Autisme
Steeds vaker hoor je dat een kind autistisch is, of 'een stoornis in het autistisch spectrum' heeft, of dat hij 'een aan autisme verwante stoornis' heeft. Hoe ziet dat eruit?
Achteraf zeggen ouders vaak dat ze al vanaf de babytijd wisten dat er iets aan de hand was. Wat zagen ze dan? Wat zijn dan die signalen?
Hoe herken je autisme bij baby's, peuters en kleuters?
Autisme is een 'pervasieve ontwikkelingsstoornis' (in het Engels: een pervasive developmental disorder, afgekort PDD). Of een kind autistisch is, wordt vastgesteld door te kijken naar het gedrag. De officiële criteria voor het stellen van een diagnose zijn vastgelegd in de DSM-IV, het handboek waarmee alle psychiaters ter wereld werken.
Contactstoornis Autisme ziet eruit als een contactstoornis. Het gaat om mensen die op een afwijkende manier omgaan met anderen.
Maar waardoor komt dat dan? In het verleden ging men er vanuit dat het aan de opvoeding lag, of dat de moeder van een autistisch kind niet genoeg liefde konden geven. IJskastmoeders werden ze destijds genoemd.
Neurobiologische stoornis Inmiddels gaat men ervan uit dat het gaat om een neurobiologische stoornis. Je zou dan ook verwachten dat je bij autistische kinderen iets afwijkends in hun hersen-scans zou kunnen zien. Maar tot nu toe is het nog niet mogelijk om via die route tot een diagnose te komen.
Naar de oorzaken van autisme wordt nog gezocht. Sommigen zoeken het in de genen, anderen in de omstandigheid in de baarmoeder of kort na de geboorte. Beide lijken een rol te spelen.
Hoe eerder hoe beter Tot nu toe werd pas een diagnose gesteld als het kind op de basisschool zit. Maar waarschijnlijk kan het in de toekomst veel eerder gebeuren. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de meeste ouders eigenlijk al ongerust waren toen het kind 18 maanden oud was.
Rond 18 maanden blijken autistische kinderen eerder een teruggang dan een vooruitgang in de ontwikkeling te laten zien, iets wat overigens ook op epilepsie of op het Rett Syndroom kan wijzen.
Hoe eerder een diagnose gesteld kan worden, hoe beter het is voor de ontwikkeling van het kind en de begeleiding van ouders. Het is dan ook belangrijk dat ouders die hun zorgen op het consultatiebureau uiten, serieus genomen worden.
Vroege signalen De meeste ouders worden pas bezorgd na de eerste verjaardag van hun kind. Dan worden immers de verschillen met andere baby's opvallender.
Als ouders aan de bel trekken wanneer hun kind al 2 jaar is, dan zou dat kindje altijd onderzocht moeten worden. Want meestal is er dan ook echt iets aan de hand.
Gebrekkige sociale ontwikkeling Een gebrekkige sociale ontwikkeling uit zich onder andere in een gebrekkige taalontwikkeling. Dat er iets mis is, weet je vaak pas echt zeker na de eerste verjaardag, als je kind niet zo gaat praten als een ander kind. Ouders vermoeden vaak al wel iets: hun kindje reageerde altijd al slecht op het horen van de eigen naam en het lijkt alsof hij als baby ook niet echt begreep wat er gezegd werd.
Meestal worden de vroege zorgen van ouders weggewuifd met geruststellingen als "Hij is gewoon een later prater", of: "Kinderen verschillen enorm in hun tempo van ontwikkeling".
Toch blijkt uit recent onderzoek dat de volgende signalen terecht redenen tot zorg kunnen zijn:
weinig brabbelen (1e jaar);
niet of nauwelijks wijzen, en geen gebaren maken (1e jaar);
nog geen losse woordjes zeggen bij 1½ jaar (normaal beginnen dan de eerste tweewoord-zinnen);
nog geen twee-woordzinnen maken als het kind 2 jaar is.
Daarnaast hebben autistische baby's meestal weinig zin om dit soort dingen te doen (die normale baby's meestal wél graag doen):
mama nadoen;
in de handjes klappen;
samen vrolijk doen;
kijken naar andere kinderen.
Een ander signaal kan zijn: een zekere overgevoeligheid voor geluid of aanrakingen en een slechte reactie op veranderingen.
Soms zie je dat een kind ook agressief gedrag ontwikkelt, zoals bijten en slaan.
Bekend is ook het verschijnsel dat een autistisch kind steeds dezelfde handelingen herhaalt, zoals autootjes (of andere dingen) op een rij zetten, of lichtknopjes aan en uit doen.
Syndroom van Asperger Elk autistisch kind is weer anders. Bovendien zijn er vormen van autisme die niet zo vroeg te zien zijn, zoals het syndroom van Asperger. Daarbij gaat om het kinderen die meer dan gemiddeld intelligent zijn, problemen hebben in het contact met anderen, afwijkend en eenzijdig gedrag vertonen, en vaak een andere of verstoorde taalontwikkeling hebben.
Kinderen met Asperger zijn niet opvallend anders in hun babytijd, maar geven pas echt reden tot bezorgdheid tegen de tijd dat ze naar school gaan. Vaak zijn ze heel taalvaardig en intelligent, waardoor het doorgaans moeilijk is om te begrijpen wat er aan de hand is.
Ook voor Asperger zijn er signalen die ouders en leerkrachten aan het denken moeten zetten:
het kind spreekt niet of nauwelijks, of heeft een vreemde spraak (met name de spreektoon is vreemd);
het kind herhaalt klanken of doet ze na;
het kind verwijst naar zichzelf als 'jij', 'zij' (of 'hij'). Dit is normaal gedrag tot een jaar of 3, maar daarna niet meer;
het kind heeft een opvallend woordgebruik (niet passend bij de leeftijd of de situatie);
het kind is niet in staat om echt een gesprek te voeren, spreekt niet vloeiend in alle situaties, of kan alleen over een zelf gekozen onderwerp goed praten;
het kind kan niet goed met andere kinderen samen spelen (let op: dit is normaal tot en met de peutertijd en vaak ook nog de kleutertijd. Pas daarna is het minder normaal);
het kind lijkt niet te begrijpen wat de normen in de klas zijn. (Hij of zij uit openlijk kritiek op de leraar, wil niet meedoen met groepsspelletjes, is niet gevoelig voor gedragscodes);
het kind is snel van slag door sociale of andere gebeurtenissen;
het kind heeft een onevenwichtige verhouding met volwassenen (te intens, of juist moeite om een relatie aan te gaan);
het kind vertoont heftige reacties op inbreuk van de persoonlijke ruimte, verzet zich heftig tegen aansporingen (zoals opschieten).
Leerproblemen en gedragsproblemen Ongeveer 75% van de autistische kinderen krijgt leerproblemen. En als er leerproblemen zijn, is er ook een verhoogd risico op gedragsproblemen. Vooral de intelligentere kinderen lopen een risico: ze hebben vaker dan normaal ADHD (attention deficit hyperactivity disorder oftewel een aandachtstekort-stoornis met hyperactiviteit) of ze lijden aan depressie of een angststoornis.
Kinderen met een gemiddeld tot hoge intelligentie en een goede taalvaardigheid redden het in de maatschappij gemakkelijker dan andere kinderen met een autistische stoornis. Dat betekent in dat het onderwijs aan deze kinderen zich vooral op de communicatieve aspecten zou moeten richten.
Als het kind zich goed kan uitdrukken, dus als hij op een sociaal aanvaardbare manier kan communiceren in verschillende situaties (vragen stellen, behoeften en wensen uitdrukken), dan kan dat leiden tot een grotere zelfstandigheid en een hogere kwaliteit van leven.
Hoe eerder hoe beter Van autisme kun je niet genezen, maar hoe eerder de diagnose gesteld kan worden, hoe beter het is. Zowel voor het kind als voor de ouders. Dan weet je immers waar je rekening mee moet houden. Daarvoor is het echter wel nodig dat artsen de vroege zorgen van ouders serieus nemen.
Hoe ontstaat een autistisch probleem ?
1 Genetische aanleg : er blijken meerdere genen een rol te kunnen spelen. Recent onderzoek wijst o.a. naar afwijkingen op chromosoom 7, 13, 15, chromosoom X, en nog andere. Hèt autisme-gen lijkt niet te bestaan, verschillende genetische afwijkingen lijken autisme te kunnen uitlokken, in het bijzonder genen die een rol spelen in het immuunsysteem. Een hypothese die veld wint is dat meerdere van deze genen samen een aanleg vormen die door externe uitlokkende factoren actief kan worden.
2 Vanuit deze genetische aanleg blijken hetzij het immuunsysteem, hetzij de stofwisseling, hetzij beide in onderlinge wisselwerking, niet optimaal te functioneren.
3 Aldus ontstaan complexe processen die bv kunnen resulteren in de aanwezigheid van stoffen die via verzwakte darm-bloed- en bloed-hersenbarrieres de hersenen bereiken. Daar lijken ze o.m. in de zintuiglijke waarnemingszones invloed te hebben. Ook demyelenatie werd vastgesteld en zou soortgelijke oorzaken kunnen hebben. In dit kader blijkt autisme raakvlakken met auto-immuunaandoeningen te vertonen.
Stoornis in het immuunsysteem
Het immuunsysteem is bij een aantal kinderen met autisme verstoord. Op sommige vlakken worden overgevoelige reacties vastgesteld, op andere vlakken dan weer juist te ongevoelige. Verder zijn er ernstige aanwijzingen dat autisme bij de auto-immuunziekten kan horen.
Nu blijkt het immuunsysteem als geheel in nauwe interactie te functioneren met het centraal zenuwstelsel, met de hersenen dus. Indrukwekkend in dat verband is bv een publicatie van Prof. Dr Gupta die een aantal gevallen van volledige remissie van autisme meldt na toediening van IVIG-therapie (bij IVIG-therapie worden immunoglobulinen via een infuus in het lichaam gebracht). Ook zijn er studies over wijzigingen in neurotransmitters als serotonine naargelang er wijzigingen in het immuunsysteem optreden. M.a.w. het immuunsysteem heeft blijkbaar andere functies in het lichaam dan alleen maar het optreden tegen ziekteverwekkers.
Overgevoelig immuunsysteem
Een bekende overgevoelige reactie van het immuunsysteem uit zich in- vaak niet onderkende - allergieën . Bij de autistische populatie blijkt een groter percentage gevoelig te zijn voor allergieën dan bij de « normale » bevolking. Belangrijkste verdachten : melk, gluten, voedingsadditieven, citrusvruchten, luteïnebevattende vruchten.
Verder veroorzaken de klassieke luchtwegenallergieën, maar ook gassen als formaldehyde (ook verflucht e.d.) bij sommige kinderen een verergering van de autistische symptomen. Volgens Dr Goldberg zullen bij een overgrote meerderheid van de mensen met autisme de symptomen verminderen door toediening van een middel dat het immuunstelsel onderdrukt : anti-histamine-middelen vormen hier een voorbeeld van.
Er zijn evenwel gevaren verbonden aan het onderdrukken van het immuunsysteem : diverse boosdoeners ( virussen e.d. ) kunnen meer vat op het organisme krijgen. Daardoor brengen deze medicaties vaak slechts een tijdelijke verbetering. De ideale handelwijze bestaat erin de echte allergieën en/of voedingsintoleranties te identificeren en aan te pakken (bv via eliminatiediëten en/of uitgebreide immuunonderzoeken).
|