250. En toen zij uitgingen om Djaloet en zijn strijdkrachten te ontmoeten, zeiden zij: "Onze Heer, stort geduld over ons uit en maak onze voetstappen vast en help ons tegen het ongelovige volk!"
249. En toen Taloet met de strijdkrachten uitrukte, zeide hij: "Voorzeker, Allah zal u door een stroom beproeven: dus hij die er van drinkt, is niet met mij, behalve wanneer hij maar een handvol neemt, en hij die er niets van neemt, is zeker met mij." Maar behoudens enigen hunner dronken zij er van. En toen zij de rivier overstaken, hij en de gelovigen met hem - zeiden zij: "Wij hebben vandaag geen macht over Djaloet (Goliath) en zijn strijdkrachten." Maar zij, die er zeker van waren, dat zij Allah zouden ontmoeten, zeiden: "Hoevele kleine groepen hebben niet onder Allah's bevel over een grote groep gezegevierd." En Allah is met de geduldigen.
248. En hun profeet zeide tot hen: "Het teken van zijn heerschappij is, dat u een hart zal worden gegeven, waarin de kalmte van uw Heer zal zijn, het beste van de nalatenschap der volgelingen van Mozes en der volgelingen van Aäron, (een hart) door de engelen gebracht. Voorzeker, hierin is voor u een teken, als gij gelovigen zijt."
247. En hun profeet zeide tot hen: "Waarlijk, Allah heeft Taloet (Saul) als koning over u aangesteld." Zij zeiden: "Hoe kan hij over ons regeren, terwijl wij meer recht op heerschappij hebben dan hij en hem geen overvloed van rijkdommen is gegeven?" Hij zeide: "Voorzeker, Allah heeft hem boven u gekozen en heeft hem overvloedig toegerust met kennis en kracht." En Allah geeft Zijn heerschappij aan wie Hij wil en Allah is Milddadig, Alwetend.
245. Wie aan Allah het goede deel afstaat, Hij zal het voor hem vele malen vermenigvuldigen en Allah vermindert en vermeerdert en tot Hem zult gij worden teruggebracht.
243. Weet gij niet van degenen, die uit angst voor de dood hun huizen verlieten - het waren er duizenden. Allah zeide tot hen: "Sterft" en dan schonk Hij hun leven. Voorzeker, Allah is genadig jegens de mensen, maar de meeste mensen zijn ondankbaar.
239. Als gij in gevaar verkeert, bidt dan lopende of rijdende, maar wanneer gij veilig zijt, gedenkt dan Allah, zoals Hij u heeft geleerd, wat gij niet wist.
237. En indien gij van haar scheidt, voor gij haar hebt benaderd maar haar een bruidsschat hebt toegekend, (geeft) dan de helft van hetgeen gij hebt vastgesteld, tenzij zij het u kwijtschelden, of degene, die de huwelijksband in handen heeft het u zou kwijtschelden. En, indien gij kwijtscheldt is dit dichter bij de godsvrucht. En vergeet niet, elkander goed te doen. Voorzeker, Allah ziet, wat gij doet.
236. Het zal voor u geen zonde zijn, indien gij van uw vrouw scheidt, voordat gij haar hebt benaderd of voor haar een bruidsschat hebt vastgesteld. Maar maakt een voorziening voor haar, de rijke naar zijn middelen en de arme naar zijn middelen, een gebruikelijke voorziening - dit is een verplichting voor de deugdzamen.
235. En er zal geen schuld op u rusten, indien gii niet rechtstreeks spreekt over een huwelijksaanzoek aan die vrouwen, of indien gij dit in uw gedachten verborgen houdt. Allah weet, dat gij het haar zult zeggen. Maar belooft haar niets in het geheim tenzij gij op de goede wijze spreekt. En besluit niet tot de huwelijksband, voordat de voorgeschreven wachttijd ten einde is. En weet, dat Allah weet, wat in uw gedachten is en vreest derhalve voor Hem en weet, dat Allah Vergevensgezind, Verdraagzaam is.
234. En diegenen uwer, die sterven en vrouwen achterlaten, (hun vrouwen) moeten vier maanden en tien dagen wachten. Wanneer zij het einde der wachtperiode hebben bereikt, zal er op u geen zonde rusten voor hetgeen zij voor zichzelf op behoorlijke wijze doen; Allah weet, wat gij doet.
233. Moeders (gescheiden vrouwen) zullen haar kinderen twee volle jaren zogen, dit is voor hen, die de zoogtijd wensen te voltooien. En op de vader rust de zorg voor voedsel en kleding voor haar volgens gebruik. Geen ziel wordt belast boven haar vermogen. De moeder zal geen leed worden aangedaan wegens haar kind, noch zal de vader leed worden aangedaan wegens zijn kind en hetzelfde geldt voor de erfgenaam. Als beiden besluiten, het kind te spenen door wederzijdse overeenkomst en overleg, rust er geen schuld op hen. En als gij verkiest, een min voor uw kinderen te nemen, zal er geen blaam op u rusten, mits gij hetgeen gij overeenkomt naar billijkheid betaalt. En vreest Allah en weet, dat Allah ziet, wat gij doet.
232. En wanneer gij van vrouwen scheidt en zij het einde van haar wachtperiode hebben bereikt, verhindert haar niet, haar (aanstaande) man te huwen, als zij met elkander op de gebruikelijke wijze tot overeenstemming zijn gekomen. Dit is een vermaning voor hem, die onder u in Allah en de laatste dag gelooft. Het is beter en reiner voor u; Allah weet en gij niet.
231. En wanneer gij van uw vrouwen scheidt en zij het einde van de haar voorgeschreven periode bereiken, behoudt haar dan op een behoorlijke manier, of zendt haar op een betamelijke manier weg, maar behoudt haar niet tot haar nadeel, waardoor gij de perken te buiten gaat. Wie zulks doet, doet gewis zijn eigen ziel onrecht. En drijft niet de spot met Allah's geboden en gedenkt Allah's gunst aan u en (gedenkt) het Boek en de wijsheid, die Hij u heeft nedergezonden, waarmede Hij u vermaant. En vreest Allah en weet, dat Allah de Kenner is van alle dingen.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek