Marcus
10, 46-52xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In die tijd kwam Jezus
vergezeld van zijn leerlingen in Jericho.
Toen ze, vergezeld van een flinke menigte weer uit Jericho vertrokken, zat daar
een blinde bedelaar langs de weg, een zekere Bartimeüs, de zoon van Timeüs.
Toen hij hoorde dat Jezus uit Nazaret voorbijkwam, begon hij te schreeuwen:
Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!
De omstanders snauwden hem toe dat hij zijn mond moest houden, maar hij
schreeuwde des te harder: Zoon van David, heb medelijden met mij!
Jezus bleef staan en zei: Roep hem.
Ze riepen de blinde en zeiden tegen hem: Houd moed, sta op, Hij roept u.
Hij gooide zijn mantel af, sprong op en ging naar Jezus.
Jezus vroeg hem: Wat wilt u dat Ik voor u doe?
De blinde antwoordde: Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien.
Jezus zei tegen hem: Ga heen, uw geloof heeft u gered.
En meteen kon hij weer zien en hij volgde Hem op zijn weg.
Hebben ook wij op sommige dagen niet het gevoel
neer te zitten, zoals de blinde Bartimeüs, aan de kant van de weg? Het zijn de
dagen dat wij de indruk hebben dat de zon alleen voor de anderen schijnt, dat
voor ons alles duister is. Het zijn de dagen dat wij weigeren onze ogen te
openen voor het goede dat er ook is, voor de liefde, die nochtans heel dicht
voorbij komt. Wij zijn dan vooral naar onszelf gekeerd en sluiten ons af van
het echte leven.
Er zijn zo van die dagen dat een man gewoonweg niet
meer wil zien dat zijn vrouw fijngevoelig en teder is. Er zijn zo van die dagen
dat een vrouw geen oog meer wil hebben voor de ijver en de
verantwoordelijkheidszin van haar man. Er zijn zo van die dagen dat jongeren
blind geraken voor de opofferingen en de zorgen van hun ouders jegens hen. En
er zijn zo van die dagen dat ouders moedwillig de ogen gaan sluiten voor het
verlangen naar zelfstandigheid van hun opgroeiende kinderen. En hoeveel dagen
zijn er niet dat wij allemaal de grote nood van de behoeftigen rondom ons niet
willen zien. Inderdaad, allemaal zitten wij soms als eenzame blinden langs de
kant van de weg. En wij kunnen er lang blijven zitten.
Maar vandaag worden wij uitgenodigd ons te laten
genezen van die opgeslotenheid van ons hart en, zoals Bartimeüs, terug mee op
te stappen in de stroom van het leven. Want in feite voelen wij ons, juist
zoals hij, ook niet gelukkig in onze geslotenheid. Uit het diepst van ons hart
klinkt een noodkreet: "Heb toch medelijden met mij!"
Maar nu moet ge eens zien hoe de omstanders
reageren. Er zijn twee reacties: "Velen snauwden hem toe te zwijgen".
Juist op het moment dat wij de moed opbrengen een eerste kleine stap te zetten
naar nieuwe openheid worden wij door sommigen afgesnauwd en terug in onze hoek
geduwd. Bartimeüs kroop waarschijnlijk nog dieper weg in de mantel waarin hij
zich had ingeduffeld. Bepaalde krachten rondom ons, maar ook wel wat angsten in
ons, proberen elke vernieuwing en openheid in de kiem te smoren en maken ons
nog meer geïsoleerd. Schrik voor menselijk opzicht doet ons soms lang aarzelen
om de zware mantel van onze eigen, veilige afgeslotenheid af te gooien.
Maar gelukkig zijn er ook op onze weg enkelen die heel anders reageren, in naam
en uit kracht van Jezus. "Hij bleef staan en zei: roep hem eens hier. En
nu riepen sommigen de blinde toe: Heb goede moed! Sta op! Hij roept u!"
Allemaal hebben wij ook hen in ons leven, die goede vriend of vriendin, die
vader of moeder, die partner of geliefde die ons juist op het goede moment
uitnodigt en toeroept: "Komaan! Heb goede moed! Blijf daar niet zo zitten.
Sta op! Het leven zelf roept je! De liefde heeft je nodig! Kom mee!"
"Toen, toen wierp hij zijn mantel af, hij sprong overeind en liep naar
Jezus toe." Dan durven wij eindelijk opnieuw die zware mantel afgooien
waarin wij ons hadden opgesloten. Wij durven opnieuw ingaan op de concrete
uitnodiging van de liefde die voorbijkomt op onze weg.
Geloof het maar, na die eerste, moedige stap van
openheid komt ook voor ons de echte ontmoeting. "Heer, maak dat ik kan
zien! Maak dat ik vandaag mijn ogen wat meer open voor het goede dat aan mij
gebeurt. Ook al lukt mij niet alles, zoals ik het wens, er is toch zoveels
goeds dat mij omringt. Maak dat ik er Uw liefde in erken, die mij uitnodigt om
weer open te staan en aandacht te hebben voor anderen."
Dat is de stap die ons kan genezen van onze
zelfverblinding: de beslissing om onszelf dankbaar te geven en anderen te
willen dienen. Zo ontdekken wij weer echt leven. Zo worden wij leerlingen van
Jezus. "Nu kon hij écht zien en hij sloot zich bij Hem aan op Zijn
tocht!"
Bij het begin van het verhaal was Bartimeus een eenzame verblinde aan de kant
van de weg. Op het einde heeft hij opnieuw een gemeenschap gevonden. Door onze
openheid vinden ook wij tochtgenoten op onze weg, de gemeenschap van Jezus'
broers en zussen.
|