GAGGI, M
& E. NARDUZZI, Het einde van de
middenklasse en de opkomst van de lowcostmaatschappij. (Vert. La fine del cete medio) Adam, Van
Gennep, 2007, 191 pp. ISBN 978 90 551 5795 2
De
middenklasse lijkt er wel altijd geweest: een bevolkingsgroep tussen de weinige
rijken en de talloze kansarmen. In werkelijkheid is ze relatief kort geleden op
het maatschappelijke toneel verschenen en niet eens overal op deze planeet. In
veel regios heeft nooit een middenklasse bestaan, tenminste niet in de vorm die
we in het Westen kennen.
In Europa
is de middenklasse in de afgelopen tweehonderd jaar geleidelijk ontstaan uit de
hogere burgerij als gevolg van de groeiende (inter)nationale handel en de
industriële revolutie. Daardoor is ze een politieke factor van betekenis
geworden, vooral als tegenwicht en buffer voor de massa potentieel
revolutionaire arbeiders. De middenklasse werd het ijkpunt voor de waarden en
cultuur van de verzorgingsstaat.
In de
21e eeuw zijn de economische, politieke en sociale basis van de
middenklasse echter weggevallen. Nagenoeg iedereen is kapitalist geworden en kan
zich de consumptiegoederen veroorloven die vroeger enkel voor de rijken en de
leden van de middenklasse waren weggelegd. De traditionele groepen in de
samenleving lijken vervangen door één grote, grijze sociale massa individuen.
Die willen vooral genieten van de vele lowcostproducten, geproduceerd in
lagelonenlanden met een minimaal sociaal vangnet, en tegelijk ook kunnen rekenen
op goed functionerende overheidsdiensten. Deze omvangrijke groep in de
samenleving wordt aan de onderkant begrensd door de 'nieuwe armoede' van
ongespecialiseerde en deeltijdse werknemers die moeten concurreren met arbeiders
in ontwikkelingslanden. Aan de bovenkant bevindt zich een vrij grote welgestelde
klasse, die wordt gevormd door gevestigde rijken en de nieuwe
kennisaristocratie.
De
middenklasse verdwijnt als gevolg van de globalisering en de snelle
technologische veranderingen. De arbeidsmarkt biedt steeds minder zekerheid. We
beleven bovendien het einde van een tijdperk waarin een betere toekomst in het
verschiet lag en waarin degenen die nog niet door de welvaart waren 'gezegend'
in elk geval het gevoel hadden daarvoor op de wachtlijst te staan. In veel
landen moet de koopkracht het vooral hebben van het aanbod van lowcostproducten
en diensten, meer dan van welvaartvaste lonen, hervormingen van het
belastingstelsel of van de voorzieningen van de verzorgingsstaat.
Massimo
Gaggi en Edoardo Narduzzi, respectievelijk journalist en socioloog, spitten deze
evolutie uit. Ze belichten hoe complexe veranderingen op de markt en de
demografische evolutie de middenklasse doen verbrokkelen en de fundamenten van
haar product, de verzorgingsstaat, aantasten. Dit creëert een mogelijk
explosieve politieke situatie waarin steeds meer onzekere mensen hun heil zoeken
bij populistische partijen die hen een betere toekomst beloven door middel van
simpele maar ontoereikende recepten. In de belabberde Italiaanse situatie vinden
zij bij uitstek een voorbeeld van hoe het niet moet. Alle Europese landen zitten
echter min of meer in hetzelfde schuitje.
Europa
geldt in de wereld als het continent dat meer dan ieder ander zijn inwoners een
vangnet van wijdvertakte en duurzame sociale bescherming heeft geboden. Een
objectieve analyse binnen de internationale realiteit roept echter de vraag op
hoelang dit Europees model nog betaalbaar blijft. Het risico bestaat dat ons
model onverhoeds in elkaar stort in een context waarin de prijzen van
activiteiten en goederen steeds meer worden bepaald door keuzes die in Beijing
of Washington worden gemaakt.
De auteurs
schetsen geen opwekkend beeld. Het model van de markteconomie dat op de rol van
de middenklasse is gebaseerd en dat de politieke beslissingen van het oude
continent lange tijd heeft beheerst verdwijnt. Het moet plaats maken voor het
kapitalisme van de massaklasse. De politiek van het middenveld heeft bakzeil
gehaald, kiezers zwalpen als lowcostconsumenten van de ene partij naar de andere
al naar gelang hun lucratieve aanbod. Ook o.a. Farid Zakaria toont aan hoe het
politiek consumentisme een gevaar vormt voor de democratie. Daar ligt volgens
Gaggi en Narduzzi de bevolking in de opkomende Aziatische economieën niet van
wakker. Die slurpt gulzig van de geneugten van de lowcostproducten en het is
koffiedik kijken of ze mettertijd ook politieke zeggenschap zal opeisen. In
ieder geval zal het voor de Europese politici een opgave zijn Europa van
voldoende economische zuurstof te voorzien zonder af te zien van de essentiële
verworvenheden van de laatste vijftig jaar.
Hoe
kunnen ze dit waar maken? De auteurs stellen een nieuw maatschappelijk verdrag
voor tussen burgers en overheid, waarin de sociale en individuele voorzieningen
niet verdwijnen maar worden afgeslankt. De overheid zal moeten meegaan met de
maatschappelijke evolutie en lowcostdiensten aanbieden van hoge kwaliteit. Een
lowcostoverheid zou de voorzieningen niet zelf moeten inrichten, maar de private
diensten beheren en borg staan voor een soepele gang van zaken en gewetensvol
beheer. Dit klinkt niet nieuw: een minimale staat of tenminste een meer beperkte
overheidsinmenging oftewel minder staat, meer privaat.
Tot op
zekere hoogte valt daar iets voor te zeggen, vooral na het failliet van
totalitaire all-in overheidsstelsels met ellenlange wachtlijsten en
ondermaatse dienstverlening. Toch is de vraag hoever dit kan gaan zonder dat de
armoede onaanvaardbaar gaat toenemen. De auteurs zien de VS niet als lichtend
voorbeeld. Volgens mij moeten we ons ook niet spiegelen aan andere Europese
landen met een ver doorgedreven privatisering van diensten zoals het Verenigd
Koninkrijk, waar wie het kan betalen zich graag medisch laat verzorgen in het
buitenland.
Zij
pleiten dus zeker niet voor wildwestkapitalisme en economisch dynamische, maar
ondemocratische stelsels. Zonder af te zien van de essentiële verworvenheden van
de afgelopen 50 jaar moeten de Europese landen volgens hen in staat zijn een
lowcostsamenleving te creëren met een menselijk gezicht.
Hoe dit
moet of kan laten ze echter in het midden. Gaggi & Narduzzi beperken zich
tot een objectieve analyse van de internationale economische realiteit. Volgens
hen moet ieder land een eigen versie ontwikkelen. Die zal uiteraard moeten
aansluiten bij de cultuur van het land. De Scandinavische landen met een
kleine machtafstand - zijn daar volgens hen in geslaagd door middel van hoge
belastingen en een zeer uitgebreid netwerk aan voorzieningen. Hun eigen land
Italië zit in het slop.
De vraag
is natuurlijk of de middenklasse effectief verdwijnt, en daarmee de basis van de
democratische overlegpolitiek, dan wel zoals anderen menen - verarmt. Volgens
de auteurs is het laatste niet echt het geval omdat producten steeds goedkoper
worden. Ze houden daarmee echter geen rekening met het belang van de perceptie.
Als het inkomen van mensen in zekere mate welvaartvast is, maar het verschil met
dat van de groeiende groep welgestelden groter wordt, voelen zij zichzelf armer
worden. Daarmee zitten ze in een zeer gespleten positie: ze willen enerzijds
kunnen rekenen op de zekerheid van een sociaal vangnet maar ervaren tegelijk
iedere vorm van belasting als een aanslag op hun levensstandaard. Hierin ligt
zeker gedeeltelijk de oorzaak van het succes van populistische partijen en van
de afkalving van de traditionele centrumpartijen.
Ook al
bieden de auteurs een aantal interessante inzichten in een ingewikkeld maar
uitdagend onderwerp, toch viel de onsystematische en ongestructureerde
uitwerking mij behoorlijk tegen. De grote druk bevordert de leesbaarheid maar
biedt daarvoor geen soelaas.
©
Minervaria