WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    13-02-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De verlichting vandaag
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ABICHT, L., De Verlichting vandaag. A’pen,/A’dam, Uitg. Houtekiet, 2007, 199 pp. – ISBN 978 90 5240 927 6


    De denkers van de As-tijd, de periode tussen 900 en 200 v.C., hadden het voor het eerst over de Verlichting van het individu en de samenleving. Het hoogste goed voor de mens, zo stelden ze, is zijn leven in dienst van het mededogen met andere mensen te stellen. De grote georganiseerde godsdiensten hebben deze wijsheid op hun eigen manier opgeëist en ingevuld.


    Door de West-Europese Verlichting is deze invulling in vraag gesteld en afgewezen. Volgens de Verlichte denkers is de mens begaafd met rede en vrije wil. Hij is het aan zichzelf en zijn medemensen verplicht deze eigenschappen zo goed en zo autonoom mogelijk te gebruiken. Het autonome gebruik van de rede staat gelijk met vrijheid, zelfstandigheid en volwassenheid. De Verlichting heeft daarmee de suprematie van de religie in het Westen doorbroken. Het primaat van de rede staat ook aan de basis van de bloei van het wetenschappelijke denken en de technologie. Een nieuw tijdperk was begonnen waarin de belofte van een grootse toekomst besloten lag.


    Toch heeft de Verlichting de mensheid niet het heil gebracht dat ze beloofde. In naam van de grote principes Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid brachten de voorbije eeuwen wel de huidige democratieën voort, maar ook het brutale kolonialisme en een aantal totalitaire regimes die zich aan gruwelijke genociden te buiten gingen. Uiteraard waren de meeste daders uitgesproken vijanden van de Verlichtingsideeën en het democratische systeem. Toch werden deze misdaden door zoveel mensen geduld en in veel gevallen zelfs verdedigd of toegejuicht. Was de historische Verlichting dan niet meer dan de wensdroom van een klein aantal westerse filosofen, kunstenaars en wetgevers die nauwelijks vat hadden op de maatschappelijke realiteit?


    De geschiedenis heeft ons geleerd dat het niet volstaat te streven naar een rationele en seculiere samenleving opdat de Verlichtingsideeën zouden bloeien. Zijn ze dan onrealistisch of hopeloos voorbijgestreefd? Hoe kunnen wij het erfgoed van de Verlichting benoemen en in de praktijk brengen zonder weer in excessen te vervallen? Wat kan de Verlichting ons nog leren? In dit boek komen deze vragen aan de orde.


    In een eerste hoofdstuk buigt Ludo Abicht zich over de oorsprong, de ontwikkeling en een aantal wezenlijke aspecten van de Verlichting. Daarbij valt op hoe, op basis van dezelfde grote principes, de verschillende denkers er al meteen zeer verscheidene interpretaties op na hielden. Sommige tegenstanders noemen dit een zwakheid, het is echter geheel in de lijn met het primaat van het autonome en zelfstandige denken. Een onderscheid dat later zeer belangrijk zal blijken is dit tussen de radicale en gematigde denkers. Voor radicale Verlichte denkers dienden de theoretische inzichten immers ook op politiek en sociaal vlak in praktijk gebracht te worden. Zij wilden ook de wereldlijke macht inrichten volgens de Verlichtingsideeën. De gematigde denkers, die hun pijlen vooral richtten op de godsdienst, hebben echter het pleit gewonnen. De wereldlijke machthebbers waren zeker in eerste instantie niet geneigd Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid voor allen, dus een echte democratie, te realiseren.


    Dit is meteen al een van de kritieken die de Verlichting te verwerken kreeg. Deze en andere kritiek behandelt Abicht in het tweede hoofdstuk. Al vanaf het begin van de Verlichting werd zowel uit conservatieve en reactionaire als uit progressieve hoek kritiek geuit en ze is nog steeds actueel. Vandaag zijn verbazend genoeg meer voorstanders van de Verlichting te vinden in het traditioneel rechtse kamp dan in linkse kringen.


    Het leeuwendeel van het boek gaat uiteraard over de betekenis die de Verlichting kan hebben voor de moderne, democratische samenleving. In het derde hoofdstuk gaat Abicht op zoek naar die elementen uit de Verlichting die strategisch of pedagogisch nuttig kunnen zijn voor de verdediging van de huidige democratische samenleving en zonder dewelke de democratie gewoonweg niet langer kan bestaan. In navolging van Ernst Bloch toetst hij enkele grote Verlichtingsthema’s op hun actualiteitswaarde, onder andere waarheid en kennis, vrijheid, gelijkheid.


    Zijn conclusie is zowel eenvoudig als complex. Het project van de westerse Verlichting heeft zeker niet afgedaan en is nog altijd brandend actueel. In een geglobaliseerde wereld met een grote diversiteit aan levensbeschouwingen en culturen willen immers alle mensen op evenwaardige manier aan bod komen. De Verlichting mag dan wel Europees van oorsprong zijn, ze is ook universalistisch: ze gaat alle mensen overal aan. Bovendien zijn ook in andere culturen en samenlevingen Verlichtingsideeën aanwezig. Abicht noemt het project van de Verlichting het voorlopig beste discussieplatform voor de realisatie van actief en authentiek pluralisme. In de negatieve betekenis betekent dit het afwijzen van elke vorm van fundamentalisme, in de positieve betekenis als een poging om op een open en positieve manier met de diversiteit aan levensbeschouwingen en culturen om te gaan.


    Huldigt Abicht hiermee niet een al te positieve en dus eenzijdige visie op de mens en de samenleving? Kan de rede het uiteindelijk winnen van bruut geweld of eng groepsgevoel? Recente inzichten in de werking van het brein lijken er immers op te wijzen dat de mens niet in de eerste plaats een redelijk wezen is, maar zich vooral laat leiden door emoties en gevoelens. We leven in een onttoverde, seculiere wereld. Veel mensen voelen zich daarin ontheemd. Mensen blijven immers de vraag stellen naar de zin van het leven en de dood. Volgens Abicht zullen de slaagkansen van een hernieuwde Verlichting afhangen van de mate waarin ze in staat is op een positieve manier op deze reële menselijke vragen en behoeften in te gaan.


    Als we het onafgewerkte project van de Verlichting een nieuwe kans willen geven, moeten we de spanningen in een samenleving onder ogen zien en niet verwerpen, en zoeken naar een manier om het midden te houden. En in de geest van de vrije rede, moet al wie met betere voorstellen komt een kans krijgen om anderen van zijn gelijk te overtuigen. Hiermee pleit Abicht voor een echte vrije meningsuiting, die niet wordt ingeperkt door individuele en groepsgevoeligheden. In het licht van meer en minder recente maatregelen, zoals het verbod op negationisme en het hoofddoekenverbod, is dit een zeer belangrijke stellingname.


    Actief en authentiek pluralisme is dus geen afgewerkt en onveranderlijk geheel zoals de thora, bijbel of koran. Het is daardoor niet de gemakkelijkste, maar wel de enige weg naar een wereld waarin de waarden van de Verlichting voor alle mensen werkelijkheid kunnen worden. Het is de voorwaarde voor een authentieke democratie en een open samenleving, waarin de macht zo breed mogelijk gespreid is.


    Dit boek is een stevig pleidooi voor diversiteit, vrijheid, tolerantie en actief pluralisme. Abicht presenteert een sober en tegelijk diepgaand betoog, dat bovendien zeer leesbaar is geschreven en dus vlot te verwerken. Het is ook zeer degelijk gedocumenteerd.

    Een waardevol werk en een echte aanrader!


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-02-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De oudheid is nog niet voorbij
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MEIJER, F., De oudheid is nog niet voorbij. A’dam, Atheneum-Pollak & Van Gennep, 2007, 279 pp. – ISBN 90253 6338 3


    De Grieken en Romeinen werden heel lang beschouwd als de grondleggers van de Europese beschaving. Hun hoogstaande prestaties op politiek, literair en cultureel gebied werden alom geprezen. Men ging ervan uit dat de Griekse en Romeinse maatschappijen op geen enkele manier konden vergeleken worden met moderne samenlevingen. De laatste vijftig jaar is daar echter verandering in gekomen. Megalomane en onafgewerkte bouwprojecten, miskende genieën, wonderlijke genezingen, zelfmoordaanslagen en religieus fanatisme, supportersgeweld, de ouden kenden het ook al. Ze worstelden met dezelfde problemen als wij en hadden het even moeilijk om daar passende antwoorden op te vinden.


    In dit boek biedt Fik Meijer ons een blik in de leefwereld van de ouden. Hij wil laten zien dat de oudheid moderner is dan vaak wordt gedacht. Je zou het ook kunnen omkeren: de moderne samenleving is niet zo nieuw als we veronderstellen. De verschillen tussen beide zijn vooral te verklaren uit andere leefomstandigheden en omgevingsfactoren. In tegenstelling tot de onze waren de Griekse en Romeinse samenleving onder andere een overwegend agrarische samenleving. Mensen blijven mensen, in welke tijd ze ook leven.


    Fik Meijer biedt ons geen aaneengesloten geschiedenis, maar een reeks afzonderlijke verhalen die telkens een ander aspect belichten van de oudheid. Het is een compilatie van zeer uiteenlopende onderwerpen. Met thema’s als een waardige oude dag en de vrije wil maakt hij soms een expliciete vergelijking tussen de oudheid en het heden. Het boek had meer waarde gehad indien hij dit vaker en explicieter had gedaan.


    Achteraan is een interessante leeslijst opgenomen. Een handig en volledig namenregister vervolledigt het geheel.

    Een pretentieloos, vlot leesbaar boekje voor wie meer wil weten over het leven in de oudheid.

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kneedbare geest
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GARDNER, H., De kneedbare geest. Over het veranderen van eigen en andermans gedachten. (Vert. Changing minds – The Art and Science of Changing Our Own and Other People’s Minds) A’dam, Uitg. Nieuwezijds, 2005, 271 pp. – ISBN 90 5712 214 6


    Waarom doen goeroes en kwakzalvers het zo goed? Waarom hebben sommige personen meer invloed op de opvattingen van mensen dan anderen? Hoe komt het dat we ‘van gedachte veranderen’ en wat gebeurt er dan?

    Howard Gardner, hoogleraar cognitieve psychologie en ‘ontdekker’ van de meervoudige intelligenties, bestudeert in dit boek hoe mensen hun gedachten of opvattingen over belangrijke onderwerpen veranderen, en hoe we mensen daartoe kunnen brengen.


    Belangrijke veranderingen in onze gedachten leiden ook tot veranderingen in ons gedrag: we gaan anders eten, we stemmen op een andere partij, we geven of onthouden geldelijke steun aan bepaalde organisaties. Veel aspecten van ons leven zijn juist daarop gericht: ouders willen graag invloed hebben op gedrag en opvattingen van hun kinderen, we proberen een collega te overtuigen een taak anders uit te voeren, of we willen van een eigen vooroordeel af. Sommigen onder ons zijn professioneel betrokken bij gedachteverandering: de therapeut beïnvloedt het zelfbeeld van zijn patiënt, de docent introduceert zijn studenten in nieuwe denkwijzen over een vertrouwd thema, de verkoper of reclamemaker haalt consumenten ertoe over een ander merk te kiezen. Leiders zijn bijna per definitie mensen die anderen van gedachten doen veranderen. Ook mensen bij wie ongewenste gedachten angst oproepen willen maar al te graag weten hoe ze die gedachten kunnen veranderen.


    Gedachteveranderingen zijn meestal het resultaat van een langzame, bijna onmerkbare verschuiving van perspectief, en niet van één enkel argument of een plotselinge openbaring. Af en toe veranderen we uit onszelf van gedachte, maar meestal spelen andere personen – leiders, leraren, mediapersoonlijkheden – een beslissende rol bij het veranderen van opvattingen.


    Gedachten zijn mentale representaties van de werkelijkheid. Ze hebben een inhoud en een vorm. De inhoud is het kernidee, de vorm of structuur is de specifieke taal of het symbolensysteem waarin de inhoud wordt gepresenteerd. Eenmaal je daar zicht op hebt, kan je volgens Gardner beter inschatten op welke manier een gedachte kan veranderd worden. In de eerste hoofdstukken bespreekt hij daarom de factoren of hefbomen die belangrijk zijn bij het veranderen van de gedachte zelf en de theorie van de meervoudige intelligenties.


    In de volgende hoofdstukken exploreert hij zes verschillende soorten situaties waarin aan gedachteverandering wordt gedaan: van een mentaliteitsverandering bij een grote heterogene groep, zoals de hele bevolking van een land, tot een verandering van gedachte bij een individu. Hij besteedt daarbij vooral aandacht aan geslaagde pogingen van leiders en intellectuelen om mensen van gedachte te laten veranderen, maar onderzoekt ook een aantal mislukkingen. Bij deze verkenning gaat hij na hoe de protagonisten het instrumentarium voor het veranderen van gedachten hebben gebruikt.


    Van dit boek had ik veel meer verwacht. De eerste hoofdstukken zijn de meest interessante. Hier vond ik een heldere samenvatting van de theoretische inzichten van Gardner over denken, gedachten en meervoudige intelligenties. In de daaropvolgende hoofdstukken beperkt hij zich tot een analyse van de pogingen van belangrijke leiders om de gedachten van mensen(groepen) te veranderen of hoe bekende denkers zelf tot andere opvattingen zijn gekomen. Hij beschrijft en illustreert hierin hoe het al dan niet slagen van deze pogingen te verklaren is door het gebruik van de hefbomen om gedachten te veranderen. Slechts in het laatste hoofdstuk krijgt de lezer enkele handvatten om bewust en doelgericht gedachten (van zichzelf en anderen) te veranderen.

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    19-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De wet van de stimulerende wanorde
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ABRAHAMSON, E & D. FREEMAN, De wet van de stimulerende wanorde. (Vert. A Perfect Mess) A’dam, Uitg. Mouria, 2007, 320 pp. – ISBN 90 458 5162 4


    Orde is de eerste hemelse wet
    verkondigde de 18de eeuws dichter Alexander Pope. In scheppingsverhalen is de Schepper zelf de eerste professionele organizer. De drang om het leven te ordenen lijkt de mens wel aangeboren. Zeker na de agrarische revolutie werden steeds minder kosten noch moeite gespaard om de ogenschijnlijke chaos en willekeur in de natuur met grootse middelen te lijf te gaan. De meesten onder ons kregen orde en netheid met de paplepel als een hoogstaande deugd binnen. In nazi-Duitsland beleefde orde zijn absolute hoogtepunt. We hebben daar echter niets uit geleerd. De organisatiemanie houdt niet op: overdreven gedetailleerde lesprogramma’s in het onderwijs, keurig ingeroosterde dagen, procedures die niets aan het toeval overlaten, streng afgebakende regels en administratieve verordeningen, doortimmerde formulieren, een leger professionele organizers. Het leven lijkt heel wat overzichtelijker als je het organiseert.


    Maar is dat wel altijd zo? Volgens Abrahamson en Freedman wordt het hoog tijd dat we eens open minded naar de rotzooi op alle gebieden van ons leven en onze instellingen gaan kijken, en ons afvragen waar we die kunnen verwelkomen en waar we ze moeten vermijden.


    De voordelen van netjes en ordelijk zijn wegen niet alleen meestal niet op tegen de kosten, ze blijken zelf vaak een illusie te zijn. Zelfs professionals in de ordebusiness kunnen moeilijk bewijzen dat orde scheppen echt de moeite waard is.


    Rommel staat immers niet noodzakelijkerwijs gelijk aan afwezigheid van orde. Achter en onder rommel zit vaak een verborgen systeem, dat meer ruimte laat voor inventiviteit en creativiteit dan een strikt geordende indeling toelaat. Dingen kunnen volgens heel uiteenlopende criteria ingedeeld worden. Wie daaruit één kiest, verliest vaak andere interessante uit het oog. Een onopgeruimd bureau kan daarom heel wel een buitengewoon functionele omgeving zijn.


    Het vraagt bovendien extra inspanningen om een systeem op orde te brengen, omdat dingen zichzelf meestal niet op orde brengen. De vraag is of al die inspanningen echt wel de moeite waard zijn. Abrahamson en Freedman tonen aan dat er al te veel aandacht en advies wordt besteed aan hoe je je zaakjes op orde kunt brengen. Mensen zijn geneigd zich onnodig veel zorgen te maken over rommel in huis en op kantoor.


    In dit boek onderzoeken Abrahamson en Freedman een aantal belangrijke feiten over rommel en lichten ze toe waarom die vaak zijn verwaarloosd. Ze hebben het over de betekenis van rommel voor mensen en organisaties, hoe de samenleving zich in de netheidsobsessie heeft gemanoevreerd, over soorten rommel, over de voor- en nadelen van toenemende wanorde, over pathologische rommel en rotzooi, over de esthetiek van wanorde. Ze geven voorbeelden van geslaagde rommelige (re)organisaties, zonder het keurslijf van strikte planning of voorontwerpen. Je krijgt bovendien een handleiding om zorgeloos met rommel om te gaan.


    De auteurs zetten overtuigend neer waarom het kost wat kost nastreven van netheid en organisatie meestal geen zin heeft. Ze maken komaf met het idee dat wij tevredener en succesvoller zouden zijn, en onze bedrijven en instellingen doeltreffender, als we onze tijd en onze middelen beter zouden organiseren.

    Wil je een originele en verfrissende kijk op orde en wanorde, dan is dit boek een echte aanrader. Het is onderhoudend en spitsvondig geschreven, en vooral leuk. Een boek dat lekker weg leest, en je tevens laat zien hoe wanorde en rommel de wereld zelfs kunnen verbeteren. 

     

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sociale intelligentie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GOLEMAN, D., Sociale intelligentie. Nieuwe theorieën over menselijk gedrag. (Vert. Social Intelligence. The New Science of Human Relationships) A’dam/A’pen, Uitg. Contact, 2007, 430 pp. – ISBN 978 90 254 1796 3


    In dit boek belicht Daniel Goleman de bevindingen van de sociale neurowetenschappen. De meest fundamentele ontdekking van deze nieuwe discipline is dat mensen ook biologisch ingesteld zijn op contact. Onze hersenen zijn in aanleg sociabel en gaan onmiddellijk een brein-tot-breinverbinding aan zodra we contact maken met een andere persoon. Door middel van die neurale brug beïnvloeden we het brein, en daarmee het lichaam, van iedereen met wie we omgaan en omgekeerd.


    Tegenwoordig beginnen we een beetje te begrijpen hoe de hersenen ons sociale gedrag sturen en hoe onze sociale wereld weer onze hersenen en onze biologie beïnvloedt.

    Deze nieuwe ontdekkingen laten zien dat onze relaties een subtiele, maar krachtige en levenslange uitwerking op ons hebben. Zelfs onze meest routinematige ontmoetingen roepen neurale processen op en derhalve emoties. Hoe sterker we met anderen verbonden zijn, hoe groter de wederzijdse wisselwerking.  De gevoelens die daaruit voortvloeien hebben een enorme impact op ons lichaam. Meer dan we tot voor kort dachten vormen onze relaties niet alleen onze ervaring maar ook onze biologie. Goede relaties hebben een gunstige uitwerking op onze gezondheid, moeizame relaties kunnen als een langzaam gif op ons lichaam inwerken. Hoe anderen met ons omgaan, maar ook hoe wij met anderen omgaan is dus van zeer groot belang.


    In zijn interessante boek Emotionele intelligentie hield Goleman het bij de persoonlijke capaciteiten van een individu. Nu verkent hij de mogelijkheden van de mens om zich te verbinden met anderen en wat er gebeurt wanneer wij daarin al dan niet slagen. Sociale intelligentie omschrijft hij als verstandig denken over en handelen binnen menselijke relaties. In tegenstelling tot zijn vorige boek behandelt hij echter niet systematisch wat wij hieronder dienen te verstaan.


    Het bevat een ruim overzicht van de bevindingen van de sociale neurowetenschappen op de meest verschillende gebieden: criminaliteit, ziekte, onderwijs en leidinggeven, affectie, opvoeding en zorgzaamheid. Goleman geeft ons een blik op de biologische achtergronden van onze sociale relaties. Mensen zijn immers een sociale diersoort, voor wie het onderhouden en koesteren van relaties bijna letterlijk van levensbelang is. Goleman houdt, weliswaar op zijn Amerikaans, dus met de nodige belering en emotionaliteit, hiervoor een krachtig pleidooi. Zijn conclusie luidt dat we ruim aandacht moeten besteden aan het cultiveren van kwaliteiten die een positieve bijdrage leveren aan onze persoonlijke relaties, zoals empathie en zorgzaamheid.


    Het nadeel van zo’n overzichtswerk is dat er nogal wat herhaling voorkomt. Naarmate ik verder kwam in het boek kreeg ik steeds meer een déjà-vu gevoel. Niettemin is het ook goed dat bepaalde neurologische begrippen regelmatig herhaald worden. Het is jammer dat het boek geen afbeeldingen bevat van de hersenen en de relevante gebieden en circuits.


    Het betoog van Goleman is inzichtelijk geschreven en vlot leesbaar. Hij heeft zich, getuige de uitgebreide notenlijst, degelijk gedocumenteerd. Er is een handig trefwoordenregister opgenomen.
     

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Grenzen aan genezen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BLUME, S., Grenzen aan genezen. Over wetenschap, technologie en de doofheid van een kind. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2006, 384 pp. – ISBN 90 351 3024 3


    Toen Stuart Blume en zijn vrouw ontdekten dat hun zoontje doof was, werden hun dromen en verwachtingen plots overhoop gegooid en stonden ze voor de vraag hoe het nu verder moest. Doofheid wordt immers algemeen beschouwd als een ernstige handicap, een zware hypotheek op de toekomst van een kind. Bovendien wordt daarmee de vanzelfsprekende orale communicatie binnen een horend gezin ondersteboven gehaald.


    In die tijd was er een technologie in opmars, die beloofde een eind te maken aan doofheid: het cochleaire implantaat. Blume werd daarmee geconfronteerd met vragen waarmee hij zich als wetenschapssocioloog toch al bezig hield. Wat zijn de mogelijkheden van de medische wetenschap en hoe ver kan men gaan om de onvolkomenheden van de natuur te voorkomen of te genezen?

    Want het cochleaire implantaat is eigenlijk een primitieve en ouderwetse benadering van doofheid. De beschadigde zintuigcellen in het slakkenhuis worden er niet door hersteld, integendeel. De mogelijks nog intacte cellen worden door de ingreep vernietigd. Mochten de zintuigcellen tot regeneratie kunnen aangezet worden, wat steeds meer een reëel toekomstbeeld lijkt, dan zou doofheid wel fundamenteel kunnen aangepakt en genezen worden.


    Toch beleefde de aanvankelijk sterk gecontesteerde techniek van het cochleaire implantaat (CI) een triomftocht binnen medische, technologische en industriële kringen. Door velen, en vooral de media, werd het voorgesteld als een soort wondermiddel, waarmee doofheid uit de wereld zou kunnen geholpen worden. Blume beschrijft deze geschiedenis in het tweede hoofdstuk.


    Het is ongebruikelijk dat een medische technologie gecontesteerd wordt door de doelgroep ervan. Toch was en is dit het geval met het CI. De meeste Dovengemeenschappen staan er op zijn minst zeer kritisch tegenover. Er zijn immers dove en Dove mensen. De laatsten beleven hun doofheid niet als een handicap of tekort, maar als deel van hun identiteit. Zij communiceren aan de hand van een volwaardige taal, de gebarentaal. Een veralgemeende toepassing van het CI zou hun cultuur en identiteit bedreigen, en hen net gehandicapt maken.


    Het CI doet immers niet wat het belooft: horen is niet hetzelfde als verstaan. Dove mensen met CI, en zeker kinderen, zijn voor een vlotte communicatie toch nog aangewezen op liplezen en gebarentaal. Taal en taalbegrip zijn totaal andere zaken dan spraak en gehoordrempels, iets wat de audiologische discipline slechts laat heeft begrepen. Zelfs met CI is de gesproken taal nog altijd slechts beperkt op te vangen en te begrijpen. Met CI mogen dove mensen het beter doen dan zonder, de vraag is echter hoe goed ze het doen. Dove kinderen met CI worden ernstig slechthorend en zullen zonder gebarentaal en/of liplezen altijd problemen hebben met taalbegrip, en derhalve ook altijd tussen wal en schip vallen.


    Blume beschrijft de achtergrond van het dilemma van ouders van dove kinderen. Hij maakt duidelijk hoe twee verschillende culturen, de medische en die van de gewone (Dove) mens, geheel anders aankijken tegen doofheid en de middelen om hieraan te verhelpen, en hoe zij slechts heel geleidelijk en ten koste van veel strijd en onbegrip nader tot elkaar zijn gekomen.


    In hoofdstuk 6 beschrijft hij hoe dit compromis eruit kan zien. Vanuit het respect voor minderheden moet tweetaligheid (gesproken en gebarentaal) mogelijk zijn én gewaardeerd worden. Hij illustreert en beargumenteert deze stelling aan de hand van een aantal verhalen van dove mensen met CI. Met de journaliste die haar CI vooral ziet als een middel om in welbepaalde omstandigheden beter te kunnen functioneren voelde ik me verwant. En de uitspraak van een 12-jarige jongen zegt heel veel: “Ik ben doof, maar met CI kan ik horen.”


    Als wetenschapssocioloog verkeerde Blume in de uitzonderlijke positie om zich in medische kringen te begeven en informatie te bekomen waarvan je jammer genoeg als patiënt of ouder verstoken blijft. Anderzijds had hij als ouder van een doof kind het voorrecht ook de kant van de Dovengemeenschap van binnenuit te leren kennen. Dit levert een zeer rijk verhaal op, waaruit ik veel heb geleerd, niet in de laatste plaats meer begrip voor de positie en argumenten van de Doven in de CI-kwestie, die vaak dreigen ondergesneeuwd te worden door de onterechte triomfboodschappen over het CI.


    In het laatste hoofdstuk trekt Blume algemene conclusies. Medische technologieën zijn van onschatbare waarde. Ze kunnen levens redden en de kwaliteit van het leven verbeteren. Maar ze doen niet alles wat we te horen krijgen, en ze hebben soms consequenties die nauwelijks de aandacht krijgen. De medische wetenschap is gericht op het vinden van universele oplossingen voor gezondheidsproblemen. Maar de veronderstelling dat dezelfde techniek altijd en overal dezelfde waarde heeft gaat zeker niet op wanneer ze gericht is op het verbeteren van het sociaal functioneren van een individu. Mensen hebben daarvoor meestal zelf al waardevolle oplossingen gevonden, die ingebed zijn in hun cultuur.


    Het boek van Blume leest zeer vlot. Door de vele insidergegevens en bijzonderheden (namen van verenigingen en personen) is het betoog echter niet altijd doorzichtig. Storend waren voor mij ook de vele herhalingen en het slordig taalgebruik.


    Maar het is wel een waardevolle bezinning op hoe mensen, ook de wetenschap, zich laten meeslepen door hoop op verbetering, hoe wij daardoor geneigd zijn om overtrokken verwachtingen te koesteren en eenzijdig te oordelen, hoe wij daardoor het zicht kunnen verliezen op  belangrijke facetten van een probleem en wat het luisteren naar een dissidente stem kan opleveren. Blume wijst ons erop dat de waarde van een geneeswijze, zeker als ze gericht is op de verbetering van de levenskwaliteit, niet in de eerste plaats wordt bepaald door objectieve metingen maar door de betekenis die ze heeft voor individuele mensen en de gemeenschap waartoe ze behoren.

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lof der onzin
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    POST, B., Lof der onzin. Over het wassen van teckels, merkwaardige huwelijken, onvindbare continenten en andere rariteiten. Uitg. Balans, 2005, 220 pp. – ISBN 90 5018 743 9


    Stoffen die niet meer bestaan, onvindbare continenten, tips voor het banjeren door plassen, het Tuinkabouter-Bevrijdingsfront,Deskundologie. We noemen het onzin en nemen het niet serieus.

    Onzin wordt vaak gezien als een storend bijproduct van werkzaamheden die op zich verstandig, nuttig en opbouwend worden geacht. Onzin zou een ongelukkig gevolg  zijn van domheid, onbegrip, versprekingen, misverstanden, geestelijke afwezigheid en pedanterie. Niets is echter minder waar volgens de Nederlandse socioloog en encyclopedist Bruno Post, die zijn leven heeft in dienst gesteld van onzin-onderzoek.


    Volgens Post vormt onzin het toppunt van menselijk kunnen. Het  vermogen om ons te vergissen is eigenlijk veel imposanter dan het vermogen achter de waarheid te komen. Dat laatste doen alle planten en dieren ook. Alleen wij mensen zijn in staat de plank finaal mis te slaan en profijt te trekken uit het resulterende misverstand. Want alle grote ontdekkingen komen voort uit flagrante blunders.

    Onzin geeft geen antwoord op de vraag waar heel het aardse gedoe nu eigenlijk voor nodig is. Dat zwijgen is volgens Post uiteindelijk veel hoopgevender dan alle goedbedoelde pogingen het leven zinvol te maken of juist oppervlakkig te houden.


    Dit boek is een bundeling van favoriete items uit het archief van Post. Het is bedoeld als middel voor het overwinnen van neerslachtigheid om het menselijk tekort, of het dempen van een woedeaanval om het bestaan van de wereld. Het bevat een bonte verzameling vergissingen, vaagheden, uitingen van geestelijke afwezigheid, hogere flauwekul en rabiate onzin uit alle windstreken en alle tijden, af en toe onderbroken door een citaat van ‘grote geesten’ uit de geschiedenis.

    Het boekje bevat pretentieloze stukjes van verschillend gehalte en pluimage, waarvan de oorsprong echter vaak niet wordt vermeld. Je zou het kunnen beschouwen als vlot leesbare wachtkamerlectuur.


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Praten alleen is niet genoeg
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GAYLIN, W., Praten alleen is niet genoeg. Hoe psychotherapie echt werkt. (Vert. Talk Is Not Enough. How Psychotherapy Really Works) A’dam, Ambo, 2001, 263 pp. – ISBN 90 263 1671 2


    Wat is psychotherapie? Hoe werkt het eigenlijk en wat kan je ervan verwachten? En vooral: hoe kan gedrag veranderd worden door alleen maar te praten? Dit zijn de hoofdvragen die Willard Gaylin in dit boek beantwoordt. Gaylin is in de VS een gerenommeerde psychoanalyticus, met meer dan 30 jaren praktijkervaring in psychotherapie en –analyse. Hij doceert ook aan Colombia University te New York.


    In dit boek wil Willard Gaylin de psychotherapie demystificeren. Psychotherapie heeft immers een ietwat ondoorzichtig en magisch imago. Veel zogenaamde psychotherapie is bovendien die naam niet eens waardig. De laatste jaren kenden een wildgroei aan therapieën en wat daarvoor moet doorgaan. Steeds meer mensen zoeken therapie op verkeerde plaatsen, bij verkeerde mensen, om verkeerde redenen en met verkeerde verwachtingen. En hoe valt te verklaren dat zeer verschillende therapeutische richtingen in het algemeen gelijkaardige resultaten behalen?


    Gaylin onderzoekt en verheldert de zeer complexe en vaak verwarrende interacties tussen therapeut en patiënt die leiden tot belangrijke veranderingen in gedrag en waarnemingen van de patiënt. Het resultaat is een diepzinnige analyse van de elementen die psychotherapie haar eigenheid geven en wat haar doet werken. Op een boeiende, diepgaande en toch heldere wijze behandelt hij onder andere de waarde van praten, de beperktheid van kennis voor verandering, het belang van het verleden, de aard van de therapeutische relatie, en de motiverende rol van emoties voor gedragsverandering.


    Gaylin is een onorthodoxe psychoanalyticus die open staat voor alternatieve visies en methoden, zoals advies en counseling. Problemen ontstaan immers wanneer elke denkrichting volhoudt dat het eigen verhaal het verhaal is, als een soort evangelie. Volgens hem vormen de gereedschappen van de psychoanalyse echter nog altijd de basis van elke praattherapie.

    Willard Gaylin is bovendien een begenadigd schrijver. Zijn betoog is zeer inzichtelijk en helder geschreven in een directe stijl. Hij illustreert inzichten rijkelijk met behulp van zijn uitgebreide praktijkervaringen. De lezer vindt er een schat aan opmerkelijke en diepzinnige uitspraken. Dit is een zeer boeiend boek over moeilijk grijpbare materie en het leest als een roman.

    Een regelrechte aanrader!


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Praten met je kind
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VERBOVEN, A., Praten met je kind. De weg naar een harmonieus gezin. A’pen, Standaard Uitgeverij, 2007, 3303 pp. – ISBN 90 02 22261 0


    Opvoeden is geen effen pad, geen rechtlijnige beweging. Het is een weg met veel vallen en opstaan, bijsturen en anders bekijken, en steeds opnieuw uitproberen wat werkt en wat niet. Kinderen in hetzelfde gezin verschillen bovendien van elkaar, en wat voor het ene goed is kan voor het andere helemaal anders aflopen.


    Ann Verboven geeft vorming over opvoeding en biedt opvoedingsondersteuning aan ouders met kinderen met een handicap. In haar boek wil ze enkele communicatieve handvatten bieden om de dagelijkse relatie tussen ouder en kind (en iedereen die met opvoeding begaan is) te ondersteunen en hierin enkele inzichten te bieden. Hiervoor maakt ze gebruik van wat ze in haar opleiding tot ouderbegeleider heeft geleerd over opvoedings- en ontwikkelingsondersteuning. De visie van Thomas Gordon, die in de 70-er jaren van de vorige eeuw furore maakte met zijn boek Luisteren naar kinderen, is voor haar een belangrijke inspiratiebron. De oorspronkelijke inzichten van Gordon zijn uiteraard door hemzelf en anderen verder uitgewerkt en verfijnd. Maar dit is allemaal al meer dan 30 jaar oud en een meer moderne versie zou misschien welkom zijn.


    Hierin heeft het boek van Ann Verboven mij toch zwaar teleurgesteld. Zij behandelt de belangrijkste knelpunten in de opvoedingssituaties, van het ondersteunen van je kind wanneer het problemen heeft over het stellen van grenzen tot het omgaan met conflicten. Deze waardevolle inzichten blijken echter niet meer dan een samenraapsel van alles wat zij in haar opleiding en haar werk heeft bijeen gesprokkeld.


    De essentie van haar gedachtegang wordt jammer genoeg al te vaak ondergesneeuwd door randinformatie en details. Haar betoog mist structuur en systematiek en ze valt voortdurend in herhaling. De talrijke voorbeelden kunnen daar niet aan verhelpen, want ze zijn vaak onvoldoende uitgewerkt. Bovendien is het taalgebruik ronduit storend. Onvolledige zinnen (bv. “Je kind te verplichten jouw oplossing te volgen.”), stroeve en spreektaal (bv. het kind zijn probleem) ontsieren de tekst. Daar mocht rigoureus in gesnoeid worden.

    De lay-out is ronduit onoverzichtelijk, zodat waardevolle schema’s en samenvattingen helemaal niet tot hun recht komen.


    Als je dus nood hebt aan enkele opvoedingshandvatten kan je die in het boek van Ann Verboven na enig zoekwerk wel vinden. Maar er zijn veel betere boeken over opvoeding op de markt. En voor een degelijke en overzichtelijke handleiding om echt met kinderen te praten en conflicten op te lossen kan je nog altijd beter bij Thomas Gordon zelf terecht.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cognitieve gedragstherapie voor dummies
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WILLSON, R. & R. BRANCH, Cognitieve gedragstherapie voor dummies. (Vert. Cognitive Behavioural Therapy for Dummies) Pearson Education Benelux, 2006, 333 pp. – ISBN 90 430 1300 5


    Cognitieve gedragstherapie (CGT) is in en wordt steeds populairder. Geen wonder, het is een van de weinige vormen van psychotherapie die ook werkelijk bewezen heeft blijvende resultaten op te leveren. Bovendien is ze gesteund op eenvoudige beginselen, en je kan ze bij lichte problemen ook zelf toepassen. CGT kan helpen ongeacht of je je problemen als minimaal beschouwt, jezelf een beetje depressief voelt  of al jarenlang met onaangename psychologische problemen kampt.


    Dit boek is een systematische en inzichtelijke inleiding in de theorie en toepassing van CGT-technieken. Het is vlot geschreven in een eenvoudige taal en er wordt slechts weinig vakjargon gebruikt. Handige schema’s in de tekst en de bijlagen vergemakkelijken het gebruik ervan. De auteurs besluiten met een nuttige trefwoordenindex.


    Voor wie een psychotherapeutische behandeling volgt is dit boek een waardevolle aanvulling.

     

    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De biologie van de overtuiging
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LIPTON, B., De biologie van de overtuiging. Hoe je gedachten je leven bepalen. (Vert. The Biology of Belief.) Deventer, Uitg. Ankh-Hermes, 2007, 254 pp. – ISBN 90 202 8451 5


    Een intrigerende titel, meer heeft een boek niet nodig om nieuwsgierigheid op te wekken. Zou Lipton de biologische basis van overtuigingen hebben ontdekt? Indien zo, dan zou hij een baanbrekend verband gezien hebben tussen biologische processen en een moeilijk te vatten psychologische eigenschap die een doorslaggevende invloed heeft op ons gedrag. De ondertitel is minder origineel, hierover is al meer geschreven.


    Ik had het kunnen weten. De ontdekkingen van Lipton zijn helemaal niet zo wereldschokkend als hij voorgeeft. Als celbioloog heeft hij gedurende ongeveer 20 jaar het metabolisme van de cel bestudeerd. Hierbij maakte hij de veranderende inzichten mee over de invloed van de genen op de werking van de cel. Vroeger dacht men dat de genen de celwerking autonoom aansturen. Omgevingsinvloeden kunnen echter genen aan- of uitzetten, waardoor ze al dan niet tot expressie komen. Er zijn vermoedens dat celeigenschappen die aldus verworven worden ook op volgende generaties kunnen worden overgedragen, maar dit moet nog verder onderzocht worden. De studie daarvan gebeurt in een nieuwe tak van de biologie, de epigenetica. Deze ontdekkingen druisen in tegen het genetisch determinisme, dat gedurende een tijd de biologie beheerste. Ondertussen is de “Nieuwe Biologie”, zoals Lipton ze noemt, al een hele tijd niet meer zo “nieuw”.


    Lipton stelt zichzelf echter voor als een roepende in de woestijn. Als je hem mag geloven, dan moet hij opboksen tegen een weerbarstig bastion van wetenschappers die star aan de vroegere denkbeelden vasthouden. Daarmee geeft hij een totaal vervormd beeld van het beoefenen van wetenschap. Theorieën worden er immers altijd als voorlopig beschouwd tot een ander model een betere verklaring geeft van de werkelijkheid. Voor men echter een nieuw model aanvaardt dient er deugdelijk wetenschappelijk bewijs te zijn. Bovendien sluit een nieuwe wetenschappelijke theorie niet per definitie de oudere uit. Beide verklaren vaak verschillende aspecten van dezelfde werkelijkheid. Lipton stelt de nieuwe theorie echter ongenuanceerd voor als een nederlaag voor de vorige. Ook Charles Darwin deelt in dit lot. Lipton heeft veel kritiek op de evolutietheorie, maar hij lijkt die toch niet goed te begrijpen. Hij verwart bijvoorbeeld neodarwinisme en sociaal-darwinisme.


    Een dergelijke houding is typerend voor iemand die zich miskend voelt. Door persoonlijke problemen heeft Lipton inderdaad een carrière aan de universiteiten van Wisconsin en Stanford moeten opgeven. Tijdens een opdracht aan een universiteit op de Caribische eilanden heeft hij een persoonlijk keerpunt meegemaakt. Om moeilijke leerstof aan de studenten inzichtelijk te presenteren maakte hij gebruik van de analogie tussen de werking van de cellen en het leven van mensen. De cel staat in wisselwerking met haar biologische omgeving, zoals de mens zijn leven ontplooit in wisselwerking met de sociale omgeving.


    Lipton zou geen goede celbioloog noch auteur zijn als hij het biologische proces niet helder en begrijpelijk kon voorstellen. De eerste hoofdstukken in zijn boek zijn dan ook zeer interessant en goed uitgewerkt. Hij slaagt er in om toch ingewikkelde materie inzichtelijk aan de ondeskundige  man/vrouw te brengen.

    Maar hij gaat de mist in waar hij zijn metafoor een werkelijkheidsstatus geeft. Biologische processen worden door hem kritiekloos gepsychologiseerd. Aan cellen kent hij bewustzijn toe, terwijl hij niet eens een definitie geeft van bewustzijn. Ook andere psychologische eigenschappen als intelligentie, emoties, perceptie, en …overtuigingen worden aan de cel toegeschreven. Daarvoor wordt, niet geheel onverwacht, de kwantumfysica ingeschakeld.

    En daar gaat Lipton helemaal uit de bocht. Waar serieuze wetenschappers hun levenswerk maken van de natuurwetenschappelijke verklaring van psychische fenomenen als gedachten en bewustzijn, heeft Lipton het al gevonden: gedachten zijn energie van de geest. Zijn verhaal raakt verder steeds meer doorspekt met aanvallen op de zogenaamd gevestigde medische orde, die de bewijzen van energetische geneeswijzen niet wil zien, en alternatieve geneeswijzen naar het verdomhoekje verwijst. De kracht van de geest, meer bepaald van overtuigingen, op het lichamelijk functioneren is inderdaad aanzienlijk, maar niet zonder meer af te leiden uit de kwantumfysica.


    Naarmate je verder komt wordt het betoog van Lipton slordiger en mistiger. Over hoe gedachten biologische processen beïnvloeden en vice versa, wat toch de kern van het boek zou moeten zijn, blijft hij – hoeft het te verwonderen? – bijzonder vaag en aan de oppervlakte. Aan de werking van stress worden hoogstens een paar bladzijden vuil gemaakt. De consequenties van zijn stellingen voor goed ouderschap zijn over het algemeen niet meer dan het intrappen van open deuren. Hij besteedt zeer veel aandacht aan het belang van de prenatale fase, maar vergeet te vermelden dat de resultaten van dergelijk onderzoek zeer discutabel zijn.


    In de epiloog komt uiteindelijk de aap uit de mouw. Van een niet-gelovige is Lipton onmiddellijk een gelovige geworden (p. 203). Het universum is volgens hem de instantie die de eiwitschakelaars in de cel bedient (p. 205) en de aard van het celmembraan heeft hem overtuigd dat we onsterfelijke spirituele wezens zijn (p. 204). De epiloog ruikt helemaal naar het doemscenario waarin de wetenschap speelt voor God. Wetenschap wordt verengd tot het gebruik van een pil bij problemen, en wordt beschouwd als de aanzet tot een amorele materialistische levenswijze. En als hij er ook nog het karma bij betrekt, weten we zeker hoe laat het is. Lipton heeft een ‘openbaring’ gekregen en overgiet deze met een wetenschappelijk sausje.


    In een addendum beveelt hij PSYCH-K (www.psych-k.com) aan, een psychologische energietechniek (sic). Het oordeel is aan de sceptici.

    Het boek sluit af met een uitgebreide bibliografie, maar ik heb er weinig gerenommeerde wetenschappers gevonden.


    “Schoenmaker, blijf bij je leest!” is de boodschap die Bruce Lipton zou moeten ter harte nemen. Dit boek is volgens mij alleen interessant voor de heldere uitleg over het celmetabolisme. Als geheel mag het gerust op de esoterische plank.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zoektocht naar het paradijs
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    RUSHBY, K., De zoektocht naar het paradijs. Drieduizend jaar zoeken naar de perfecte wereld. (Vert. Paradise. A History of the Idea that Rules the World) A’dam, Atheneum – Polak & Van Gennep, 2007, 271 pp. – ISBN 90 253 4691 1


    Wat hebben kruisvaarten, ontdekkingsreizen, plantenverzamelingen, dieetgoeroes, luxueuze winkelcentra en nationale parken gemeen? Ze hebben de realisatie van het paradijs voor ogen, een idyllische plaats waar volmaakte mensen leven in volmaakte omstandigheden.

    Lang voordat rond 900 v.C. het boek Genesis werd geschreven, bestonden er al paradijsmythes. Het paradijs werd al snel het voorrecht van de monotheïstische religies, als belofte in het hiernamaals voor diegenen die een deugdzaam leven op aarde hadden geleid. Maar vanaf de moderne tijd ging men steeds meer geloven dat het paradijs ook op aarde bereikbaar is. Het opdoen van wetenschappelijke kennis werd door deze mythe aangestuurd en de wetenschap heeft ze verder vorm gegeven.


    Kevin Rushby, journalist, vertelt hoe door de eeuwen heen in het Westen vorm is gegeven aan het paradijs. Zijn verhaal begint bij Pythagoras, en eindigt bij het moderne consumentisme. Een hachelijke onderneming, gezien het gaat over een tijdspanne van bijna 30 eeuwen. Hij heeft dus noodgedwongen moeten selecteren.


    Rushby laat een bonte stoet excentrieke en bevlogen figuren, die het pad naar gelukzaligheid en menselijke volmaaktheid hebben betreden en aanbevolen, de revue passeren. Hij maakte daarbij een selectie van persoonlijkheden die hem op een of andere manier aanspraken. Niet zozeer de grote filosofen komen daarbij als belangrijkste protagonisten aan de orde, maar wel de zoekers op de achtergrond. De lezer krijgt daarmee een glimp van de minder bekende, maar toch boeiende, petite histoire van de queeste naar het paradijs.


    De zoektocht naar het paradijs is een makkelijk leesbaar boek, dat echter meer diepgang had kunnen hebben. Rushby heeft zich, blijkens de uitgebreide notenlijst, degelijk gedocumenteerd. Hij heeft een loffelijke poging gedaan om een geschiedenis met veel vertakkingen inzichtelijk voor te stellen. Het is jammer dat hij zich, zeker vanaf de moderne tijden, beperkt tot minder algemeen bekende figuren vooral in Groot-Britannië.

    Kortom, een onderhoudend boek maar geen hoogvlieger.


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cultuur van de angst
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FUREDI, F., Cultuur van angst. (Vert. Culture of Fear) A’dam, Meulenhoff, 2006, 304 pp. – ISBN 90290 7892 4


    In 1999 kregen 40 Belgische meisjes last van misselijkheid en maagkrampen na het drinken van Coca Cola. Onmiddellijk werden hele loten van het goedje uit de handel genomen en draaide de pr- afdeling van het bedrijf op volle toeren om de schade voor het bedrijf te beperken. Alle meisjes herstelden snel, en niemand vond ooit een oorzaak voor de klachten. Na een paar weken was de hele heisa vergeten.


    Een dergelijk voorval is volgens Furedi kenmerkend voor onze maatschappij. Draadloos internetten, microgolfovenstraling, telefoneren met gsm, ze worden meteen geassocieerd met vooralsnog niet aangetoond onheil. Er is een bijna panische angst voor de veiligheid van kinderen, voor verschillende vormen van misbruik en geweld, voor nieuwe technologie, voor de teloorgang van het milieu, voor gezondheid en voedingsproducten. De preventieve geneeskunde doet gouden zaken: mensen laten zich op alle mogelijke toekomstige gezondheidsproblemen screenen en de overheid doet daar lustig aan mee. Een Britse minister beweerde ooit zelfs dat we ons zorgen moeten maken over dingen waarvan we niet weten dat we ze niet weten. Overal liggen blijkbaar plagen te wachten om ontdekt te worden. Voor veel mensen is het leven zelf een veiligheidsprobleem geworden.


    Mensen zijn zich zeer scherp bewust van risico’s. De zorg voor veiligheid is overal gepromoveerd tot een van de grootste maatschappelijke deugden. Alles wat vroeger als pech of toeval werd beschouwd, moet nu een verklaring krijgen, die op een of andere manier te voorzien of te voorkomen was. Voor problemen die vroeger beschouwd werden als behorend tot het leven zelf, wordt nu specifieke hulpverlening voorzien.


    Het hele sociale leven is in de greep van de angst. Nooit voorheen is het zo veilig geweest als in onze Westerse samenleving, en tegelijk is nagenoeg iedereen van mening dat de wereld waarin we leven steeds gevaarlijker wordt. Het voortdurend uitvergroten van de gevaren van praktisch alle aspecten van het sociale leven moet volgens Furedi een symptoom zijn van een onderliggend probleem. Deze paradoxale situatie duidt er volgens hem op dat wij leven in een cultuur van angst. Op scherpe en bijwijlen hilarische wijze beschrijft hij hoe angst alle elementen van ons dagelijks leven, tot onze persoonlijke relaties toe, heeft doortrokken.


    Furedi merkt op dat deze obsessie met veiligheid en voorzorg is begonnen in de jaren ’80 van de vorige eeuw. In dit decennium zijn, door de economische liberalisering onder Reagan (VS) en Thatcher (UK), voor veel mensen enorm veel zekerheden verdwenen. Het waren de hoogtijdagen van het individualisme. Onder de vlag van persoonlijke vrijheid zijn echter ook de traditionele samenlevingsverbanden afgekalfd.


    Daardoor werden mensen op zichzelf terug geworpen, hebben zij het vertrouwen in hun medemens verloren en gingen ze de samenleving als geheel wantrouwen. En als niet meer duidelijk is wat je ergens van moet vinden of hoe je je dient te gedragen, worden dingen die vroeger tamelijk ongecompliceerd waren opeens als riskant gezien.

    Zelfs het gezin, als de toevlucht in geborgenheid en hoeksteen van de samenleving, is geworden tot een risicosituatie van misbruik en geweld. Het geloof in de mensheid is teloor gegaan, en de sociale cohesie brokkelt nog verder af. De oude gedeelde waarden en het onderling vertrouwen zijn vervangen door een ander gedeeld gevoel en waardepatroon: het risicobewustzijn en de preoccupatie met veiligheid. Niet bang zijn wordt door velen als onverantwoordelijk beschouwd. Dit gedeelde gevoel brengt echter geen nieuw samenhorigheidsgevoel mee, maar doet mensen zich nog meer op zichzelf terug plooien.


    Het betoog van Furedi is uitgebreid en grondig gedocumenteerd. Hij beperkt zich jammer genoeg tot vaststellingen en analyses, maar verschaft geen toekomstperspectieven. In het laatste hoofdstuk richt hij de aandacht op de politiek, die kritiekloos mee draaft en daardoor de cultuur van angst alleen maar versterkt. De politiek draagt volgens hem, en terecht, een grote verantwoordelijkheid. Toch beperkt hij zich tot een aanklacht, en laat hij in het midden wat politiekers meer kunnen doen.


    Het betoog van Furedi heeft vooral betrekking op de situatie in de VS en het VK. Zijn  sporadische vergelijking met de situatie op het Europese vasteland had hem toch op een belangrijke conclusie kunnen brengen. In zeer liberale economieën zoals de VS en het VK is het sociale vangnet slechts minimaal uitgebouwd. Het gevolg daarvan is natuurlijk dat mensen veel meer onzekerheid ervaren over hun eigen situatie en leefwereld. Het kan Furedi toch niet ontgaan zijn hoe net in de VS angst en veiligheid tot in het absurde worden opgeklopt. Dan heeft de Britse econoom Richard Layard de zaken veel duidelijker gezien en gesteld: zorg voor een goed werkend sociaal vangnet, en mensen zullen meer vertrouwen hebben en zich gelukkiger voelen. Het is teleurstellend dat Furedi, die van maatschappelijke angst zijn thema heeft gemaakt, op de politieke vlakte blijft en zich hier niet over uitspreekt.


    Tijdens het lezen ergerde ik mij steeds meer aan de slordige opbouw van de tekst. De inhoud mag dan zeer herkenbaar zijn, en boeiend geschreven, de structuur van het betoog is eerder ondoorzichtig. Furedi herhaalt zichzelf voortdurend, geeft telkens weer dezelfde voorbeelden en overstelpt de lezer met gegevens die hij zelf niet overzichtelijk heeft gestructureerd. Het geheel lijkt op een bundeling van afzonderlijk geschreven pamfletten.


    basis van zijn vorige boek, Bange ouders, had ik van een onderlegde en politiek actieve  socioloog meer verwacht.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De drogreden van het antisemitisme
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    FINKELSTEIN, N., De drogreden van het antisemitisme. Israël, de VS en het misbruik van de geschiedenis. (Vert. Beyond Chutzpah – On the Misuse of the Anti-Semitism and the Abuse of History) A’dam, Mets & Schilt Uitg., 2006, 288 pp. – ISBN 90 8679 043 7


    Met zijn boek De Holocaust-industrie hekelde Finkelstein het misbruik van de Holocaust en veroorzaakte daarmee opschudding in pro-Israëlische kringen. In zijn nieuwste boek analyseert hij de felle debatten over het Israëlisch-Palestijnse conflict. De meeste kwesties en argumenten die daarbij door de Israëlische kant gebruikt worden, hebben volgens hem helemaal niets met het conflict zelf te maken. Ze worden er om politieke redenen bij gesleurd omdat de werkelijkheid alleen met afleidingen en verdraaiingen kan worden verhuld. De verdedigers van de Israëlische bezettingspolitiek gebruiken daarvoor verschillende argumenten. Finkelstein wil deze ontkrachten.


    Het eerste argument stelt dat het zou gaan om een ongehoord ingewikkeld conflict, een alomvattende botsing tussen godsdiensten, culturen of beschavingen. Met dit argument heeft Finkelstein snel afgerekend. Uit serieuze analyses blijkt immers dat het een conflict is zoals zovele over verdrijving, bezetting en zelfbeschikking.

    Veel meer aandacht besteedt hij aan de beschuldiging in Joodse kringen, dat er zowel in Europa als de VS een nieuw antisemitisme is ontstaan en groeit. Dit argument is echter niet nieuw, en heeft ook niets met antisemitisme vandoen. Het wordt door de Israëllobby in de VS geëxploiteerd om alle kritiek op de politiek van Israël verdacht te maken, de Joden als slachtoffer voor te stellen en de Arabische wereld van kwade wil te verdenken.

    Tenslotte wordt het beeld van de holocaust ten onrechte uitgesmeerd over de staat Israël. Men hangt een zwaar overdreven beeld op van de dreiging van het Palestijnse gevaar, dat alle Joden in zee zou verdrijven.


    In het eerste deel van zijn boek bespreekt Finkelstein de beschuldiging van antisemitisme. Het is waar dat er momenteel wereldwijd wrok groeit tegen de Joden. Maar uit elk onderzoek komt naar voor dat die samenhangt met de wrede onderdrukking van de Palestijnen door Israël. Deze politiek werkt dus averechts. Als Israël een einde zou maken aan de bezetting van Palestina, zou elke vorm van antisemitisme alle grond verliezen.


    In het tweede deel neemt Finkelstein het in joodsgezinde kringen gezaghebbend boek van Alan Dershowitz, professor geschiedenis te Harvard, als uitgangspunt. Op nauwgezette wijze, en op basis van de rapporten van diverse mensenrechtenorganisaties pareert hij de verdraaiingen over de uitgebreide en jarenlange schending van mensenrechten in de Palestijnse gebieden. De weerleggingen van Finkelstein zijn niet allemaal onomstreden, maar het leeuwendeel ervan berust wel op harde en soms gruwelijke waarheid.


    Zijn conclusie luidt dat er slechts twee mogelijkheden zijn: er is inderdaad een antisemitisch complot tegen Israël, ofwel internationaal erkende organisaties als Human Rights Watch en Amnesty International hebben gelijk, en is het nieuwe antisemitisme een mythe. Uit zijn analyse moet men concluderen dat laatste het geval is.


    Een lijst met voetnoten van liefst 35 bladzijden ondersteunt het betoog van Finkelstein.

    Dit boek is een eye-opener. Al is het verre van vrolijke lectuur, het is zeer leesbaar geschreven. Een aanrader!


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-11-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Autisme in de wereld
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GRINKER, R.R., Autisme in de wereld. Een persoonlijke zoektocht van een vader-onderzoeker. (Vert. Unstrange Minds) A’dam, Ambo, 2007, 384 pp. – ISBN 90 263 2083 5


    Toen er autisme vastgesteld werd bij zijn dochter, wist de antropoloog Roy Grinker daar nauwelijks iets over. Ruim 10 jaar later spreekt men over een epidemie. Maar is dat wel zo?

    Grinker meent van niet. Autisme is geen besmettelijke ziekte die zich snel uitbreidt. Autisme is er altijd geweest. De groep symptomen, die we nu als autisme kennen, komt waarschijnlijk al lange tijd voor. Er zijn nog steeds culturen in de wereld waarin geen woord voor autisme bestaat, of waarin men zelfs de kenmerkende symptomen niet als een ziekte beschouwt.


    Het lijkt alsof steeds meer kinderen autisme krijgen, maar dat heeft te maken met de evolutie in de Westerse psychiatrie. In de afgelopen eeuw werden allerhande psychische stoornissen preciezer omschreven, met een onderscheid tussen de diverse vormen en afzonderlijke namen. Nadat Leo Kanner in 1943 en Hans Asperger in 1944 een specifieke combinatie van gedragsafwijkingen als autisme omschreven, werden steeds meer kinderen met gelijkaardige gedragsproblemen als autistisch onderkend. Hierdoor ontwikkelden zich ook specifieke behandelingen, waardoor de kinderen en volwassenen een hoopvoller perspectief kregen. De geschiedenis van ‘autisme van de kinderleeftijd’ naar een ‘stoornis in het autismespectrum’ is het onderwerp van het eerste deel.


    In het tweede deel heeft Grinker vooral oog voor de culturele factoren die de houding tegenover en omgang met autistische mensen bepalen. Hij  vertelt over de moedige strijd die vooral moeders voeren in o.a. Korea, India, Peru en Zuid-Afrika om met hun autistisch kind te overleven en het van de best mogelijke behandeling te voorzien. Diverse culturele veranderingen in de wereld, en vooral in de VS, hebben gemaakt dat autisme een erkende psychische stoornis is geworden. Een belangrijke vaststelling is dat mensen met autisme -, en bij uitbreiding met een psychische stoornis – beter af zijn in landelijke, niet-industriële gebieden. Daar kunnen deze mensen met minder spanning en afzondering geïntegreerd worden in het sociale en economische leven. Waarschijnlijk zijn goede communicatie en sociale vaardigheden daar ook minder belangrijk. Omdat ze een belangrijke economische en sociale rol kunnen vervullen, zijn de symptomen van mensen met psychische stoornissen als autisme in landelijke gebieden vaak minder erg.


    Meteen houdt hij een pleidooi voor de acceptatie van mensen die anders zijn. Als we in staat zijn om mensen niet in de eerste plaats te beoordelen op hun beperkingen, maar op hun mogelijkheden, zullen zij ook in staat zijn om een gewaardeerde bijdrage te leveren aan de samenleving als geheel.


    Toch een bedenking. Hoe in Europa met autisme wordt omgegaan komt in dit boek nauwelijks aan de orde. Uitzondering vormt Frankrijk, waar autisme nog altijd in de greep zit van de psychoanalytische visie op de relatie moeder-kind. Het lijkt alsof Europa voor Grinker geen deel uitmaakt van ‘de wereld’. Toch wordt autisme in Europa al minstens even lang als in de VS als specifieke psychische stoornis onderkend en erkend. De situatie voor ouders van kinderen met autisme staat er, althans in de meeste West-Europese landen, waarschijnlijk heel wat beter voor dan in de VS, waar zij nog steeds moeten vechten voor een optimale opvang voor hun kind. Misschien is dit meteen een verklaring voor dit hiaat?


    Niettemin is het een leerrijk, en tegelijk ook een ontroerend boek. Grinker verweeft heel wat informatie over het wel en wee van autisme in de wereld met zijn eigen ervaringen met zijn dochter. Het boek ademt een sfeer van solidariteit tussen alle moeders en vaders van een kind met autisme. Het is zeer vlot en onderhoudend geschreven, en goed gedocumenteerd.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Klantgericht communiceren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    GRUBBEN, E. & R. PLATTEL, Klantgericht communiceren. Handleiding bij het schrijven van enthousiasmerende en overtuigende brieven. Den Haag, Sdu Uitgevers, Academic Service, 2006 (2e dr.), 164 pp. – ISBN 90 5261 563 2


    Correspondentie is een onmisbare communicatievorm. De brief wordt bovendien weleens het visitekaartje genoemd van een bedrijf of een instelling. Helaas ziet dit er nogal eens beduimeld uit. De relatie met de klant, de uniciteit, het taalgebruik en de presentatie komen er helaas vaak bekaaid af.


    Grubben en Plattel reiken in dit boek technieken aan om brieven te schrijven die de klant overtuigen van de meerwaarde van een organisatie. Het is een praktische gids voor iedereen die brieven schrijft of er verantwoordelijk voor is.

    Komen aan de orde:
    -  de succesfactoren voor effectieve correspondentie,
    - de drie hoofdeisen voor geslaagde schriftelijke communicatie: strategische, klantgerichte    en correcte en verzorgde correspondentie,
    -  technieken voor de opbouw van een brief en het formuleren van zinnen,
    -  veel voorkomende briefsoorten met tips en aandachtspunten, en
    -  adviezen voor standaardcorrespondentie, e-mails en faxen.


    Het is een prettig leesbaar boek, praktisch en overzichtelijk opgesteld en vlot te raadplegen. Ook voor andere doeleinden dan het schrijven van brieven kan het een nuttige handleiding zijn.

    De tweede druk is geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met het Spellingbesluit-2005.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In het diepst van de ziel ...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    WIJNBERG, J., In het diepst van de ziel is niets te zien. Den Haag/Schiedam, Scriptum/Roularta, 2003, 157 pp. – ISBN 90 5466 733 8


    In de laatste decennia is de psychologie ongemerkt de nieuwe religie geworden. De psycholoog is op de stoel van de priester of dominee gaan zitten, en verspreidt een aantal nieuwe geloofsartikelen die een enorme invloed hebben op het denken en doen van ons allemaal. Wij worden om de oren geslagen met flink veel wartaal over zelfontplooiing, assertiviteit, kwetsbaarheid, de noodzaak van verwerking, ondoorgrondelijkheid en meer van dat fraais.


    In dit boek oefent Jeffrey Wijnberg scherpe kritiek uit op deze adagiums. Hij toont aan dat veel problemen in wezen non-problemen zijn. Ze horen gewoon bij het leven, maar worden vaak als onverteerbaar in stand gehouden en gecultiveerd door therapeuten en hulpverleners. Op radicale wijze ontmaskert hij zo de traditionele hulverlening. Maar hij biedt wel een alternatief: de provocatieve stijl, waarbij de mens/patiënt uitgedaagd wordt zichzelf te relativeren en zijn eigen leven in handen te nemen.


    Zijn zinnige visie sluit aan bij die van socioloog Frank Furedi. Zoals alle andere werkjes van Wijnberg, leest ook dit boekje als een trein. De verschillende hoofdstukjes behandelen ieder een gangbare misvatting over geestelijke gezondheid. De thema’s zijn wat systematischer uitgewerkt dan in zijn andere werkjes.


    Een aanrader voor wie uitgekeken is op diepzinnigheden en aan no-nonsens psychologie toe is.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geef je ouders maar de schuld!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    VAN MUNCHING, P. & B. KATZ, Geef je ouders maar de schuld! Waarom jouw liefdesleven een puinhoop is, en wat je eraan kunt doen. (Vert. Actually, It Is Your Parents’ Fault) Vianen/Antwerpen, The House of Books, 2007, 224 pp. – ISBN 90 443 1904 0


    Verliefd worden mag gemakkelijk zijn, maar relaties zijn gecompliceerd. Om te beginnen gebeurt een romantische keuze niet willekeurig op basis van fysieke aantrekkingskracht (of een andere oppervlakkige reden). Ze is het resultaat van een complex proces, waarbij je onbewust eigenschappen in de ander herkent die op de een of andere manier met die van jou in elkaar zullen grijpen.


    De keuze van een partner en de wijze waarop je met elkaar omgaat is ontstaan in de relaties met belangrijke personen in je vroege kindertijd. En wanneer je een romantische partner kiest en een relatie begint worden die vroegste interpersoonlijke ervaringen opnieuw actief. Je herbeleeft de gevoelstoestanden die je als heel jong kind ervoer, en verwacht van de partner dat hij of zij tegemoet zal komen aan behoeften waarvan je je niet bewust bent. Je wordt verliefd op een beeld van jouw ideale partner. Als de verliefdheid overgaat zien je de  partner steeds meer zoals hij/zij werkelijk is.


    In een liefdesrelatie zijn vanaf het eerste moment voorspelbare patronen en duidelijk gedefinieerde fasen te onderkennen. Met inzicht in die processen kan een relatie meer bevredigend en de moeite waard gemaakt worden.


    In dit vlot geschreven boekje maken een relatietherapeut en een journalist je wegwijs in het kluwen van onbewuste relatiepatronen die een liefdesrelatie in de verschillende fasen kunnen doen bloeien en/of bezwaren. Ze maken je ook duidelijk hoe je er zelf iets kan aan doen. Een gelukkig liefdesleven berust volgens hen op zelfkennis, kennis van de partner én van de relatie. Je kan er zelf iets aan doen, je hoeft je ouders niet de schuld te geven.


    De schrijver/journalist heeft zijn best gedaan om de materie zo luchtig mogelijk voor te stellen. Deze typisch Amerikaanse soapstijl is op zijn best lachwekkend, en geleidelijk ergerlijk, maar als je hieraan voorbij kan kijken, is het best een boeiend en leerrijk boekje.


    ©  Minervaria

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geen twee hetzelfde
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HARRIS, J.R., Geen twee hetzelfde. Menselijke natuur en menselijke individualiteit. (Vert. No Two Alike) A’dam/A’pen, Uitg. Contact, 2006, 392 pp. – ISBN 90 254 2657 3


    Mensen gedragen zich verschillend, en sommige van deze individuele verschillen blijven in de loop van hun leven bestaan. Sommige mensen zijn naar gewoonte gezagsgetrouwer, of argwanender, of vriendelijker, of meer geneigd om van slag te raken dan anderen. Psychologen schrijven deze consistente verschillen tussen individuen toe aan verschillen in persoonlijkheid.

    Waar komt deze unieke persoonlijkheid vandaan? Hoe komt het dat mensen van elkaar verschillen? Zelfs identieke tweelingen die in hetzelfde gezin zijn grootgebracht verschillen in persoonlijkheid en gedrag. Deze verschillen kunnen niet genetisch zijn, want identieke tweelingen hebben dezelfde genen. Aan de opvoeding ligt het echter ook niet helemaal. Algemeen wordt door onderzoekers geaccepteerd dat mensen van elkaar verschillen door de interactie tussen erfelijkheid en opvoeding


    Judith Harris, auteur van het omstreden boek Het misverstand opvoeding, bestrijdt deze stelling. Volgens haar schieten de gangbare theorieën over de vorming van de persoonlijkheid, en de oorzaken van verschillen tussen mensen, tekort. Om dit aan te tonen heeft ze deze theorieën systematisch aan een kritisch onderzoek onderworpen. Ze heeft de resultaten van hopen studies naar de herkomst van de verschillen tussen mensen met elkaar vergeleken, en komt tot de conclusie dat hun uitkomst slechts een klein deel daarvan kan verklaren. De menselijke individualiteit blijft onverklaard. Harris wil in haar boek dit mysterie ophelderen.


    Zij gaat tewerk als in een speurdersverhaal. Alle algemeen aanvaarde theorieën worden daarbij als ‘verdachte’ beschouwd en aan een kritisch onderzoek onderworpen. Telkens blijkt dat de bewuste theorie niet kan standhouden. De gedragsgenetica levert de meest ondubbelzinnige gegevens. Ongeveer 45% van de persoonlijkheidsverschillen tussen mensen is door genetische factoren te verklaren. De overige 55% is echter slechts heel beperkt te verklaren door de invloed van opvoeding, verschillen in opvoedingsomgeving of de interactie tussen erfelijkheid en opvoeding.


    Harris ontwikkelde zelf een theorie over de ontwikkeling en vorming van de persoonlijkheid. Zij baseert zich hiervoor op de inzichten van de evolutionaire psychologie. Mensen zijn door de evolutie gevormd om samen te leven. Hiervoor beschikken ze over 3 aangeboren mentale systemen, die door hun onderlinge wisselwerking verantwoordelijk zijn voor de verschillen in persoonlijkheid tussen mensen. Deze systemen, die in de loop van de individuele ontwikkeling achtereenvolgens actief worden, laten mensen toe verschillende soorten informatie over andere mensen en zichzelf te verzamelen. Die informatie beïnvloedt dan weer het gedrag. Slechts één systeem daarvan veroorzaakt volgens haar de verschillen in persoonlijkheid tussen mensen, nl. het statussysteem. Hierdoor krijgen mensen informatie over hun positie tussen anderen, en dus over zichzelf. Deze informatie stelt hen in staat om een eigen plaats te verwerven in de groep en aldus specifieke eigenschappen te ontwikkelen. Vanuit mijn eigen interesse en inzichten in het zelfbeeld, kan ik mij daar zeer goed in vinden.


    Hiermee stelt Harris een nieuwe theorie voor over de ontwikkeling en oorsprong van de menselijke persoonlijkheid. Die is zeer plausibel, want in overeenstemming met de sociale ontwikkeling in de jeugd. Het is volgens Harris helemaal niet nodig, onrealistisch en foutief om onze ouders verantwoordelijk te stellen voor wie we zijn, zoals veel psychologen en therapeuten ons willen doen geloven.


    Voor de vorming van haar theorie is Harris niet over één nacht ijs gegaan. Ze heeft gebruik gemaakt van een indrukwekkende hoeveelheid onderzoekswerk op heel uiteenlopende gebieden in de psychologie en biologie: evolutionaire psychologie en gedragsgenetica, sociale psychologie, ontwikkelingspsychologie, psycholinguïstiek en neurowetenschappen. Haar boek omvat dan ook een bronnenlijst van 25 pagina’s.


    Ongetwijfeld zullen er bedenkingen zijn en moet de theorie bijgewerkt, gecorrigeerd en verfijnd worden. De vraag blijft bijvoorbeeld of hiermee alle ouderlijke invloed op de persoonlijkheid (behalve de genetische) zomaar van de kaart kan worden geveegd, en tevens van alle opvoedingsfiguren. Een andere bedenking is dat Harris voor de empirische onderbouwing van haar inzichten in hoofdzaak verwijst naar de taalverwerving, een gebied dat zij goed kent maardat met persoonlijkheidskenmerken niets te maken heeft.  Harris erkent volmondig dat haar visie moet getoetst worden, en stelt daarvoor zelf een aantal procedures voor.


    Een gedurfd boek, zeer interessant en bovendien zeer onderhoudend en toegankelijk geschreven. Soms ergerde ik me aan de vele verwijzingen naar haar vorige publicatie en haar eigen particuliere situatie, waarvan vele niet relevant, maar dit mag de pret niet bederven. Het is een echte aanrader voor iedereen die geboeid is door de verschillen tussen mensen. Ik hoop dat we er verder meer over horen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Basisboek cognitieve therapie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BECK, J.S., Basisboek cognitieve therapie. (Vert. Cognitive Therapy: Basics and Beyond) Baarn, Uitg. Intro, 1999, 311 pp. – ISBN 90 5574 116 7


    Beck is directeur van het Beck Institute for Cognitive Therapy and Research in Philadelphia en doceert aan de universiteit van Pennsylvania. Zij heeft dit boek geschreven voor een brede groep geïnteresseerde hulpverleners, zowel met weinig als veel ervaring in de cognitieve therapie. Haar bedoeling is een overzicht te bieden van de grondbeginselen en de fundamenten voor de praktijk van de cognitieve therapie. Het is bedoeld als handboek voor cognitief therapeuten, dat de gesuperviseerde praktijkervaringen aanvult.


    De cognitieve therapie heeft zich de laatste jaren zeer sterk ontwikkeld. Ze werd rond 1960 aan de Universiteit van Pennsylvania ontwikkeld door Aaron T. Beck. Cognitieve therapie is een van de weinige vormen van psychotherapie die empirisch gevalideerd zijn. De effectiviteit ervan voor de behandeling van zeer verscheidene psychische problemen en stoornissen is door verschillende onafhankelijke onderzoekers bevestigd.


    De cognitieve stroming in de psychologie gaat ervan uit dat onze emoties en gedrag worden bepaald door gedachten over onszelf en onze situatie. Vervormde of disfunctionele denkgewoonten vormen de essentie van de meeste psychische problemen of stoornissen. Met dergelijke denkgewoonten gaan mensen hun ervaringen stelselmatig vooringenomen interpreteren. Als cliënten daar zicht op krijgen, en andere denkgewoonten aanleren, dan blijken symptomen vrij vlug te verminderen en voorgoed weg te blijven. De werkwijze van de cognitieve therapie is dus niet gericht op het verleden maar op het hier-en-nu.

    De cognitieve therapie stelt zich niet als doel alle problemen van een cliënt op te lossen. Dit is immers niet mogelijk. In de therapie worden de cliënt methodes en technieken aangeleerd waarmee hij zelf zijn problemen kan aanpakken. Mensen leren dus hoe zij hun eigen therapeut kunnen worden, door het gebruik van cognitieve en gedragsmatige methodes en probleemoplossingstrategieën. Deze methodes zijn vooral bruikbaar bij depressieve klachten en angststoornissen, maar kunnen ook bij andere psychische klachten toegepast worden.


    In dit boek komt nagenoeg alles aan de orde voor het opzetten van een cognitieve therapie, van de eerste sessie tot en met de afronding. Er wordt een schat aan cognitieve methodes en technieken aangeboden en besproken, telkens inzichtelijk geïllustreerd met behulp van praktijkvoorbeelden. Het is een nuttig naslagwerk, niet alleen voor therapeuten maar voor iedereen die mensen wil leren hoe zij met hun problemen op een effectieve manier kunnen omgaan.


    Het werk is zeer overzichtelijk gestructureerd, en bevat talloze bruikbare schema’s en werkbladen. Er is ook een uitgebreide bronnenlijst met basis- en meer uitgebreide literatuur. De belabberde vertaling door Hans Geluk vormt wel een storend element.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!