VERPLAETSE, J., Het morele
instinct. Over de natuurlijke oorsprong van onze moraal. Adam, Uitg.
Nieuwezijds, 2008, 331 pp. ISBN 978 90 571 2281 1
Een
concentratiekampbeul die thuis Bach beluistert en een toegewijde vader is. We
kunnen er niet bij. Het hart van de duisternis (Jan De Laender) heeft echter
vele spelonken. Mensen kunnen blijkbaar goed en liefdevol zijn en tegelijk
slecht en wreed. Hoe valt dit te verklaren?
Het onderzoek naar de wortels
van de moraal is niet nieuw (zie o.a. Matt
Ridley, Frans
de Waal 1996 en Frans
de Waal 1998). De wetenschap staat echter niet stil en heeft intussen veel
nieuwe gegevens opgeleverd. In dit boek verzamelt Jan Verplaetse
wat we momenteel weten over de oorsprong en ontwikkeling van de moraal.
Gedurende 15 jaar heeft hij als filosoof en moraalwetenschapper meegewerkt aan
het interdisciplinair onderzoek naar onze morele vermogens.
Dit onderzoek
heeft inmiddels zeer duidelijk gemaakt dat moraal natuurlijk is. Ze moet niet
van buiten of bovenaf opgelegd worden want ze behoort tot de standaarduitrusting
van de mens. Moraal wortelt in belangrijke mate in biologische, automatische en
emotionele processen. Die zijn het resultaat van een evolutionaire geschiedenis
waarin sociale cohesie of samenhang essentieel was voor het overleven van een
kwetsbare soort. Een individuele mens is voor zijn overleven namelijk aangewezen
op de groep. De evolutie heeft mensen de uitrusting verschaft om het belang van
het individu te verzoenen met het belang van de gemeenschap. Moraal zegt ons
welk gedrag goed is of slecht.
In verleden en heden moesten mensengroepen
echter overleven onder verschillende omstandigheden. Die vereisen een ander
soort gedrag van hun leden. Daarom hebben mensen in hun natuurlijke aanleg
verschillende morele
systemen
meegekregen.
Ze worden actief in de omstandigheden waarbinnen en waarvoor ze geëvolueerd
zijn. Alle mensen beschikken over het vermogen om deze morele systemen in
werking te stellen wanneer het nodig is. Ook moderne mensen in de Westerse
samenleving hanteren een ander soort moraal naargelang de positie waarin ze
verkeren of het standpunt dat ze innemen.
In zijn boek verkent
Verplaetse deze morele systemen. Hij vertelt waarover ze gaan, legt hun
evolutionaire, biologische en neurologische wortels bloot, waarvoor ze dienen en
wat hun beperkingen zijn. Zo leren we hoe wij dank zij de hechtingsmoraal
onze medemensen respecteren en vaak veel over hebben voor wie ons na aan het
hart ligt. Verplaetse toont aan hoe de geweldmoraal
ons hielp en helpt te overleven in een wereld vol bedreigingen. Hij verheldert
hoe de reinigingsmoraal
ons duidelijk maakt welk soort gedrag wij moeten afkeuren en vermijden. En
tenslotte verklaart hij hoe de samenwerkingsmoraal
vriendelijkheid en wederkerig dienstbetoon ondersteunt, maar tegelijk
profitariaat bestraft.
Mensen moeten geen moeite doen om een moraal te
verwerven. Omdat moraal gebaseerd is op instinctieve neigingen gaat het vanzelf.
Morele systemen maken gebruik van een neurale basis die iedere mens aangeboren
is. Ze werken intuïtief en worden gestuurd door emoties. Maar dit betekent niet
dat we de ontwikkeling van moraal zonder meer aan dit natuurlijke proces kunnen
overlaten.
Onze natuurlijke moraal kan immers niet dienen als maatstaf om
goed van kwaad te onderscheiden. Daarvoor is ze te zeer gebonden aan de
omstandigheden waarin ze ons overleven veilig stelt. Bepaald gedrag is misschien
wel functioneel in bepaalde omstandigheden, maar wel moreel af te keuren. De
natuurlijke moraal kan verklaren waarom mensen bepaald gedrag stellen, maar mag
niet gebruikt worden als goedkeuring van immoreel gedrag.
Hoe de mens dan
wel hoort te handelen wordt beantwoord door een vijfde moreel systeem, de beginselenmoraal.
Die wordt door filosofen ethiek genoemd, omdat ze expliciet is en op
rationele argumentatie steunt. Ethiek werkt met morele principes of beginselen.
Hieruit worden rechten, vrijheden en verplichtingen afgeleid. Over die principes
zijn mensen het natuurlijk niet eens, dus bestaan er uiteenlopende ethische
theorieën. In het 5e hoofdstuk bespreekt Verplaetse bondig twee belangrijke
ethische stromingen: het utilitarisme en de plichtenethiek. Hij verheldert ook
de theorie over de morele ontwikkeling van Lawrence Kohlberg.
Omdat geen
enkel moreel beginsel bindend is en iedere ethiek ook beperkingen heeft moet er
voor concrete en verreikende ethische beslissingen extra geargumenteerd worden.
Hij onderneemt een poging om de klassieke rechtvaardigingstoets uit de
juridische context te vertalen en te verruimen naar ethische conflicten. Dit
onderdeel was nagenoeg helemaal nieuw voor mij, en alhoewel een taaie brok, zeer
leerrijk.
In het besluit weerlegt Verplaetse een paar mogelijke kritische
bedenkingen op de visie van meervoudige moralen. Ze is immers geen ondersteuning
voor moreel relativisme of een pleidooi voor de superioriteit van een bepaalde
cultuur of samenleving.
Dat moraal natuurlijk is en in onze menselijke
existentie ingebakken maakt haar bovendien niet star en onveranderlijk. Onze
morele uitrusting blijkt zich net uitstekend te kunnen aanpassen aan de
omstandigheden. Als we dus de voorkeur geven aan bepaalde emoties boven andere
als leidraad voor moreel handelen, dan moeten we de samenleving
zo inrichten dat deze emoties zo goed mogelijk tot uiting kunnen komen. Onze
politieke en opvoedkundige keuzes maken dus echt wel verschil.
Johan
Braeckman was terecht enthousiast in zijn voorwoord. Dit is een bijzonder
waardevol boek. Verplaetse is een zeer erudiet man en een internationale
autoriteit in zijn vakgebied. Hij slaagt er bovendien in dit toch ingewikkelde
onderwerp inzichtelijk en begrijpelijk uit te leggen. De passages over de
neurologische basis van de moraal zijn minder vlot verteerbaar. De lezer die dit
te moeilijk vindt kan deze echter gerust overslaan want ze zijn niet essentieel
om de gedachtegang te begrijpen.
Er is een uitgebreide literatuurlijst en
een handig trefwoordenregister.