JACOBS, C.S, Waarom feedback niet werkt en andere
managementlessen uit de neurowetenschap. Adam, Paradigma, 2010, 253 pp.
ISBN 978 90 499 6024 7
Weinig mensen
zijn echt op hun baas gesteld. Ze voelen zich vaak gekwetst door de
managementpraktijken van hun chef. De meeste methodes die door veel
leidinggevenden vanzelfsprekend gevonden worden, zijn bovendien ondoelmatig en
zelfs contraproductief voor het bedrijf.
De aanpak van
de doorsnee manager is meer geschikt voor levensvormen die niet kunnen denken,
zegt Charles Jacobs. Bedrijven behandelen immers alle aangelegenheden als harde
materie, objectief & zakelijk. Managers zitten gevangen in de gangbare
opvattingen, en zijn gefrustreerd dat het hun niet lukt om van een organisatie
met mensen gedaan te krijgen wat nodig is.
Veel
vanzelfsprekende managementpraktijken zijn onproductief omdat ze geen rekening
houden met hoe de menselijke geest werkt. Als we mensen beschouwen en behandelen
als fysieke voorwerpen besteden we te weinig aandacht aan hun interpretatie van
de wereld, zegt Charles Jacobs. Hij heeft ruim twintig jaar ervaring als
consultant bij diverse bedrijven.
Onze hersenen
registreren de wereld niet objectief. We hebben allemaal een eigen versie van de
werkelijkheid ontwikkeld, een unieke persoonlijke wereld. Ons perspectief op de
situatie is steevast subjectief, en dat van ieder ander ook. We kunnen er niet
van uitgaan dat andere mensen hetzelfde denken als wij. Medewerkers zien de
dingen anders dan managers, en klanten en leveranciers kijken er weer anders
tegenaan.
Charles Jacobs
legt uit wat de nieuwste ontdekkingen in de neurowetenschap voor de
managementpraktijk kunnen betekenen. Voor ieder belangrijk managementterrein
wijst hij op de beperkingen van de huidige praktijk. Hij stelt nieuwe methoden
voor die beter passen bij de manier waarop de menselijke geest functioneert. En
hij geeft aan hoe managers deze bevindingen kunnen gebruiken om de resultaten
van hun bedrijf te verbeteren.
Deze nieuwe,
andere benaderingswijze zet de huidige managementaanpak op zijn kop, aldus
Charles Jacobs. In bijna alle opzichten druist ze in tegen de vanzelfsprekende
praktijk. Veel taken uit de traditionele aanpak van management komen te
vervallen. In het nieuwe management wordt er niet meer gestraft, beloond of
gecontroleerd. Medewerkers worden niet langer gedwongen maar
gestimuleerd.
Of die
veranderingen echt zo gemakkelijk door te voeren zijn, zoals Jacobs beweert, is
maar de vraag. Voor managers die hun huidige aanpak grotendeels moeten omgooien
lijkt mij dat niet zo vanzelfsprekend. Anders dan de auteur belooft bevat het
boek toch iets te weinig concrete handvatten om dat met succes te
volbrengen.
De inzichten
uit de cognitieve neurowetenschap, waarop Jacobs zijn betoog baseert, zijn
helemaal niet zo nieuw. Het onderzoek en de experimenten die zijn betoog moeten
ondersteunen zijn bovendien vaak reeds achterhaald. Heel wat begrippen worden op
een slordige manier gebruikt en de tekst is doorspekt met onnauwkeurige
uitdrukkingen als ging zijn amygdala met hem op de loop (p. 226) en managers
erkennen de zelfzuchtige genen (p. 221).
Maar de
essentie klopt als een bus. Dit boek legt een zeldzame brug tussen twee zeer
uiteenlopende werelden, de zakenwereld en de cognitieve neurowetenschappen. Het
laat leidinggevenden op een vlotte manier kennis maken met de werking van de
geest en de uitdagende toepassingsmogelijkheden in het
bedrijfsleven.
© Minervaria
|