Vanmorgen, toen ik aan tafel zat , pen en papier vlakbij, realiseerde ik me dat er niets was om over te schrijven, behalve dan over de duiven van de buurman , over de wind die alleen de hoge bomen scheen te raken en over mijn tas koffie die rapper koud werd dan verwacht.
Als ik een kind was had ik nu vast zitten dromen over het nakende gidsenkamp en wat we daar zouden doen, dat ik mijn laarzen niet mocht vergeten en over de zaklamp die we later op de dag zouden gaan kopen omdat die onmisbaar was in het nachtelijk bosspel waar ik veel van verwachtte al wist ik niet wat.
Tien jaar later zou het de liefde geweest zijn waar ik over nadacht, hoe onverwoestbaar ze was in de tijd die ze duurde en dat ik haar met een vingerknip kon laten verdwijnen. Dat de ware zich zonder twijfel op een dag zou aanbieden en dat er dan voor mij zo'n leven zou beginnen zoals ik overal om me heen zag.
Nog tien jaar later was er het huis dat zou gebouwd worden, de plannen op papier, de kinderen die nog zouden komen, de eerste krassen in een trouwring en de sleur die onverbiddelijk gevangen hield.
Nu ik ouder ben zou ik kunnen schrijven over de feesten die om de haverklap gevierd worden om te vergeten dat het bijna voorbij is, over het onkruid in mijn tuin, de kinderen die misschien niet geworden zijn wat ik wilde en over de verdeling van mijn erfenis.
Vandaag is er alleen de was die hangt te drogen in de wind, de geur van een haag in bloei, koude koffie en een rilling.
|