Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
anarchie in woord en daad
"Xarnego" vroeg me om een titel te zoeken voor deze webblog die alles wat Rik Wouters aan poëzie in dichtbundels gepubliceerd heeft, de literaire onderscheidingen waarmee hij bedacht werd, en de aandacht die literaire critici aan zijn poëzie besteed hebben, in chronologische orde wil groeperen. Soms zijn lichte veranderingen die echter niets aan de inhoud veranderingen, aangebracht.
Ik heb geopteerd voor “RECHT VAN SPREKEN”. Mij komt echter geen enkele eer toe: ik heb gewoon de titel van een essay van Guy van Hoof, vriend van de dichter, over Wouters, dat in boekvorm verschenen is en op deze blog zal verschijnen, genomen. Hopelijk neemt van Hoof het me niet kwalijk. Omdat Wouters zo graag met ondertitels werkt, heb ik er ook maar een ondertitel aan toegevoegd: “anarchie in woord en daad”. De ondertitel verwijst naar 2 zaken. (1) Op Wouters’ adreskaartje staat in de linkerbenedenhoek dat hij “anarchist”, “artiest en dichter” en “catalanist en flamingant” is. Wouters is niet alleen met zíjn literatuur bezig. Ga maar eens kijken op http://blog.seniorennet.be/halle_literatuur waar een poging wordt gedaan om alles over “Halle in de literatuur” openbaar te maken. (2) Kunstenaar kan men slechts zijn indien woord en daad samenvallen. Kan dit voor een dichter die zonder het woord geen daad zou kunnen plegen, moeilijk zijn?!
Een initiatief van de literaire en kunstvereniging "Xarnego" uit Halle, waarvan letterkundige Rik Wouters voorzitter is.
(geschreven door:) Andreas WANDERS
11-10-2006
KAFTONTWERP VAN "HET WOORD HERTALEN" EN "WAT STILTE GENOEMD WORDT" (+ illustratie)
De omslagtekening, "Puig d'Arques (tussen Cruïlles en Cassá de la Selva)", is van Rik Wouters. Houtskool. 1995.
25-12-2006
GEBRUIK MAKEN VAN WOORDEN EN ONGEDATEERDE BRIEVEN [2000; dichtbundel]
Voor allecultuurbarbaren die ziende blind zijn en langs autopistas naar Zuidspaanse stranden oprukken. Dat ze toerisme opgeven. Voor wie me onherstelbaar beschadigd hebben en voor wie ik niet verzwijgen mag. Dat ze mijn codes ontcijferen. Voor Sarah en Lieve die weten wat Girona en Catalunya betekenen. Dat deze gedichten ook de hunne zijn.
de planten op het wandtapijt verkrampen in hun sappen tussen de luister van brokaat
toch herbeginnen de vlinders met het uur u
onzichtbaar staat onze naam geschreven in het dodenboek: het niet zijn de letters en het al rust in de taal
bij het trekken van traag avondwater de groeven van het voorbije voorgoed dichtdoen René TURKRY (Amarant)
Pas toen spraak kwam, begon tijd en ging ik op zoek. Een adem die gulzig was, vond ik en boeken die niet verklaarden wat ik weten wou: waarom werden bijgeloof en waarheden
door leven verdoezeld? Ik wist dat ik me steeds voor openbaringen zou hoeden moeten. Liegen weigerde ik. Ik wilde slechts andere waarheden verkondigen en bij elke pennentrek verwoorden
wat bepaalt. Zoek dus niet waarom ik niet kan zalven. Spraak houdt taal gaande (Beeld echter breekt af.): ik koester papier dat naar tijd ruikt en weet dat de lange weg nog beginnen moet.
ADAM voorwoord
Ook hij is geboren. Nog moet lente beginnen en er is al geen weg terug. Hij kijkt naar de tijd en onderscheidt nachten en vlammend licht. De grens tussen boven en onder deelt mee dat hij gelijken benoemen moet. Sprakeloos
echter is de omwereld die moet leven doen. Zijn zijde die geboorte draagt, wordt door pijn beroerd. Adem komt en dwingt hem tot leven. Ondergaan worden moet bestaan. Geboren ben ik (om binnen afzienbare tijd te sterven).
BADER els banys Árabs
Als wereldvreemde zonnewijzer fungeert de dubbele koepel die zich in de lucht boort. Een toorts die vage herinneringen aan Moorse modellen brandend houdt, en geborgenheden tegen evolutie en bescherming tegen dwalingen probeert
te bieden, lijkt hij: toch is er geen weg terug. Door gangen die de tijd denken te overleven, glijd ik rustelozer. Ik wil nog slechts afgezonderd van een vage wereld leven. Stoppen bij de water dat nooit eeuwigheid gegeven heeft, doe ik niet.
MOORDENAARS el portal de Sobreportes
Er schuilt geen gevaar in het binnenschrijden van de stad langs de Romeinse poort. Wie achterom kijkt echter, weet dat erdoor weggaan definitief kan zijn. Vanuit een nis staart een veelkleurige maagd die een Goede Dood voorspiegelt,
maar ze beseft niet dat de schelp van Afrodites geboorte die zij stal, ongevoeliger laat. Ze belooft uitgestelde tijd, misleidt. Ook ik kijk, grinnik: ik ben geboren om te sterven binnen afzienbare tijd. Slechts oud worden maakt banger.
PRENTKAART [1] la Plaça de la Catedral
Ik stoot het halflege glas om. Onleesbaar worden de zinnen die ik nog niet begrijpen kan: tussen de bladen van een boek loopt een verhaal weg. In spiegels observeren mannen. Kalm zegt een stem er geen aandacht aan te besteden. In spiegels
staren mannen naar gisteren en verloren dagen die ik vatten wil in woorden die niet meer zijn dan uit ooit weggerukt. Hier zal ik misschien geen dubbele naam meer dragen moeten. Toch lijkt verbannen van tijd nog steeds onmogelijk te zijn.
PRIMAVERA
En de mens. Een te lage zon verblindt hem. Achtergebleven zaden van vorig jaar kiemen terwijl een koude en vochtige grond ontwaakt, moeizaam en krachtig. Met de dag die verder telt, gaat hij geen strijd aan. Hij maakt gebruik
van woorden en ongedateerde brieven. Hij weet dat hij de nutteloze feiten van het leven slechts uit boeken kent; het stoort hem niet. De tijd dat taal zich krachtig openbaren zal, lijkt dichterbij en bindend. Hij begint te leven.
STEENHOUWER
el claustre de la Catedral
Terwijl duiven stenen van tijd aten, hakte een steenhouwer onbepaalde tijdloosheid en wijndragers. Halverwege bleef de zon hangen. Water wilde voor en na. Uit stenen hak ik niet: de vage verwantschap met beeldhouwers die leven
vertragen, kan ik niet ontkennen. Toch wil ik op mijn graf geen beeld. Ik wil geen graf! Van zelfgeschreven bundels wil ik stof en as elders en voor eeuwig achterlaten. Verdriet en onbegrip is. Ter sprake komt spraak, tijd en openbaring.
OOIT el Carrer de la Força
Rondom deinen gebouwen uit en in de grond verzonken rijpen als truffels oudere geschiedenissen. Gevels die zich bijna raken, grijpen naar steedse lucht. Geen schim dwaalt door straten om façades te verven. Slechts een bedelares
flankeert als kariatide gotische toegangen. Niet grijpgraag en gewoonte is haar uitgestrekte hand. Een meisje speelt hinkstap. Heden stoot ze voor zich uit. Met mondjesmaat en genoegzaam vindt ze stiltes en stilstanden van tijden.
ESTIU
En de mens. Hij wil niet ontkennen dat zomer een seizoen is waarin hij leven kan. Toch wordt hij belaagd door warmte: hij weet dat het zout van zijn lichaam de grond snel onvruchtbaar maken zal. Woorden zullen sleur doorbreken
en mettertijd tot wonden uitzetten. Hij beseft dat dit een jaargetijde is waarin hij overleven kan. Om gedateerde tijd die zich niet binden laat, te laten doorgaan, trekt hij zich discreet en verbaasd in een deurportaal terug. Hij leeft.
GIRONA [1] ríu Onyar
Dit is de stad van het vertragen van de geschiedenis. Ik daal trappen af zonder geleefdheden te herbeleven. Dood schop ik een krantenprop vol oud nieuws: van mijn geboorte raakt het nabestaan me niet. Vader is nooit meer. Wat iemand
aan een moeder heeft, is raadsel. Eb en vloed, haar en zijn: water dat ademen geluidloos meevoert, wordt niet gehoord. Zelfs karpers die momenten met kringen omlijnen, worden genegeerd: de loop der tijden bepaalt slechts andere levens.
EL CREADOR
Vals is de tijd die zich altijd maar herhaalt, her- schrijft. Anders is de dichter die het gemakkelijk vindt om van rust en stilstand te houden. Ík ben dichter, maar wil niet langer gedichten schrijven wanneer de klok de wijzers tikkend en gaande
houdt. Eindelijk is het nodig om het manuscript van mijn verboden evangelie te verduurzamen. Woord ben ik immers en openbaring. Waarom is het dan moeilijk om míjn poëzie die mijn bestaan rechtvaardigt, zonder schroom te bewonderen?
GIRONA [2] ríu Onyar
Geregeld slaat naast straten het tikken van de rivier op hol. Wijzers tollen in kolken. Wat drijven blijft, is verloren. Tijd verdwijnt met water, orakelt een volwassen kind. Gelukkig heb ik leren zwemmen. Ik kan de overkant bereiken waar ik
mijn horloge op de oever liggen laat: is dit de stad van komen en blijven? Ik waag het niet er zekerheden op te bouwen. Ik durf slechts gedichten te construeren die ik haar (nog) niet opdraag. Dit lijkt de stad waarin ik leef, die niet van mij is.
TARDOR
En de mens. Rond zijn huis probeert hij rust vergeefs gouden kleuren te geven. Het besef dat lage zon hem slechts op een dwaalspoor brengen kan, verzacht momenteel niet meer. Lachen door de wijn van geoogste bloemen
doet hij niet langer. Zijn dagelijks bestaan blijkt anders dan ooit geworden. Tegen vele stiltes van straten wil zijn zwijgende stem niet meer strijden. Minder maakt hij gebruik van woord en tijd. Hij wil geen telwoord zijn. Hij leeft nog.
ERGENS els Quatre Cantons
Ik ben op doorreis. Van het bestaan dat ik achtergelaten heb, zijn vervreemding en leegte gebleven. Van jaren die voor mij liggen, durf ik geen uitweg te voorspellen. Rond het kruispunt waar ik getwijfeld heb, werd de wereld door landschappen
van gesloten huizen anders gekleurd. Van nergens ver weg ben ik gekomen. Van de tijd heb ik vanmorgen voor het eerst het wegschrijven van wat ik nodig dacht te hebben, gezien. Ik dacht op doorreis naar ergens te zijn. Of ik hier blijven zal?
TOESCHOUWER el Passeig de la Muralla
Binnenwaarts gekeerd is deze stad die de geborgenheden van omringende heuvels heeft gezocht en naar zichzelf tuurt. Om het uitdeinen van haast te beletten heeft ze zich omringd met wallen. Stenen verraden nauwelijks en illustreren de rust
en tijdloosheid van saffranen zonnen. Verlaten en idyllisch is de tuin aan mijn voeten. Misschien heeft de zonnewijzer zich voorgoed verloren gegeven. Klokken lijken luiden voor altijd verleerd te hebben. Los maak ik me uit het portaal van tijd.
HIVERN
En de mens. Het is winter. Er zijn er al vele geweest. Vele zullen nog komen. Verstoord en moe grendelt hij de deur om de zachtheid van de sneeuw buiten te sluiten. Wind houdt hem nodeloos wakker. Vreemd zijn ogen. Hij
staart naar spiegels van vergeten episodes waarin schaduwen aan banden zijn gelegd. Kinderspel is aftellen nooit geweest. Laat me voor altijd tijd overbodig maken, denkt hij dof, en immer overnachten. Hij begint te sterven.
PRENTKAART [2] la Pujada de Sant Doménec
Stadsgezicht plooit zich dicht terwijl ik mijn rechteroog uit- ruk: geen splinter wens ik in een vergulde doos te bewaren. Het licht breekt. De tijd verschilfert en verstilt. Een glas valt op gladde keien die trillen in de hitte en echo's weerkaatsen
van een ander bestaan: weg vloeit wijn. Een gewelf dat leven beschermen wil, is nooit spraakzaam geweest: toch hebben haar stenen nooit aanstoot gegeven. Ze herhaalden slechts dezelfde geschiedenissen die stotterend verbeelden wilden.
MARTELAARS la Plaça del Vi
Waar de straat van onwetende en ongehoorzame burgers openbarst en zich verruimt, zitten heren die deftig willen zijn en ervan dromen om politici te worden. Van discrete wijnen nippen ze. Onverholen bijna begluren ze volksere vrouwen
die overvolle zakken vol burgeroorlog met wapens en doden meesleuren. Rijk aan martelaars die ik achter me gelaten heb, is deze streek. Om de hoek wordt door straatlantaarns licht dat zich tot tijd verengd heeft, omzichtig op stenen gelegd.
BEDELAAR la Rambla de la Llibertat
Aan tafel gezeten heb ik leven afgedragen voorbij zien gaan. Verleden en geheimen waarin het ooit ingewijd was, waren in zakken geborgen. Kranten die onwaarheden van gisteren tot geschiedenis samenvatten, verzamelde hij. Oud nieuws
van vandaag negeerde hij: aan wat nú staat, heeft zijn leven niet langer een boodschap. Of tijd en tekst die ik misbruik, samengaan, vraag ik me gemaakt gespeeld af. Weet je, ik zit aan een tafel en proef van woorden de vruchtbaarheden.
JESUCRIST nawoord
Ook hij werd geboren om te sterven. Dagen, maanden en seizoenen gingen voorbij. Jaren werden geleefd, ondergaan. Lente is slechts een vage herinnering; zonder terugweg blijkt de laatste winter: dat leven slechts splinters
achterlaat, had hij altijd al geweten. Toevlucht is de vrouw geweest ooit, nooit een weg terug. Van zijn taal heeft niemand sporen gevonden. Ademen dat moeilijker wordt, heeft gedwongen tot gaan. Ik werd geboren (maar om te begeren).
Waar de einder na een kortstondig leven verf en moment geworden is, begint taal voorgoed pas te leven. Dat papier maagdelijk en sneeuw is en de dichter toebehoort, weet de schilder
die slechts bewust en kil verkracht op een doek van woordloosheid: de loop der dingen schendt hij tot het kunstwerk zich moe gewonnen geven moet. De dichter die bewust het volle wit dient
en in vlaktes van stilte één punt nalaat, is anders: te vriend is taal. De schilder echter haat woorden die hem nooit vertrouwen zullen. Sinds spraak in beelden veranderd is, is tijd voorgoed gestokt.
AANTEKENINGEN EN 'VERANTWOORDING'
Girona (Catalaans voor Gerona) ligt in het noordoosten van Catalonië en Spanje en is hoofdstad van de provincie met dezelfde naam. Girona waarvan de omgeving reeds in de prehistorie bewoond werd, is in de eerste eeuw voor onze tijdrekening gesticht door de Romeinen na wie de Visigoten en de Moren er zich vestigden. Girona was tijdens de Middeleeuwen een van de belangrijkste steden van het Groot-Catalaanse rijk dat zich uitstrekte over delen van Aragon, de Balearen en Valencia, Corsica, Napels, Sicilië en Zuid-Italië en delen van Zuidwest-Frankrijk en Griekenland. Op het einde van de vijftiende eeuw ging Catalonië onder de beruchte Katholieke Koningen op in Castilië dat later Spanje werd. De gedichten met de Catalaanse titels Adam, Primavera (lente), Estiu (zomer), El creador (de schepper), Tardor (herfst), Hivern (winter) en Jesucrist verwijzen naar scènes uit het "Tapís de la Creació", het "Tapijt van de Schepping", dat deel uitmaakt van de kerkschat van de gotische kathedraal van Girona. Het elfde/twaalfde eeuwse "Tapís de la Creació" stelt de schepping, de winden, de maanden, de seizoenen en het jaar, mythologische voorstellingen, de rivieren van Eden en het vinden van het kruis door Helena van Constantinopel voor. De titelloze gedichten met de beginverzen Pas toen spraak kwam, begon tijd en ging ik ... en Waar de einder na een kortstondig leven verf ... kunnen beschouwd worden als mogelijke artes poëtica. De gedichten Bader, Moordenaars, Prentkaart [1], Steenhouwer, Ooit, Girona [1], Girona [2], Ergens, Toeschouwer, Prentkaart [2], Martelaars en Bedelaar verwijzen in hun ondertitels naar plaatsen uit het middeleeuwse Girona.
26-12-2006
FLAPTEKST VAN "GEBRUIK MAKEN VAN WOORDEN EN ONGEDATEERDE BRIEVEN"
Met Gebruik maken van woorden en ongedateerde brieven is Wouters aan zijn negende bundel in meer dan 20 jaar toe. Voor de vijfde keer spelen de gedichten zich af in Catalonië. Het is dus niet meer dan normaal om te stellen dat Catalonië Wouters niet ongemoeid laat, misschien zelfs zijn leven determineert. Het lijkt er sterk op dat Catalonië, Wouters beloofde land, dat strijd met zijn geboortestad Halle gewonnen heeft. Sinds jaren doorkruist Wouters Catalonië en dompelt hij zich ongegeneerd, ongedwongen en bewust onder in de Catalaanse culturen. Hij staat in bewondering voor de wijze waarop -zelfs door cultuurleiders en politici- de -ook hedendaagse- kunst van eigen bodem aangemoedigd, verspreid en gepromoot wordt. Gebruik maken van woorden en ongedateerde brieven is een klassieke bundel met klassieke raamstructuur en klassieke gedichten. De uitgepuurde, en uitgebalanceerde vorm en stijl vallen op. De bundel speelt zich af in de Catalaanse stad Girona. Wouters gaat op zoek naar rust en stilte en de wortels van zijn toekomst. Zou het kunnen dat Girona de stad van komen en blijven, een deel van de ondertitel, aan het worden is? Klopt de titel die op de uitnodiging van de voorstelling van deze bundel staat: Rik verlaat Halle, zijn geboortestad? Ach, van Wouters is geweten dat hij de lezer graag op het verkeerde been zet. Wouters gedichten over Catalonië, Halle en andere plaatsen vormen een eenheid. Laat me toe Wouters zelf aan het woord te laten. Hij is een dichter die verzamelingen van gedichten schrijft. De gedichten kunnen afzonderlijk én op een zinvolle wijze gelezen worden maar krijgen pas hun volledige betekenis in combinatie met andere gedichten. Kennis van andere gedichten is dus noodzakelijk om volledig inzicht in dat ene gedicht te verkrijgen. Die verzamelingen worden afdelingen of cycli genoemd. In cycli (= thematische en stilistische eenheid) is de band tussen de gedichten nog sterker dan in afdelingen (= thematische eenheid). Vaak zelfs vormen de diverse cycli in één enkele bundel een geheel dat ik opus zou willen noemen. Vaak zelfs zijn de verbanden tussen verschillende dichtbundels, opera, zo intens dat van toeval geen sprake kan zijn. Die dichters werken tijdens hun ganse literaire carrière aan het creëren van afdelingen en/of cycli, die tot opera uitgroeien. Dit geheel van opera is een oeuvre. Laat ik deze dichters poëten noemen. Poëzie roept meer vragen op. Poëzie roept meer vragen op dan ze antwoorden geven kan. Ik vraag met ongeduld af wanneer Wouters eindelijk een bundel over Barcelona zal schrijven. Ik ben benieuwd hoe Wouters de minst Catalaanse van de Catalaanse steden zal ervaren.
Verschenen in: WOUTERS, Rik. Gebruik maken van woorden en ongedateerde brieven. Is dit de stad van komen en blijven?. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 2000 [Casitacahier 8].
Andreas WANDERS
20-02-2007
13DE POÃZIEPRIJS VAN DE STAD TONGEREN [poëzieprijs]
DE VADER
Minutieus en nauwgezet sloot je s avonds steeds weer de verboden kast af. Van kankers en poeders bleef een gewoontegeur van alledag op je huid na. s Morgens vroeg woog je kaasstolpen weegschaal
meer dan ooit stof. Elders en boven had je een paleis van boeken en vorige levens opgebouwd. Bewust ben je heremiet geworden en verbeelder van frêle figuren die te frappant toch voorgoed waarheid geworden zijn
en graven bleven in jouw lijf dat leugens lachend nog, maar reeds loom verwerpen bleef. Tot slang en spiegel werd je registreren beperkt. Veranderd zijn wandelaar en paden. Geen beeldspraak breekt meer uit je mond.
Verschenen in. DDAA. Spijt. 13de Poëzieprijs van de Stad Tongeren 1997. Stad Tongeren. Tongeren. 1997. Verschenen in: WOUTERS, Rik. Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd. Herinneringen aan ooit en nog. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1998 [Casitacahier 3].
KWETSBAAR EN VERSTOTEN TUSSEN BROKSTUKKEN [essay]
het ontnomen woord en de doorgelichte dichter*
Wouters schrijft ( ) vanuit een misnoegen soms, vanuit een ontgoocheling of ergernis, maar hoe dan ook met die basis van idealisme, of kan ik beter het woord oprechtheid en authenticiteit gebruiken, vermengd met een soort argeloosheid waarmee hij enkel maar zijn goede bedoelingen onderstreept. Hij is zodanig bezeten van het boek als een bijna sacraal en tegelijk profaan instrument ( ).
Guy van Hoof (tijdens de voorstelling van elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd)
voor Lieve en Sarah, Wouters vrouw en dochter, die hem níet voor zich alleen hebben
I
Vaak heeft Rik Wouters zijn 'liefde' voor de taal uitgedrukt. Toch hebben die schrijfdrang en -dwang er niet toe geleid dat de dichter zich bezondigde aan publicatiedrift en mediageilheid. Meer dan eens, o.a. in een "Gedicht voor mezelf", heeft hij verwoord dat hij de aandacht van de lezer niet nodig heeft: als ik eindelijk nog eens / een gedicht schrijf, / zal niemand er naar kraaien // dat hoeft ook niet [1]. Dat dit een boutade is, zal Wouters niet ontkennen. Ik denk zelfs dat hij het als geestige uitval bedoeld heeft. De dichter weet dat kunst niets te maken heeft met contact tussen creatieveling en creativiteit. Hij is er zich bewust van dat er slechts van kunstenaar, dichter, en kunst, poëzie, sprake kan zijn indien de creatieveling de confrontatie durft aan te gaan met de potentiële kunstliefhebber, lezer. Hoewel hij dit al snel begrepen heeft, heeft hij echter nooit naar de lezer toe geschreven. Wouters kan geen veelschrijver genoemd worden. In 20 jaren publiceerde hij nauwelijks 6 dichtbundels die in totaal een honderdtal gedichten bevatten. Hij kan ook geen snelschrijver genoemd worden. Het gedicht "Een tweekoppig wezen ben ik" is het resultaat van een geduldige schrijfact. Het gedicht, dat tegelijkertijd bundel is, werd geschreven van 1996 tot 1998. Net als in zijn vorige 3 bundels heeft Wouters niet nagelaten om te vermelden tijdens welke periode aan het gedicht gewerkt is. Heeft hij het ontstaan, de incubatie- en schrijfperiode, willen benadrukken? Heeft hij willen beklemtonen dat hij de dichter(...) die 'verzamelingen' van gedichten (...) die afzonderlijk én op een zinvolle wijze kunnen gelezen worden, is, maar die pas hun volledige betekenis krijgen in combinatie met andere gedichten [2]? In het artikel "Wat mij bepaalt, zijn vingers. Letters. Wat mij beperkt, zijn letters. Vingers." verduidelijkt Wouters wat vooraf gaat. Die 'verzamelingen' worden afdelingen (= thematische eenheid) of cycli (= thematische en stilistische eenheid) genoemd. Vaak zelfs vormen de diverse cycli, opgenomen in één enkele dichtbundel, inhoudelijk een geheel dat ik 'opus' zou willen noemen. Vaak zelfs zijn de verbanden tussen verschillende dichtbundels (...) zo intens dat van toeval geen sprake kan zijn. Die dichters werken(...) tijdens hun ganse literaire carrière aan het creëren van (...) cycli,die tot 'opera' uitgroeien. Dit geheel van 'opera' is een oeuvre. Laat ik deze dichters 'poëten' noemen. [2]. Heeft Wouters, toen hij dit neerschreef, beseft dat hij het over zichzelf had? Ik denk van wel. Ik weet het. Zijn gedichten zijn het resultaat van schrappen en aanpassen, het schrappen en herschrijven, het schrappen en weglaten, het schrappen en bijvoegen, kortom het resultaat van schrappen, (misschien zelfs) van vernietigen [2]. Wouters is iemand die meer dan 24 uren per dag met poëzie bezig is: feit is dat poëzie voor Wouters meer is dan het schrijven van gedichten en het laten publiceren van dichtbundels. Kan ik anders dan Wouters vanaf heden een poëet te noemen!? Laat mij nu eens een boutade gebruiken: Wouters is als poëet beperkt. Wouters schrijft immers slechts over zichzelf. Maar -En hier eindigt mijn boutade.- wanneer Wouters die voortdurende commentaar bij en beoordeling van de, zijn werkelijkheid neerschrijft, doet hij dat op zo'n overtuigende wijze dat ons lezers (...)een eigen interpretatie (...) wordt gelaten... [3]. Meer dan eens heeft Wouters zijn ars poëtica verkondigd in gedichten [4] en essay [5]. Daaruit blijkt dat Wouters over de werkelijkheid die niet alleen maar zijn werkelijkheid is, schrijft: Ik ben een mens. Het is eigen aan de mens dat hij een verzameling brokstukken is die ontstaan is door ervaringen en contacten en bestaat uit talloze deelgebieden: geschiedenis, literatuur, politiek, liefde, familie, dood, ... Bijgevolg schrijf ik om al die sensaties te ordenen, om eenheid in de chaos proberen te brengen. Hieruit blijkt overduidelijk dat mijn poëzie ontstaat uit werkelijkheid. [5].
II
Ik heb geschreven dat Wouters als poëet beperkt is. Het valt niet te loochenen dat Wouters steeds en alleen maar over zichzelf in de meest brede zin van het woord schrijft. Ik heb ook geschreven dat het gezegde dat Wouters als poëet beperkt is, een boutade is. Wouters heeft immers verklaard dat Ogen en lippen en woorden (...) / mijn bestaan [6] bepalen. Hij staat volledig in de werkelijkheid die hij door te zien, te smaken, te horen en te voelen, te verwoorden en te gebruiken ervaart. De poëet heeft zich tot doel gesteld om waarheid te verkondigen. Hij heeft een duidelijk afgelijnd beeld van die waarheid. Hij droomt zich geen waarheid. Hij wil zich geen waarheid dromen omdat Dromen (...) niet langer zijn; slechts Waarheid is. Die waarheid: eenzelvig woord / dat naaktheid verbeeldt, staat / op. Op zich. Duurzaam moet / papier zijn: vrij en open. [6]. Waarheid, zoals Wouters de werkelijkheid benoemt, kan slechts indien men oprecht is: niets verzwijgen en alles zeggen. De poëet weet dat dit moeilijk is. Hij weet immers dat er Woorden (...) zijn. Nog zwijg ik meer dan ik / zeggen wil. Nog bedoelen woorden meer / dan interpreteerbare betekenissen. Hij weet dat het moeilijk is om consequent te blijven en zoals Schouwenaars uit te schreeuwen dat "Iedereen (...) voortaan àlles van mij (mag) weten, alles over mij horen. Ik heb geen geheimen en verborgenheden meer. Geen valse schaamte. Ik houd niets meer achter, verzwijg niets meer en geef mij volkomen bloot." [7]. Dat hij om dit uit te voeren slechts over het woord beschikt, schrikt Wouters niet af. Hij is zich bewust van zijn beperkingen: Wat mij bepaalt, zijn vingers. Letters. / Wat mij beperkt, zijn letters. Vingers. [6]. Wouters heeft een bewuste keuze gemaakt. Hij wil zíjn werkelijkheid in woorden vatten. In het gedicht "Avond dochter slaapt ik zit op balkon" [6] heeft hij dat standpunt in dichterlijke taal gevat. Hij weet dat er mensen zijn die zich achter een pose verbergen en met zijn keuze lachen. Hij weet dat er zijn die zich zijn lot beklagen. Veel heb ik gemeen met de prostituée die zich in al haar openheid te koop aanbiedt. Meer nog voel ik me verwant met de stripteaseuze die zich schaamteloos en volledig bloot geeft. Net als zij leef ik aan de rand van wat 'de' maatschappij genoemd wordt. Net als zij kijk ik neer op mensen die een masker opzetten en zich zelfs aan intimi niet durven prijs te geven. [5]. De poëet stoort er zich niet aan, doet verder en kijkt niet om. Hij lijkt zelfs het mes in de rug niet te vrezen. Wouters is als poëet ontegensprekelijk beperkt. Wouters is als poëet beperkt omdat hij zich zélf beperkingen opgelegd heeft. Wouters heeft zich als poëet beperkingen opgelegd om op die wijze zijn werkelijkheid in al haar aspecten aan bod te kunnen laten komen.
III
Doorheen het gehele gedicht verwoordt Wouters zijn dichterschap dat in hem woekert en hem in de ban houdt. Toch is die obsessie voor het woord er niet altijd geweest. Er was immers een tijd dat Wouters niet Tot nobel en edel spreken in staat was. Hij sprak niet Omdat ik stotterde (...) en Stikkend niet kon (...) ademen. Het is frappant en niet onbelangrijk om te weten dat de poëet ooit gestotterd heeft. Dan kwam het ene woord dat zich fier / mijn vriend noemde. En ik werd vriend. Ik werd mijn vriend. Het blijkt dat niet de poëet het woord gevonden heeft; het woord heeft zich aan de poëet opgedrongen en het is Laat, te Laat! om zich ertegen te verzetten: Op straat storten klanken te pletter. Schaduwen / laten nooit na. In scherven van gebroken woorden schittert / geen licht. Woeste woorden willen mijn eigen leven lijden (Sic! "En bewust gedaan", dixit Wouters.) / waarop ik geen vat meer hebben wil. Niets is mij gegeven. Wouters is ondergeschikt aan het woord dat zich van hem bedient. Hij heeft beseft en ondergaat. Er is inderdaad niets aan Wouters gegeven. Met wat hem door de maatschappij zomaar opgedrongen is, en met de pose die de omwereld aanneemt, heeft hij gebroken: Van (...) haar weerloze wereld wil ik / geen stukje vol waardeloosheden huren. Wouters heeft zich tot doel gesteld om te registreren en te doorgronden. Daarom heeft hij ruïnes achtergelaten en schepen achter zich verbrand: Om alle wrede waarheden / neer te schrijven heb ik verstoten. Om de zin van het woord/ te achterhalen heb ik geschonden. Om ooit en voor altijd/ mijn heden te heiligen heb ik gemaakt. Om immer tot alles / en dichten in staat te zijn heb ik gedicht. Wouters wil Anders dan gewoon maar(...) werkelijkheden reconstrueren. Hij wil verder gaan dan registreren en doorgronden. Hij wil mezelf steeds weer in vraag stellen. Hij beseft dat dit moeilijk en pijnlijk is. Al snel heeft hij ingezien dat de therapeutische betekenis van het schrijverschap slechts een fabel is. Toch heeft hij de stap gezet en Om te dichten ben / ik met twijfel en tegenzin moeten worden: / mijn huisdichter. Wouters heeft zich tot doel gesteld om te registreren en te doorgronden. Hij is bij zichzelf begonnen en heeft besloten om Bewust (...) mijn huis open te stellen. Hij wil in Verzen niets meer of niets minder verwoorden dan mijn waarheid. Hij richt zich Tot kennissen / die consequente beelden niet woekeren laten willen (...) en probeert hen deelgenoot te maken van mijn profeties. De poëet weet dat hij een moeilijke taak op zich genomen heeft. Hij beseft dat velen tegen hem zijn en hem op alle manieren en door misbruik te maken van de macht die men hen toevertrouwd heeft, proberen te beletten om het, zijn verboden evangelie van de dichter [8] te verkondigen. De poëet wordt beloerd door de onwetenden die vredig en onverbloemd de hoeren / bezoeken en geen buiteling maken in het geniep, Toeristen en tirannen die zijn / verdwenen en (...) niet dingen (...) naar de hand van mijn huiselijkheid, Journalisten die slechts jagen blijven op frisse foto's, plotse telefoons en kennissen die consequente beelden niet woekeren laten willen, de beeldhouwerdie zichzelf / bang verborgen houdt, de vaderloze broer, machtswellustelingen die listiger praten en (...) politiek/ agressiever dan cultuur catalogiseren, pronkerige politici en hun listigheidjes, de laatste Amerikaan en Wie zich opdringt en mij overheersen wil. Zij vrezen hem omdat het woord zíjn vriend en niet de hunne is. Wouters weet dat hij Afgezonderd en alleen (...) op het toneel staat. Hij weet dat zijn tegenstrevers die, zoals hij vaak zegt, confectiekledij dragen, het haar kort laten knippen, elke dag weer een masker opzetten alsof ze denken dat carnaval een jaar lang duurt, en slechts zuipen binnen de beschermende muren van hun huis, hem als Vreemdeling en verstoteling beschouwen. Hun hypocrisie en hautain gedoe hebben hem steeds en steeds meer gestoord: hun handdruk is klam. Ze durven het zelfs aan hem Vriend (...) te noemen. Wouters heeft hen sinds lang doorzien: "Heiligschennis plegen ze", heeft Wouters me niet zolang geleden lachend gezegd. Hij weigert om mee te heulen met jaknikkers, politici en handelaars die ten koste van alles slechts eigenbelang nastreven. De lijken die ze achterlaten, markeren hun weg. Wouters heeft rust en onrust -Deze tegenstelling is Wouters ten gronde.- waarzonder hij nooit zal kunnen leven, en klankkracht, woordenwarmte gevonden. Slechts In mijn alfabet, / met mijn spraakkunst, met mijn overtuigingsdrang spreek ik. Wie niet luisteren wil of kan, heeft reeds lang afgehaakt en Wouters de rug toegekeerd.
IV
Ook in de 'tussenwerpingen' verwoordt Wouters met een minimum aan woorden zijn dichterschap. Ooit heeft Wouters gesteld dat Ook ik (...) omgeven ben door woorden, boeken die iets met me voorhebben. (...) Boeken over (...) Literatuur. Literatuur! (...) Poëzie roept vragen op. Poëzie roept meer vragen op dan ze antwoorden geeft. Waarom schrijft men poëzie? Waarover handelt poëzie? Wat is poëzie? (...) Wat maakt poëzie niet geliefd? Poëzie is de combinatie van woorden die schijnbaar niet bij elkaar horen. (...) Daarom geeft ze taal (en lezer) de grootst mogelijke vrijheid. De lezer is niet gewoon om met vrijheid om te gaan en aanvaardt poëzie niet.(...) Hij haakt af. [2]. Hij moet niet weten van politici die vanuit hun wereldvreemdheid hun macht tot cultuur uitgebreid hebben. Hij moet niet weten van mensen die nog slechts één vorm van cultuur kennen: de 'nieuwe politieke cultuur'. Alles hebben politici zich toegeëigend: het universele recht van de burger op zelfbeschikking en -beslissing, geld, andermans bezit, zelfs cultuur. (...) cultuur en politiek zijn als de Schone en het Beest: onverenigbaar. [2]. In de 'tussenwerpingen' heeft elk vers een kern die bestaat uit het subject ik en het verbum ben. Deze kern wordt door 2 substantiva bepaald, schepper en dichter. De substantiva worden door 2 adjectiva beperkt, doelloze en stameloze, die afwisselend elk van de substantiva detailleren. Een deel van elk vers krijgt door de toevoeging van niet een ontkennende klank. Bij het gebruik van deze 'tussenwerpingen' heeft Wouters bewust naar een climax toegewerkt. In de 'tussenwerpingen' die slechts 1 vers tellen, worden vragen gesteld. In de 'tussenwerpingen' die 2 verzen tellen en beginnen met Niet, worden de vragen beantwoord. De laatste 'tussenwerping' is een bevestiging van de vijfde en zesde tussenwerping: de ontkenning is evenwel verplaatst naar het midden van elk vers. De laatste 'tussenwerping' is tevens een letterlijke bevestiging van de eerste 4. schepper en dichter zijn synoniemen. De titel van het onderstaand gedicht is in het Catalaans gesteld en betekent: schepper. En wat is een dichter anders dan een schepper? Het gedicht verwoordt op sublieme wijze Wouters' visie op zijn dichterschap.
EL CREADOR
Vals is de tijd die zich altijd maar herhaalt, her- schrijft. Anders is de dichter die het gemakkelijk vindt om van rust en stilstand te houden. Ík ben dichter, maar wil niet langer gedichten schrijven wanneer de klok de wijzers tikkend en gaande
houdt. Eindelijk is het nodig om het manuscript van mijn verboden evangelie te verduurzamen. Woord ben ik immers en openbaring. Waarom is het dan moeilijk om míjn poëzie die mijn bestaan rechtvaardigt, zonder schroom te bewonderen? [9]. doelloze wordt uitgelegd door verzen 8 tot 10 van bovenstaand gedicht en is meerduidig. Niet alleen de dichter, de schepper, maar ook de lezer heeft het moeilijk om poëzie zonder schroom te bewonderen. Wouters heeft het er moeilijk mee omdat geen enkel gedicht het laatste, het ultieme is. Hij wacht op het gedicht of de dichtbundel waarin hij alles gezegd kan gekregen hebben zodat hij zich voorgoed aan iets anders wijden kan. De lezer, ja de lezer: Wouters heeft het vaak over hem gehad: De lezer is niet gewoon om met vrijheid om te gaan en aanvaardt poëzie niet. (...) Hij haakt af. [2]. Wat de poëet pijn doet, is dat de lezer zich meestal zelfs de moeite niet getroost om te doorgronden. stameloze. Wouters stamelt niet. Hij weet wat hij zeggen wil en moet: het woord fluistert hem immers alles toe. Hij verwoordt zonder om te kijken en zonder zich vragen te stellen over de gevolgen waarmee zijn kwetsbare opstelling hem achterlaat. Want kwetsbaar zijn poëten. Wouters weet dat hij nooit meer zal stamelen. Wouters weet ook dat zijn kwetsbare opstelling de anderen nooit de mogelijkheid zal geven om hem ten gronde te richten.
V
Wouters heeft ooit gezegd dat het pijn doet dat de lezer zich zelfs de moeite niet getroost om te doorgronden. Ook mij doet dat pijn. Geloof dus niet dat het ooit in mijn bedoeling lag om in dit nawoord "Een tweekoppig wezen ben ik" te verklaren. Dat plezier en die inspanning gun ik de lezer. Toch dit, Wouters geeft zich vollediger kwijt dan hij in zijn roman en novelle in voorbereiding ooit zal kunnen. Hij neemt wie lezen en proberen te begrijpen wil, mee op een hallucinante reis en overschouwt zijn leven vanaf zijn geboorte: zijn familie en de buitenstaanders die menen rechten te kunnen doen gelden, zijn spraakgebrek, de weinige vriendschap, de Einzelganger die hij is en steeds zijn zal, de staatsgreep van politici op alles wat hem dierbaar is, zijn drankverslaving, het thuiskomen in Catalonië, de onrust, het lezen en vergaren van kennis, de rustbrengende herfst, de geborgenheid bij vrouw en dochter, de hartstochten die verteren en vertederen, de zelfgenezing en het zelfinzicht, zijn ongeloof, zijn weerzin voor het amerikanisme dat ik als eerbetoon voor Wouters en omdat we meer dan jeugdvrienden en leeftijdgenoten zijn, met een kleine letter schrijf, de werkelijkheid die waarheid geworden is. Van die (...) weerloze en egoïstische wereld wil hij / geen enkel stukje vol waardeloosheden meer huren. Toch heeft hij er nooit met leedvermaak over geschreven: Om te dichten en tot meer dan alles in staat te zijn ben ik / zonder twijfel en tegenzin mijn huisdichter gebleven.
VI
Wouters heeft zichzelf een tweekoppig wezen genoemd. Hij is inderdaad een wezen, een schepsel, dat wat iemand maakt tot wie hij is, een innerlijk. Een mens die net als alle anderen ademt en leeft. Wouters heeft zichzelf een tweekoppig wezen genoemd. Het is niet moeilijk om te veronderstellen waarnaar hij verwijst. Wouters is gewoon mens en kunstenaar. Over deze twee-eenheid heeft hij ooit aan Sarah, zijn dochter, geschreven dat hij Eindelijk / (...) míjn waarheid zal vertellen. / Niet de dichter zal spreken;/ wel de vader die diep ergens / in me woekert. En toch, Sarah,/ kan ik me de vader niet los / van de dichter voorstellen. Weet: / kind ben ik met jou. [6]. Het is duidelijk dat die 2 wezens tezamen bepalen wie Wouters is. Toch heeft de poëet geen gelijk wanneer hij zich een tweekoppig wezen noemt. Ik denk dat hij zich een 'vierkoppig' wezen had moeten noemen. Wouters: creatief letterkundige als poëet en prozaschrijver, kritisch letterkundige omdat hij schrijft en spreekt over andere kunstenaars, kunstliefhebber omdat ook andere kunstvormen hem boeien, mens omdat hij aardse genoegens niet uitsluit. Vergis ik me niet zelf?! Is Wouters niet een 'veelkoppig' wezen? Laat de poëet maar 'doen alsof' en beweren: België. Hoewel mijn identiteitskaart carte d'identité personalausweis identity card vermeldtdat ik onder andere uit België kom(...) (Maar ook uit Belgique, Belgien, Belgium.), ben ik geen Belg. Een kunstmatig gecreëerd product weiger(...) ik te zijn. Vlaming ben ik ook al niet. Dat volk van duivenmelkers en namaakgeuze dat noordzeegarnalen veel te duur verkoopt -Het woekeren is sinds W.O.II één van hun specialiteiten.- en dat ten westen van Brussel woont, lukt er maar niet in Nederlands te spreken: ze wauwelen. Ben ik Brabander? H. is gedurende eeuwen deel van Henegouwen geweest. Henegouwer dan? Met geen heb ik affiniteiten. Een inwoner van H. misschien, naar mijn geboorteplaats. Misschien, maar toch: het zou een te groot compliment zijn voor veel inwoners van dat Zennestadje. [10]. Ik ga ervan uit dat de hij-persoon uit voorgaand fragment, Andreas, niemand anders dan een doorslag van Wouters is. De aandacht die Halle krijgt in "Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd" [11], getuigt, ondanks de onvrede en wrevel die eruit spreekt, van het tegendeel. Wouters is Hallenaar, of juister gezegd, Vlaams Hallenaar -Of is hij een Catalaanse Brabander [12]? Hij is immers van oordeel dat te veel van die Halse handelaars en politici geen Vlaamse reflex hebben. Het doet hem pijn. Het zal hem altijd pijn blijven doen. Ik weet dat het aan hem knaagt. Wouters is ook Vlaming, Flamingant -Lees er de van Dale, Wouters vriend, maar eens op na.-, die Brel beluistert en meezingt, Catalanist, geschiedkundige, vrijheidsstrijder, plastisch kunstenaar wat de meesten nog niet weten, ... Inderdaad, ik zou nog lang kunnen doorgaan. Wouters is geen tweekoppig wezen; hij is ook geen 'vierkoppig' wezen zoals ik ten onrechte veronderstelde. Wouters is een 'veelkoppig' wezen. Een complex wezen dat steeds en rechtuit en onverbloemd zijn mening verkondigd heeft en verkondigen zal. Wouters maakt het zijn omgeving niet moeilijk. Het is wel zo dat wie niet voor hem is, slechts tegen hem kan zijn. Om voor hem te zijn, moet men alleen maar zeggen wat men meent, niet meeheulen met de zwijgende meerderheid en zich niet, nooit bezondigen aan achterklap.
VII
Bij het herlezen heb ik vastgesteld dat ik Wouters niet getypeerd heb als creatief letterkundige, als poëet. Nu ja, verwonderlijk is dat niet. Ik heb er een hekel aan om kunstenaars -Eigenlijk is Wouters een artiest. Misschien moet ik het daar wel een volgende keer over hebben.- in vakjes te drukken. Laat ik daarom te rade gaan bij wat Hubert Van Eygen bijna 15 jaar geleden verklaard heeft. Zoals andere critici aangetoond hebben, lijkt het nog steeds op te gaan. Van Eygen noemde Wouters één van de "'Nieuwe Tachtigers'", een term die slaat "op de vermenging van alle poëtische verworvenheden van de laatste 30 jaar." [13]. Daarmee is alles gezegd. Laat ik het daarbij houden. Wouters lijdt aan literaire claustrofobie. Ik hoop dat ik hem niet gekwetst heb: ook Wouters houdt er niet van om in een vakje, zelfs niet in het alternatieve vakje van Van Eygen, gedrukt te worden.
Voetnoten
*[a] Deze tekst is ontstaan uit een aantal gesprekken die ik in het voorjaar van 1999 met Rik Wouters had. *[b] In "De doorlichter van woorden die anders betekenen", in 1997 uitgegeven door de Casita de la soledad-stichting uit Ruisbroek, heeft Wouters een gedicht van 3 Halse dichters 'ontleed' en het literaire en culturele 'systeem' onder de loep genomen. Het wordt tijd dat de poëet zelf eens 'doorgelicht' wordt. *[c] Onder deze ondertitel zal in eind 1999/begin 2000 mijn essay over de poëzie van Rik Wouters verschijnen bij de Casita de la soledad-stichting. [1] Rik Wouters. Nauwelijks ademend verheffen woorden zich. Iambe, Molenhoek, Nederland, 1982. [2] Rik Wouters. Wat mij bepaalt, zijn vingers. Letters. Wat mij beperkt, zijn letters. Vingers. Verschenen in: Rik Wouters. De doorlichter van woorden die anders betekenen [titel], Bedenkingen bij hedendaagse poëzie van Hallenaars (1992-1997) [ondertitel]. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek, 1997. [3] F[rits] Crombez. Rik Wouters, ik-dichter van de werkelijkheid. In: Initiatief [literair tijdschrift], 3 de jg., nr. 18, mei 1984. pag. 46-49. [4] In alle dichtbundels zijn gedichten te vinden waarin Wouters zijn verhouding met het woord en de taal steeds opnieuw bekend maakt. Ik verwijs hier naar de afdeling "Letterwoord" uit Lawaai is tederheid, het lange gedicht "Avond dochter slaapt ik zit op balkon" uit Wat stilte genoemd wordt [titel], Cataloniëgedichten [ondertitel], en de gedichten "Een zelfportret [1]" en "Een zelfportret [2]", "Een zelf(moord)portret [3]" en "Een zelf(moord)portret [4]" en "Intérieur "De Grève"" uit Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd [titel], Herinneringen aan ooit en nog [ondertitel]. Vooral in de 10 gedichten waaruit Het woord hertalen [titel], Tien jaargetijdengedichten [ondertitel] bestaat, openbaart de poëet zijn dichterschap. [5] Rik Wouters. Woord. Taal. Gedicht ben ik. [titel], Een ars poëtica [ondertitel]. In: Kiezel [literair tijdschrift], 4 de jg., nr. 14, juni 1995. pag. 3-11. [6] Rik Wouters. Het woord hertalen en Wat stilte genoemd wordt [twee bundels in één]. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek, 1996. [7] Clem Schouwenaars. De Seizoenen. B. Gottmer en Orion, Nijmegen en Brugge, 1977. [8] Onder de titel Het verboden evangelie van de dichter wil Wouters vanaf 2000 geregeld dichters bij hem thuis de kans bieden om hun poëzie aan een beperkt publiek voor te stellen. [9] Het gedicht "El creador" maakt deel uit van nog de niet-gepubliceerde dichtbundel gebruik maken van woorden en ongedateerde brieven [titel], Is dit de stad van komen en blijven? [ondertitel], die van september tot november 1998 geschreven is. [10] Het fragment is ontleend aan Casita de la soledad [werktitel], roman in voorbereiding. [11] Rik Wouters. Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd [titel], Herinneringen aan ooit en nog [ondertitel]. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek, 1998. [12] Wouters werkt aan een bundel met als werktitel Klaagliederen van een Catalaanse Brabander. [13] Hubert Van Eygen. De Nieuwe Tachtigers [titel], (ik ben gevangen in de korst van ellende) en 25 jonge Vlaamse dichters, een bloemlezing [ondertitels]. Initiatief/Clumsy, Wommelgem/Lier, 1986.
Verschenen in: WANDERS, Andreas en WOUTERS, Rik. Het verboden evangelie van de dichter. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1999 [Casitacahier 4].
Andreas WANDERS
12-03-2007
TWEEDE PRIJS POÃZIEPRIJS VAN DE STAD HALLE 2003
STILTE SPREEKT SLUIMEREND drie gedichten over iemand
gebakken aarde gebarsten schuilplaats voor solitaire hagedissen en dolende draken
zonverkleurde lucht
droog lijkend land van beken en rivieren
zonnebloemgeel en karrenwielen strobruin van halfgedroogd hooi
giftige daden brandgevaar dat vruchtbaarheid bestendigen moet
verder landinwaarts overwoekerende bossen van stilte en ontmande kurkeiken
vruchtbaarder dan noorden
iemand kijkt over de kim knikt
rijpende mestvaalten en rijkdommen van zwangere schuren
een gebochelde boerderij weggeborgen onder een overhangende rots
op praalbedden van vruchtbaarheid relieken van een verloren geloof
iemand neemt wegwijzers die verraden kunnen weg
een vergeten spade vertikaalt rust
vreemdelingen vinden toch een weg verkrachten rust van namiddagen
nooit geleerd om te luisteren naar wat stilte sluimerend vertelt
iemand loopt een andere kant uit
deuren met namen van verbannen inwoners zwijgende openbaring van een verleden dat niet vergeten mag worden
iemand anders is gebleven leest lucht overleeft
Verschenen in: DDAA. POËZIE AAN DE ZENNE. Vierde poëzieprijs van de Stad Halle laureaten 2003. Stad Halle, Halle; 2003.
13-03-2007
JURYVERSLAG I.V.M. TWEEDE PRIJS POÃZIEPRIJS VAN DE STAD HALLE 2003
[ ] Ook na de overhitte zomer 2003 in onze noordelijke contreien zijn er nog heel wat mensen die de warme en zelfs kurkdroge sfeer uit het zuiden in gedichten bezingen. Wij leggen hier wel de nadruk op het woord kurkdroog, want toevallig spreken 2 deelnemende dichters in hun teksten over de kurkeik, een sierlijke mediterrane boomsoort die vooral voorkomt in Portugal, Spanje, Algerije, Italië en Frankrijk. Uit de bast van de kurkeik maakt de mens al sinds eeuwen de kurken waarmee hij flessen wijn afsluit. Maar de inzenders van onze wedstrijd hebben het in hun gedichten niet over het degusteren van wijn, integendeel, zij hebben het over majestueuze mediterrane landschappen waarin sporen teruggevonden worden van het roemrijke verleden. In de Oudheid en Middeleeuwen was het centrum van de westerse beschaving immers gesitueerd rond de Middellandse Zee. Koene zeevaarders uit Portugal en Spanje voeren naar alle windstreken om hun dromen en werkelijkheden uit de dragen naar heel de wereld. [ ] Onder de inzendingen vond de jury ook 3 eerder korte gedichten die niet alleen opvielen door een perfecte balans naar vorm en inhoud, maar vooral ook door de volgehouden concentratie. In deze gedichten spreekt iemand voorzichtig en bedachtzaam over een droog lijkend land dat enige regels verder vruchtbaarder is dan (het) noorden[´] [Indien men juist geciteerd zou hebben, had er vruchtbaarder dan noorden moeten gestaan hebben.]. Warme, zondoorbakken tinten kenmerken het (duidelijk) zuiderse landschap: zonnebloemgeel en strobruin. Hier en daar doemen bijna symbolisch voorwerpen en objecten op: karre[n]wielen, spaden, wegwijzers, deuren waarin namen van verbannen inwoners gekrast zijn, gebochelde boerderijen Het woord vruchtbaar komt enige malen voor, ook wordt verwezen naar de rijkdom van zwangere schuren. Toch lijkt dit land ondergedompeld in een sfeer van verlatenheid en verdoemenis: kurkeiken zijn ontmand, het geloof lijkt verloren. Iemand is bezig wegwijzers te verbergen en vreemdelingen schijnen de algehele rust en de bijna doodse stilte te verstoren. De namen op de deuren zijn een zwijgende openbaring [/] van een verleden [/] dat niet vergeten [/] mag worden. Dames en Heren, de naam van dit geheimzinnige, intrigerende landschap wordt in deze gedichten niet genoemd. Toch vermoedt de Jury dat de Halse dichter Rik Wouters het in zijn cyclus met de mooie titel Stilte spreekt sluimerend heeft over zijn geliefde Catalonië, waarvan hij de geschiedenis en de geografie door en door kent. De Jury besliste ook deze cyclus van 3 gedichten te belonen met een prijs van 125 Euro. [ ]
Verschenen in: DDAA. Poëzie aan de Zenne. Vierde poëzieprijs van de Stad Halle laureaten 2003. Stad Halle, Halle; 2003.
NN
08-03-2008
WIJZIGINGEN
Hieronder worden nieuwe bijdragen (N) en uitbreidingen (U), toevoegingen van een illustratie (I) of andere kleine(re) wijzigingen of aanpassingen (zonder bijzondere aanduiding) van of bij bestaande bijdragen van niet meer dan een maand oud vermeld: geen recente wijzigingen.
Temidden een verlaten site staan en elegante cypressen voelen wuiven. In de ondergrond klotst onhoorbaar bijna het ooit gevreesde water. Op de wallen rusten slapende agaven.
Schijnbaar slechts deze rust van huizen, dakloos en zwartgeblakerd. Silo's zijn leeg, citernen stoffig. De tempel op de akropolis werd grondig vernield.
Toch wekken schedels van ritueel vermoorden geen afgrijzen op. Een groene adder zigzagt onverstoorbaar op zoek naar een prooi.