De Berthouten van de xii tot de xiv eeuw door René Lambrechts ©
WOUTER I BERTHOUT
Eerste vermelding in 1140 als Wouter van Grimbergen Huwt met Margareta van Grimbergen, dochter van Gerard I van Grimbergen en Oda van Aarschot Kinderen : Wouter II Berthout (en een mogelijke bastaard : Adam) † vermoedelijke datum 14.06.1180 Het patrimonium van de heren van Grimbergen werd te saam beheerd en bestuurd, wat dus betekende dat bij het overlijden van Gerard I en Arnold I van Grimbergen er geen opsplitsing van het patrimonium is gebeurd. Dit gold niet voor de eigen aanwinsten die hij zou verkregen hebben door bv; huwelijk, koop of ... op een minder aanvaardbare wijze! Daarom zou hij ook in de kerkban worden geslagen als gevolg van een conflict met de St-Remigiusabdij van Reims over onrechtmatig verkregen bezittingen in het Waverwoud. Wij kunnen ons afvragen of dit iets te maken had met onze gewesten? Hoogst waarschijnlijk wel! Van deze ban blijkt later niets meer terug te vinden te zijn.
Onder het oude Werchter was de hoeve van Veldonk gelegen, die na 1136 door Arnold II, graaf van Aarschot, samen met zijn broers Godfried en Reinier, aartsdiaken van Luik, voor hun part en deel, en Wouter van Grimbergen (= Wouter I Berthout) en zijn schoonbroers Gerard II van Grimbergen en Arnold, proost van het St.-Romboutskapittel van Mechelen, voor hun gedeelte, verkocht werd aan de O.L.Vrouwabdij van Middelburg op het eiland Walcheren.(Oud cartularium, Abdij Park, fol. 16 e.v.) Dit betekent dat de Berthouts, zij het gedeeltelijk, rechten konden doen gelden in een gehucht van Werchter, evenals in Haacht, Tremelo en Wakkerzeel, destijds delen van het oude Werchter, dat deel uitmaakte van het Graafschap Aarschot. Voor Schriek is er geen enkel document van deze periode tot op heden gekend.
WOUTER II BERTHOUT
|
Vermeld tussen 1178 en 1202, zoon van Wouter I Berthout en Margareta van Grimbergen Huwt met Guda van Loon (1169-1202), dochter van graaf Lodewijk I van Loon (1141-1171) en Agnes van Metz Kinderen : 1. Wouter III Berthout 2. Gillis I heer van Berlaar (1195-† 1241) huwt met Catharina van Belle en is de stamvader van de Berlaarse Berthouts 3. misschien ook een Guda † vermoedelijk op een 05.11 1202 en begraven in de St.-Romboutskerk te Mechelen De verdeling van het 'land van Grimbergen' tussen de Berthouten en de van Grimbergens vond plaats in 1197 (*). Voorheen werd het patrimonium bestuurd door de van Grimbergen en de Berthouten samen. Bij deze deling erfden de Berthouts het gedeelte van de Aarschot-erfenis in het 'land van Grimbergen', nl.Werchter met Haacht, Berlaar, Keerbergen en Schriek. Omdat we Schriek nooit terugvonden als deel van het Graafschap Aarschot, zou dit betekenen dat Schriek in volle eigendom behoort tot de Berthouts, in tegenstelling met Werchter en Haacht die tot het graafschap Aarschot blijven behoren, maar waar de Berthouten bepaalde rechten en eigendommen blijven bezitten. Ook op juridisch vlak valt een en ander af te leiden. Zo weten we dat uit het ten hoofde gaan valt af te leiden dat Schriek vroeger in het Berthout-patrimonium is opgenomen dan Grootlo of de nieuwe dorpen in het Waverwoud zoals : Putte, O.L.V.Waver 'In het dorp en bank van Sint-Jan in den Schriek zijn de breuken als te Berlaar en halen ze hun hoofdvonnis te Berlaar, terwijl die van Grootlo of Beerzel of Putte of ... dat te Putte moeten doen.' Berlaar kan ook een beetje beschouwd worden als het centrum van het Berthout-imperium ; het heeft zich duidelijk gelijk ontwikkeld met Schriek, maar vroeger dan Grootlo of Putte. * Godfried Croenen : de familie Berthout en de Brabantse adel blz 82
WOUTER III BERTHOUT
|
Vermeld tussen 1195 en 1220, zoon van Wouter II Berthout en Guda van Loon Huwt Sofie (1200-1220), waarschijnlijk de dochter van graaf Floris III van Holland Kinderen : 1. Wouter IV Berthout 2. Hendrik I 3. Gillis 4. Dirk 5. Arnold 6. Maria † waarschijnlijk te Damiette (Egypte) tijdens de 5de Kruistocht, kort nadat hij de schenking had gedaan aan de Ridders van Pitsenburg op 27.01.1220.(*)
Voor het eerst in de geschiedenis voert een Berthout de titel 'Heer van Mechelen'. Zijn vader en grootvader noemde men : Heer van Grimbergen of Voogd van Grimbergen. Bij het overlijden van Wouter II Berthout krijgen we naar alle waarschijnlijkheid de splitsing van het Berthout-imperium tussen Wouter III , die Mechelen + ... ten dele valt, en Gillis I die Berlaar + ... krijgt. Waar we Schriek moeten situeren is niet duidelijk, daar geen enkel document enig uitsluitsel biedt. Pas in een oorkonde uit 1270 (**) vinden we Schriek terug in de lijst van opbrengsten van het Land van Mechelen. Dit bewijst niet dat het altijd in het Mechels imperium heeft gezeten. Er was nog heel wat onverdeeldheid tussen beide groepen zoals in het oude Werchter of het Waverwoud en heeft Schriek of delen ervan misschien gediend als pasmunt tussen beide takken van de familie, waardoor het van Berlaar is overgeheveld naar Mechelen. Wie zal het ons zeggen? In het testament van 1266 van Lodewijk I van Berlaar (***) is er wel geen spoor van Schriek te vinden, maar wel van Beerzel, waarvan Schriek nog altijd deel uitmaakte. Bestond er misschien een deel Schriek onder Beerzel en een deel Schriek buiten Beerzel met Grootlo en Bollo? Wat we later vinden is voer voor deze optie. Aan elke lezer om zelf een oordeel hierover te vellen. * Zie hierover : 'Schenking van Wouter III Berthout in 1220' op dit blog ** Godfried Croenen : de familie Berthout en de Brabantse adel blz 106 *** Godfried Croenen :Oorkonden van de familie Berthout blz 375-376
WOUTER IV BERTHOUT
Vermeld vanaf 1219, zoon van Wouter III Berthout en Sofie Huwt Adeloia van Edingen, dochter van Engelbert van Edingen en Ida van Avesnes Kinderen : 1. Wouter V Berthout 2. Hendrik 3. Jacob 4. Gillis 5. Sofie 6. Catharina † 10.04.1243 en begraven in de Minderbroederskerk van Mechelen Nam samen met zijn vader deel aan de 5de Kruistocht, maar was hoogstwaarschijnlijk reeds vertrokken toen zijn vader de schenking van Grootlo deed, en hij de nieuwe heer van Mechelen werd na diens dood. Het is tijdens zijn bestuursperiode dat de verdeling van het patrimonium effectief verder wordt doorgevoerd, waarbij Gillis II, zoon van Gillis I, Heer wordt van Berlaar, Keerbergen en ... Wouter IV krijgt Mechelen, Schriek en ... en zijn broer Hendrik I krijgt Duffel, Geel en ... Grote delen van het Waverwoud (Putte, O.L.V.Waver en Sint-Katelijne-Waver) bleven nog onverdeeld en werden ook volop ontgonnen.
WOUTER V BERTHOUT
|
Vermeld vanaf 1238, zoon van Wouter IV Berthout en Adeloia van Edingen Huwt tussen 1238 en 1244 met Maria van Auvergne (1238 - † 20.05.1282), dochter van graaf Willem IX van Auvergne en Aleid van Brabant. Maria was dus de kleindochter van de Brabantse hertog Hendrik I. Kinderen : 1. Wouter VI Berthout 2. Willem 3. Sofie 4. Mathilde 5. Floris † 15 of 16.06.1287 en begraven in de St-Romboutskerk te Mechelen
Deze telg uit de Berthout dynastie zal voor Schriek de geschiedenis in gaan als de ontwerper van deze heerlijkheid in het Land van Mechelen. Ook bij de Mechelaars kreeg hij de titel : 'de Grote' en Jan Van Boendale noemde hem 'de Goede'.
De Berthouten in conflict met de bisschop van Kamerijk over zowel de oude als nieuwe tienden verkregen in dit deel van het Waverwoud, proberen uit de impasse te geraken door het op een akkoord te gooien met de bisschop. Wouter V slaagt daar wonderwel in, maar Hendrik van Duffel en Gillis van Berlaar slagen daar niet in. Wouter V Berthout ontvangt van Nicolaas III van Fontaines (1249-1272) de tienden van Schriek op voorwaarde dat hij aan de kapel 12 pond Leuvens zou toewijzen bij de oprichting van een nieuwe kerk en parochie. Dit betekende de definitieve ondergang van de parochie Beerzel, dat het deel van Schriek aan zijn neus zag voorbij gaan. Ook de oprichting van de parochie Putte St. Niklaas in 1265 past volledig in de samenwerking tussen de landheren, zijnde de Berthouten en de bisschop van Kamerijk.
Ook zal er tussen de Berthouten onderling weer geschoven worden met grondeigendommen om de nieuw ontgonnen gronden van Waver en Putte en Schriek en Grootlo te kunnen verdelen en om er nog zoveel mogelijk voordeel uit te halen. Misschien dateren van die tijd al sommige kleinere of grotere grenscorrecties met Keerbergen, Heist en Putte.
Grenscorrectie met Keerbergen : Keerbergen bekomt gronden ten noorden van de huidige Raambeek wat totaal onlogisch is. De huidige Grensstraat wordt nu de nieuwe scheidingslijn. De tienden van de Kleine en Grote Witte hoef van Grimbergen, gelegen in dit gebied, vinden we terug in de cijnsinkomsten van de kerk van Schriek. Dit zou kunnen betekenen, dat ook na de overheveling van de gronden, de cijnzen gebleven zijn aan de kerk van Beerzel, en na de splitsing van beide parochies overgedragen aan onze kerk. Maar zijn deze hoeven wel zo oud zodat deze stelling klopt ? Of is de splitsing van latere datum zoals wij vermoeden ? Het geval Lozenhoek. Deze toponiem verwijst heel duidelijk naar een moerassig gebied en maakte daarom mogelijk van in het begin ook deel uit van het grote veengebied dat in handen was van de Berthouten. Hoogst waarschijnlijk is dit een gedeelte van het Berthoutmoer, waarvan sprake bij de aanduiding van de grenzen van de parochie Schriek anno 1309, dat gelegen was buiten de walgracht = Raambeek. Dat de Lozenhoek Schrieks grondgebied is geweest wordt ook gestaafd door een oude misweg, welke nu lopende langs de huidige voetbalvelden bijna rechtdoor tot de Raambeek liep, en waar men via een houten bruggetje in de Lozenhoek terecht kwam. Een andere eigenaardigheid is de woningen telling van de jaren 1472, 1480 en 1496. Het aantal huizen loopt plots terug van 109 naar 82 en naar 56. Tijdens deze periode van onze geschiedenis hebben zich op het vlak van het graafschap Brabant geen noemenswaardige oorlogen of epidemieën voorgedaan. Vanwaar dan deze plotse ondergang, of was dat de periode dat men nieuwe grenslijnen heeft getrokken ? Hoe verklaar je anders die zwaluwstaart van Grootlo, priemend in de parochie Werchter? Wel het is al wat ons rest van het grotere deel dat vroeger samen met de Bolloo tot de parochie Schriek hoorde.
Grenscorrectie met Putte : de heerlijkheid van Halenborch, ons gekend als de Uilehoef komt voor 90 % op Puts grondgebied te liggen. De oorspronkelijke grens, zijnde de huidige Van der Borchtstraat, wordt verlegd naar de huidige Grensstraat. Nochtans is de huidige Hoogstraat nog altijd een rechte verbinding met de kerk, en een duidelijk restant van de dreef tussen het herenverblijf en de kerk. Ook de vele vooraanstaande eigenaars waren verbonden met Schriek. Marcus Roussel was één van de grote weldoeners van onze kerk en werd erin begraven; de Vegiano d’Aguilera, eigenaar van Uylenborch, wonende te Mechelen, maar begraven op het kerkhof te Schriek, evenals een kind uit deze familie. Uit de decanale visitaties kunnen we opmaken dat de mensen wonende in dat gebied, voor hun kerkelijke plichten blijven gaan naar de kerk van Schriek, en dit gebeurt de dag van vandaag nog. Papieren zijn gemakkelijk te wijzigen, maar mensen laten zich niet zo makkelijk veranderen, en zeker geen rasechte Schriekenaren.
Grenscorrectie met Heist : de huidige grens kan onmogelijk de oude grens zijn geweest omdat de Goorschrans nu buiten Schriek valt ; omdat de grens dwars door de Paddepoelen loopt, van oorsprong onder de 10 meter grens en echt moeras ; omdat er bij de huidige grens zelfs oude rechthoekige percelen hoeks worden gesneden. Welke pasmunt operatie hier heeft plaats gegrepen is mij tot op heden nog niet duidelijk, of toch ! De aloude grens tussen Heist ( Luik ) en Schriek ( Kamerijk ) was ontegensprekelijk de grens van het grote veengebied. Daarlangs liep ontegensprekelijk de Oude Booischotse Baene, zoals wij die later zouden noemen. Maar wat gebeurde er te Schriek ? De ontginning van de veengronden en het graven van afwateringsgrachten naar de Raambeek toe, hadden voor gevolg dat het waterpeil van het veengebied daalde, waardoor de hoger gelegen delen in het noorden kwamen droog te liggen. Het moerasgebied werd kleiner of zo je wil, de grens in het noorden verplaatste zich met het water zuidwaarts. Hoe meer grond wij dus ontgonnen in het moeras, hoe kleiner onze heerlijkheid werd.
Grenscorrectie met Werchter : deze situeert zich iets later in de geschiedenis maar kostte Schriek wel het bosrijke gebied van de Bolloo, zelfs tot over de Raambeek. Via processen was de rijke abdij van Park er in geslaagd om uiteindelijk haar slag thuis te halen. Wat ons restte was nog wat heidegrond tot tegen Tremelo-Kruis, de zwaluwstaart van Grootlo ! Hierover later meer.
In 1270 wordt van alle bezittingen van Wouter V een inventaris gemaakt. Schriek en Winklem zijn goed voor 120 ponden Leuvens tegenover Noorderwijk slechts 25 ponden. Ook weten we dat Wouter V aan zijn zoon Wouter VI een leengoed had geschonken, gedeeltelijk gelegen onder Schriek, ter waarde van 500 ponden tournois.
WOUTER VI BERTHOUT
Vermeld vanaf 1268, zoon van Wouter V Berthout en Maria van Auvergne Huwt met Adelisia de Guines (1270-1324) dochter van graaf Arnold III de Guines en Alice van Coucy Kinderen : 1. Wouter VII Berthout 2. Jan 3. Gillis † gesneuveld in de slag bij Woeringen 05.06.1288
Adelisia de Guines heeft na de dood van haar man zich bijzonder ingezet voor abdijen en kerken. Zo ook voor Schriek, waar zij samen met haar zoon Gillis een nieuwe kerk liet afwerken en op 9 maart 1309 aan bisschop Filippus ootmoedig smeekte om deze kerk als parochiekerk te erkennen.
WOUTER VII BERTHOUT
Vermeld vanaf 1289, zoon van Wouter VI Berthout en Adelisia de Guines Ongehuwd † vermoedelijk 05.06.1294
Werd Heer van Mechelen genoemd, maar was hoogstwaarschijnlijk nog minderjarig en dus onder de voogdij van zijn oom Floris Berthout.
JAN BERTHOUT
Vermeld vanaf 1290, zoon van Wouter VI Berthout en Adelisia de Guines Huwt met Blanche van Brabant, dochter van Godfried van Brabant, Heer van Aarschot en Vierzon en Johanna van Vierzon † vermoedelijk 25.08.1304 en begraven in de St.-Romboutskerk te Mechelen
Werd heer van Mechelen na het overlijden van zijn broer Wouter VII in 1294. Ook Jan was nog minderjarig wat blijkt uit een akkoord gesloten tussen Floris Berthout, voogd van Jan, heer van Mechelen enerzijds en Jan Berthout, heer van Grammene en zijn zoon Jan, heer van Neckerspoel anderzijds, over wederzijdse verhoudingen tussen de Mechelaars en de inwoners van Neckerspoel in 1294. (Laenen Gesch.Mech. p.31)
GILLIS BERTHOUT
Vermeld vanaf 1299, zoon van Wouter VI Berthout en Adelisia de Guines Zou gehuwd zijn met Maria, dochter van Jan van Loon en Chiny, zonder kinderen, volgens J.Th.de Raadt en Baerten, maar Godfried Croenen verwerpt deze stelling bij gebrek aan bewijzen. Wel zijn er geen erfgenamen in leven bij zijn overlijden in 1310. † vermoedelijk 23.10.1310
In 1303 heer van Heist en na de dood van zijn broer Jan die kinderloos overleed in 1304, werd hij heer van Mechelen. Hij zou samen met zijn moeder de kerk afwerken te Schriek en zorgen voor de oprichting van de parochie. Hier is dus duidelijk dat Schriek op dat ogenblik nog steeds deel uitmaakte van het Mechelse patrimonium.
Voor meer info over de bouw van de kerk verwijs ik naar een van de volgende hoofdstukken.
FLORIS BERTHOUT
Vermeld vanaf 1283, zoon van Wouter V Berthout en Maria van Auvergne Huwt met Mechteld van de Mark, dochter van graaf Engelbert I van de Mark en Elisabeth van Valkenburg Kinderen : 1. Sofie van Mechelen Bastaardzonen : Floris, Boudewijn, Jan, en misschien ook Walewein † vermoedelijk 17.10.1331 en begraven in de Minderbroederskerk te Mechelen
Na de dood van Gillis, die geen nakomelingen heeft, wordt Floris, toen reeds heer van Berlaar, de nieuwe heer van Mechelen. Door al de aankopen en erfenissen was Floris een van de rijkste edellieden geworden van zijn tijd. Niet te verwonderen dat zijn enige dochter een fel begeerde bruid was, gezien de grote bruidschat die zij meedroeg.
In 1315 schonk Floris aan de abdij van Grimbergen woeste gronden te Beerzel en te Grootlo.
Waar lag dat stukje te Grootlo ?
Foto uit het cartularium van de Abdij van Grimbergen
Zoals je op het kaartje kan zien lag het stuk grond tussen de Gommerijnstraat en de Puttestraat.
Dit is de opvolging van de Berthouts op voorwaarde dat Schriek steeds deel uitmaakte van het patrimonium van de Mechelse tak. Volgt er nu scenario 2 : Schriek werd opgenomen in het patrimonium van de Berlaarse tak. Wouter I en Wouter II worden nu opgevolgd door :
GILLIS I BERTHOUT van Berlaar
Vermeld tussen 1195 en 1241, zoon van Wouter II Berthout en Guda van Loon Huwt Catharina van Belle, dochter van Gerard en de weduwe van Boudewijn van Grammene Kinderen : 1. Gillis II 2. Lodewijk I + enkele dochters † waarschijnlijk op 18 februari 1241
Gillis was ook kruisvaarder bij de 5de Kruistocht, maar was reeds huiswaarts vertrokken bij de gift aan de Ridders van Pitsemburg van 1220 door zijn broer Wouter III. Deze gift gaat over eigendommen van Wouter te Grootlo (deel van Schriek) en te Rama = Gestel (deel van Berlaar). Gillis was nochtans heer van Berlaar, maar wellicht niet van Gestel en was het wellicht ook zo te Schriek? Of bezaten de Mechelse Berthouten bepaalde eigendommen binnen de verschillende heerlijkheden? Feit is dat we Hameiden (= Rama = Gestel) terug vinden bij Jan I van Berlaar, zoon van Lodewijk I.
Gillis, stichter van het klooster van Rozendaal te Walem, was een grote weldoener voor kloosters, abdijen en andere kerkelijke instellingen. Hij treed ook zelf toe tot de Duitse Orde omstreeks 1229 en laat het bestuur over aan zijn zoon Gillis II van Berlaar.
GILLIS II BERTHOUT van Berlaar
Vermeld tussen 1227 en 1236, zoon van Gillis I Berthout, heer van Berlaar (1195-†1241), en Catharina van Belle Huwt Helvide van Barbençon, dochter van Gilles, Heer van Barbençon † waarschijnlijk in januari 1236
Gillis II, aangeduid als de stichter van de St.-Bernardusabdij, zet de politiek van zijn vader als vrijgevige landheer verder. Dit leidde tot financiële problemen welke dan maar door zijn broer Lodewijk I van Berlaar dienden te worden opgelost.
LODEWIJK I BERTHOUT van Berlaar
Vermeld tussen 1233 en 1270, zoon van Gillis I Berthout, heer van Berlaar (1195-†1241), en Catharina van Belle Huwt Sofie van Gavere dochter van Raas van Gavere en Sofie van Breda Kinderen : 1. Jan I 2. Lodewijk 3. Raas † waarschijnlijk in januari 1271
Door de vrijgevigheid van zijn vader en broer kwam Lodewijk in financiële problemen. Deze probeerde hij op te lossen door zelf de geldkraan voor kerkelijke instellingen dicht te draaien, vroegere giften aan te vechten en een enorme ontginningsdrang in het Waverwoud met de drie Wavers (St- Catharina, O.L.Vrouw en St.-Niklaas) op kop, te ontwikkelen wat nieuwe tienden en dus nieuwe inkomsten opleverden. Dit zou echter leiden tot een conflict met de bisschop van Kamerijk en zeer zware boetes. Wouter V Berthout lost zijn problemen met de bisschop op en verkrijgt de oude tienden van Schriek. Waren deze wellicht al door de bisschop aan Lodewijk ontnomen? Hoogstwaarschijnlijk wel en zo zag Wouter V de kans om zijn ontginningen te Grootlo, te koppelen aan de oude ontginningen te Schriek en zo een nieuwe grote heerlijkheid te creëren voor een van zijn kleinkinderen.
Besluit:
Om de zaken welke volgen in zijn juiste context te zien moeten we ervan uitgaan dat het oude Schriek bestond uit twee delen, nl het oude en reeds ontgonnen gebied onder de parochie van Beerzel, en het nog niet ontgonnen moerasgedeelte van Grootlo en Bollo.
Na de verdeling van de eigendommen tussen de van Grimbergen en de Berthouten in 1197 komt Schriek in handen van de Berthouts. Als na de dood van Wouter II de verdeling van het Berthout imperium wordt aangevat zien we het oude Schriek overgeheveld worden naar de tak Berlaar, samen met Keerbergen, Rijmenam, Beerzel, een groot stuk van het Waverwoud, enz... Ondertussen blijft het grote moerasgebied (met daarin het tweede gedeelte van Schriek) en de Luikse enclave van Heist in handen van de Mechelse tak.
Zo worden volgende zaken heel duidelijk.
1. In het dorp en bank van Sint-Jan in den Schriek zijn de breuken als te Berlaar en halen ze hun hoofdvonnis te Berlaar, terwijl die van Grootlo dat te Putte moeten doen.
Grootlo en de Waverwoud dorpen waren in het begin van de 13e eeuw nog een vrijwel onontgonnen gebied met schaarse bevolking, daar waar Keerbergen (dat later zijn eigen bank zal oprichten) en Beerzel met Schriek reeds veel vroeger in ontginning lijken te zijn genomen. Daarom konden die van Schriekdorp niet naar Putte, want die bank bevond zich toen vrijwel zeker te Mechelen of Bonheyden. Pas na de enorme ontwikkeling van dit gebied in de eerste helft en het midden van de 13e eeuw, verhuist de schepenbank van Befferen naar Putte en konden die van Grootlo naar Putte in plaats van het verre Berlaar voor hun hoofdvonnis te halen. Grenzen worden verlegd, landheren verdwijnen en er verschijnen nieuwe heren ten tonele maar gewoonten en tradities blijven meestal veel langer doorbestaan. Zij volgen de plotse wijzigingen niet of niet zo snel.
2. Wouter III trok op kruistocht (de 5e) met zijn broer en zonen Maar zou sneuvelen te Damiette in 1220. Daar deed hij op zijn sterfbed een gift aan de Ridders van Pitsenburg van VI bonuaria dure terre in GRUTLO, en verkregen ze het recht tot het kappen van hout en het hoeden van varkens in 'het Waverwoud', zoals het drie ridders toekomt.
Deze gift bewijst het bezit van Grootlo in het Mechels imperium, maar tevens de onverdeeldheid die er nog bestond i.v.m. het Waverwoud daar Wouter III hierin een gunst verleende aan de Duitse Ridderorde zonder goedkeuring van zijn broer Gillis, waarvan velen aannamen dat hij ook dit deel volledig onder zijn bezittingen mocht rekenen.
3. Schriek evolueert op een dubbelspoor aan verschillende snelheden.
a) Het oude reeds deels ontgonnen Schriek onder Beerzel,opgenomen bij de Berlaarse Berthouten, wordt een beetje vergeten. Zij leggen in de eerste helft van de 13e eeuw de nadruk op de ontwikkeling van de Waverdorpen.
b) Grootlo met Bollo, het nieuwe Schriek, evolueert onder de vleugels van de Mechelse Berthouten duidelijk veel intenser. De bevolking groeit er gestaag aan en de Berthouten slagen er zelfs in om het gebied uit te breiden naar het zuiden en de veen- en heidegronden tot tegen Emelo en Veldonck van Werchter af te snoepen. Wij weten dat de Berthouten bepaalde rechten hadden binnen het dorp Werchter en daarom was deze aanhechting hoogstwaarschijnlijk een onderhandelde oplossing met de graven van Aarschot. Maar hoe zat het dan met de belangen van de Kerk, lees de abdij van Park? Waarom zwegen zij? Dit is alleen te verklaren door het feit dat zij rustig mochten blijven voortwerken en hoe meer zielen, hoe meer ... inkomsten. Dit betekent wel dat de oude kapel van St.-Jan in den Scriecke ergens in dit nieuwe deel, dus Grootlo of Bollo moet hebben gestaan ! Anders was er een duidelijk conflict ontstaan met de pastoor van Beerzel. Hierover meer in het hoofdstuk over 'de oude kapel'.
4. Onder Wouter V Berthout worden de beide delen geheel of gedeeltelijk verenigd.
Het conflict tussen de bisschop van Kamerijk met de Berthouten van Mechelen, Berlaar en Duffel, en de grote financiële problemen van Lodewijk I van Berlaar hebben tot gevolg dat de heren van Berlaar stelselmatig delen van hun bezittingen verkopen aan hun familie van Mechelen. Schriek is wellicht ÈÈN van de eerste transacties tussen Berlaar en Mechelen. Hierover is tot op heden nog geen specifiek document ontdekt maar er zijn wel duidelijke aanwijzingen dat deze overdracht heeft plaats gevonden.
- a) In 1265 ontvangt Wouter V de tienden van Schriek.
- b) In 1270 vinden we Schriek tussen de lijst van inkomsten van Wouter V.
- c) In 1270 schenkt Wouter V een groot leengoed deels onder Schriek aan zijn zoon.
Er zijn nu twee mogelijke scenario's bij deze overdracht.
1- Het volledige oude deel van Schriek onder Beerzel wordt overgeheveld. 2- Slechts een groot gedeelte wordt Mechelse eigendom.
Dit laatste scenario doet mij vermoeden dat bepaalde delen van het oude Schriek eigendom bleven van Lodewijk I, nl. het deel ten zuiden van de huidige Grensstraat werd bij Keerbergen gevoegd en het deel ten noorden bij Putte, waar de pas opgerichte parochie deze injectie best kon gebruiken. Het grote leen Halenborg zie ik dan weer wel volledig in de handen van Wouter V, die dit mooie stukje schenkt aan zijn zoon. Indien deze verdeling niet is uitgevoerd bij deze overdracht, dan zal dit op een later tijdstip zijn voltrokken.
5. Op 22 juni 1329 gaf de bisschop van Kamerijk de opdracht aan de deken van Mechelen en Antwerpen om de grenzen te bepalen tussen de kapel van Schriek en de parochie van Werchter.
Pas 20 jaar na de oprichting van de parochie wordt de grens ervan reeds in vraag gesteld.
De bouw van de nieuwe kerk te Schriek en de komst van een eigen pastoor ,zorgt voor problemen binnen de heerlijkheid Schriek met betrekking tot de verdeling van de kerkelijke taken. De paters van Park, die nog steeds de dienst verzorgden in de kapel van Grootlo voor de meest afgezonderde families binnen Schrieks Grootlo en Werchter, voelden zich bedreigd door de nieuwe parochie Schriek, die steeds meer en meer gezinnen van binnen het oude Grootlo wist aan te trekken. Het feit dat het gedeelte Werchter (Berthoutmoer) dat was bijgevoegd eigenlijk tot het bisdom Luik behoorde was nog een reden te meer om deze toestand aan te klagen en zoveel mogelijk munt te slaan uit het geschil met Kamerijk en de Berthouten. Het gebrek aan een echte Berthout als heer van de heerlijkheid Schriek laat zich nu duidelijk voelen. Floris was ondertussen zo groot en machtig geworden dat hij geen grote confrontatie met het bisdom Luik gaat voeren om een stukje moeras en heide. Dit waren in zijn ogen maar borrelnootjes, en men kon het machtige Luik en de abdij van Park beter tot vriend als tot vijand hebben voor het regelen van grotere en belangrijker zaken. Ik verdenk hem er dan ook nog van de naruurlijke in onnatuurlijke grenzen met Heist, ook een Luikse enclave, te hebben gewijzigd. Het resultaat van dit conflict is voor Schriek het totale verlies van de Bollo tot boven de Raambeek. De Bollotienden en de gronden verdwijnen onterecht in de rijke koffer van de abdij van Park, iets wat ze bij de vergroting van de kerk door een royale gift hebben trachten te verbloemen.
|