SCRUTON, R., Waarom cultuur
belangrijk is. (Vert. Culture Counts. Faith and Feeling in a World Besieged)
Adam, Uitg. Nieuw
Amsterdam, 2008, 144 pp. ISBN 978 90 468 0390 5
In dit essay hanteert de
Britse conservatieve filosoof Roger Scruton de term
cultuur in een enge betekenis. Hij neemt het op voor wat weleens als de hoge
cultuur van de westerse beschaving wordt aangeduid. Het artistieke en
filosofische erfgoed, dat traditioneel aan de universiteiten en academies werd
onderwezen, is volgens hem in recente jaren, en dan vooral in Amerika, het
voorwerp van neerbuigende afwijzing. Veel docenten verwerpen de traditionele
cultuuruitingen omdat ze deze zien als louter restanten van achterhaalde
patriarchale, aristocratische, burgerlijke of theocratische
opvattingen.
Scruton probeert aan te tonen waarom deze redenering onjuist is.
Hij heeft het over het verschil tussen cultuur en beschaving, zet kunst af
tegen populair vermaak en recreatie en vraagt zich af wat we onder echte kunst
kunnen verstaan. In een interessant hoofdstuk neemt hij met degelijke argumenten
het moderne leerlinggerichte onderwijs op de korrel en legt uit waarom we kennis
en informatie niet mogen verwarren. Hij betoogt hoe moeilijk het is om cultuur
en bij uitbreiding kennis in het algemeen te onderwijzen aan de pop- en
tv-generatie.
Natuurlijk hebben we musea, universiteiten en archieven die
zijn gewijd aan het bewaren van de overblijfselen van onze cultuur. Maar daarmee
wordt niet gegarandeerd dat deze cultuur het overleeft want als cultuur
overleeft ze in ons, de waarnemers en gebruikers van die overblijfselen. En
Scruton voorziet terecht dat, als ze ons niet meer raakt, haar betekenis ook
verloren gaat. Want kunst is ook de drager van ons morele erfgoed, aldus
Scruton.
De zaak is echter nog niet verloren. Hij put hoop uit bewegingen van
kunstenaars die zich inspireren aan de klassiekers uit de westerse cultuur. In
het laatste hoofdstuk geeft hij een aantal voorbeelden in de harmonieuze muziek,
de figuratieve schilderkunst en de klassieke architectuur.
Ook al deel ik
zijn conservatieve afkeer van het modernisme en het heimwee naar tradities en
oude normen en waarden niet, toch heeft Scruton volgens mij wel een punt. In een
tijd van vercommercialisering van het menselijk hart door de media verkeren
esthetische waarden voortdurend in conflict met het achtergrondlawaai van het
moderne leven. Populariteit en kassucces zijn niet de beste criteria voor het
beoordelen van de waarde van kunst. Misschien moet er inderdaad wel gewaakt
worden voor een algemene vervreemding van ons culturele erfgoed.
In zijn
moralistische kijk op cultuur en haar anti-adepten en de verheerlijking van
vroeger kan ik mij echter niet vinden. Volgens Scruton leven wij in een tijd
van culturele neergang. De Westerse samenlevingen verkeren in een acute
identiteitscrisis. Ze worden bedreigd door cultureel relativisme en
multicultureel denken.
Scruton is er bovendien van overtuigd dat de Westerse
cultuur al zo multicultureel als mogelijk is en meent dat we ons krachtig moeten
verzetten tegen de multiculturalisten. De Westerse cultuur is volgens hem
superieur aan andere omdat ze als enige een universalistische visie huldigt op
de mens en deze op neutrale wijze verspreidt. Een paar op zijn minst zeer
betwistbare stellingen! Verder viel mij moeilijk het eens zijn met de houding
van een elite, die neerbuigende oordelen velt over gewone mensen die het maaien
van het gazon beschouwen als hun levensavontuur (p. 96)
Dit boek was, na een
paar interviews met de auteur, een hernieuwde en instructieve kennismaking met
het huidige conservatieve
gedachtegoed.
Aanvankelijk beleefde ik plezier aan de redeneerkunst van
Scruton, maar door de lange en ingewikkelde zinnen werd het lezen gaandeweg
minder aangenaam.