286. Allah belast geen ziel boven haar vermogen. Voor haar is wat zij verdient en tegen haar is ook wat zij verdient. "Onze Heer, straf ons niet als wij vergeten of een fout hebben begaan, Heer, en belast ons niet, zoals Gij degenen, die vóór ons waren hebt belast; onze Heer belast ons niet met datgene, waarvoor wij de kracht niet hebben (het te dragen), wis onze fouten uit en schenk ons vergiffenis en wees ons barmhartig; Gij zijt onze Meester, help ons daarom tegen het ongelovige volk."
285. Deze boodschapper gelooft in hetgeen hem van zijn Heer is geopenbaard en ook de gelovigen, allen geloven in Allah, Zijn engelen, Zijn boeken en Zijn boodschappers, zeggende: "Wij maken geen verschil tussen Zijn boodschappers"; en zij zeggen: "Wij hebben gehoord en gehoorzaamd, Heer, wij vragen U vergiffenis en tot U is (onze) terugkeer."
284. Aan Allah behoort wat in de hemelen en wat op de aarde is; en indien gij openbaart hetgeen in uw innerlijk is of het verborgen houdt, Allah zal u er rekenschap voor vragen; dan zal Hij vergeven wie Hij wil en straffen, wie Hij wil. Allah heeft macht over alle dingen.
281. En vreest de dag, waarop gij tot Allah zult worden teruggebracht; dan zal aan elke ziel ten volle worden betaald hetgeen zij heeft verdiend; en onrecht zal hen niet worden aangedaan.
280. En indien iemand in verlegenheid is, laat er dan uitstel zijn tot het hem past. En wanneer gij kwijtscheldt is het beter voor u; wist gij het slechts.
279. Maar indien gij dit niet doet, bereidt u dan ten oorlog met Allah en Zijn boodschapper; indien gij berouw hebt is voor u het oorspronkelijke kapitaal: zo zult gij geen onrecht doen, noch zal u onrecht worden aangedaan.
277. Voorzeker, zij die geloven en goede daden doen en het gebed houden en de Zakaat betalen, hun beloning is bij hun Heer en voor hen is geen vrees, noch zullen zij treuren.
275. Degenen, die woekerwinst maken, verrijzen zoals iemand, die door Satan met krankzinnigheid is geslagen. Dat komt, omdat zij zeggen: "Handel is gelijk aan rente", terwijl Allah de heeft wettig en de rente onwettig heeft verklaard. Die daarom een vermaning van zijn Heer krijgt en er mee ophoudt, hem zal toebehoren, hetgeen hij vroeger heeft ontvangen en zijn zaak is bij Allah. En zij, die terugvallen, zij zijn de mensen van het Vuur, daarin zullen zij vertoeven.
274. Zij, die hun rijkdommen nacht en dag, heimelijk of openlijk weggeven, ontvangen hun beloning van hun Heer; zij zullen niet vrezen, noch zullen zij treuren.
273. (Aalmoezen zijn) voor de armen, die gebonden zijn (door hun dienst) aan Allah, en in het land niet kunnen rondtrekken. De onwetende beschouwt hen als rijken wegens hun hescheidenheid. Gij zult hen aan hun tekenen herkennen, daar zij niet op een opdringerige wijze bij de mensen vragen. En welke rijkdommen gij ook besteedt, voorzeker, Allah weet het goed.
272. Hen te leiden is niet uw plicht, maar Allah leidt wie Hij wil. En welke rijkdommen gij ook weggeeft, het komt u ten goede en gij geeft alleen om Allah's welbehagen te zoeken. En welke rijkdommen gij ook besteedt, het zal u ten volle worden terugbetaald en u zal geen onrecht worden aangedaan.
271. Als gij openlijk aalmoezen geeft is het goed, maar als gij dit in stilte doet en aan de armen geeft is het beter voor u en Hij zal de fouten van u wegnemen. En Allah weet, wat gij doet.
269. Hij schenkt wijsheid aan wie Hij wil en wie wijsheid is geschonken is inderdaad overvloedig begiftigd en niemand trekt er lering uit, behalve zij, die begrip hebben.
268. Satan dreigt u met armoede en gelast u hetgeen slecht is, terwijl Allah uit Zichzelf u vergiffenis en overvloed belooft; en Allah is Overvloedig-gevend, Alwetend.
267. O, gij die gelooft, geeft van de goede dingen weg, die gij hebt verdiend en van hetgeen Wij voor u uit de aarde voortbrengen en zoekt niet hetgeen slecht is, om er van weg te geven, wanneer gij het zelf niet zoudt nemen, tenzij oogluikend; en weet, dat Allah Zichzelf-genoeg, Geprezen is.
266. Zou iemand uwer wensen dat er voor hem een tuin was met palmbomen en wijnstokken waardoor beken vloeien en waarin voor hem allerlei vruchten groeien, terwijl hij oud is en een zwak nakomelingschap heeft, en dat hem (de tuin) een vurige wervelwind treft en hem verschroeit? Zo zet Allah u Zijn woorden uiteen, op dat gij tot nadenken zult komen.
265. En de gelijkenis van degenen, die hun rijkdommen weggeven, Allah's welbehagen zoekende en hun ziel versterkende, is als een tuin op hooggelegen grond, die bij regen tweevoudig vruchten voortbrengt. En als er geen regen op valt, dan is dauw voldoende. Allah ziet, wat gij doet.
264. O, gij die gelooft, maakt uw aalmoezen niet waardeloos door verwijt of krenking, zoals hij, die zijn rijkdommen weggeeft, om op te vallen bij de mensen en hij gelooft niet in Allah en de laatste dag. Hij is als een gladde rots, die met aarde is bedekt, waarop een stortregen valt, welke haar kaal achterlaat. Zij hebben geen macht over wat zij verdienen. En Allah leidt het ongelovige volk niet.
262. Zij, die hun rijkdommen ter wille van Allah besteden, en het besteden niet doen volgen door (anderen) te verwijten of te krenken, voor hen is er beloning bij hun Heer en zij zullen geen vrees hebben, noch zullen zij treuren.
261. De gelijkenis van degenen, die hun rijkdommen voor de zaak van Allah besteden, is als de gelijkenis van een graankorrel, die zeven aren voortbrengt, in elke aar honderd korrels. Allah vermeerdert voor wie Hij wil; Allah is Alomvattend, Alwetend.
260. En toen Abraham zeide: "Mijn Heer, toon mij, hoe Gij de doden tot leven opwekt." Hij zeide: "Gelooft gij dan niet?" Hij zeide: "Ja, maar opdat mijn hart rustig zij." Hij antwoordde: "Neem vier vogels en maak ze aan u gehecht. Zet dan ieder hunner op een heuvel; roep hen dan; ze zullen haastig tot u komen. En weet, dat Allah Almachtig, Alwijs is.
259. Of, gelijk degene, die langs een stad komende, welke was ingestort, uitriep: "Hoe zal Allah haar doen herleven na haar vernietiging?" Toen deed Allah hem sterven voor honderd jaren; daarna wekte Hij hem op en zeide: "Hoelang zijt gij hier reeds?" Hij antwoordde: "Ik ben een dag, of een gedeelte van een dag gebleven." Hij zeide: "Neen, gij zijt honderd jaren gebleven. Kijk nu naar uw voedsel en uw drank; zij zijn niet bedorven. En kijk naar uw ezel; (dit is) opdat Wij u tot een teken voor de mensen maken. En kijk naar de beenderen, hoe Wij ze in elkaar zetten en ze daarna met vlees bekleden." En toen hem dit duidelijk werd zeide hij: "Ik weet, dat Allah macht heeft over alle dingen."
258. Hebt gij niet vernomen van hem, die met Abraham over zijn Heer redetwistte, omdat Allah hem het koninkrijk had gegeven? Toen Abraham zeide: "Mijn Heer is Hij, die het leven geeft en doet sterven", zeide hij: "Ik geef leven en doe sterven." Abraham zeide: "Nu, Allah doet de zon van het Oosten opgaan, doet gij haar van het Westen opgaan." Daarop verstomde de ongelovige in verbazing. En Allah leidt het onrechtvaardige volk niet.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek