Marcus
12, 38-44xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Tijdens zijn onderricht zei Jezus: Pas op voor de schriftgeleerden
die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op
het marktplein, en een ereplaats willen in de synagogen en bij feestmaaltijden:
ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden
op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen!
Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek hoe de mensen er
geld in wierpen. Veel rijken gooiden veel geld in de kist. Er kwam ook een arme
weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van niet meer dan een
quadrans.
Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: Ik verzeker jullie: deze
arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in
hebben gegooid; want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van
haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud.
Jezus zit tegenover de offerkist in de tempel en ziet de aanschuivende
rij mensen die iets geven: de ene wat licht kopergeld, de andere een zwaar
rinkelende munt. Maar Hij heeft er vooral één opgemerkt, een arme weduwe, die
een cent offert, en Hij vindt het zo belangrijk dat Hij er zijn leerlingen bij
roept, vooral om hun attent maken op haar innerlijke houding.
Dit verhaal van het penningske van de weduwe, die alles gaf waarvan zij
leefde, is geen moraliserende les om ons aan te sporen méér te geven bij de
volgende collecte. Jezus heeft ook niet de bedoeling bepaalde categorieën van
mensen, rijken tegenover armen, met elkaar te vergelijken of tegen elkaar op te
zetten. Neen, zoals dikwijls bij Hem, is dit niet zozeer een verhaal over
mensen, maar over God. Jezus heeft in dat gebaar van die arme weduwe de houding
van God zelf herkend tegenover ieder van ons. De weduwe schonk twee penningen,
alles wat zij bezat, alles waarvan zij moest leven. God schenkt ons elke dag
alles wat Hij bezit, zijn vriendschap, het volle leven, alles waarvan Hij
leeft. De parabel gaat dus niet over de kwantiteit van onze vrijgevigheid
("Moeten wij niet méér geven?"), maar over de kwaliteit van Gods
vrijgevigheid en van ons antwoord daarop. ("Met welke ingesteldheid van
het hart beantwoorden wij Gods vrijgevigheid?").
Rijken denken veel te geven, maar geven alleen van de overvloed van hun
uiterlijke rijkdom, dus niets van zichzelf, niets van hun hart. Eigenlijk kost
hun vrijgevigheid hun niet zoveel. Zij engageren zichzelf niet, zij behouden
hun veiligheid en lopen nooit het gevaar veel te verliezen. Jezus wil ons leren
dat onze God niet geeft zoals de rijken, maar zoals de arme weduwe. Hij schenkt
ons geen uiterlijke weldaden. Hij geeft ons zijn vriendschap, zijn hart. En
daarbij loopt Hij het risico veel te verliezen. Wij mensen hebben immers de
vrijheid en de mogelijkheid om zijn aanbod van vriendschap af te wijzen. Maar
onze God engageert zichzelf en geeft zichzelf totaal.
In ons bidden vragen wij soms teveel aan God. Wij denken dat Hij een
rijke is die ons veel geschenken kan geven: gezondheid, succes op het werk en
de relaties, en winst bij de lotto. Maar Jezus zegt ons vandaag: kijk! Onze God
geeft niet zoals een rijke, maar eerder zoals de weduwe. Hij overlaadt ons niet
met spectaculaire, verbluffende geschenken. Hij biedt ons vooral zijn gestadige,
dagelijkse vriendschap. En die vriendschap blijkt de meest waardevolle schat en
bron van heel veel kracht om te leven en te werken. Wie echt wil geven, geeft
dus, zoals God, niet vanuit de hoogte van zijn rijkdom, wel vanuit de
bescheidenheid van zijn armoede en kwetsbaarheid. Hij neemt het risico zijn
eigen zekerheid kwijt te spelen en geeft vooral zichzelf, zijn hart, totaal.
Wij kunnen soms lang aarzelen eer wij onszelf écht geven, totaal! Tot
zolang blijven wij onvoldaan en krampachtig. Niets of niemand kan er ons van
buitenaf toe dwingen, zelfs niet met de rijkste cadeaus. Wij kunnen er alleen
toe komen onszelf écht te geven vanuit de ervaring van dankbaarheid, omdat wij
nl. dankbaar worden voor de overstelpende ervaring reeds zoveel vriendschap te
hebben ontvangen van God, zoveel levenskansen en liefdeblijken. Alleen een
dankbaar hart is in staat zich totaal te geven.
Door het voorbeeld van de arme weduwe te benadrukken, en ons daarmee
eigenlijk iets te willen leren over God, nodigt Jezus ons vandaag uit meer en
meer mensen te worden naar het hart van zijn Vader, die niet vanuit de hoogte
iets van hun rijkdom weggeven, maar die dankbaar zichzelf wegschenken, totaal.
Zoals te Serafat gaat het hier om een weduwe. Het is niet toevallig. In
de Bijbel is een weduwe bij uitstek een berooid iemand. God heeft de nederigen
lief. Zij staan het meest open voor de oproep van het geloof. En zij geven alles
|