij geen reden om te roemen; ik kan niet
anders.
Hier ligt het geheim van het evangelie, het geheim van het Rijk Gods. Het is
het geheim van Jezus. Ik doe alles voor het evangelie, ik doe alles voor Jezus,
om ook zelf deel te krijgen aan Jezus, aan het andere leven. Het is delen,
uitdelen, jezelf wegschenken en je daardoor verrijken. Het is je leven
verliezen om het te winnen; vermenigvuldigen door te delen. Je geeft weg, je
houdt niets over, en je wordt er toch beter van. Als je weggeeft, krijg je!
Waar haal je
dat vandaan? Waar haalt Jezus het vandaan? Het evangelie begon met te zeggen
dat Jezus uit de synagoge kwam, Hij doet het dus vanuit het gemeenschappelijke
gebed. En aan het einde van de lange werkdag, vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond
Hij op, ging naar buiten en liep naar een eenzame plek om daar te bidden.
Aan het einde van de lange dag gaat Hij weer terug naar het gebed, terug naar
zijn Vader, naar zijn oorsprong, naar zijn roeping, zijn zending.
Als de
leerlingen Hem achterop komen en willen dat Hij mee teruggaat, omdat iedereen
Hem zoekt, antwoordt Hij: Laten
we ergens anders heen gaan, naar de dorpen hier in de omtrek, zodat Ik ook daar
het goede nieuws kan brengen. Daarvoor ben Ik immers op weg gegaan.
Het is dus in het gebed dat Jezus zich zijn oorsprong te binnen brengt. Hij
herbront zijn zending, zijn roeping, zijn motivatie, zijn beweegreden en zijn
beweegkracht en zo blijft Hij vrij van de vangnetten van de mensen, zo raakt
Hij niet in het drijfzand van het succes. Iedereen
is naar U op zoek! Ze willen U. Ze willen U vasthouden.
Bij Paulus is het niet anders. Ook hij handelt vanuit dat zendingsbewustzijn,
vanuit de taak die hem is toevertrouwd door God. Niet om zich vrij te maken
voor zichzelf, maar om zich vrij te maken vóór en zich meer te binden áán
anderen.
|